Administratieve gegevens



Vergelijkbare documenten
Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

Rotterdamseweg 202 in Delft

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Zuidnederlandse Archeologische Notities

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Plangebied Visvijvers te Gendt

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Weert-Vrouwenhof. Proefsleuf

Archeologische Quickscan

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Delftse Archeologische Notitie 129. Markt 85, Delft. Een archeologische begeleiding. Jorrit van Horssen

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Archeologische Quickscan

Verkaveling De Bos te Heist-op-den- Berg (gem. Heist-op-den-Berg) Programma van Maatregelen

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

Overasselt-Schoonenburg Gemeente Heumen Evaluatierapport

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

RAAP-NOTITIE Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Een archeologische begeleiding op het Marktplein te Geldermalsen, briefrapport.

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Bijlage 3. Vrijstellingen

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

Nieuwe Waalreseweg 199, Valkenswaard (gemeente Valkenswaard)

memo Locatiegegevens: Inleiding

4 Archeologisch onderzoek

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Plangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat. Archeologische begeleiding conform protocol proefsleuvenonderzoek. M.E. Hemminga. Archol.

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

Verslag Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen Geldermalsen, Prinses Marijkeweg

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Rapportage proefsleuvenonderzoek Borsbeek - Eugeen Verelstlei

Gageldijk. GAG: Archeologische begeleiding rond de aanleg van een fietsviaduct aan de Gageldijk, gemeente Utrecht. Basisrapportage Archeologie 109

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden

Archeologische Begeleiding Tracébesluit N18 Varsseveld - Enschede definitief

ADDENDUM 10. Werkput 5

Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen

Archeologische MonumentenZorg

Plangebied Amanietlaan-Varenlaan- Drieerweg Gemeente Ermelo Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

Programma van maatregelen: Turnhout - Hoveniersstraat

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

Quickscan Archeologie

RAAP België - Rapport 85 Bouw twee handelspanden aan de Hendrik Consciencelaan (Waarschoot)

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Adviesdocument ten behoeve van selectiebesluit archeologie Oosterdalfsen, gemeente Dalfsen. Notitie TML520

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

Archeologische Quickscan

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

Gerrit Rietveld College

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Modelvoorschriften archeologie in de omgevingsvergunning

TU Delft Plangebied Technopolis

De Lusthoven 96, Kruisberghoeve, Arendonk

Archeologische begeleiding Alphen aan den Rijn-Bospark. met een bijdrage van: Koen Hebinck

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2

Archeologisch Onderzoek Uitbreiding Bestemmingsplan De Poel II, Goes, Vindplaats 10: een geactualiseerd overzicht. J. Ras

Verslag bureauonderzoek Geldermalsen, Prinses Marijkeweg

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Plangebied Kasteellaan 2

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Waterberging Ackerdijksepolder in Pijnacker (gemeente Pijnacker-Nootdorp)

Plangebied Koningstraat 10

Programma van maatregelen: Londerzeel - Bloemstraat

Transcriptie:

Aanleg van de NUON-kabelsleuf in oktober 2004 te Medel, foto: K-J.R. Kerckhaert 2004. Administratieve gegevens Opdrachtgever: Bedrijvenpark Medel Directievoerder: Hazenberg Archeologie Leiden Uitvoerder: Archeologisch Centrum Vrije Universiteit-Hendrik Brunsting Stichting Bevoegd gezag: Projectgroep Medel / Archeologische Begeleidingscommissie Medel Deskundige bevoegd gezag: Drs. T. Hazenberg Project : Bedrijvenpark Medel, Nuon-kabel, gemeente Tiel Plaats documentatie: ACVU - HBS Objectcode: TL-ME9-04 Projectnr.ACVU-HBS: CIS-code: 7734 coördinaten Noord: 159.620 / 435.680 Zuidwest: 159.650 / 435.230 Zuid-midden: 159.910 / 435.220 Zuidoost: 160.440 / 435.440 Status: Definitief Auteur: Drs. K-J.R. Kerckhaert/ Drs. E.M.P. Verhelst Grafische bewerking: Drs. K-J.R. Kerckhaert/ Drs. R.W.M.J. Sep Redactie: Drs. E.M.P. Verhelst/ Drs. J. Van Kerckhove Autorisatie: Drs. E.M.P. Verhelst ACVU HBS Amsterdam november 2004 Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit - Hendrik Brunsting Stichting, Amsterdam De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004

INHOUD SAMENVATTING 1 INLEIDING 2 1.1 Kader en doelstellingen 2 1.2 Onderzoeksgebied en archeologische verwachting 2 1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen 2 1.4 Archeologische en historische gegevens 3 2 VELDONDERZOEK 4 2.1 Methoden 4 2.2 Resultaten 4 2.2.1 Archeologie 4 2.2.2 Bodemopbouw 5 3 CONCLUSIES 6 3.1 Algemene conclusies 6 3.2 Discussie 6 LITERATUUR 8 BIJLAGEN 1. Ligging van Medel en de Onderzoekslocatie 2. Overzicht van het onderzoeksgebied 3. Sporenoverzicht 4. Profiel (-opnames) Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004

SAMENVATTING In opdracht van de Projectgroep Medel en onder directievoering van Hazenberg Archeologie Leiden heeft ACVU-HBS op 4 en 5 oktober 2004 een archeologische begeleiding uitgevoerd in verband met het voorgraven van kabelsleuven op het terrein van het industriepark Medel, in de gemeente Tiel. Deze begeleiding heeft plaatsgevonden vanwege de hoge archeologische verwachting van het betreffende terrein, welke voornamelijk bestaat voor de Late IJzertijd (250-15 v. Chr.) en de vroeg- Romeinse periode (15 v. Chr.-70 na Chr.). Dit verwachtingspatroon is gebaseerd op eerder uitgevoerd inventariserend veldonderzoek in het onderzoeksgebied en aangrenzende percelen. De voornaamste reden voor het onderzoek was inzicht te krijgen in de ruimtelijke opbouw van de vindplaatsen (voornamelijk van vindplaats 9) en in de geologische opbouw van het terrein. Vanwege de beperkte breedte van de kabelsleuven was het moeilijk een gestructureerd beeld te krijgen van de aanwezige sporen. Twee bijkomende factoren bemoeilijkten de werkzaamheden. Een eerste probleem was dat het deel ten noordwesten van de Medelsestraat al was aangelegd voordat de archeologische werkzaamheden begonnen. Tweede probleem was dat het deel van het tracé dat langs de Grotebrugse grintweg loopt, recentelijk is opgehoogd met een met water verzadigd zandpakket van 40 cm dik. Toen het tracé hier werd aangelegd, zakte een groot deel van het bovenliggende zandpakket herhaaldelijk in de kabelsleuf, waardoor geen waarnemingen konden worden gedaan. Naar aanleiding van deze twee factoren was het slechts mogelijk over een afstand van 156 meter waarnemingen te verrichten. Enkele delen van deze 156 meter kwamen door opkomend grondwater en uittredend water uit de profielen zeer snel onder water te staan, waardoor hier slechts beperkt waarnemingen konden worden verricht. Binnen het tracé werd één noord-zuid georiënteerde greppel aangetroffen. De primaire vulling van deze greppel was zeer humeus, en bevatte naast veel handgevormd aardewerk enige gedraaide keramiek. Dit wijst op een datering in de vroeg-romeinse tijd. De vondsten kunnen als nederzettingsafval getypeerd worden, hetgeen aanleiding vormt te veronderstellen dat vindplaats 9 en vindplaats 1 de resten bevatten van een nederzetting die in ieder geval in de vroeg-romeinse tijd in gebruik was. Gezien de resultaten van eerder booronderzoek gaat het dan om een vindplaats met alleen een sporenniveau. Waarschijnlijk vormt de greppel de westelijke begrenzing van vindplaats 9. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004

1 INLEIDING 1.1 KADER EN DOELSTELLING ACVU-HBS heeft op 4 en 5 oktober 2004 een archeologische begeleiding uitgevoerd op het terrein van het industriepark Medel in de gemeente Tiel. De archeologische begeleiding was noodzakelijk, omdat op het terrein geplande kabelsleuven eerder aangetoonde archeologische vindplaatsen zouden verstoren. 1 Door middel van het onderzoek diende een antwoord verkregen te worden op de volgende vragen uit het Programma van Eisen 2 : 1. Bevinden zich in het te begeleiden gebied aanwijzingen voor archeologische waarden die potentieel behoudenswaardig zijn, buiten de reeds door RAAP vastgestelde vindplaatsen? 2. Is de omvang en locatie van vindplaats 9, zoals door RAAP op basis van boringen is vastgesteld, correct? 3. Is het mogelijk een westelijke grens van vindplaats 9 aan te geven? 4. Hoe is de bodemopbouw ter hoogte van vindplaats 9? 5. Vormen archeologische waarnemingen en eventuele vondsten aanleiding tot het bijstellen van het archeologisch inzicht in het plangebied, dat reeds door eerdere onderzoeken is verkregen en zo ja, op welke punten? 1.2 ONDERZOEKSGEBIED EN ARCHEOLOGISCHE VERWACHTING Het industriepark Medel ligt ten noordoosten van Tiel in de oosthoek van het Amsterdam-Rijn kanaal en de A15 (bijlage 1). Het onderzochte tracé (bijlage 2) heeft een lengte van 156 meter, een breedte van 60 cm en een diepte van gemiddeld 1 meter. Het gebied dat door de sleuf doorsneden wordt, staat afgebeeld op kaartblad 39D van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000). Ten tijde van het onderzoek lag een deel van het terrein braak en was het andere deel begroeid met onkruid. Voor het onderzoek kende het terrein een hoge archeologische verwachtingen voor resten uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd. Deze verwachting is gebaseerd op eerder uitgevoerd inventariserend veldonderzoek. 3 Relevant voor het huidige onderzoek is Medel-vindplaats 9, waar off-site patronen of grafveldsporen uit de Romeinse tijd worden verwacht. 1.3 ONDERZOEKSOPZET EN RICHTLIJNEN Het onderzoek bestond uit het archeologische begeleiden van het graven van kabelsleuven. De archeologische begeleiding is uitgevoerd volgens de hiervoor geldende normen en richtlijnen in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). 4 ACVU-HBS en de door ACVU-HBS toegepaste procedures zijn goedgekeurd door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), de instelling die het beheer heeft over de KNA. 1 Heunks 2002, Heunks 2003. 2 Dütting 2004. 3 Het tracé snijdt de door Heunks (2003a) onderscheiden vindplaats 9. 4 Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, 2001 Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 2

1.4 BEKENDE GEGEVENS Geologie Het gebied van het sleuftracé bevat afzettingen van de Ochtense meandergordel (actief van ca. 3360 v. Chr. tot ca. 1525 v. Chr ) in het noorden en van de Echteldse meandergordel (ca. 825 v. Chr. - 120 na Chr.) in het oosten. 5 Het noordelijkste deel van de kabelsleuf doorsnijdt de Ochtense meandergordel en raakt daarbij een restgeul op de plaats van de nieuwe verbindingsweg tussen de Grotebrugse Grintweg en de Medelsestraat. Deze geul is waarschijnlijk opnieuw geactiveerd bij een doorbraak vanuit de Echteldse meandergordel aan het einde van de Vroege of het begin van de Midden-IJzertijd, en kan in de Romeinse tijd nog gedeeltelijk open zijn geweest. 6 De zandige beddingafzettingen van de Ochtense meandergordel bevinden zich overal diep in de ondergrond. In het profieldeel dat verstoord wordt door het graven van de sleuf zijn alleen zavelige tot kleiige oeverafzettingen aanwezig zijn. Deze behoren naar alle waarschijnlijkheid bij de actieve fase van de Echteldse meandergordel. Archeologie Dat in het gebied van het huidige industriepark Medel archeologische waarden aanwezig waren, bleek reeds uit een inventarisatie in de jaren 1946-48 en in 1952 tijdens de aanleg van het Amsterdam-Rijn kanaal. Ook tijdens meerdere kleine infrastructurele ingrepen kwamen archeologische resten aan het licht. Daarbij werden sporen van een inheems-romeinse nederzetting aangetroffen, die tegenwoordig bekend staat als Medel-vindplaats 6. 7 Naar aanleiding van de herinrichting van het gebied als industrieterrein, heeft RAAP- Archeologisch Adviesbureau, door middel van meerdere boorcampagnes, de spreiding van de archeologische vindplaatsen inzichtelijk gemaakt. 8 Verschillende hiervan, waaronder vindplaats 6, zijn in de afgelopen jaren nader onderzocht door middel van inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) en opgravingen. Twee andere vindplaatsen die voor het onderhavige onderzoek van belang zijn, Medel-vindplaats 9 en Medel-vindplaats 1, zijn tot dusver alleen onderworpen aan inventariserend veldonderzoek door middel van boringen en oppervlaktekartering. 9 Het meest noordelijke deel van het huidige sleuftracé passeert ca. 70 m ten oosten van vindplaats 6. 10 Op de plaats waar de kabelsleuf haaks naar het westen afbuigt, doorsnijdt deze de noordwestelijke hoek van vindplaats 9. De ligging ten opzichte van vindplaats 1 en de intacte bodemopbouw maken het mogelijk dat vindplaats 9 off-site structuren of grafveldsporen uit de Romeinse tijd (en/of Middeleeuwen) herbergt. Vindplaats 1 ligt ten oosten van vindplaats 9 en het huidige plangebied en bestaat uit een oppervlakteconcentratie met vondsten uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Gedurende het inventariserend veldonderzoek ter plaatse werd op slechts één locatie een intact pakket met archeologische indicatoren aangetroffen, direct onder de recente bouwvoor. 11 Relevant is tenslotte een waarneming uit 2001 in het cunet van de verbindingsweg tussen de Grotebrugse Grintweg en de Medelsestraat. Hier werd in de vulling van een geul direct ten noorden van vindplaats 9, een vondstlaag aangetroffen met aardewerk en bot. Het aardewerk omvatte inheemse handgevormde waar en een doliumscherf in een vroeg baksel. De vondstlaag is hierdoor in de vroeg- Romeinse tijd te dateren. 12 5 Berendsen/Stouthamer 2001, 254; 256. 6 Boreel in voorbereiding 7 Verhelst / Heeren in voorbereiding. 8 Heunks 2002, Heunks 2003, Heunks 2004. 9 Heunks 2003a; Heunks 2004. 10 In dit gedeelte van het tracé konden echter geen waarnemingen worden verricht. Zie ook hieronder. 11 Dütting 2004, 5. 12 Waarneming E.M.P. Verhelst. De vondsten en documentatie berusten bij BATO, Tiel. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 3

2 VELDONDERZOEK 2.1 METHODEN Het voorgraven van het tracé is begeleid door een aan een Nederlandse universiteit afgestudeerde archeoloog met ruime detectorervaring. Tijdens het aanleggen van de sleuven is de bodem afgezocht op de aanwezigheid van metaal. Archeologische vondsten uit de recente bouwvoor die tijdens de aanleg van het vlak aan het licht kwamen, zijn in vakken van 5 meter lengte verzameld. Het vlak dat op deze wijze werd aangelegd, is door middel van een vlaktekening gedocumenteerd (bijlage 3). De locatie van de begeleide delen van de sleuf is vastgelegd door het inmeten van 6 punten in de sleuf in RD-coördinaten, met behulp van een Total Station. Verder is er in het veld naar gestreefd naar een profielopname om de 20 m. Zo werd niet alleen een beeld verkregen van de horizontale opbouw van het terrein, maar ook van de verticale. Ondanks dat de sleuf overal een standaard diepte diende te hebben voor het leggen van de kabels (4,20 meter +NAP) is iedere vijf meter een hoogtemaat genomen. Het vlak in de sleuf werd aangelegd op een diepte van 10 tot 20 cm onder de (sub-)recente bouwvoor. Op dit niveau zijn sporen uit de Romeinse tijd in principe leesbaar. 2.2 RESULTATEN 2.2.1 ARCHEOLOGIE Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat in enkele delen van het terrein recentelijke bodemingrepen hadden plaatsgevonden. Zo is in het noorden van het terrein zand aangebracht ten behoeve van een wegtracé. Bij deze ingreep is met zware machines over dit deel van het terrein gereden. Deze hebben de grond over een lengte van ca. 12 m aangedrukt, waardoor de bodem op deze plaats zeer compact en taai is geworden. Eventuele archeologische sporen zijn daardoor onzichtbaar geworden in deze zone. De door RAAP aangeboorde restgeul is in deze zone niet waargenomen. Na 30 meter in het tracé, net voordat de sleuf afbuigt in westelijke richting, is een restant van een vegetatieniveau aangetroffen (S3, P2 bijlage 4). Nadat de sleuf afgebogen is in westelijke richting treffen we een 1,30 meter brede greppel (S5, P3 bijlage 4) aan. Deze greppel heeft twee vullingslagen. Tijdens het couperen van dit spoor zijn in de primaire vulling handgevormd aardwerk en twee scherven gedraaid aardewerk aangetroffen. Het lage percentage gedraaid aardewerk en het grote formaat van sommige van de handgevormde scherven 13 maken een vroeg-romeinse datering aannemelijk. Naast aardewerk werden in de greppel ook meerdere stukken dierlijk bot gevonden. Tijdens het ontgraven van het tracé zijn, op enkele niet determineerbare (recente) metaalfragmenten na, geen vondsten aangetroffen. De enige noemenswaardige vondstconcentratie is afkomstig uit de hierboven genoemde greppel (S5). Hieronder zal de samenstelling van dit vondstcomplex kort beschreven worden. Aardewerk In totaal zijn 75 scherven uit de primaire vulling van greppel S5 geborgen. Slechts 2 scherven zijn op de draaischijf vervaardigd, waaronder een gladwandige wandscherf. Het overige aardewerk is inheems handgevormd. Het gaat om 64 wandscherven, 3 bodemscherven en 7 randscherven. Op basis van de randscherven kunnen minimaal 5 individuen worden onderscheiden. Het betreft voornamelijk twee- en drieledige potten. Twee hiervan hebben een golfrand, en een andere is voorzien van spatelindrukken aan de buitenkant van de rand. Alle wandscherven zijn onversierd. De handgevormde aardewerkfragmenten zijn verschraald met chamotte, zand en plantaardig materiaal. Een gedeelte van de handgevormde waar is secundair verbrand. Het aardewerkcomplex lijkt te bestaan uit normaal 13 Hierdoor is het waarschijnlijk dat de scherven niet eerst een tijd aan het oppervlak hebben rondgeslingerd, maar direct/of vrij snel na het breken in de kuil terecht zijn gekomen. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 4

gebruiksgoed. Door het ontbreken van volledige potten, de aanwezigheid van grote en kleine fragmenten naast elkaar en het feit dat een gedeelte secundair verbrand is, mag verondersteld worden dat geen speciale selectie van het materiaal heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de depositie. In combinatie met de beperkte mate van compleetheid van de individuen (van elk minimaal te onderscheiden exemplaar zijn hooguit enkele fragmenten aanwezig), geeft de verzameling aardewerk uit de greppel de indruk van normaal nederzettingsafval. Botmateriaal In de greppel zijn 17 stukken dierlijk bot aangetroffen. Het betreft kleine, goed geconserveerde fragmenten zonder hak- of snijsporen. Dit complex voldoet aan hetgeen men zou verwachten in de context van nederzettingsafval. Afgezien van de greppel zijn in het tracé geen sporen aangetroffen. Toch geeft de kartering van RAAP aan dat de kabelsleuf de westelijke randzone van vindplaats 9 raakt. De archeologische begeleiding schijnt dus de verwachting voor vindplaats 9 te bevestigen als een gebied met off-site patronen uit de Romeinse tijd. Het huidige onderzoek biedt echter geen nieuwe inzichten in de aard van de verder oostelijk gelegen delen van vindplaats 9: het is in theorie mogelijk dat zich hier nog grafveld- of nederzettingssporen bevinden. Indien het om nederzettingsresten gaat, kan niet worden uitgesloten dat vindplaats 9 feitelijk deel uitmaakt van het nederzettingsterrein vindplaats 1. Een argument voor het laatstgenoemde is de samenstelling van het vondstcomplex uit de greppel: dit kan worden gekenschetst als nederzettingsafval. 2.2.2 BODEMOPBOUW In totaal zijn 6 profielopnamen gemaakt van gemiddeld 50 cm breed (Bijlage 3). Deze profielen zijn, indien mogelijk, iedere 20 meter geplaatst. Uit de profielen blijkt dat het terrein een vrij constante opbouw kent. De recente bouwvoor is gemiddeld 20-30 cm dik (S999L1). Onder deze recente bouwvoor bevindt zich vrijwel overal een subrecente bouwvoor van enkele centimeters dik (S999L2). Onder deze laag vinden we een natuurlijke laag van zware zavel: een oeverafzetting. Naar gelang de diepteligging bevindt zich hierin meer of minder mangaan (S4/S6). Dit is de laag die vrijwel overal in het vlak zichtbaar was. Op enkele plaatsen wijkt het profiel van deze standaard af. Helemaal aan het begin van het tracé, in het noorden, is ten behoeve van een recent aangelegd wegtracé een zandpakket opgebracht. Hier is het het oorspronkelijke bodemprofiel verstoord tot op het niveau van de sleufbodem. Verder wijkt het bodemprofiel af daar waar de sleuf afbuigt in westelijke richting en waar recentelijk zand is opgebracht in het westen van het tracé. Op het eerstgenoemde punt bevindt zich direct onder de subrecente bouwvoor een vegetatielaag. Deze laag is gelijk aan spoor 3 in de vlaktekening. In zuidelijke richting kan het einde van deze laag niet worden vastgesteld. In westelijke richting is de begrenzing ook niet volledig duidelijk, maar het niveau lijkt ten westen van de vroeg-romeinse greppel (S5) niet meer aanwezig te zijn. In het westelijke deel van het tracé onderscheidt het profiel zich niet door de aanwezigheid van een extra laag onder de bouwvoor, maar door een 40 cm dik zandpakket bovenop de bouwvoor (S 10). Daardoor ligt het maaiveld hier ca. 40 cm hoger dan bij de andere profielopnamen. De overgang van het zandpakket naar de bouwvoor kenmerkt zich door een zwarte kleur. Deze verkleuring is het gevolg van reductieprocessen. Onder invloed van regenwater dat wel door het zandpakket, maar niet door de oude bouwvoor zakte, kwamen grote hoeveelheden zand in het tracé terecht. Hierdoor was het niet mogelijk nog profielopnamen te maken. Concluderend kan worden gezegd dat de gedachte dat vindplaats 9 een intacte bodemopbouw kent, voor het gedeelte waar waarnemingen zijn verricht, kan worden bevestigd. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 5

3 CONCLUSIES 3.1 Algemene conclusies Ondanks dat de waarnemingen onder niet altijd even goede omstandigheden konden worden uitgevoerd en de totale hoeveelheid vondsten niet zeer groot was, kunnen de onderzoeksvragen toch worden beantwoord. De waarnemingen gedaan in het tracé geven geen aanleiding nieuwe archeologische waarden binnen het plangebied te veronderstellen die mogelijk behoudenswaardig zijn. Slechts één antropogeen spoor is aangetroffen. Het betreft hier een greppel welke waarschijnlijk de westelijke grens van de door RAAP aangetoonde vindplaats 9 aangeeft. Tijdens dit onderzoek is geen dwingende aanleiding gevonden de begrenzing van de vindplaats in twijfel te trekken. De greppel bevindt zich weliswaar een twintigtal meters ten oosten van de door RAAP aangeduide westgrens van vindplaats 9, maar anderzijds was de kabelsleuf dermate smal dat geïsoleerde kleinere sporen gemakkelijk gemist kunnen zijn. De samenstelling van het verzamelde vondstmateriaal uit de greppel (voornamelijk handgevormd aardewerk en wat dierlijk bot) wijst op nederzettingsafval uit de vroeg-romeinse tijd. De bodemopbouw van het gebied is door recent ingrijpen op enkele plaatsen verstoord (aanleg van een wegtracé en opbrengen van zand). Het gaat enerzijds om een in omvang beperkte strook langs het wegtracé aan de noordzijde van het onderzoeksgebied en anderzijds om een (omkeerbare) reductie aan de zuidzijde. Beide zones liggen buiten vindplaats 9. Daar waar een recente verstoringen afwezig waren, bleek het bodemprofiel veelal uniform van opbouw. In de profielopnamen was onder de recente bouwvoor altijd een subrecente bouwvoor aanwezig. De aanwezigheid van een subrecente bouwvoor toont aan dat hier recentelijk (na de 18e of 19e eeuw) geen bodemverstoring heeft plaatsgevonden. Of dit betekent dat archeologische resten in vindplaats 9 goed bewaard zullen zijn, is op basis van de begeleiding niet te bepalen. Voorts laat het bodemprofiel ter hoogte van vindplaats 9 onder de subrecente bouwvoor een vegetatieniveau zien. Daaronder is overal een oeverafzetting van zware zavel aanwezig. 3.2 Discussie De waarnemingen die zijn verricht in het kader van de archeologische begeleiding verschaffen geen diepgaande nieuwe inzichten ten aanzien van de archeologie in het plangebied. Toch nodigt de vondst van de vroeg-romeinse greppel uit tot het doen van enige -zeer voorlopige- uitspraken over de aard van vindplaats 9. In de eerste plaats bewijst de greppel dat het onderzoeksgebied in de Romeinse tijd verkaveld was; op het eerste gezicht lijkt een verklaring van het spoor als off-site verkavelingsgreppel dus goed te passen bij de verwachting voor vindplaats 9. De samenstelling van het vondstmateriaal uit de greppel duidt er echter op dat het om nederzettingsafval gaat. De relatief grote hoeveelheid vondsten in de greppelvulling tenslotte (in aanmerking genomen dat slechts een zeer gering deel van het spoor onderzocht is), maakt het aannemelijk dat de bijbehorende woonplaats op betrekkelijk geringe afstand moet worden gezocht. Met andere woorden: de greppel kan niet zonder meer als offsite structuur worden geïnterpreteerd; een typering als nederzettingsspoor is waarschijnlijker. Ondanks archeologische sporen aan de west- en noordzijde ontbreken, schijnt het niet onmogelijk dat zich ter plaatse van vindplaats 9 bewoningssporen uit de vroeg-romeinse tijd bevinden. Als dit juist is, ligt het voor de hand dat vindplaats 9 de voortzetting is van vindplaats 1, waarvoor een nederzettingskarakter reeds door het booronderzoek van RAAP aannemelijk was gemaakt. In dat geval dringt zich de vraag op waarom archeologische indicatoren vrijwel ontbraken in het booronderzoek ter plaatse van vindplaats 1 en 9. Een verklaring kan liggen in de mate van geschiktheid van inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, voor het opsporen en karteren van bepaalde soorten vindplaatsen. Deze methode blijkt in het rivierengebied met name te voldoen bij vindplaatsen (doorgaans woonplaatsen) met een intacte archeologische laag. 14 Wanneer de archeologische laag echter niet wordt waargenomen, hetzij vanwege de geringe grijskleuring of beperkte vondstdichtheid, hetzij doordat deze in de bouwvoor is opgenomen, verliest de methode sterk aan zeggingskracht. Dergelijke vindplaatsen kunnen in theorie wel in de boor herkend worden aan de hand van fosfaatvlekken in de ondergrond of aan vondsten die uit grondsporen worden opgeboord. 14 Tol et al. 2004, 21; 71. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 6

Helaas genereert niet elke bewoning fosfaatvlekken en een voldoende dichtheid aan in boringen traceerbare sporen en vondsten. Met name bewoningsvormen die weinig plaatsvast zijn kunnen een diffuus archeologisch beeld opleveren: een relatief beperkt aantal nederzettingssporen die over het algemeen lichtgekleurd zijn en betrekkelijk weinig vondstmateriaal bevatten. Wanneer veel van het nederzettingsafval bovendien bestaat uit zacht gebakken, handgevormd aardewerk, dat, eenmaal aan het maaiveld of in de bouwvoor beland, sterk onderhevig is aan mechanische verweringsprocessen, kan het voorkomen dat de vindplaats zelfs niet meer door een reguliere oppervlaktekartering te traceren is. Op basis van de hierboven geformuleerde verwachtingen voor vindplaats 1 / 9 is het mogelijk dat aan al deze voorwaarden wordt voldaan. Allebei de waarnemingen in ontsluitingen (de greppel en vondsten in de geul) wijzen erop dat indien vindplaats 9 bewoningssporen herbergt, deze uit de vroeg-romeinse tijd (15 v. Chr.-70 na Chr.) zullen stammen. Archeologische resten die dateren van na de eerste helft van de Late IJzertijd (dus na ca. 120 v. Chr.) kunnen overal in de regio direct onder het oppervlak worden verwacht, hetgeen de kans groot maakt dat ze door jongere verploeging 'onthoofd' zijn; zo er al een herkenbare vondstlaag aanwezig was, kan deze in de bouwvoor zijn opgenomen. In overeenstemming hiermee is dat zowel de nieuw ontdekte greppel als de archeologische indicatoren in de RAAP-boring in vindplaats 1 direct onder de recente bouwvoor lagen. In een booronderzoek zal een dergelijke vindplaats met alleen een sporenniveau daarom vrijwel onzichtbaar zijn, tenzij bij toeval in een herkenbaar en vondstrijk spoor wordt geboord. Boerderijerven die na een enkele generatie verlaten zijn, komen in deze periode nog regelmatig voor. Een bekend voorbeeld is Tiel-Passewaaij Huis 1, waarvan het gaaf bewaarde erf aan het einde van de jaren '90 is opgegraven, maar in de voorafgaande prospectie volledig over het hoofd was gezien. De gebruikskeramiek in inheemse nederzettingen bestond in de vroeg-romeinse tijd nog in hoofdzaak uit lokaal vervaardigde, handgevormde waar, dat aan het oppervlak beperkte overlevingskansen heeft. Een klein gedeelte van het vaatwerk in deze periode (meestal minder dan 10%) omvatte relatief hard gebakken importen. Qua oppervlaktevondsten kan dan een dunne strooiing van vooral Romeins importaardewerk worden verwacht. De kans dat daartussen diagnostische stukken worden gevonden, is echter klein, zodat het materiaal gemakkelijk verward kan worden met het meer gebruikelijke aardewerk uit de midden-romeinse tijd. Zoals reeds vermeld, dient deze conclusie als zeer voorlopig te worden beschouwd. Zekerheid over de aard van de vindplaatsen 9 en 1 kan verkregen worden door een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 7

Literatuur Berendsen, H.J.A./E.Stouthamer 2001: Palaeogeographic development of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands, Assen. Boreel, G.L., in voorbereiding: Landschap en bodemopbouw, in: E.M.P. Verhelst/ S.Heeren: Opgravingen in Tiel - bedrijvenpark Medel vindplaats 6 (ZAR-reeks), Amsterdam. Dütting, M.K., 2004: Programma van Eisen Tiel, Bedrijvenpark Medel, Nuon Kabel. Archeologische begeleiding, Hazenberg Archeologie, Leiden. Heunks, E., 2002a: Bedrijvenpark Medel: Terrein Daalderop en omgeving, gemeente Echteld-Tiel; een inventariserend archeologisch onderzoek, RAAP-rapport 773. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Heunks, E., 2002b: Bedrijvenpark Medel: vindplaatsen 2 t/m 6, gemeente Echteld-Tiel; een inventariserend archeologisch onderzoek (waardering), RAAP-rapport 803. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Heunks, E., 2003a: Plangebied Bedrijvenpark Medel: vindplaatsen 7 t/m 10, gemeente Echteld-Tiel; een inventariserend archeologisch onderzoek, RAAP-rapport 899. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam Heunks, E., 2003b: Plangebied Bedrijvenpark Medel: zuidoostelijk deelgebied, gemeente Echteld-Tiel; een inventariserend archeologisch onderzoek (kartering), RAAPrapport 923. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam Heunks, E., 2004: Plangebied Bedrijvenpark Medel: resterende percelen fasen 1, 2 en 3, gemeente Echteld-Tiel; een inventariserend archeologisch onderzoek, RAAPrapport 987. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam Tol, A.J. / J.W.H.P. Verhagen / A. Borsboom / M. Verbruggen, 2004: Prospectief boren: een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie, Raap-rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Verhelst, E./ S. Heeren, in voorbereiding: Opgravingen in Tiel - bedrijvenpark Medel vindplaats 6 (ZAR-reeks), Amsterdam. Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie, 2001: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 2.0. Eindrapport van de Voorbereidingscommissie Kwaliteitszorg Archeologie. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Den Haag. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 8

BIJLAGEN Bijlage 1: situering van Medel en de onderzoekslocatie schaal 1:20000 Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 9

Bijlage 2: overzicht van het te begeleiden kabeltracé op het industrie terrein Medel. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 10

Bijlage 3: overzicht van de in het tracé aangetroffen sporen en de gemaakte profielopnames. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 11

Bijlage 4: schematische weergave van de gemaakte profielopnames. Schaal, horizontaal: 1:2000; verticaal: 1:20. Zuidnederlandse Archeologische notities 15 / Concept 16/11/2004 12