Vegetatietypen: Goed: Begroeiingen behorend tot het Genisto anglicae-callunetum (20Aa1) of sporadisch tot het Vaccinio-Callunetum (20Aa2).



Vergelijkbare documenten
Droge Europese heide (H4030) Verkorte naam: Droge heiden

Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix (H4010) Verkorte naam: Vochtige heiden

De klasse-overschrijdende rompgemeenschap RG Deschampsia flexuosa-[nardetea/calluno- Ulicetea] (19Aa2), wordt niet tot het habitattype gerekend.

Dystrofe natuurlijke poelen en meren (H3160) Verkorte naam: Zure vennen

Psammofiele heide met Calluna en Genista (H2310) Verkorte naam: Stuifzandheiden met struikhei

Elf jaar veranderingen in de Nederlandse stuifzanden in kaart gebracht

Droge Europese heide (H4030) Verkorte naam: Droge heiden

Herstel en beheer van heideterreinen

*Vastgelegde ontkalkte duinen met Empetrum nigrum (H2140) Verkorte naam: Duinheiden met kraaihei

*Actief hoogveen (H7110) Verkorte naam: Actieve hoogvenen

Natura 2000-gebied Drouwenerzand

Vegetatie van de heide,

Regionale analyse gebieden Tariefklassen per gemeente (casus gebieden) Regionale analyses Zoekkaart mogelijkheden Boeren voor Natuur

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet Bijlage bij besluit, Vergunningaa

Heide als landschap: historie, bodem en ontwikkeling. Rienk-Jan Bijlsma & Rein de Waal

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept

Natura 2000-gebied Boschhuizerbergen

Heidebeheer in de 21 e eeuw

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

Beboste duinen van het atlantische, continentale en boreale gebied (H2180) Verkorte naam: Duinbossen

goed alterniflori 3260A 05Ca04 Callitricho hamulatae- goed Ranunculetum fluitantis 3260A 05RG08 RG Callitriche platycarpa-

Eénjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia en andere zoutminnende soorten (H1310) Verkorte naam: Zilte pionierbegroeiingen

Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen

Natura 2000-gebied Borkeld

Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion (H7150) Verkorte naam: Pioniervegetaties met snavelbiezen

Natura 2000 gebied 23 - Fochteloërveen

BERGVENNEN. ROUTE 2,3 km

Heidebeheer en fauna. Verslag veldwerkplaats Droog Zandlandschap Strabrechtse Heide, 4 juni 2009

Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland (H5130) Verkorte naam: Jeneverbesstruwelen

Kleinschalig heidebeheer maatregelen diverse terreinen

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba offcinalis) (H6510) Verkorte naam: glanshaver- en vossenstaarthooilanden

Effectgerichte maatregelen: vergeet de fauna niet!

Biotoop heide. Cursus natuurmanagement, 2019

De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx).

1. Status. 2. Kenschets. 3. Definitie. H91F0 versie 1 sept 2008.doc. Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994).

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Berekening 1 bedrijf_cat4_5ha Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen

Berekening referentie Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen

Gebiedswijzer De Bruuk

Programma Aanpak Stikstof (PAS) Provincie Noord-Brabant

A E R I U S B CALCULATOR

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

wetenschappelijke naam vegetatietype

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Drukbegrazing en Chopperen als Alternatieven voor Plaggen van Natte heide

Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) (H1330) Verkorte naam: Schorren en zilte graslanden. 1. Status. 2.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Reptielen in de heide

Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition (H3150) Verkorte naam: meren met krabbenscheer en fonteinkruiden

Vegetatie duinen,

Flora van naaldbossen,

Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen (H2330) Verkorte naam: Zandverstuivingen

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee?

Grasland met Molinia op kalkhoudende, venige of lemige kleibodem (Eu-Molinion) (H6410) Verkorte naam: Blauwgraslanden

AERIUSÔ CALCULATOR. Berekening aanvraag. Kenmerken. Emissie. Depositie natuurgebieden. Depositie habitattypen

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Berekening Situatie 1 Kenmerken Samenvatting emissies Depositiekaart Depositieresultaten Gedetailleerde emissiegegevens

Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

Natura 2000 gebied 27 Drents-Friese Wold & Leggelderveld

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen

de gebiedsfase van de programmatische aanpak stikstof

Typische diersoorten van de Habitatrichtlijn,

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Herstel van een soortenrijk zandlandschap. Jaap Bouwman (Unie van Bosgroepen)

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

Vegetatie van Nederland

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Memo. Aanleiding De Cie. m.e.r. heeft kritiek op de Passende Beoordeling voor de Structuurvisie Veere. Het gaat om het aspect stikstofdepositie.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 2.7 eerste lid, van het Besluit natuurbescherming.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

G 3 anthoxanthetosum BC01A Sedo-Thymetum

Beheerplan Mantingerzand Een heidelandschap van formaat. Definitief november 2016

Natura 2000 gebied 128 Brabantse Wal

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen

ONTWERPBESLUIT DROUWENERZAND

Natura 2000-gebied Lonnekermeer

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Programma Aanpak Stikstof. in de provincie Noord-Brabant

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

Natura 2000-gebied Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

Natura 2000-gebied Holtingerveld

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx).

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Transcriptie:

Psammofiele heide met Calluna en Genista (H2310) Verkorte naam: Stuifzandheiden met struikhei 1. Status Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994) 2. Kenschets Beschrijving: Het habitattype omvat droge heiden op binnenlandse zandduinen in het Noordwest- Europese laagland. Deze landduinen zijn gevormd door verstuiving van dekzanden na de ijstijden. De bodems zijn zuur en uitgesproken voedselarm en behoren tot de zogenoemde duinvaaggronden of vlakvaaggronden 23. In de stuifzandheiden overheerst doorgaans struikhei (Calluna vulgaris). Andere dwergstruiken kunnen ook een belangrijke rol spelen, bijvoorbeeld blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus) of, op noordhellingen, rode bosbes (Vaccinium vitis-idaea). Struwelen met brem (Cytisus scoparius) of gaspeldoorn (Ulex europaeus) maken in veel gebieden deel uit van het heidelandschap en worden dan ook bij dit habitattype gerekend. Plaatselijk komen grasrijke delen voor met grassen zoals bochtige smele (Deschampsia flexuosa). Door grassen of struwelen gedomineerde begroeiingen kunnen afwisselen met de dwergstruikbegroeiingen en daarmee kleinschalige mozaïeken vormen. Indien de grasvelden en struwelen niet domineren, worden ze als deel van het habitattype beschouwd. In goed ontwikkelde stuifzandheiden dragen mossen en korstmossen bij aan de biodiversiteit. De vegetatiestructuur heeft een grote invloed op de soortenrijkdom en soortensamenstelling van de stuifzandheides. De structuur is direct afhankelijk van de vorm van het toegepaste beheer en de tijd die na de toepassing is verstreken. De structuur hangt ook samen met de levenscyclus van de struikhei. Na plaggen of branden moet struikhei zich opnieuw vestigen en uitgroeien. Het duurt twee tot drie jaar voordat de planten bloeien. De bedekking van de heideplanten is dan nog vrij gering. Op de kale zandige plekken vestigen zich in deze zogenoemde initiële fase diverse korstmossen van de geslachten Cladina en Cladonia. Na zes tot tien jaar neemt de bedekking van struikhei toe tot ze circa 90% is. De struikhei bloeit dan uitbundig. Deze optimale fase van de heidebegroeiing eindigt ongeveer 20 jaar na de initiële fase. Dan begint de degeneratiefase, waarbij de heidepollen vanuit het midden afsterven. De naar beneden gebogen, op de grond liggende takken aan de rand van de pol zijn echter in staat om wortels te vormen. Zo ontstaan cirkelvormige structuren met nog maar weinig groen blad in het midden. Dit biedt mossen en korstmossen veel kansen zich te vestigen. De bedekking van de hei neemt in dit stadium geleidelijk af tot minder dan 50%. Ook bloei neemt af en de bladproductie vermindert. Na circa 30 jaar sterft de hei af. Op de humus van de verweerde planten kan het korstmos Placynthiella icmalea dan een bruin, korrelig laagje vormen, waarna zich weer Cladonia-soorten kunnen vestigen, nu als secundaire pioniers. Qua begroeiing komt het habitattype sterk overeen met een ander type, de Droge Europese heide (habitattype H4030). Dat type beschrijft echter heiden van andersoortige bodems, zoals heiden van stuwwallen, tertiaire zandafzettingen, zandige grindterrassen en verdroogd hoogveen. Droge heide met dominantie van kraaihei (Empetrum nigrum) wordt beschouwd als een eigen habitattype (H2320). De plantengemeenschappen van goed ontwikkelde stuifzandheiden met struikhei behoren tot één verbond. Het is niet nodig om subtypen binnen het habitattype te onderscheiden. Vegetatietypen: Goed: Begroeiingen behorend tot het Genisto anglicae-callunetum (20Aa1) of sporadisch tot het Vaccinio-Callunetum (20Aa2). 23 Op de bodemkaart 1:50.000 betreft het de kaarteenheden Zn21, Zn23 of Zn30 (Zn = vlakvaaggronden) en Zd21, Zd23 of Zd 30 (Zd = duinvaaggronden) buiten het kustgebied. Op de geomorfologische kaart van Nederland betreft het de eenheden 2M16, 3K19, 3L8, 3L9, 4L8, 4L9, 12B9, 12C2, 12C3, 12O2, 13B9 en 13C2. 92

Daarnaast worden rompgemeenschappen met dominantie van grassen of struwelen, zoals RG Cytisus scoparius-[calluno-ulicetea] (20RG1) en Deschampsia flexuosa- (19RG2), tot het habitattype gerekend, in zoverre ze met de genoemde associaties kleinschalige mozaïeken vormen, maar niet domineren. Zelfstandige vormen van de genoemde rompgemeenschappen behoren niet tot het habitattype, maar kunnen hierin wel omgevormd worden. Code habitat Code Vegetatietypen Representativiteiwaarde Voor- (sub)type 2310 20AA01A Genisto anglicae-callunetum goed cladonietosum 2310 20AA01B Genisto anglicae-callunetum goed typicum 2310 20AA01B Genisto anglicae-callunetum goed typicum 2310 20AA01C Genisto anglicae-callunetum goed lophozietosum ventricosae 2310 20AA01D Genisto anglicae-callunetum goed danthonietosum 2310 20AA02 Vaccinio-Callunetum goed 2310 20RG01 RG Cytisus scoparius-[calluno- Ulicetea/Nardetea] Relatief belang in Europa: groot. Het habitattype komt voor in het Noordwest-Europese laagland (België, Nederland, Noordwest- Duitsland tot in Noord-Denemarken en de Baltische staten). De stuifzandheiden van ons land liggen centraal in het verspreidingsgebied en de hier aanwezige oppervlakten zijn groot. Nederland heeft daarom een grote verantwoordelijkheid voor het behoud van dit habitattype. 3. Kwaliteit Kenmerken van een goede structuur en functie: Dominantie van dwergstruiken (> 25%); Gevarieerde vegetatiestructuur; Aanwezigheid van hoge, oude heidestruiken; Hoge bedekking van mossen en korstmossen (> 30%); Lage bedekking van grassen (< 25%) en struweel (< 10%); Aaneengesloten oppervlakte van het type tenminste 0,5 ha. Ligging in een heide- of stuifzandlandschap 24. 4. Bijdrage van gebieden Verspreiding binnen Nederland: In ons land komt het habitattype verspreid voor op de pleistocene zandgronden, waar het plaatselijk grote aaneengesloten oppervlakten kan beslaan. 24 Hieronder wordt een mozaïek verstaan van deze heiden (H2310) met droge heiden (habitattypen H4030 en H2320), stuifzanden (H2330), natte heiden (H4010), hoogveen- en heidevennen (H3110, H3130, H3160, H7150), jeneverbesstuwelen (H5130) en loofbos (o.a. H9190). Van bijzondere betekenis op landschapsschaal zijn de overgangen naar beekdalen en hoogvenen. 93

Verspreidingskaart stuifzandheiden met struikhei Huidig voorkomen en Natura 2000: Momenteel bedekt het habitattype naar schatting enkele duizenden hectaren waarvan meer dan 70% binnen het Natura 2000 netwerk ligt. Gebieden met veruit de grootste oppervlakte aan stuifzandheide is de Veluwe (57), het Drents- Friese Wold en Leggelerveld (27) levert ook een grote. Grote oppervlakten ervan komen ook voor op de dekzandgronden van de Kempen (Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen (131), Kampina en Oisterwijkse Vennen (133), Maasduinen (145), Regte Heide en Riels Laag (134) en Strabrechtse heide en Beuven (137)). H2310 stuifzandheiden met struikhei: relatieve van Natura 2000 gebieden Natura 2000 gebied Huidige Potentiele Argumentatie (1) of (2) (1) (2) Veluwe ++ ++ (1) Opp. >15% én bijzondere kwaliteit Drents-Friese Wold & Leggelderveld + ++ (1) Opp. >15% e kwaliteit (2) kwaliteit wordt verbeterd Bakkeveense Duinen + + (1) Opp. 2-15% Bergvennen & Brecklenkampse + + (1) Opp. < 2% goede kwaliteit Veld Boschhuizerbergen + + (1) Opp. 2-15% Brabantse Wal + + (1) Opp. 2-15% Buurserzand & Haaksbergerveen + + (1) Opp. 2-15% Drentse Aa gebied + + (1) Opp. 2-15% Drouwenerzand + + (1) Opp. 2-15% Dwingelderveld + + (1) Opp. 2-15% Havelte-Oost + + (1) Opp. 2-15% Kampina & Oisterwijkse Vennen + + (1) Opp. 2-15% Kempenland West + + (1) Opp. < 2% goede kwaliteit Leenderbos, Groote Heide & De + + (1) Opp. 2-15% Plateaux Loonse en Drunense Duinen & + + (1) Opp. 2-15% Leemkuilen Maasduinen + + (1) Opp. 2-15% Mantingerzand + + (1) Opp. 2-15% Regte Heide & Riels Laag + + (1) Opp. 2-15% Strabrechtse Heide & Beuven + + (1) Opp. 2-15% 94

Natura 2000 gebied Huidige (1) Potentiele (2) Argumentatie (1) of (2) Vecht en Beneden-Reggegebied + + (1) Opp. < 2% goede kwaliteit 5. Beoordeling landelijke staat van instandhouding Trends: Droge heide is een typisch landschapselement van de hogere zandgronden waar sinds de Middeleeuwen door houtkap, branden en begrazing het bos is verdwenen. Het traditionele landbouwsysteem zorgde voor de instandhouding van heide op grotere aaneengesloten oppervlaktes, het zogenoemde potstal-systeem. Omstreeks 1850 was het verspreidingsgebied aan heide in brede zin in ons land op zijn grootst (circa 800.000 ha). De uitvinding van de kunstmest leidde de achteruitgang in. De heidevelden verloren hun traditionele agrarische functie. Grote delen ervan werden ontgonnen, bemest en omgevormd in moderne landbouwgronden (met name op iets rijkere gronden, heiden van habitattype H4030). Andere heiden werden beplant met naaldbos (met name op de armste gronden, heiden van habitattype H2310). In de loop van de periode 1850-1950 is de oppervlakte aan heide met meer dan 95% afgenomen. Vanaf 1960 vond geen grootschalige heideontginning meer plaats. De kwaliteit van de heide is nadien echter sterk achteruit gegaan door vergrassing en verbossing en daarmee is ook de oppervlakte verder afgenomen. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn de door luchtvervuiling verhoogde atmosferische depositie en het wegvallen van de traditionele gebruiksvormen van de heide. Het stoppen van het traditionele gebruik leidde tot vermindering van dynamiek in het heidelandschap. Grootschalig herstelbeheer met machinaal plaggen heeft plaatselijk geleid tot verarming van de biodiversiteit van droge heidebegroeiingen en hun fauna. Recente ontwikkelingen: Over de periode 1994-2004 is een verbetering opgetreden in de luchtkwaliteit en in de vorm van het gevoerde herstelbeheer. Vooral om meer rekening te houden met de fauna is het plagbeheer op veel plaatsen kleinschaliger geworden. Bovendien is men plaatselijk tijdens of na het afplaggen aanvullende soortgerichte maatregelen gaan toepassen. Beoordelingsaspect natuurlijk verspreidingsgebied: gunstig In de loop van de afgelopen twee eeuwen is het verspreidingsgebied in omvang min of meer gelijk gebleven. De aanwezigheid van de stuifzandheiden met struikheide is echter sterk uitgedund. Sinds 1950 is het verspreidingspatroon min of meer stabiel. Beoordelingsaspect oppervlakte: In de voorbije eeuwen bedekten heiden tot circa een kwart van het oppervlak in ons land. Daarvan was rond 1950 nog zo n tienduizend hectare over. Sinds die tijd is de oppervlakte verder teruggelopen door vergrassing en verbossing. De laatste jaren is deze achteruitgang een halt toegeroepen door op behoud gericht heidebeheer en plaatselijke ontbossing. Beoordelingsaspect kwaliteit: 1. Typische soorten: De soortenrijkdom van de heiden is sinds 1950 sterk achteruitgegaan. Typische plantensoorten die onder druk staan zijn onder meer stekelbrem, kruipbrem, klein warkruid en kleine wolfsklauw. Van de dieren zijn diverse soorten vogels, reptielen, amfibieën en vlinders in meer of mindere mate bedreigd. 2. Structuur en functie: De luchtkwaliteit is in de laatste jaren sterk verbeterd. Toch staat de kwaliteit van het habitattype nog steeds onder druk door een te hoge stikstofbelasting vanuit de lucht. Er zijn heidegebieden waar niet aan de ecologische vereisten voor behoud in een goede staat wordt voldaan. In die gebieden is het beheer te eenvormig zodat het leidt tot soortenarme en structuurarme heide. Of het beheer is er ontoereikend zodat verbossing plaatsvindt. In kleine heideterreinen weten diverse kenmerkende diersoorten zich niet of nauwelijks staande te houden. Beoordelingsaspect toekomstperspectief: 95

De geleidelijke vermindering van de zure en vermestende neerslag biedt perspectieven voor duurzaam herstel. De achtergrondbelasting ligt nog boven de critical load. Definitie gunstige staat van instandhouding: Voor een gunstige staat van instandhouding is vereist dat het habitattype verspreid over de verschillende regio s van de hogere zandgronden in Nederland voorkomt. Het totaal aan soortenrijke en structuurrijke stuifzandheiden met struikhei moet tenminste een oppervlakte zijn van 4.000 ha. Tenminste tien gebieden dienen een min of meer aaneengesloten oppervlakte van minimaal 200 ha te herbergen. Oordeel: Aspect 1994 2004 Verspreiding gunstig gunstig Oppervlakte Kwaliteit Toekomstperspectief Beoordeling SvI 6. Bronnen Smidt, J.T. de 1995. The imminent destruction of Northwest European heaths due to atmospheric nitrogen deposition. In: D.B.A. Thompson e.a. (red.), Heaths and moorland: Cultural landscapes: 34-45. Scottish Natural Heritage, Edinburgh. Bosman, W., C. van Turnhout & H. Esselink (1999). Effecten van herstelmaatregelen op diersoorten. Eerste versie van Standaard Meetprotocol Fauna, SMPF) en Richtlijnenprogramma Uitvoering Herstelmaatregelen Fauna, RUHF). Stichting Bargerveen / K.U. Nijmegen, Nijmegen. Cals, M.J.R. & J.G.M. Roelofs (1990). Prae-advies effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofiering in mineraalrijke heide- en schraallanden. K.U. Nijmegen, Nijmegen. Diemont, W.H. 1996. Survival of Dutch heathlands. IBN Scientific Contributions 1. IBN-DLO, Wageningen. Ketner-Oostra, R., 2006. Lichen-rich coastal and inland sand dunes (Corynephorion) in the Netherlands: vegetation dynamics and nature management. PhD Thesis, Wageningen University and Research Centre. Stuijfzand, S., C. van Turnhout & H. Esselink (2004). Gevolgen van verzuring, vermesting en verdroging en invloed van herstelbeheer op heidefauna. Basisdocument. OBN-rapport, Expertisecentrum LNV, Ede. Stumpel, A.H.P. (2004). Reptiles and amphibians as targets for nature management. Alterra Scientific Contributions 13, Alterra, Wageningen, 212 pp. Wamelink, G.W.W., H.F. van Dobben, E.P.A.G. Schouwenberg & J.P. Mol-Dijkstra (2002). Haalbaarheid van natuurdoeltypen in arme bossen en droge heide op de hogere zandgronden: een modelstudie. Alterra-rapport 562. Alterra, Wageningen. 96