Schadevergoeding na discriminatie



Vergelijkbare documenten
Datum Wijziging Awgb 20 september 2016 Ons kenmerk 2016/0125/AvD/KB/RG

Schadevergoeding na discriminatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Wettelijke kaders & Regelgeving: Handreikingen voor toepassing in de praktijk

Afstudeeronderzoek. : Eser Pusmaz Studentnummer : Studiejaar van afstuderen : 2015 Periode : H- Cluster (1 september t/m maart 2015)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

ECCVA/U CVA/LOGA 08/37 Lbr. 08/187

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend:

Stichting EJ van de Arbeid

Gedragscode FloreoKids. Versie

gelijke behandeling en passend onderwijs 25 maart 2014 Actieweek passend onderwijs

Gedragsregels. voor uitzendondernemingen

Gedragscode ter voorkoming van ongewenst gedrag

Gedragscode Stichting Kids op Vakantie Ter voorkoming van ongewenst gedrag

Recht op gelijke behandeling gehandicapten en chronisch zieken wettelijk geregeld

Gelijke behandeling. informatie voor werknemers

7 november 2013 Platformdag Gehandicapten mbo Marije Graven

Leidraad over het beroep op de onrechtmatige daad bij discriminatie en ongelijke behandeling

Aanvulling van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen en de toelichting daarop

Gedragscode stichting Torion

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Registratie gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Gemeente Maasdriel 2012

Wettelijke kaders & regelgeving

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Brussel, SG-Greffe(2008)D/

: G. Wilders Parketnummer : 13/ Officieren van justitie : mr. P. Velleman en mr. B. van Roessel Datum : 15 oktober 2010 (Samenvatting deel 2)

2. Hoe kan je de strijd tegen discriminatie aangaan?

Preventie en aanpak van ongewenst gedrag, intimidatie en discriminatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Gedragscode Versie: januari 2016 Vastgesteld: januari 2016 Door: Coördinatieteam Netwerk Gewoon Samen Evaluatiedatum: Januari 2017

Voorkeursbeleid: de (on)mogelijkheden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Interne gedragscode voor patiënten- en gehandicaptenorganisaties

Gedragscode CMWW. Met elkaar, voor elkaar. versie

De bestuurder van de Stichting Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg te Amsterdam;

TOELICHTING MELDING ONRECHTMATIGE INFORMATIE

GEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT

Rapport. Datum: 7 september 2001 Rapportnummer: 2001/271

Onderzoek naar discriminatie bij stagegevers Jamal Arssi

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

Jaarcijfers 2011 Discriminatie Meldpunt Groningen (DMG)

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van Richtlijn 2002/73/EG.

Date de réception : 01/03/2012

2. Soorten en verband

Casus 2 Werken in een mannenwereld

DijkmansBergJeths A D V O C A T E N WELKOM. Frank Rooijakkers, advocaat

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beantwoording vragen van de leden Van der Vlies (SGP) en Gesthuizen (SP):

Concurrentiebeding - werkgevers

Non-discriminatiebeleid, gedragscode en klachtregeling voor werkgevers...

Stappenplan voor werknemers die op het werk gepest worden

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 19 juni 2014 Onderwerp kwaliteit incassobranche

Tweede Kamer der Staten-Generaal

31 mei 2012 z

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

Zwaarlijvigheid kan een handicap vormen in de zin van de richtlijn betreffende gelijke behandeling inzake arbeid

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN GEEN VERPLICHTING TOT PERSOONLIJKE ARBEID Opgesteld door de Belastingdienst nr

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

LEIDRAAD KLEDING OP SCHOLEN

Camera-toezicht op de werkplek

Oordeel Datum: 3 augustus Dossiernummer: Oordeel in de zaak van [... ] wonende te [... ], verzoekster.

Zwangerschapsdiscriminatie

EUROPESE COMMISSIE TEGEN RACISME EN INTOLERANTIE

Geachte, Met vriendelijke groet, LijstvanDamme. Ombudsdienst

meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam &

HET NON-CONCURRENTIE BEDING

Onderwerp Uw brief van Datum Uw kenmerk Ons kenmerk I. Hoofdpunten

Gedragscode KION. 1. Inleiding

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht

gemeenteraad College van Burgemeester en Wethouders

Opinie inzake HvJ EG 21 februari 2008, zaak C-412/04 (Commissie-Italië)

Nederlands Instituut van Psychologen inzagerecht testgegevens

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR SCHOLING, COACHING EN OVERIGE DIENSTEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

DE ANTIDISCRIMINATIEWET GEVING & ONDERWIJS

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

SEKSISME TEGENGAAN: EEN UITDAGING VOOR DE GELIJKHEID VAN VROUWEN EN MANNEN. Een woordje uitleg bij de wet tegen seksisme in de openbare ruimte

SEKSISME TEGENGAAN: EEN UITDAGING VOOR DE GELIJKHEID VAN VROUWEN EN MANNEN. Een woordje uitleg bij de wet tegen seksisme in de openbare ruimte

Discriminatie op de arbeidsmarkt Informatie voor werkgevers

Aan dit antwoordmodel kunnen geen rechten worden ontleend.

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Te treffen maatregel voor deze doelgroep: Forfaitaire uitkering afhankelijk van de huwelijksduur van de betrokkenen.

Beveiligingsaspecten van webapplicatie ontwikkeling met PHP

Datum van inontvangstneming : 09/09/2013

Artikel 9 Herplaatsing

INHOUD. VOORWOORD... v HOOFDSTUK 1. DISCRIMINATIE OP DE WERKVLOER EN DE WETTEN VAN 10 MEI

Heroverweging van het last-in / first-out (lifo) beginsel bij bedrijfseconomisch ontslag. 9 juli 2004 CGB-advies/2004/05

Transcriptie:

2014 Schadevergoeding na discriminatie Ieder1Gelijk Arend Noorduijnstraat 15 6512 BK Nijmegen Opdrachtgever: Ieder1Gelijk Praktijkbegeleider: dhr. drs. R. Sluijs Docentbegeleider: mw. mr. L. Russo Tweede lezer: mw. mr. M. van Sambeek Afstudeeronderzoek Isterlin Barre 478500 februari 2014 juni 2014

Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksverslag dat gaat over de Nederlandse wet- en regelgeving omtrent discriminatie en welke mogelijkheden het civiel recht biedt om schade als gevolg van discriminatie vergoed te krijgen. De opdracht tot het onderzoek is gegeven door Ieder1Gelijk en het is uitgevoerd in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding HBO- Rechten van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Het onderwerp, dat zowel over het mensenrecht om gelijk behandeld en niet gediscrimineerd te worden als over het civiele rechtsbegrip onrechtmatige daad gaat, heeft mij de afgelopen maanden zeer geboeid. Discriminatie is nog altijd actueel en het blijft een grote uitdaging voor Nederland hiertegen te strijden. Het nader bestuderen en het toepassen van de onrechtmatige daad op het discriminatievraagstuk was een interessante combinatie. In ons burgerlijk recht is de onrechtmatige daad een belangrijke en bekende rechtsfiguur. Het onderzoek heeft mij een genuanceerdere kijk gegeven op het discriminatieprobleem. Veel discriminatie komt voort uit het zwart- wit denken van mensen. Geen mens is gelijk aan een ander mens. Iedereen vraagt om een nieuwe benadering en een eigen behandeling. Tegelijkertijd is voor de wet eenieder wel gelijk en moet men in gelijke gevallen, als die al bestaan, gelijk behandeld worden. Ik ben dankbaar voor de inzichten die voortkwamen uit deze tegenstrijdigheid. Het was een leerzame tijd. Dank ben ik verschuldigd aan mijn praktijkbegeleider Ralph Sluijs en directrice Gina Plaggenborg. Zij hebben mij deze mooie kans geboden en het afstuderen mogelijk gemaakt. Mijn docentbegeleider Lavinia Russo wil ik ook graag bedanken voor de ondersteuning en het feit dat ze altijd bereikbaar was. Daarnaast maakten mijn familie en vrienden het voor mij een stuk gemakkelijker om dit werk door te zetten. Tot slot dank ik de twee deskundigen die zich lieten bevragen over hun kennis en ervaringen. Dit was een prettig deel van het onderzoek omdat zo het onderwerp tot leven kwam. Rest mij niets meer dan u veel leesplezier te wensen met dit onderzoeksverslag. Nijmegen, mei 2014 Isterlin Barre 2

Inhoudsopgave Samenvatting... 5 DEEL I. INLEIDING... 10 Aanleiding... 10 Doelstelling onderzoek... 11 Afbakening onderzoek... 12 Onderzoeksvraag en deelvragen... 12 Opzet onderzoek en gebruikte onderzoeksmethoden... 12 Vooruitblik op de tekst... 13 DEEL II. ONDERZOEK... 15 1 DISCRIMINATIE IN HET STRAFRECHT EN HET CIVIEL RECHT... 15 1.1 Inleiding... 15 1.2 De Grondwet... 15 1.3 Het Nederlands Wetboek van Strafrecht en het verbod van discriminatie17 1.4 Discriminatie en het Burgerlijk Wetboek... 21 1.5 Conclusie... 26 2 DE NEDERLANDSE GELIJKEBEHANDELINGSWETGEVING... 27 2.1 Inleiding... 27 2.2 Hoofdregels en belangrijke begrippen... 27 2.3 De gelijkebehandelingswetten... 32 2.4 Verbanden... 34 2.5 Beroepsrecht... 34 2.6 Conclusie... 35 3 DE ONRECHTMATIGE DAAD... 36 3.1 Inleiding... 36 3.2 De leer van de onrechtmatige daad... 36 3.3 Vereisten onrechtmatige daad... 37 3.4 Vorderingen... 42 3.5 Bewijs... 43 3.6 Jurisprudentie... 45 3.7 Criteria voor schadevergoeding... 50 3.8 Conclusie... 51 4 KAN IEDER1GELIJK NAMENS DE CLIENT EEN ZAAK AANHANGIG MAKEN BIJ DE CIVIELE RECHTER OP GROND VAN DE ONRECHTMATIGE DAAD? ZO JA, HOE?... 53 4.1 Inleiding... 53 3

4.2 Kan Ieder1Gelijk namens de cliënt een zaak aanhangig maken bij de civiele rechter op grond van de onrechtmatige daad? Zo ja, hoe?... 53 4.3 Procedure... 55 4.4 Criteria voor schadevergoeding... 56 4.5 Conclusie... 57 5 CONCLUSIE EN AANBEVELING... 58 5.1 Conclusie... 58 5.2 Aanbeveling... 61 Bronnenlijst... 63 Bijlagen... 66 4

Samenvatting In opdracht van stichting Ieder1Gelijk te Nijmegen heb ik onderzocht wat er in de Nederlandse wet- en regelgeving is vastgelegd over discriminatie en welke mogelijkheden het civiel recht biedt om schade als gevolg van discriminatie vergoed te krijgen. Hieronder leest u de samenvatting van dit onderzoek. Discriminatie in het strafrecht en civiel recht In hoofdstuk één wordt weergegeven welke plaats discriminatie heeft in het strafrecht en het civiel recht. In dit hoofdstuk zijn alle artikelen in de grondwet, strafrecht en civiel recht onderzocht die te maken hebben met discriminatie en ongelijke behandeling. Artikel 1 GW is een algemene bepaling die in de eerste plaats de overheid verbiedt om haar burgers te discrimineren. Artikel 1 GW verplicht de overheid ertoe gelijkheid te verzekeren. Voor de overheid dient iedereen gelijk te zijn. De Grondwet heeft betrekking op de verhouding overheid burger en heeft dus in principe slechts verticale werking. Uit artikel 1 vloeien uitsluitend verplichtingen voor de overheid voort, niet voor individuele personen. Het beschermt individuen tegen de overheid en houdt dus niet in dat burgers elkaar onderling (in horizontale relaties) gelijk moeten behandelen. Daarvoor bestaan andere wetten zoals de Algemene Wet Gelijke Behandeling en het Wetboek van Strafrecht. In de eerste volzin van artikel 1 GW is het gelijkheidsbeginsel neergelegd: gelijke gevallen dienen gelijk te worden behandeld. De tweede volzin van artikel 1 GW bevat het discriminatieverbod. De Nederlandse strafwet bevat al sinds 1932 het verbod van discriminatoire belediging. Bij Implementatie van het Internationaal verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie (IVUR) zijn in 1971 de toenmalige bepalingen redactioneel gewijzigd en terechtgekomen in artikel 137c e.v. Wetboek van Strafrecht. Hiermee zijn bepaalde vormen van discriminatie strafbaar gesteld. De strafrechtelijke bepalingen omtrent discriminatie hebben slechts betrekking op een beperkt aantal gronden: ras, godsdienst of levensovertuiging, hetero- of homoseksuele gerichtheid en lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. In dit rijtje ontbreken dus de gronden geslacht, nationaliteit, burgerlijke staat, arbeidsduur, soort contract, chronische ziekte en leeftijd die wel beschermd worden door de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) en andere privaatrechtelijke gelijkebehandelingswetgeving. De strafbepalingen omtrent discriminatie hebben een open karakter. Of een uiting of handeling als discriminatie kan worden aangemerkt, moet de rechter bepalen aan de hand van de omstandigheden. De specifieke discriminatiedelicten zijn vanaf artikel 137c t/m 137g en artikel 429quater opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. De normen die discriminatie in het civiel recht verbieden, zijn neergelegd in het Burgerlijk Wetboek en de gelijkebehandelingswetgeving. In het Burgerlijk Wetboek is het verbod van onderscheid slechts opgenomen in de artikelen 7:646 t/m 7:649. Deze artikelen zien toe op de gelijke behandeling tijdens de arbeid. 5

De Nederlandse gelijkebehandelingswetgeving In hoofdstuk twee worden de gelijkebehandelingswetten in Nederland volledig weergegeven. Om het recht op gelijke behandeling te garanderen zowel tussen overheid en burgers, als tussen burgers onderling, is artikel 1 van de Grondwet in de gelijkebehandelingswetgeving uitgewerkt. Hierdoor ontstaat naast de verticale werking ook de horizontale werking. De gelijkebehandelingswetten hebben betrekking op de gronden: godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid, burgerlijke staat, leeftijd, handicap of chronische ziekte, arbeidsduur en soort contract. Er bestaan twee vormen van onderscheid, namelijk direct en indirect onderscheid. Bij direct onderscheid wordt rechtstreeks verwezen naar een bepaalde grond. Een werkgever die een allochtone, geschikte sollicitant afwijst vanwege mogelijke bezwaren van zijn klanten tegen verkopers van allochtone afkomst, maakt direct onderscheid op grond van ras. Bij indirect onderscheid hanteert men een ogenschijnlijk neutraal criterium, dat echter in de praktijk leidt tot benadeling van personen met een bepaalde godsdienst, een bepaald ras, een bepaald geslacht, een bepaalde seksuele gerichtheid et cetera. De gelijkebehandelingswetten bestaan uit: Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL), Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ), Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB), Wet onderscheid arbeidsduur (WOA) en Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd (WOBOT). De onrechtmatige daad In hoofdstuk drie wordt weergegeven wat de onrechtmatige daad precies inhoudt en of het een geschikt rechtsmiddel is voor het verkrijgen van schadevergoeding in het geval van discriminatie en ongelijke behandeling. Het beroep op de onrechtmatige daad via de civiele rechter biedt een mogelijkheid tot het opleggen van een sanctie bij discriminatiezaken aan het slachtoffer. Het voordeel van het instellen van een beroep bij de civiele rechter is dat deze, in tegenstelling tot het College voor de Rechten van de Mens, wel bindende uitspraken kan doen. Om te spreken van een onrechtmatige daad, moet eerst worden voldaan aan de vereisten die zijn opgenomen in artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW). Er moet sprake zijn van een onrechtmatige gedraging, deze gedraging moet toerekenbaar zijn aan de dader, er moet sprake zijn van schade, er moet een causaal verband zijn tussen de daad en de schade en tot slot moet de onrechtmatige daad op grond van artikel 6:163 BW voldoen aan het relativiteitsvereiste. Uit dit onderzoek blijkt dat er bij discriminatiezaken gekozen is voor de versoepeling van de vereisten van de onrechtmatige daad. Deze versoepeling van de vereisten van de onrechtmatige wordt uitgelegd in het Dekker arrest. Discriminatie kan op elke grond van artikel 6:162 BW lid 2 worden aangemerkt als onrechtmatige daad. Elke schending van het discriminatieverbod zorgt voor een volledige aansprakelijkheid voor de discriminerende persoon, omdat deze zich onrechtmatig gedraagt tegenover het slachtoffer. De schade die uit de onrechtmatige daad ontstaat kan op grond van artikel 6:95 juncto 6:106 BW aangemerkt worden als materiële schade en immateriële schade. Uit artikel 149 Burgerlijke Rechtsvordering (RV) 6

blijkt dat het belangrijk is om de immateriële schade te onderbouwen, zodat de schadevergoeding geheel wordt toegewezen. De schade wordt namelijk niet aanwezig geacht, als deze niet voldoende is onderbouwd. Er bestaat ook een versoepelde bewijslastregeling bij discriminatiezaken. Door de toepassing van de normale bewijslastregeling uit artikel 150 RV, is het lastig om aan te tonen dat er sprake is van discriminatie. Op grond van artikel 150 RV is de gediscrimineerde persoon belast met het leveren van bewijsmateriaal. Terwijl het bij discriminatie vaak gaat om het gevoel of het vermoeden dat er is gediscrimineerd. De Europese wetgever wilde dat de lidstaten maatregelen zouden nemen zodat de gediscrimineerde persoon slechts dient aan te tonen dat er een vermoeden is van discriminatie. In Nederland is deze maatregel opgenomen in artikel 10 van de Algemene wet gelijke behandeling. Dit betekent dat bij discriminatiezaken de omgekeerde bewijslastregeling wordt toegepast. Door de verschuiving van het bewijslast is het aantonen van discriminatie makkelijker geworden. Het vermoeden dat er is gediscrimineerd, is voldoende. Uit het jurisprudentieonderzoek in paragraaf 3.6 is gebleken dat er wel eerder een beroep is gedaan op de onrechtmatige daad bij discriminatiezaken, maar dat het slechts om een beperkt aantal zaken gaat. Bij slechts één van de drie behandelde zaken is de schadevergoeding toegekend aan eiser. Belangrijk blijkt om de vordering geheel te onderbouwen en te motiveren. Tevens bleek dat de omgekeerde bewijslastregeling niet altijd geldt bij discriminatie. De algemene bepalingen van de bewijslastregeling van artikel 150 RV gelden alleen als een beroep wordt gedaan op artikel 8 en 8a AWGB. Bij een dergelijk beroep moet de eiser stellen en bewijzen in plaats van de gedaagde. Het zelfstandig aanhangig maken van een zaak bij de rechter door Ieder1Gelijk In hoofdstuk vier wordt er een antwoord gegeven op de vraag; of Ieder1Gelijk namens de cliënt een zaak aanhangig kan maken bij de civiele rechter op grond van de onrechtmatige daad. Aan de hand van een gesprek met de heer Verhaagh, advocaat civiel recht bij Van Schie advocaten te Nijmegen en met ondersteuning van mevrouw Hofmeijer, docente civiel recht aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, is dit hoofdstuk uitgewerkt. Afhankelijk van de aard van de procedure kan Ieder1Gelijk namens de cliënt een zaak aanhangig maken bij de civiele rechter op grond van de onrechtmatige daad. Uit artikel 42 Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en artikel 92 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (RV) volgt de gezochte oplossing omdat de onrechtmatige daad een dagvaardingsprocedure betreft. In het Nederlands burgerlijk recht worden alle procedures ingeleid met een dagvaarding, tenzij in de wet is bepaald dat de procedure moet worden ingeleid met een verzoekschrift (artikel 261 lid twee RV). Deze formulering maakt duidelijk dat de verzoekschriftprocedure een uitzondering is op de hoofdregel. Of een geding moet worden aangevangen met een verzoekschrift dan wel met een dagvaarding kan worden afgeleid uit de bewoordingen van de wet. Wordt gesproken van 'verzoek', dan is sprake van een verzoekschriftprocedure. Spreekt de wet van 'vordering', dan is een dagvaarding de geëigende weg. Gezien het feit dat er in artikel 93 RV wordt gesproken van een vordering, kan de conclusie worden getrokken dat het verkrijgen van schadevergoeding via de onrechtmatige daad een dagvaardingsprocedure betreft en geen verzoekschriftprocedure. In artikel 42 RO staat beschreven dat Ieder1Gelijk zich moet wenden tot de rechtbank omdat deze bevoegd is kennis te nemen van alle burgerlijke zaken. 7

Afhankelijk van de aard van de procedure zal Ieder1Gelijk naar de sector civiel of de sector kanton moeten van de rechtbank. Artikel 93 RV bepaalt welke zaken bij de sector kanton moeten worden neergelegd. Valt de vordering van Ieder1Gelijk hier niet onder dan zal Ieder1Gelijk zich moeten wenden tot de sector civiel en zal de stichting zich moeten laten bijstaan door een advocaat bij een dergelijke procedure. Een onrechtmatige daad procedure is in principe afdeling civiel, tenzij de claim op geld waardeerbaar is en minder dan 25.000-, euro bedraagt. Bedraagt de claim meer dan 25.000-, euro dan wordt er niet meer voldaan aan artikel 93 RV en kan er geconcludeerd worden dat sector kanton hier niet bevoegd is maar sector civiel. In dat geval kan Ieder1Gelijk niet meer zelfstandig een zaak aanhangig maken en is de bijstand van een advocaat verplicht. De conclusie en aanbeveling In de Nederlandse wet- en regelgeving is het verbod van discriminatie als eerste opgenomen in de Grondwet. In artikel 1 van de Grondwet zijn het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod neergelegd. In het strafrecht zijn de specifieke discriminatiedelicten opgenomen in de artikelen 137c t/m 137g en artikel 429qauter Wetboek van Strafrecht. In het Burgerlijk Wetboek is het verbod van onderscheid slechts opgenomen in de artikelen 7:646 t/m 7:649. Deze artikelen zien toe op de gelijke behandeling tijdens de arbeid. De Nederlandse gelijkebehandelingswetgeving bestaat uit zes verschillende wetten. Namelijk: Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL), Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ), Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB), Wet onderscheid arbeidsduur (WOA) en Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd (WOBOT). Het civiel recht biedt maar één mogelijkheid om schade als gevolg van discriminatie vergoed te krijgen en dat is via de onrechtmatige daad procedure van artikel 6:162 BW. In het civiel recht zijn er grofweg twee verbintenissen: verbintenissen uit overeenkomst en verbintenissen uit de wet. Als een overeenkomst niet wordt nagekomen spreekt men van een contractbreuk. Het voorbeeld bij uitstek van een verbintenis uit de wet is de verplichting om de schade te vergoeden die voortvloeit uit een onrechtmatige daad. In hoofdstuk drie is er al geconcludeerd dat het bij discriminatiezaken gaat om een verbintenis uit de wet en niet om een verbintenis uit een overeenkomst. Door middel van een voorbeeld is het uitgelegd. Naar aanleiding van dit onderzoek en het gesprek met mr. S.T.W. Verhaagh, advocaat civiel recht en verbintenissenrecht bij Van Schie advocaten te Nijmegen, is deze conclusie getrokken. Naar aanleiding van dit onderzoek wil ik Ieder1Gelijk adviseren om een weloverwogen beslissing te nemen wat het bijstaan van cliënten betreft in een civielrechtelijke procedure. Het is belangrijk om de resultaten van dit onderzoek en het beroepsproduct goed te bestuderen alvorens een beslissing wordt genomen. Duidelijk is dat Ieder1Gelijk meer wil kunnen betekenen voor haar cliënten. Het voeren van een procedure op grond van de onrechtmatige daad voor de cliënt draagt daaraan bij. Wel is gebleken dat er bij een dergelijke procedure de nodige kosten, tijd, scholing en verantwoordelijkheid bij komen kijken. Ik adviseer Ieder1Gelijk niet om te kiezen tussen het bijstaan van een cliënt of om dit over te laten aan een advocaat. Ik adviseer Ieder1Gelijk wel om de resultaten van het onderzoek te bespreken in een vergadering en een ieder zijn of haar mening te laten horen. Voordat er een beslissing 8

wordt genomen moet Ieder1Gelijk zich ervan bewust zijn wat de procedure inhoudt, wat de extra kosten zijn, hoeveel tijd het in beslag neemt en op welke manier er bijgeschoold gaat worden. Het beroepsproduct De conclusie en aanbeveling zijn verwerkt in het beroepsproduct. Het beroepsproduct bestaat uit een stappenplan waarin ik Ieder1Gelijk stap voor stap mee neem in een onrechtmatige daad procedure. Het probleem is dat Ieder1Gelijk niet weet hoe een civiele procedure op grond van een onrechtmatige daad gevoerd moet worden en wat daar allemaal bij komt kijken. Ik ga dat probleem oplossen door een stappenplan te maken waarbij ik Ieder1Gelijk door de procedure heen leid. Ik neem Ieder1Gelijk als het ware bij de hand en stop bij ieder station voor het geven van uitleg en advies. Het is daarna aan Ieder1Gelijk om te bepalen wat ze met het beroepsproduct gaat doen. Wordt het roer omgegooid en gaat Ieder1Gelijk cliënten die recht hebben om de geleden schade vergoed te krijgen, bij- staan in een civiele procedure? Of laten ze het bij de huidige werkwijze omdat het bijvoorbeeld te ingewikkeld is of teveel tijd kost? 9

DEEL I. INLEIDING Aanleiding Ieder1gelijk is het bureau voor gelijke behandeling in Gelderland- Zuid. Ieder1gelijk is een laagdrempelige en onafhankelijke organisatie voor iedereen die met discriminatie te maken krijgt in de regio Gelderland- Zuid. Het bureau richt zich op het voorkomen, signaleren en bestrijden van alle vormen van discriminatie. Bij Ieder1gelijk komen ook cliënten die schade hebben geleden als gevolg van discriminatie. Bijvoorbeeld een zwarte medewerker die ontslagen wordt vanwege zijn huidskleur en hierdoor zijn inkomsten derft. Ieder1Gelijk kan een dergelijke zaak dan aanhangig maken bij het College voor de Rechten van de Mens in Utrecht. Het College oordeelt of er sprake is geweest van discriminatie maar dat oordeel is helaas niet bindend en sanctieloos. Cliënten kunnen dus naar aanleiding van dat oordeel de geleden schade niet vergoed krijgen. De drempel om zelf naar de civiele rechter toe te stappen is te hoog voor cliënten. Het doel is om die drempel te verlagen als zo n procedure namens de cliënt gevoerd kan worden door Ieder1Gelijk. Het probleem is dat cliënten, zoals Ieder1Gelijk nu te werk gaat, moeten worden doorverwezen naar een advocaat om een civielrechtelijke procedure op grond van een onrechtmatige daad te starten bij de civiele rechter. Dit omdat Ieder1Gelijk niet voldoende op de hoogte is hoe een dergelijke procedure gevolgd moet worden. De nodige kennis om dit voor de cliënt te kunnen afhandelen ontbreekt nog. In de praktijk zien cliënten dan sneller af van een civielrechtelijke procedure, omdat ze dat een te grote of te enge stap vinden. Bijvoorbeeld vanwege de kosten en de risico s. Als Ieder1Gelijk dit voor de cliënten kan doen hoeft doorverwijzing niet meer plaats te vinden en kunnen ze worden ondersteund door hun vertrouwde klachtbehandelaar. Tot nu toe worden er weinig procedures gevoerd in het civiel recht wat betreft de onrechtmatige daad als gevolg van discriminatie. Een bijkomend voordeel zou dus zijn dat er meer jurisprudentie ontstaat op het gebied van discriminatie. Feitelijk komt het erop neer dat Ieder1Gelijk meer wil kunnen betekenen voor haar cliënten. Als er in de toekomst cliënten komen die als gevolg van discriminatie schade hebben geleden wil Ieder1gelijk deze cliënten niet meer doorverwijzen maar zelf een civiele procedure starten namens de cliënt om zo de geleden schade vergoed te krijgen. Het probleem is dat Ieder1Gelijk niet weet hoe een dergelijke procedure in elkaar steekt en wat er allemaal bij komt kijken. Tijdens mijn stage heeft mijn praktijkbegeleider kenbaar gemaakt dat hij dit onderwerp al een tijdje onderzocht wil hebben maar dat het er steeds niet van komt. Omdat ik het erg naar mijn zin had en me thuis voelde bij Ieder1gelijk ben ik op zijn voorstel ingegaan. Zo is het onderwerp van mijn afstudeeronderzoek tot stand gekomen. De AOD- commissie heeft mij verder op weg geholpen en daar vloeien mijn huidige onderzoeksvraag en deelvragen uit voort. De AOD- commissie heeft mij ondersteuning geboden bij de totstandkoming van mijn onderzoek. Volgens de AOD- commissie moest het strafrecht ook een rol krijgen in mijn onderzoek om het beeld compleet te maken. Om deze reden maak ik een uitstapje naar het strafrecht 10

om een volledig beeld te geven inzake discriminatie. Het strafrecht komt dus bij deelvraag één uitgebreid aan bod. Daar wordt de relatie tussen het strafrecht en discriminatie geschetst, maar het civiel recht staat in mijn onderzoek centraal en daar is het onderzoek ook op gericht. Doelstelling onderzoek Wat is de doelstelling van Ieder1Gelijk met betrekking tot het onderzoek? Het doel van Ieder1Gelijk is dat er meer procedures worden gevoerd in het civiel recht wat betreft de onrechtmatige daad als gevolg van discriminatie. Tevens wil Ieder1Gelijk dat er meer jurisprudentie ontstaat op het gebied van discriminatie. Ieder1Gelijk wil ook meer kunnen betekenen voor haar cliënten. Ieder1Gelijk wil dat alle cliënten die schade hebben geleden, die ook daadwerkelijk vergoed krijgen. Met de huidige werkwijze gebeurt dat niet omdat cliënten doorverwezen moeten worden naar een advocaat. Het is gebleken dat de drempel om zelf naar de civiele rechter toe te stappen te hoog is voor cliënten. Het doel is om die drempel te verlagen als zo n procedure gevoerd kan worden door Ieder1Gelijk namens de cliënt. Hoe gaat de doelstelling bereikt worden? Het probleem is dat Ieder1Gelijk niet weet hoe een civielrechtelijke procedure op grond van een onrechtmatige daad gevoerd moet worden bij de civiele rechter. De nodige kennis om dit voor de cliënt te kunnen afhandelen ontbreekt. Ik ga dat probleem oplossen door een stappenplan te maken voor Ieder1Gelijk waar de procedure stap voor stap uitgelegd wordt. Het probleem is dan opgelost. Vanaf dat moment kan Ieder1Gelijk zelf een procedure starten voor haar cliënten en hoeft doorverwijzing niet meer plaats te vinden. Dat betekent dus dat er meer procedures gevoerd kunnen worden in het civiel recht als gevolg van discriminatie. Dat leidt dan weer tot meer jurisprudentie op het gebied van discriminatie. Ieder1Gelijk kan dus door het te verwachten eindproduct haar doelstelling bereiken. Wat is het te verwachten eindproduct voor Ieder1Gelijk? Het eindproduct dat ik uiteindelijk zal leveren voor Ieder1Gelijk is een stappenplan waarbij ik Ieder1Gelijk stap voor stap mee neem in een onrechtmatige daad procedure. Het probleem is dat Ieder1Gelijk niet weet hoe een civiele procedure op grond van een onrechtmatige daad gevoerd moet worden en wat daar allemaal bij komt kijken. Ik ga dat probleem oplossen door een stappenplan te maken waarbij ik Ieder1Gelijk door de procedure heen leid. Ik neem Ieder1Gelijk als het ware bij de hand en stop bij iedere station voor het geven van uitleg en advies. Het is daarna aan Ieder1Gelijk om te bepalen wat ze met het beroepsproduct gaat doen. Wordt het roer omgegooid en gaat Ieder1Gelijk cliënten die recht hebben om de geleden schade vergoed te krijgen bij staan in een civiele procedure? Of laten ze het bij de huidige werkwijze omdat het bijvoorbeeld te ingewikkeld is of teveel tijd kost? Daar komen we in juni 2014 achter. 11

Afbakening onderzoek De randvoorwaarde die is opgenomen, is dat binnen de geplande vijf maanden het onderzoek verricht moet worden. Er is fulltime aan het onderzoek gewerkt. De werkzaamheden zijn verricht op kantoor en op school. Het onderzoek naar de beantwoording van de hoofdvraag en subvragen, het opleveren van het beroepsproduct, het schrijven van de scriptie en het houden van de presentatie en verdediging dienen binnen vijf maanden afgerond te zijn. De beperking richt zich op het gebied dat ik heb onderzocht. Mijn onderzoek heeft zich beperkt tot het Nederlands strafrecht en civiel recht omtrent discriminatie. Om het nog specifieker te maken heeft mijn onderzoek zich vooral gericht op de mogelijkheden die het civiel recht biedt om schade als gevolg van discriminatie vergoed te krijgen en op wat er in de Nederlandse wet- en regelgeving is vastgelegd over discriminatie. Ik heb mij verdiept in de instrumenten die het civiel recht biedt om de schade als gevolg van discriminatie succesvol te kunnen claimen. Voor subvraag 1 heb ik ook de nationale discriminatiewetgevingen onder de loep genomen omdat dat wordt gevraagd in het tweede gedeelte van de hoofdvraag zoals hierboven ook staat beschreven. Tijdens het onderzoek is de hoofdvraag aangepast op advies van mijn docentbegeleider omdat dat in het voordeel van mijn onderzoek was. In mijn plan van aanpak heb ik aangegeven dat ik daar voor open sta zolang het onderzoek daar baat bij heeft en dat was zeker het geval. Onderzoeksvraag en deelvragen De hoofdvraag luidt als volgt: Wat is er in de Nederlandse wet- en regelgeving vastgelegd over discriminatie en welke mogelijkheden biedt het civiel recht om schade als gevolg van discriminatie vergoed te krijgen? De deelvragen luiden als volgt: 1. Wat is er in de Nederlandse wet- en regelgeving vastgelegd over discriminatie? 2. Wat houdt de onrechtmatige daad precies in? 3. Kan Ieder1Gelijk namens de cliënt een zaak aanhangig maken bij de civiele rechter op grond van de onrechtmatige daad? Opzet onderzoek en gebruikte onderzoeksmethoden Om een antwoord te krijgen op de hoofdvraag en subvragen heb ik verschillende bronnen moeten bestuderen. Ik had verschillende vragen die eerst beantwoord moesten worden zodat ik daarna kon komen op het antwoord van de hoofdvraag. Dit onderzoek is een combinatie van literatuurstudie en veldonderzoek. De bedoeling van het veldonderzoek was om het onderzoek interessanter te maken. Ik ben begonnen met het grondig onderzoeken van de literatuur omtrent discriminatie, onder andere handboeken. Daarnaast heb ik me verdiept in de wetgeving wat discriminatie betreft, dit om erachter te komen welke discriminatiewetge- 12

vingen er in Nederland zijn. Het bestuderen van jurisprudentie speelde ook een belangrijke rol in het onderzoek maar dat was in enig opzicht lastiger, omdat de jurisprudentie op dit gebied schaars is. De opdrachtgever is ook van mening dat er te weinig procedures worden gevoerd op grond van discriminatie en het doel is dat er meer jurisprudentie ontstaat op dit gebied. Gezien het bovenstaande heb ik desk research en literatuurstudie gehanteerd. Deskresearch is het verzamelen van gegevens/informatie over een onderwerp uit bronnen als websites, databanken, catalogi, kranten, tijdschriften, archieven, in elektronische of papieren vorm en het integreren van die informatie met bestaande kennis. In het plan van aanpak schreef ik dat ik tevens veldonderzoek wilde verrichten omdat het mij zinvol leek om deskundigen op dit gebied te kunnen spreken. Het is mij gelukt om twee deskundigen te spreken en ik ben verrijkt door hun ervaring en deskundigheid. Mijn eerste interview/gesprek was met prof. mr. A.B. Terlouw, hoogleraar aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Zij heeft het boek Gelijkheid en diversiteit in de multiculturele samenleving geschreven, dat ik voor dit onderzoek gebruikt heb. Het was een verfrissend en een informatief gesprek en van toegevoegde waarde voor het onderzoek. Mijn tweede gesprek was met mr. S.T.W. Verhaagh, advocaat civiel recht en verbintenissenrecht bij Van Schie advocaten te Nijmegen. Aan hem heb ik de laatste deelvraag voorgelegd, die hij uitgebreid heeft beantwoord. Hij heeft zijn deskundigheid en ervaring met mij gedeeld. Mijn streven was om de laatste deelvraag ook door middel van een interview te beantwoorden en het is goed voor het onderzoek dat het gelukt is. Vooruitblik op de tekst In hoofdstuk één van dit onderzoek is gekeken naar de plaats van discriminatie in het strafrecht en het civiel recht. Alle artikelen die van belang zijn voor het onderzoek zijn aan bod gekomen en zijn volledig uitgewerkt. Hoofdstuk twee gaat over de gelijkebehandelingswetgeving in Nederland. De hoofdregels en belangrijke begrippen zijn behandeld en iedere wet is afzonderlijk behandeld. In hoofdstuk drie is het beroep op de onrechtmatige daad uitgebreid behandeld om er achter te komen of artikel 6.162 Burgerlijk Wetboek (BW) een geschikt rechtsmiddel is voor het verkrijgen van schadevergoeding in het geval van discriminatie en ongelijke behandeling. Er is een theoretische schets gemaakt van de onrechtmatige daad en wat deze kan betekenen voor het slachtoffer. In hoofdstuk vier is er antwoord gegeven op de belangrijkste vraag van de opdrachtgever. Namelijk op de vraag of Ieder1Gelijk zelfstandig een zaak aanhangig kan maken bij de civiele rechter op grond van de onrechtmatige daad namens de cliënt. Daarbij is ook de te volgen procedure uiteengezet. Hoofdstuk vijf bevat de conclusie van het onderzoek. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag van het onderzoek. De conclusie wordt uitgewerkt aan de hand van de 13

bevindingen uit de deelvragen van het onderzoek. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ook aanbevelingen gedaan aan Ieder1Gelijk In de bijlage treft u het interview met prof. mr. A.B. Terlouw, hoogleraar aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Het gesprek met mr. S.T.W. Verhaagh, advocaat civiel recht en verbintenissenrecht bij Van Schie Advocaten is verwerkt in hoofdstuk vier. Ten slotte is naast dit onderzoeksverslag ook een beroepsproduct geleverd in de vorm van een stappenplan waarbij ik Ieder1Gelijk stap voor stap mee neem in een onrechtmatige daad procedure. 14

DEEL II. ONDERZOEK 1 DISCRIMINATIE IN HET STRAFRECHT EN HET CIVIEL RECHT 1.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt welke plaats discriminatie heeft in het strafrecht en het civiel recht. Het behandelen van dit hoofdstuk is belangrijk voor het beantwoorden van de hoofdvraag. Een deel van de hoofdvraag heeft namelijk te maken met de Nederlandse weten regelgeving omtrent discriminatie. Door te beschrijven wat er in het strafrecht en civiel recht staat over discriminatie wordt het beantwoorden van de hoofdvraag in gang gezet. Dit hoofdstuk draagt bij aan de beantwoording van het eerste gedeelte van de hoofdvraag. In dit hoofdstuk komen alle artikelen aan bod die met discriminatie te maken hebben en worden deze volledig uitgewerkt. 1.2 De Grondwet Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Aldus luidt de tekst van artikel 1 Grondwet. Artikel 1 Grondwet verplicht de overheid ertoe gelijkheid te verzekeren. Voor de overheid dient iedereen gelijk te zijn. De essentie van gelijke behandeling is echter niet het waarborgen van gelijkheid, maar het garanderen van verscheidenheid. Het gelijkheidsbeginsel van de Grondwet geldt voor verticale relaties. Op grond van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) en andere gelijkebehandelingswetgeving geldt het verbod van onderscheid echter ook voor sommige horizontale relaties. Deze wetten richten zich met name op het tegengaan van ongelijke behandeling op het werk en bij het aanbieden van goederen en diensten. Sinds de grondwetsherziening van 1983 zijn in artikel 1 Grondwet het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod neergelegd. De Grondwet heeft betrekking op de verhouding overheid burger en heeft dus in principe slechts verticale werking. Uit artikel 1 vloeien uitsluitend verplichtingen voor de overheid voort, niet voor individuele personen. Artikel 1 Grondwet formuleert een recht waarop de burger zich voor de rechter rechtstreeks kan beroepen. Het beschermt individuen tegen de overheid en houdt dus niet in dat burgers elkaar onderling (in horizontale relaties) gelijk moeten behandelen. Daarvoor bestaan andere wetten zoals de Algemene Wet Gelijke Behandeling en het Wetboek van Strafrecht, die hierna worden behandeld. Artikel 1 Grondwet verplicht de overheid allen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk te behandelen. Artikel 1 geldt dus ook voor wie de essentie van artikel 1 zelf niet erkent. Ook mensen die de gelijkheid van man en vrouw, van hetero en homo, van christen en moslim niet erkennen, zijn voor de wet gelijk en worden beschermd door artikel 1. Artikel 15

1 van de Grondwet geeft dus geen enkele steun aan het idee van opgedrongen assimilatie aan de dominante waarden. Artikel 1 verplicht staatsburgers en andere ingezetenen tot niets. In de eerste volzin van het artikel 1 Grondwet is het gelijkheidsbeginsel neergelegd: gelijke gevallen dienen gelijk te worden behandeld. Algemeen wordt aangenomen dat dit tevens betekent dat ongelijke gevallen behandeld moeten worden naar de mate van hun ongelijkheid. Bij beantwoording van de vraag of gevallen gelijk of ongelijk zijn, worden niet alle aspecten van de betreffende gevallen met elkaar vergeleken, maar alleen die aspecten die relevant zijn. Juridische gelijkheid veronderstelt geen identieke gevallen. Artikel 1 heeft betrekking op allen die zich in Nederland bevinden. Dat moet worden gelezen als allen zie zich binnen de rechtsmacht van Nederland bevinden. Binnen Nederland bevinden zich ook mensen die niet zijn toegelaten maar zich toegang hebben verschaft, toeristen, asielzoekers, illegalen. Artikel 1 heeft ook op hen betrekking, ook zij hebben recht op gelijke behandeling. Dit neemt niet weg dat soevereine staten de vrijheid hebben om immigratie te reguleren en te beperken. De tweede volzin van artikel 1 Grondwet bevat het discriminatieverbod. Een aantal differentiatiecriteria of gronden is uitdrukkelijk genoemd: godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras en geslacht. De tweede zinsnede eindigt met de formulering op welke grond dan ook. De formulering van artikel 1 heeft tot veel discussie geleid. Zijn de opgesomde gronden slechts bedoeld als illustratie of gaat het om gronden waarvoor onderscheid nooit kan worden gerechtvaardigd, terwijl voor onderscheid op andere gronden wel een rechtvaardiging kan bestaan? Deze open formulering verruimt de werkingssfeer van het artikel en is tevens bedoeld om ruimte te laten aan maatschappelijke ontwikkelingen. Volgens Hirsch Ballin moet de tweede zin worden begrepen als een: begin van een juridische precisering van wat ook al begrepen kon worden geacht in de eerste zin: een verbod namelijk om in wetgeving en beleid onderscheid te maken op andere gronden dan gerechtvaardigde en een soort vermoeden van ongerechtvaardigdheid van onderscheidingen die gebaseerd zijn op de in de tweede volzin genoemde gronden. 1 1 A. Terlouw, Gelijkheid en diversiteit in de multiculturele samenleving, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, p. 25, 26 en 27. 16

1.3 Het Nederlands Wetboek van Strafrecht en het verbod van discriminatie 1.3.1 Inleiding De Nederlandse strafwet bevat al sinds 1932 het verbod van discriminatoire belediging. Bij Implementatie van het Internationaal verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie (IVUR) zijn in 1971 de toenmalige bepalingen redactioneel gewijzigd en terechtgekomen in artikel 137c e.v. Wetboek van Strafrecht. Hiermee zijn bepaalde vormen van discriminatie strafbaar gesteld. Zonder dat het IVUR hiertoe verplichtte, heeft de Nederlandse wetgeving op eigen initiatief de grond godsdienst toegevoegd. Algemeen werd aangenomen dat het verbod van godsdienstdiscriminatie ook al onder de oude strafbepaling viel. De specifieke discriminatiedelicten worden hierna behandeld. 1.3.2 Discriminatiegronden De strafrechtelijke bepalingen omtrent discriminatie hebben slechts betrekking op een beperkt aantal gronden: ras, godsdienst of levensovertuiging, hetero- of homoseksuele gerichtheid en lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap. In dit rijtje ontbreken dus de gronden geslacht, nationaliteit, burgerlijke staat, arbeidsduur, soort contract, chronische ziekte en leeftijd die wel beschermd worden door de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) en andere privaatrechtelijke gelijkebehandelingswetgeving (worden in een later stadium behandeld). In de literatuur wordt over het algemeen aangenomen dat de strafrechtelijke discriminatieverboden zich ook tot meerderheidsgroepen uitstrekken. Het strafrecht kent dus symmetrische benadering. De gronden zijn, met uitzondering van de grond handicap, neutraal en soms expliciet tweezijdig geformuleerd (hetero- of homoseksuele gerichtheid). Ook discriminatie van atheïsten en van autochtonen is dus strafbaar. 2 1.3.3 Open strafbepaling en contextuele toetsing De strafbepalingen omtrent discriminatie hebben een open karakter. Of een uiting of handeling als discriminatie kan worden aangemerkt, moet de rechter bepalen aan de hand van de omstandigheden. Hij verricht daartoe een zogenoemde contextuele toetsing. Deze toetsing bestaat uit drie stappen en nemen de discriminerende uitlating als voorbeeld: beoordeling van de uitlating naar zijn bewoordingen en samenhang, beoordeling van de context waarin de uitlating is gedaan. De derde stap vindt pas plaats als de context het strafbare karakter ontneemt. Dan vindt de beoordeling plaats van het al dan niet grievende karakter van de uitlating. 3 2 A. Terlouw, Gelijkheid en diversiteit in de multiculturele samenleving, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, p. 170. 3 A. Terlouw, Gelijkheid en diversiteit in de multiculturele samenleving, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, p. 171. 17

1.3.4 Specifieke delicten Discriminatoire belediging Discriminatoire belediging betreft een uitingsdelict. De spanning tussen dit verbod en de vrijheid van meningsuiting is evident. De bepaling is aanvankelijk vooral met het doel antisemitisme te bestrijden in het Wetboek van Strafrecht opgenomen. Onder beledigen in de zin van artikel 137c Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het miskennen van de waardigheid van een groep. Beledigend is slechts het aantasten van de eigenwaarde of het in diskrediet brengen van een groep, omdat die van een bepaald ras is of een bepaalde godsdienst belijdt of een bepaalde levensovertuiging is toegedaan. Of de uitlating discriminatoir is, hangt voorts af van de context. Er zijn ook beledigende uitlatingen die alleen al door hun bewoordingen discriminerend zijn. De vrijheid van meningsuiting en van religie kunnen medebepalend zijn voor het al dan niet aannemen van een beledigend karakter van op zichzelf beschouwd grievende uitlating. Ook als een verdachte met de uitingen een redelijk belang nastreeft, ontneemt dat nog niet zonder meer het grievende karakter aan de uitingen. De uiting moet functioneel zijn, gelet op de strekking van het betoog en niet onnodig kwetsend. Om aan de delictsomschrijving van artikel 137c Wetboek van Strafrecht te voldoen, moet de uiting bovendien opzettelijk en in het openbaar zijn gedaan. Met opzettelijk wordt niet bedoeld dat de uiting is gedaan met het oogmerk om te beledigen, maar de verdachte moet het beledigende karakter van zijn uiting noodzakelijkerwijs hebben begrepen. Het gaat om voorwaardelijk opzet: het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans. De eis van openbaarheid betekent dat discriminatie in de privésfeer buiten het strafrecht valt. Een verweer dat het niet de bedoeling was dat de uiting in openbaarheid zou komen is niet voldoende. Als de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn uiting ter kennis komt van het grote publiek, is voldaan aan de eis van openbaarheid, zelfs als de uiting niet daadwerkelijk ter kennis van het grote publiek is gekomen. De belediging moet zijn gericht op een groep of op een individu. In dat laatste geval moet wel de groep waartoe het individu behoort in diskrediet zijn gebracht. 4 4 A. Terlouw, Gelijkheid en diversiteit in de multiculturele samenleving, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, p. 172 en 173. 18

Aanzetten tot haat en/of discriminatie Hoewel het aanzetten tot haat en/of discriminatie meestal ook beledigend zal zijn, gaat het in artikel 137d Wetboek van Strafrecht niet om het in diskrediet brengen van een groep. De bepaling heeft tot doel het tegengaan van discriminatie in de zin van feitelijke achterstelling. Opmerkelijk is dat artikel 137d Wetboek van Strafrecht, anders dan artikel 137c Wetboek van Strafrecht, ook is gericht op geslacht. In de rechtspraak is uitgemaakt dat transseksualiteit daaronder kan worden begrepen. De term haat is ontleend aan artikel 4 van het Internationaal verdrag inzake de uitbanning van rassendiscriminatie (IVUR). Onder haat moet worden verstaan een houding van verregaande vijandigheid, een gevoel van diepe afkeer van een groep, gepaard gaande met de wens om daartoe behorende personen nadeel toe te brengen. De strafbaarheid ligt in de gedraging als zodanig. Of het beoogde effect is ingetreden, is voor de strafbaarheid niet van belang. Aanzetten tot haat kan bijvoorbeeld door verbale uitingen, het tonen van afbeeldingen, het maken van gebaren en het verspreiden van geschriften. Het enkele in het bezit hebben van discriminerende teksten valt dus niet onder artikel 137d Wetboek van Strafrecht. Behalve het aanzetten tot haat valt onder de strafbepaling ook het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen een persoon of goed op discriminatoire gronden. 5 Als voorbeeld een uitspraak van de Politierechter die oordeelde dat de beheerder van een website had aangezet tot discriminatie en gewelddadig optreden tegen mensen vanwege hun ras. Het betrof een website waarbij ongeveer 35 Lonsdale jongeren zich hadden aangesloten die elkaar met discriminerende teksten aanzetten om gewelddadig tegen buitenlanders op te treden. Ze wisselden teksten met elkaar uit zoals, buitenlanders moeten oprotten, we moeten die Marokkanen laten zien dat we niet met ons laten spotten. 6 Verspreiden van discriminatie, steun verlenen aan discriminatie en beroepsmatige discriminatie Artikel 137 e Wetboek van Strafrecht verbiedt het verspreiden en openbaar maken van discriminatie anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving. Verspreiden en openbaar maken is heel ruim omschreven. Het gaat ook om ter verspreiding of openbaarmaking in voorraad hebben. Het enkele bezit van discriminerend voorwerp voor eigen gebruik is in dit artikel niet strafbaar gesteld. Een verbod om informatie te verspreiden of openbaar te maken staat uiteraard op gespannen voet met de vrijheid van meningsuiting. Dat is ook precies de reden waarom de uitzondering ten behoeve van zakelijke berichtgeving in de delictsomschrijving is opgenomen. Onder zakelijke berichtgeving wordt verstaan journalistieke en wetenschappelijke publicaties en berichtgeving. Maar deze zakelijke berichtgeving mag natuurlijk weer geen dekmantel zijn voor het propageren van discriminatie. Er hoeft geen sprake te zijn van opzet, de delictsomschrijving is ook vervuld als de verdachte redelijkerwijs kon vermoeden dat de uitlating of verspreiding beledigend is wegens een van de beschermde gronden (zie voor de discriminatiegronden 2.2.2). 5 A. Terlouw, Gelijkheid en diversiteit in de multiculturele samenleving, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, p. 175. 6 Rechtbank Middelburg 6 februari 2007, parketnummer: 12/706668-06. 19

Artikel 137f Wetboek van Strafrecht verbiedt het verlenen van geldelijke of stoffelijke steun aan activiteiten gericht op discriminatie. De dader moet een wezenlijke bijdrage aan het discriminatoire handelen leveren. Het immaterieel steunen van activiteiten gericht op discriminatie is hier niet strafbaar gesteld. De laatste specifieke discriminatiedelicten zijn die van artikel 137g en artikel 429 quater Wetboek van Strafrecht. Beide artikelen stellen de discriminatoire uitlating strafbaar in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf. Artikel 137g Wetboek van Strafrecht is beperkt tot alleen de grond ras. Artikel 429 quater geldt ook voor de andere beschermde gronden. Het delict van artikel 429 quater Wetboek van Strafrecht is een overtreding en vereist geen opzet. Het kan bovendien bij deze bepaling ook gaan om indirect onderscheid waarvoor een redelijke grond kan worden aangevoerd. Artikel 137g Wetboek van Strafrecht is een misdrijf waarvoor opzet vereist is en dat geen ruimte laat voor het aanvoeren van een rechtvaardiging. Met betrekking tot de delicten van artikel 137g en artikel 429 quater Wetboek van Strafrecht wordt ook wel gesproken van beroepsmatige discriminatie. Discriminatie in de uitoefening van een beroep wil zeggen dat sprake moet zijn van een winstoogmerk, te behalen uit de discriminatoire activiteiten. Daarnaast geldt voor artikelen 137c, 137d en 137 e Wetboek van Strafrecht een strafverzwaring als sprake is van een structurele discriminatie, dat wil zeggen als het feit wordt gepleegd door iemand die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen. Er moet sprake zijn van een niet toevallig, herhaalde handelen, waaruit een subjectieve gerichtheid van de dader blijkt om te discrimineren. 7 7 A. Terlouw, Gelijkheid en diversiteit in de multiculturele samenleving, Den Haag: Sdu uitgevers 2010, p. 176 en 177. 20