Jaarverslag FRDO 2013



Vergelijkbare documenten
FRDO-Info. F e d e r a l e R a a d v o o r D u u r z a m e O n t w i k k e l i n g. Maart Inhoud. Jaargang 2013, Nummer 58

FRDO-Info. Magda Aelvoet nieuwe voorzitter van de raad

Advies over het Belgische rapport voor de Voluntary National Review 2017

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Advies over de concretisering van de transitie van België naar een koolstofarme maatschappij in 2050

Adviezen van de FRDO over de Klimaatgovernance. Marc Depoortere Directeur van de FRDO

Adviescomité SEA. Is er al dan niet een strategische milieubeoordeling (SEA) vereist voor het ontwerp beleidsplannen mariene beschermde gebieden?

Advies over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende het federaal reductieprogramma van pesticiden voor de periode

advies CRB Federale actievoorstellen ter bevordering van carpooling in België

N HAND PRAK - Biociden A2 Brussel, 26 juli 2013 MH/AB/AS ADVIES. over

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Een race for space op zee Mariene Ruimtelijke Planning in de Belgische Zeegebieden

Think Tank North Sea 2050 huishoudelijk reglement

Brussel, 15 december _Aanbeveling Brussels Airport. Aanbeveling. ontwerp actieplan omgevingslawaai voor de luchthaven Brussels Airport

ADVIES. 15 september 2016

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Advies betreffende de governance inzake luchtkwaliteit. Conferentie FRDO 12/10/2018 Prof. Jean-Pascal van Ypersele Voorzitter WG Energie & Klimaat

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 mei

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 21 december

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 november

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010

Federaal Plan Armoedebestrijding. Reactie van BAPN vzw. Belgisch Platform tegen Armoede en Sociale Uitsluiting EU /11/2012

ADVIES. 24 april 2019

1. Context. de RvV. 1 De inhoud van het door de FRDO goedgekeurde advies is identiek aan dit dat goedgekeurd werd door de CRB, de NAR en

N Mensenrechten A Brussel, 15 december 2015 MH/JC/AS ADVIES. over HET VOORONTWERP VAN NATIONAAL ACTIEPLAN BEDRIJVEN EN MENSENRECHTEN

Gemeenschappelijke Raadszitting van 27 april

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Nationaal Actie Plan d A ction N ational HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE NAPAN TASK FORCE

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september

RAAD VOOR HET VERBRUIK

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Brussel, 8 juli _SERV-advies projecten VSDO. Advies. Projecten Vlaamse strategie duurzame ontwikkeling

"Efficiënt gebruik van hulpbronnen in Europa" Enquête onder de lokale en regionale overheden Samenvatting van de resultaten

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. Over het voorontwerp actieplan Maatschappelijk verantwoord ondernemen in België.

5 MEI 1997 Wet betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling (1)

Mededeling Vlaamse Regering. Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Advies Alternatieve brandstoffen

2 jaar SDGs: waar liggen de grootste uitdagingen voor België?

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË

Projectoproep voor de lancering van een Belgisch platform «Digitalisering voor ontwikkeling» (Digital for Development, D4D)

VERSTERKING VAN DE KLIMAATGOVERNANCE IN BELGIË GRONDWETTELIJKE EN INSTITUTIONELE MOGELIJKHEDEN

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Energiedossiers tijdens het Griekse voorzitterschap

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

R A P P O R T Nr

Mevrouw de voorzitter, Geachte leden van het Bureau, Dames en heren,

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING. Betreft: Kadertekst van de nationale strategie duurzame ontwikkeling (NSDO)

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT

De 2030-agenda voor duurzame ontwikkeling in Vlaanderen

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

Vlaamse Regering.^SLT

ADVIES AR ALGEMENE RAAD COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS. over

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

Advies. Omzetting EU-richtlijn hernieuwbare energie. Brussel, SERV, 26 januari 2011 Brussel, Minaraad, 3 februari 2011

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 7 december

EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM

Naar een gezamenlijke visie: lokale overheden als actoren voor ontwikkeling

DEELNAME AAN NATIONALE RADEN EN COMITÉS

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2014/3 naar aanleiding van het Vlaams Ouderenbeleidsplan

Geïntegreerd statistisch programma 2017 van het Interfederaal Instituut voor de Statistiek

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 17 MAART 2011.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Sustainable development goals

betreffende het komen tot een energievisie en een energiepact en de rol daarin van het Vlaams Parlement

Functiefamilie ET Thematische experten

VR DOC.0432/1

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 maart 2015 (OR. en)

Eurogroep. 1. Economische situatie in de eurozone

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

HOGE RAAD VOOR DE ZELFSTANDIGEN EN DE KMO

JAARLIJKSE EMAS ONTMOETING

Gemeenschappelijke Raadszitting van 25 september

advies CRB

Advies. Besluit haalbaarheidsstudie alternatieve energiesystemen

Prioritaire Europese leefmilieuen klimaatdossiers op de agenda van het Griekse voorzitterschap

PAKKET ENERGIE-UNIE BIJLAGE STAPPENPLAN VOOR DE ENERGIE-UNIE. bij de

R A P P O R T Nr

Koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Nationaal Actie Plan d A ction N ational

Actuele Europese energiedossiers onder het Roemeense voorzitterschap

ADVIES 2 A Integratie van de genderdimensie

inspireren en innoveren in MVO

EUROPEES PARLEMENT. Commissie internationale handel PE v01-00

De Bilt, 7 februari 2019

1. Hoe is de productie voor bio-energiedoeleinden sinds 2013 jaarlijks geëvolueerd?

Reguleringsimpactanalyse voor Pendelfonds: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering

ENERGIEDOSSIERS tijdens het ESTSE voorzitterschap

Vlaams beleid en SDG s. Ilse Dries Team Duurzame Ontwikkeling Departement Kanselarij en Bestuur

Transcriptie:

Jaarverslag FRDO 2013 FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 1 van 57

Pagina 2 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

Inhoud 1. Woord vooraf... 4 2. Doelen en samenstelling... 6 3. Activiteiten... 8 3.1. Beleidsadvisering... 8 3.1.1. Adviezen... 8 3.1.2. Beleidsdialoog... 27 3.2. Draagvlakverbreding... 27 3.2.1. Forumactiviteiten... 27 3.2.2. Informatie en communicatie... 29 3.3. Vertegenwoordiging en contacten... 31 3.3.1. Op internationaal niveau... 31 3.3.2. Het Europees netwerk van milieu- en duurzame ontwikkelingsraden EEAC... 32 3.3.3. Op nationaal niveau... 32 4. Werking van de Raad... 34 4.1. Algemene Vergadering... 34 4.2. Bureau... 35 4.3. Werkgroepen... 36 4.3.1 Deelname aan de werkgroepen... 37 4.3.2 Werkgroep Strategieën... 38 4.3.3 Werkgroep Energie en Klimaat... 38 4.3.4 Werkgroep Internationale Betrekkingen... 39 4.3.5 Werkgroep Biodiversiteit en Bossen 39 4.3.6 Werkgroep Productnormen... 40 4.4. Secretariaat... 40 4.4.1 Taken...... 40 4.4.2 Milieuverslag... 41 4.4.3 Sociaal verslag... 42 5. Financieel verslag... 45 Bijlage 1: Samenstelling van de Raad in 2013... 48 Bijlage 2: Aanwezigheid op de Algemene Vergadering in 2013... 51 Bijlage 3: Adviezen van de Raad in 2013... 55 Bijlage 4: Consultatie van de website van de Raad 58 FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 3 van 57

1. Woord vooraf Geachte lezer, In 2013 hadden we weer een constant ritme in de opmaak van onze adviezen. Dertien adviezen werden goedgekeurd. Zes van die adviezen hebben te maken met productnormen, waaronder een advies over nanomaterialen en een over biociden. Drie van die adviezen hebben een internationale dimensie. Twee adviezen behandelen de opvolging van Rio+20 en een derde advies buigt zich diepgaand over de problematiek van klimaat en ontwikkelingssamenwerking en behandelt met name het complexe vraagstuk van de klimaatfinanciering. Twee adviezen hebben te maken met het klimaat- en energiebeleid. Een eerste advies formuleert aanbevelingen voor een betere governance van het klimaatbeleid in België. Een tweede advies analyseert de resultaten van de studie 100% hernieuwbaar in België met als horizon 2050. Verder hebben we ook een advies gepubliceerd over het nationaal hervormingsprogramma dat België aan de Europese Commissie heeft voorgelegd in april 2013. En ten slotte heeft de FRDO ook een advies gemaakt over het ontwerp van marien ruimtelijk plan. Ons jaarforum 2013 De uitdaging voor een duurzaam België: governance, innovatie en financiering van een koolstofarme samenleving vormde in zekere zin een vervolg op het jaarforum 2012 dat handelde over de transitie naar een koolstofarme samenleving. Het jaarforum 2013 had als doel om beter af te lijnen hoe de transitie naar een koolstofarme samenleving concreet kan verwezenlijkt worden. Dat werk loopt trouwens door in 2014 met de publicatie van twee adviezen over dit thema. Zoals u kunt vaststellen spreekt de FRDO zich uit over gevarieerde en complexe onderwerpen, met daarbij een nadruk op de noodzaak om een transversale aanpak te ontwikkelen en alle stakeholders op een constructieve manier te betrekken. We hebben trouwens onze samenwerking versterkt met de actoren van de wet duurzame ontwikkeling (DO). Het gaat daarbij om de Task Force DO van het Federaal Planbureau, de PODDO (in 2014 omgedoopt tot Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling of FIDO) en de ICDO. Een belangrijk eerste concreet resultaat van die samenwerking zal de conferentie over partnerschappen DO zijn die we gezamenlijk organiseren op 10 juni 2014. Verder hebben we samengewerkt met de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad bij de uitwerking van sommige van onze adviezen, zoals het advies over het nationaal hervormingsprogramma en de adviezen over productnormen. Ten slotte, en in antwoord op een adviesvraag van staatssecretaris Wathelet, hebben we een veelbelovende samenwerking opgestart met zes regionale adviesraden (SERV, MinaRaad, CESW, CWEDD, VESRBC en CERBC). De bedoeling is samen een advies uit te werken over de governance van de transitie naar een koolstofarme samenleving dat zou moeten worden gepubliceerd in 2014. 2013 was ook het jaar waarin ik startte in mijn functie van voorzitster van de raad, na het ontslag van voorzitter Maystadt. Met hulp en steun van de leden en van het secretariaat heb ik de complexiteit ontdekt van het werk dat we doen, net als de uitdagingen die het met zich meebrengt. Ik wil me graag sterk inzetten, want de FRDO heeft een belangrijke rol te spelen om ons land op de weg van een duurzame ontwikkeling te krijgen. Wat ik samen met de leden heb kunnen ondernemen, was verrijkend en constructief. We hebben onze beleidsprioriteiten voor de periode 2014-2018 goedgekeurd en nieuwe projecten gelanceerd die we zullen verwezenlijken in 2014. Ik wil graag de leden danken voor hun inzet bij de werkzaamheden van de raad, voor hun bereidheid om vooruit te gaan, en om ons land in de richting van duurzaamheid te stuwen. Ik wil ook graag de leden van het secretariaat danken voor hun efficiënte en dynamische inzet. Ten slotte wil ik ook in het bijzonder de vertegenwoordigers van de federale overheid danken. Op hen kunnen we immers steeds beroep doen, met name de leden van de ICDO, het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling, de Task Pagina 4 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

Force DO van het Federaal Planbureau en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Een speciaal woord van dank wens ik te richten aan de FOD VVVL voor hun efficiënte steun bij de aanwerving van de opvolger van directeur Jan De Smedt, die met pensioen ging. Magda Aelvoet Voorzitster FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 5 van 57

2. Doelen en samenstelling De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling (FRDO) is een multistakeholderforum. Vertegenwoordigers van het middenveld kunnen er hun standpunt formuleren en van gedachten wisselen over het beleid duurzame ontwikkeling in ons land. Dit overleg leidt in de eerste plaats tot adviezen aan de federale regering. De internationale verbintenissen die ons land heeft aangegaan op de Wereldtoppen van Rio de Janeiro (1992), Johannesburg (2002) en opnieuw Rio de Janeiro (2012) fungeren daarbij als referentiekader. Tot slot heeft de Raad ook als taak organisaties en burgers te sensibiliseren voor duurzame ontwikkeling. De FRDO werd als maatschappelijk participatieorgaan opgericht door de Wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling als opvolger van de Nationale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. De raad kreeg later nog meerdere specifieke adviesopdrachten onder meer in het kader van de Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, de Wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking en de Wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma s en de inspraak van het publiek bij de uitwerking van de plannen en programma s in verband met het milieu. De raad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de milieuverenigingen, organisaties voor ontwikkelingssamenwerking, consumentenverenigingen, jongerenorganisaties, werknemers- en werkgeversorganisaties, en vertegenwoordigers van de wetenschappelijke wereld. De Raad beschikt over drie organen die de goede werking verzekeren: de algemene vergadering die het beleid bepaalt en de adviezen goedkeurt, het bureau dat de werking coördineert en als arbitrageorgaan functioneert, de werkgroepen die de adviezen en fora-activiteiten voorbereiden. Ter ondersteuning van deze drie organen beschikt de raad eveneens over een vast secretariaat. Diagram 1 geeft de samenstelling van de raad weer in december 2013. Sinds de hersamenstelling bepaald in het KB van 18 juli 2012 over de vastlegging van het aantal middenveldvertegenwoordigers in de FRDO en hun verdeling in categorieën telt de raad 24 leden met stemrecht, die als volgt zijn onderverdeeld: - een voorzitter, - drie ondervoorzitters, - drie leden van de NGO s voor milieubescherming, - drie leden van de NGO s voor ontwikkelingssamenwerking, - zes leden van de werknemersorganisaties, - zes leden van de werkgeversorganisaties, - twee leden namens de jongerenorganisaties. In vergelijking met de vorige samenstelling verschijnt de groep van de jongeren hiermee in de raad, terwijl de vertegenwoordigers van de energieproducenten verdwijnen. Door hetzelfde besluit is het aantal vertegenwoordigers van de milieu- en ontwikkelingsorganisaties van 6 op 3 gebracht. Daarnaast telt de raad ook andere leden die geen stemrecht hebben. Die kunnen in zes categorieën worden ondergebracht: - 6 vertegenwoordigers van de wetenschappelijke milieus (van wie het stemrecht werd ingetrokken op basis van art. 2 van de wet van 12 november 2012 die het art. 12 van de genoemde wet van 5 mei 1997 wijzigt) - 2 vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties (van wie het stemrecht werd ingetrokken op basis van art. 2, 5 van het genoemde KB van 18 juli 2012) - vier wetenschappelijke raadgevers (gecoöpteerd volgens het huishoudelijk reglement van de raad), - vertegenwoordigers van de federale regering, van de gemeenschappen en van de gewesten, Pagina 6 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

- vertegenwoordigers van zeven raden bevoegd voor milieu en socio-economische aangelegenheden (zie bijlage 1), - vertegenwoordigers van drie andere federale overheidsdiensten voor duurzame ontwikkeling: het Federaal Planbureau (Task Force duurzame ontwikkeling), de Interdepartementale Commissie Duurzame Ontwikkeling, de Programmatorische Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling. De wet van 12 november 2012 heeft verder de duur van het mandaat van de leden van de raad van 4 op 5 jaar gebracht. Diagram 1: samenstelling van de raad op 31 december 2013 Een overzicht van de leden vindt u in bijlage 1. Voor de actuele samenstelling van de raad verwijzen wij naar onze website: http://www.frdo-cfdd.be/nl/de-raad/samenstelling. De actuele samenstelling van het bureau vindt u op http://www.frdo-cfdd.be/nl/de-raad/bureau. FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 7 van 57

Aantal adviezen 3. Activiteiten 3.1. Beleidsadvisering 3.1.1. Adviezen 3.1.1.1. Enkele cijfers De belangrijkste activiteit van de raad is het uitbrengen van beleidsadviezen op vraag van de federale regering of het parlement, of op eigen initiatief. De werkgroepen van de raad bereiden deze adviezen voor, waarna ze aan de algemene vergadering ter goedkeuring worden voorgelegd. Verdeelde standpunten worden in de adviezen steeds duidelijk weergegeven. De raad besliste in de loop van 2009 om verschillende types van adviezen te introduceren met het oog op een efficiëntere tijdsbesteding. In 2010 werden de afspraken over deze methode van werken toegepast en verder verfijnd. Wanneer de raad een adviesvraag ontvangt, beslist het bureau over de keuze tussen volgende types, die verschillen qua lengte en aantal voorbereidende vergaderingen: - krachtlijnenadvies - standaardadvies - kaderadvies. Aantal en consensus Grafiek 1 geeft per jaar een overzicht van het aantal adviezen dat de raad sinds 1998 uitbracht, evenals van de verdeling tussen consensus- en verdeelde adviezen. In totaal gaat het om 210 adviezen of een gemiddelde van 13,1 adviezen per jaar, waarvan er 150 (of 71,4 %) met consensus werden goedgekeurd. In 2013 werden 13 adviezen goedgekeurd (waarvan 10 in consensus), waardoor dit jaar zich situeert in het gemiddelde van de voorgaande jaren. 35 30 25 31 aantal uitgebrachte adviezen 20 15 10 5 0 4 5 18 15 15 11 14 16 9 12 12 9 8 7 6 9 5 6 14 16 11 7 16 4 13 10 10 Grafiek 1: Aantal adviezen per jaar vergeleken met het aantal consensusadviezen Pagina 8 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

Totaal aantal adviezen Adviezen op eigen initiatief Grafiek 2 geeft een overzicht van het aantal adviezen dat de voorbije jaren werd uitgebracht op vraag van de overheid en op eigen initiatief. Gemiddeld bracht de raad 1,5 adviezen per jaar uit op eigen initiatief. In 2013 heeft de raad 1 advies op eigen initiatief uitgebracht. 35 30 25 2 gevraagd 20 15 10 5 0 1 3 14 15 29 4 5 2 1 10 8 1 2 13 14 0 6 0 16 3 8 1 15 0 4 1 12 Jaar Grafiek 2: Aantal adviezen (gevraagd en op eigen initiatief) Types van adviezen Tabel 1 geeft een overzicht van de verdeling per type advies voor de adviezen van 2013. Type van advies Aantal Krachtlijnenadvies 8 Standaardadvies 5 Kaderadvies 0 Tabel 1: Aantal voor elk type van advies dat werd uitgebracht FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 9 van 57

3.1.1.2. Aanbevelingen uit de adviezen van de raad Advies over het ontwerp-kb betreffende het federaal reductieprogramma van pesticiden (2013-2017) Minister van Landbouw Laruelle heeft een adviesaanvraag ingediend bij de FRDO over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende het federaal reductieprogramma van pesticiden voor de periode 2013-2017. Het gaat om het federale deel van het Nationale Actieplan ter zake. In zijn advies betreurt de raad dat hij slechts over een federaal programma beschikt dat deel uitmaakt van een nationaal plan en is van mening dat een geïntegreerde oefening nuttiger zou zijn geweest. De FRDO oordeelt dat de voorgestelde maatregelen en toepassingen noodzakelijkerwijs zullen moeten worden gecoördineerd, waarbij de federale overheid, de gewesten en de gemeenschappen betrokken zullen worden, met naleving van hun respectieve bevoegdheden. Andere opmerkingen van de raad over dit ontwerp betreffen de informatieverstrekking aan de consument, de medische opvolging van de werknemers, de bescherming van specifieke zones tegen gewasbeschermingsmiddelen en de toegang tot informatie en bescherming van vertrouwelijke gegevens. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO van 29 januari 2013. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdo-cfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a02n.pdf Opvolging door de Minister (AV van 28 januari 2014): Mevrouw de minister wil de leden van deze raad hartelijk danken voor dit gedetailleerde en relevante advies dat vanzelfsprekend bijzonder nuttig is bij de ingewikkelde omzetting van richtlijn 2009/128 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden. Dit is een bijzonder belangrijk advies want het gaat om een federaal plan waarbij een groot aantal ministers betrokken is en dat, rekening houdend met de begrotingssituatie, desondanks ambitieus is. In de uiteindelijke versie van het ontwerp-kb die op 23 december 2013 werd gepubliceerd, werden vanzelfsprekend enkele aanbevelingen uit het advies van de raad in aanmerking genomen. Tot de aanbevelingen die in aanmerking werden genomen behoren die omtrent de informatieverstrekking aan de consument, meer bepaald betreffende de beschikbare informatie in het verkooppunt en de wijze waarop die informatie geleverd moet worden (aanbevelingen 6 en 7). Dat is ook het geval voor het verzoek om een didactische website uit te werken (aanbeveling 8) die in samenwerking met de gewesten zal worden ontwikkeld. Wat dit laatste punt betreft, betreurt de raad dat hij slechts over een advies op federaal niveau beschikt en niet over een geïntegreerd nationaal plan. Het dient benadrukt dat dit deel uitmaakt van de Belgische institutionele realiteit. Niettemin wil ik de leden van deze raad geruststellen: het is wel degelijk de bedoeling de acties maximaal te coördineren tussen de verschillende instanties via de NAPAN task force, in overeenstemming met aanbeveling nr. 5. Het federale niveau is natuurlijk niet van plan op eigen houtje te handelen. Enkele beschouwingen die door dit advies worden aangereikt, gaan het kader van onze federale bevoegdheden te buiten (zoals de opleiding in aanbeveling nr. 10); ze werden overgemaakt aan de gewesten. Andere beschouwingen werden reeds verduidelijkt in andere koninklijke besluiten die dezelfde richtlijn omzetten (zoals het koninklijk besluit van 19 maart 2013 betreffende fytolicentie). Wat aanbeveling 16 betreft, spreekt het voor zich dat de wetgeving inzake de toegang tot informatie en de Pagina 10 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

bescherming van vertrouwelijke gegevens zal worden nageleefd. Wat aanbeveling 17 (benchmarking in de buurlanden) betreft, is dat reeds gebeurd door de FOD Volksgezondheid. Tot slot zullen in verband met beschouwing 2 vanzelfsprekend (kwantitatief meetbare) beoordelingsindicatoren worden gehanteerd. Advies over de opvolging van Rio+20 en de Post-2015 Development Agenda De raad ontving een adviesvraag van de ministers Magnette en Vanackere over de Post-2015 Development Agenda, dus over de opvolger van de MDGs of Millenniumdoelstellingen. In het kader van Rio+20 is afgesproken dat er SDGs zullen worden ontwikkeld: doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. Beide processen zullen op een of andere manier geïntegreerd worden in de loop van de volgende jaren. Een tweede adviesvraag komt van minister Vanackere en gaat over de follow-up van Rio+20, en over de rol van België in de diverse opvolgprocessen van deze conferentie. De raad heeft ervoor gekozen de twee adviesvragen te combineren en op basis daarvan twee adviezen uit te werken. Dit eerste advies geeft enkele hoofdlijnen aan voor de Belgische houding in de opvolgprocessen van Rio+20 en handelt daarnaast vooral over Post-2015 en de SDGs. Door de snelle afwerking van dit eerste advies hoopt de raad tijdig input te kunnen geven aan de federale regering, aangezien de Europese Commissie begin 2013 een mededeling zal publiceren over Post-2015 en de SDGs. In een tweede advies zal dan later dieper worden ingegaan op die aspecten die niet of enkel in algemene zin behandeld zijn in dit eerste advies. In zijn advies vraagt de raad een voortrekkersrol van ons land in de verschillende processen van follow-up van Rio+20. De FRDO vraagt dat België ervoor ijvert dat de EU als antwoord op het te zwakke akkoord over de groene economie in Rio+20 en het beperkte draagvlak voor dat akkoord zelf ondubbelzinnig kiest voor een vergroening van de economie, vanuit een coherente visie op de drie dimensies van duurzame ontwikkeling, en binnen de planetaire grenzen. Dit houdt onder meer het bijsturen in van het Europese Semester, door naast de stabiliteits- en convergentieprogramma s ook de strategie EU 2020 werkelijk in overweging te nemen zoals die oorspronkelijk was opgemaakt door de EU. In die strategie dienen sociale en ecologische doelstellingen volwaardig geïntegreerd te worden, om zo te komen tot een integrale benadering van duurzame ontwikkeling. Verder vraagt de raad aan de federale regering nieuwe of versterkte initiatieven voor de omzetting van Rio+20 in eigen land. Dit houdt onder meer een ambitieus nieuw Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling in dat via heldere doelstellingen en een bindend kader het traject naar een inclusieve lagekoolstofsamenleving in 2050 uittekent. Verder is een gezamenlijke strategie van de federale en gewestelijke overheden nodig, die werk maakt van een maximale coherentie van de verschillende beleidsdomeinen vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling, en een pakket concrete beleidsmaatregelen voor een vergroening van de fiscaliteit. De raad vraagt dat België zich overal waar mogelijk actief inzet om te komen tot een maximale integratie van de processen van enerzijds Post-2015 en anderzijds de uitwerking van SDGs als onderdeel van Rio+20. Op dit moment lopen de twee processen nog gescheiden, met een verschillende timing en verschillende aansturing (via VN of intergouvernementeel). In de loop van de volgende maanden moet dat veranderen. De raad is ervan overtuigd dat er nood is aan één set van mondiale doelstellingen. Die moeten gelden voor alle landen en moeten uitgaan van een visie op duurzame ontwikkeling. De doelstellingen moeten actiegericht zijn, compact, gemakkelijk te communiceren, beperkt in aantal, van mondiale aard en universeel toepasbaar. België zou erover moeten waken dat volgende elementen prioritair worden opgenomen: recht op voedsel, uitbanning van de armoede, waardig werk, sociale bescherming, duurzame productie en consumptie en universele toegang tot duurzame energie. FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 11 van 57

Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO van 29 januari 2013. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdo-cfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a01n.pdf Opvolging door de Minister (AV van 28 januari 2014): Minister Labille : Ten aanzien van het post-2015 debat, werden de adviezen van de FRDO opgenomen in het kader van het stakeholderoverleg dat de administratie (DGD) de afgelopen maanden gevoerd heeft. Dit advies hielp ons bij het uittekenen van de algemene lijnen en bepalen van de aandachtspunten in het kader van het post-2015 debat. Zo kan ik u aangeven dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking het debat uitdrukkelijk wil plaatsen in de context van meer aandacht naar de problematiek van de toenemende ongelijkheden. De problematiek van ongelijkheden bevat zowel structurele als conjuncturele aspecten. Aandacht voor sociale bescherming en waardig werk op mondiaal niveau is volgens ons de beste garantie om de problematiek van de toegenomen ongelijkheden aan te pakken en ook daadwerkelijk te verminderen. De problematiek van de ongelijkheden raakt het debat over duurzame ontwikkeling. Vele ongelijkheden bestaan in de mate waarin de landen beslag leggen op de planetaire grondstoffen en ecosystemen. De toegang tot grondstoffen, land, arbeid, energie, gezondheidszorg, water en elementaire sanitaire voorzieningen vanuit deze invalshoek zijn fundamentele onderdelen van het post-2015-ontwikkelingskader. Met dit nieuwe ontwikkelingsmodel wordt ook een nieuw financieringskader voor ontwikkelingssamenwerking gecreëerd. Kapitaalvlucht naar het Zuiden, belastingontduiking en ontwijking moeten in dat kader ook in het vizier worden genomen. Staatssecretaris Verherstraeten: De twee adviezen over de opvolging van Rio+20 en de Post-2015 Development Agenda (september en mei 2013) werden op 29 mei 2013 voorgesteld aan de deelnemers van de werkgroep Internationaal beleid van de ICDO. Na de voorstelling volgde een gedachtewisseling met de leden van het FRDO-secretariaat. In overeenstemming met de aanbevelingen heeft de federale overheid zich actief ingezet in het opvolgingsproces van Rio+20. Dankzij de WG ICDO kan deze opvolging worden gecoördineerd en kan de nodige uitwisseling van informatie worden verzekerd om de experts van de overheidsinstellingen er maximaal bij te betrekken en erop toe te zien dat de verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling evenwichtig worden aangepakt. Een aanpak die wij trouwens verdedigen binnen de Europese Unie. Binnen verschillende instanties werden participatieve processen ingevoerd om de op te stellen prioriteiten vast te leggen met het oog op de volgende doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. Dit werk wordt voortgezet om een Belgisch standpunt te bepalen voordat het volgende High Level Political Forum on Sustainable Development plaatsvindt. Het is dus te vroeg om zich nader uit te spreken over de in de adviezen aangehaalde thema s zoals het recht op voedsel, het uitroeien van de armoede, waardig werk, duurzame consumptie- en productiepatronen, gezondheid, gender of de oceanen, aangezien de formele onderhandelingen pas vanaf september 2014 van start zullen gaan - maar binnen de huidige besprekingen wordt wel degelijk rekening gehouden met de principes die in het advies van januari 2013 worden vermeld. Ik geef u een korte stand van zaken over de aan de gang zijnde processen: Integratie van MDG en SDG-processen Wat de uitwerking van een post-2015 ontwikkelingskader betreft, heeft ons land van in het begin gepleit voor een geïntegreerde set van doelstellingen die de drie dimensies van duurzame ontwikkeling omvatten én die relevant zijn voor zowel ontwikkelingslanden als geïndustrialiseerde landen. Samen met enkele andere lidstaten van de EU, heeft ons land ook aan de Europese Commissie gevraagd te kiezen voor een geïntegreerde aanpak, hetgeen de Commissie bevestigd heeft in haar mededeling van eind februari 2013 Een waardig leven voor iedereen: armoede uitroeien en de wereld een duurzame toekomst Pagina 12 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

geven. Over de uiteindelijke vorm en inhoud van een post-2015 kader voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling zal, zoals reeds gezegd, pas vanaf september 2014 onderhandeld worden in een intergouvernementele setting. Op dit moment vindt het belangrijkste werk plaats in de Open Werkgroep inzake de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen. Ons land noch de EU maken echter deel uit van deze werkgroep en het zal dus een uitdaging worden te kunnen wegen op het eindrapport van deze Open Werkgroep, verwacht tegen augustus 2014. Vier maanden voor het tweede High Level Political Forum on Sustainable Development in juli 2014 en zes maanden voor de start van de formele onderhandelingen over het post-2015 ontwikkelingskader in september 2014, is het voor ons belangrijk dat we ons voorbereiden om concrete standpunten in te nemen én we er op het niveau van de Europese Unie voor pleiten om tot een gezamenlijke conclusie te komen die verder gaat dan een statement. Inhoudelijke klemtonen Zowel in de schoot van de Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling als in het kader van de Coormulti zal het nationaal overleg inzake de Belgische inhoudelijke klemtonen versneld moeten worden. Ik pleit er alvast voor dat voor een beperkte set van doelstellingen gekozen wordt waarin de drie dimensies van duurzame ontwikkeling bewaakt worden en dat transversale thema s zoals duurzame consumptie en productie ook via target-setting in die doelstellingen geïntegreerd worden. Voedselzekerheid, waardig werk, universele sociale bescherming en toegang tot gezondheidszorg, biodiversiteit en duurzame energie zijn alvast domeinen die ik expliciet wens te benadrukken als prioriteiten. Besluitend Alvorens de doelstellingen op te sommen, is het belangrijk een methodologie hiervoor uit te werken op nationaal niveau. Verschillende vragen blijven immers nog onbeantwoord, zoals de keuze voor bepaalde transversale dan wel stand-alone doelstellingen, de opbouw en diepte van de doelstellingen en dergelijke meer. Optimale coördinatie tussen alle betrokken nationale actoren is hierbij fundamenteel. Advies over 3 ontwerpen van KB betreffende de benamingen en kenmerken van benzines en diesels In een tweede adviesvraag over productnormen vroeg Staatssecretaris Wathelet de raad om advies over 3 ontwerpen van koninklijk besluit betreffende de benamingen en kenmerken van benzines en diesels. Het gaat om een omzetting van EU-richtlijnen, die de naleving van bepaalde normen opleggen aan deze brandstoffen en het op de markt brengen verbieden van brandstoffen die er niet mee in overeenstemming zijn. In zijn advies formuleert de raad enkele bedenkingen bij de ontwerpen van KB, vooral waar het gaat om het gebruik van biobrandstoffen. Zoals het advies van de FRDO over de biobrandstoffen van 26 oktober 2011 heeft aangetoond, wordt het grootschalig gebruik van biobrandstoffen immers door vele actoren in vraag gesteld. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO van 29 januari 2013. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdocfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a03n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): De FRDO stelt vast dat de 3 ter advies voorgelegde ontwerpen van koninklijk besluit tot doel hebben een Europese harmonisatiewetgeving om te zetten en heeft bijgevolg geen opmerkingen over het genomen initiatief. De raad stelt echter ook een vertraging vast in de omzetting van de eerder vermelde richtlijn 2009/30/EG. FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 13 van 57

geen noodzaak tot wijziging ontwerpteksten. De omzetting heeft inderdaad veel vertraging opgenomen. [2] De raad benadrukt de noodzaak om deze 3 ontwerpen van koninklijk besluit zo snel mogelijk te publiceren, maar is van mening dat de normen die het mogelijk maken grotere hoeveelheden biobrandstoffen op te nemen niet overhaast en niet zonder raadpleging van alle actoren zouden mogen worden gepubliceerd. Zoals het advies van de FRDO over de biobrandstoffen van 26 oktober 2011 heeft aangetoond, leidt het grootschalig gebruik van biobrandstoffen tot heftige debatten en wordt het door vele actoren in vraag gesteld. De FRDO benadrukt dat het op de Belgische markt brengen van brandstoffen met hoge dampspanning een afwijking van de Europese Commissie2 vereist, gezien de mogelijke impact op het vlak van luchtvervuiling. Gezien de over het algemeen middelmatige luchtkwaliteit in ons land wil de raad vermijden dat België gebruik maakt van deze afwijking. de ontwerptekst voorziet niet in een bepaling waardoor BE op dit vlak een gebruik kan maken van een afwijking ter zake. De raad stelt voor na te gaan of het niet gepast is om ook de nodige maatregelen te treffen op het gebied van een duidelijke vermelding dat er metalen additieven aanwezig zijn in diesel en gasolie. De vereisten ter zake in de eerder vermelde richtlijn 98/70/EG betreffen immers niet alleen de benzines, maar de brandstoffen in het algemeen. de ontwerptekst voorziet in een duidelijke verplichting om in dat geval duidelijk te vermelden dat het product metaaladditieven bevat. De FRDO vraagt tot slot dat de motivering van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de benamingen en kenmerken van de benzines voor benzinemotoren als volgt wordt gewijzigd, overeenkomstig de motivering 304 en artikel 1, 35 van de eerder vermelde richtlijn 2009/30/EG: Overwegende dat teneinde de beschikbaarheid op de markt te garanderen van benzine met een maximumzuurstofgehalte van 2,7 % en een maximumethanolgehalte van 5 % een overgangsperiode moet worden voorzien, gegeven het feit dat voor sommige oudere voertuigen het gebruik van benzine met een hoog biobrandstofgehalte uitgesloten is. de ontwerptekst werd overeenkomstig aangepast. Advies over het Nationale Hervormingsprogramma 2013 van België In het kader van het Europese Semester dient ons land in april zijn Nationale HervormingsProgramma (NHP) 2013 voor te leggen aan de Europese Commissie. Dit NHP wordt momenteel voorbereid door een redactiecomité onder de supervisie van een Politiek Begeleidingscomité. Ook de sociale partners en het middenveld wordt om een inbreng gevraagd. In die context bracht de FRDO dit advies uit, dat ook de basis vormde voor het overleggesprek van het middenveld over de opmaak van het NHP op het kabinet van de Premier 19 maart jl. Het NHP dient een overzicht te bevatten van de door ons land genomen en geplande maatregelen voor het realiseren van de doelstellingen van de EU2020-strategie, en een antwoord te bieden op de landenspecifieke aanbevelingen voor België die de Commissie publiceerde naar aanleiding van het vorige NHP. In zijn advies gaat de FRDO nader in op de thema s die verbonden zijn met zijn specifieke opdracht en waarrond in de raad reeds werk verricht werd. Hierbij maakt hij gebruik van drie bestaande consensuele adviezen: zijn advies van 2010 over het NHP, zijn advies van 2011 over energie-efficiëntie in gebouwen en zijn kaderadvies vergroening van de fiscaliteit. In zijn advies vraagt de FRDO meer bepaald dat de drie dimensies van duurzame ontwikkeling in een integrale benadering aan bod komen in het Europese Semester én in het NHP en de stabiliteitsprogramma s van de lidstaten. Verder dient het NHP te verwijzen naar het duurzame-ontwikkelingskader voor het beleid, zoals de Pagina 14 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

langetermijnvisie in ons land en het concept van een koolstofarme samenleving tegen 2050 (zie het jongste jaarforum van de FRDO). Wat de governance van het proces betreft, pleit de FRDO ervoor dat administraties van federale en regionale departementen in zowel het economische, sociale als milieudomein betrokken zouden worden bij de opmaak van het NHP- wat momenteel nog steeds niet het geval is. Verder vraagt de raad dat de bestaande duurzameontwikkelingseffectbeoordeling (DOEB) ingezet zou worden als instrument om korte- en langetermijn-, sociale, economische en ecologische aspecten van een beleidsvraagstuk af te wegen. Bij de opmaak van het NHP dient ook meer rekening te worden gehouden met de inhoudelijke inbreng van het middenveld dan de voorbije jaren het geval was. In verband met aanbeveling 7 van de Europese Commissie over de verdere CO 2 -reductie in ons land, wijst de FRDO er op dat energiebesparing een essentiële factor is om de klimaatdoelstellingen te halen, en er hier een enorm potentieel is in België, zowel in de industrie, het transport, de huishoudens als de gebouwen (cf. de voorstellen van de FRDO in adviezen over energie-efficiëntie en mobiliteit). Ook wat aanbeveling 5 van de Commissie betreft over de verschuiving van belastingen op arbeid naar onder meer milieubelastingen, heeft de FRDO een aantal criteria en voorstellen gelanceerd, met name in zijn advies van 2009 over een vergroening van de fiscaliteit in het kader van duurzame ontwikkeling. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO van 19 maart 2013. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdo-cfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a04n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): 1. Context Het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) 2014 zal opnieuw een lijst van maatregelen moeten bevatten die in de periode april 2013-maart 2014 zijn genomen in het kader van de opvolging van de landenspecifieke aanbevelingen van juli 2013 en van de Europa 2020-doelstellingen die België in 2011 vastlegde. De inhoud, structuur en timing van het NHP worden vastgelegd door de Europese Commissie. De Commissie vraagt dat het NHP een ruim gedragen beleidsdocument is ( broad ownership ). In België wordt dit concreet ingevuld doordat ook de gewestelijke regeringen het rapport goedkeuren. Tevens wordt advies gevraagd aan verschillende raden. Dit jaar zijn er echter twee punten die aandacht verdienen en waarbij de adviesraden mogelijk een specifieke rol kunnen spelen. 2. Hervormingsplannen voor de volgende 12 maanden Voor het eerst vraagt de Europese Commissie om in het NHP een tabel op te nemen met Main reform plans for the next 12 months. Dit is nieuw omdat het NHP in principe terugkijkt naar het verleden en dus genomen maatregelen opneemt of maatregelen die in voorbereiding zijn. De genoemde tabel bevat echter de prioriteiten van de regeringen voor de volgende 12 maanden. Terwijl de titel vrij algemeen is ( main reform plans ), zijn de hoofdingen binnen de tabel meer specifiek. Zo wordt enkel gesproken over de geplande hervormingen die een relatie hebben met de landenspecifieke aanbevelingen. Tevens wordt gesproken van engagementen ( commitments ). Men zou echter de tabel een ruimere invulling kunnen geven: 1. Niet enkel de engagementen kunnen opgenomen worden, maar tevens, meer algemeen, het beleidsvoorbereidend werk (bv. de pensioencommissie, de expertengroep m.b.t. competitiviteit, werk en relance en de werkzaamheden van het federaal parlement en de HRF m.b.t. de tax shift ). FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 15 van 57

2. Niet enkel het beleidsvoorbereidend werk dat een relatie heeft met de landenspecifieke aanbevelingen kan opgenomen worden, maar ook het beleidsvoorbereidend werk dat een relatie heeft met de Europa 2020-strategie. 3. Voorbereidende werkzaamheden in kader van mid-term review van Europa 2020 De Europese Commissie heeft beslist om een mid-term review te doen van de Europa 2020-strategie. Dit is in lijn met eerdere oefeningen, zoals het rapport Kok dat gemaakt werd als mid-term review van de Lissabonstrategie. Het is nog wachten op concrete documenten hierover maar het ziet er naar uit dat deze review wordt opgestart onder de huidige Commissie en zal voltooid worden door de volgende Commissie, bv. tegen eind 2014. De exacte inhoud van de vraagstelling is ook niet bekend, maar, voortgaand op de ervaring van het rapport Kok, zullen vragen gesteld worden over de mate waarin de strategie heeft geleid tot het behalen van de gestelde doelstellingen en of de huidige doelstellingen moeten bijgesteld worden (o.a. thema s van Europa 2020, meer of minder doelstellingen en hoogte van doelstellingen). Voortgaand op de ervaringen van het rapport Kok kan verwacht worden dat de inbreng van de lidstaten wordt gevraagd. Hoe België dit exact invult, zal nog moeten uitgemaakt worden. Maar een mogelijkheid is om aan verschillende instellingen een advies te vragen. Zo zouden ook de adviesraden die traditioneel betrokken worden bij het NHP (CRB, NAR en FRDO) kunnen gevraagd worden om een advies te geven. 4. Timing 1. 3 februari: communicatie naar politiek begeleidingscomité (structuur van tekst + werking + timing); begin van werkzaamheden van redactiecomité 2. 7 maart: eerste draftversie 3. 13 maart: vergadering van redactiecomité 4. Maart: overleg met CRB, NAR en FRDO 5. Eind maart: definitieve versie naar politiek begeleidingscomité 6. 2 april: vergadering van politiek begeleidingscomité 7. 15 april: teksten klaar in 2 talen (FR + NL ; daarna EN) 8. 15 april, ten laatste 30 april: teksten worden doorgestuurd naar Europese Commissie Advies over de studie Towards 100% renewable energy in Belgium by 2050 In 2011 bestelden de vier Belgische ministers die bevoegd zijn voor energie een studie over de haalbaarheid en de impact van een transformatie van het Belgisch energiesysteem naar 100% hernieuwbare energie tegen 2050. Deze studie werd uitgevoerd door het Institut de Conseil et d Etudes en Développement Durable (ICEDD), het Federaal Planbureau en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) en werd in december 2012 gepubliceerd. Staatssecretaris Melchior Wathelet vroeg de raad om advies over deze studie. In zijn advies stelt de FRDO dat in ons land een energietransitie naar een koolstofarme samenleving dient plaats te vinden, om de broeikasgasemissies drastisch te verlagen en de bovenmatige afhankelijkheid van onze economie van fossiele energie te verminderen. Het beleid hiervoor dient een duurzame samenleving als einddoel te hebben, waarin milieu- en klimaatgrenzen gerespecteerd worden, de energiebevoorrading verzekerd wordt, onze economie performant is en sociale rechtvaardigheid gegarandeerd blijft. De leden van de raad zijn het erover eens dat de studie elementen aanreikt om na te denken over een dergelijke energietransitie. Sommige leden menen dat 100 % hernieuwbare energie de beste weg is om de in vorige paragraaf vermelde doelstellingen te bereiken. Andere leden stellen echter dat het om één piste gaat, waarbij het bereiken van die vier doelstellingen niet gegarandeerd is. Hoe dan ook is de FRDO van mening dat het proces dat de vier energieministers gestart zijn met deze studie, verder gezet moet worden. Ons land heeft een toekomstvisie voor energie in het kader van duurzame ontwikkeling nodig, waarbij de verschillende beleidsniveaus gecoördineerd optreden via een nationale strategie. Sommige leden menen dat hierbij te behalen percentages vastgelegd moeten worden voor de te realiseren energie-efficiëntie en het aandeel van hernieuwbare energie. Andere leden vinden dit niet Pagina 16 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

opportuun omdat het slechts om een middel zou gaan om de vier doelstellingen te bereiken, en menen dat het belangrijk is dat ook de andere landen zich engageren voor een beleid om de CO 2 -uitstoot te verminderen. De transitiestrategie zal in bepaalde sectoren tot een toegenomen activiteit leiden, terwijl andere zullen moeten omschakelen. Het is dus van fundamenteel belang een rechtvaardige transitie door te voeren die gebaseerd is op de sociale dialoog. De strategie zal ook moeten waken over de concurrentiekracht van onze ondernemingen. Technologische innovatie ondersteunen en een stabiel politiek kader garanderen dat gunstig is voor investeringen, zijn twee voorwaarden die moeten worden nageleefd om deze doelstellingen te kunnen halen. Een dergelijke strategie dient ook gericht te zijn op een integratie op Europees niveau van het Belgische beleid. Ten slotte formuleert de raad in zijn advies nog een aantal methodologische opmerkingen over de studie. Sommige daarvan zijn consensueel, zoals de opmerking dat de studie de energietoekomst van België los van de Europese en internationale context bekijkt. Daarnaast hebben sommige leden nog specifieke opmerkingen die niet door de andere gedeeld worden. Zo wijzen de werkgevers op het probleem van de maatschappelijke aanvaarding van hernieuwbare energievormen als biomassa en windenergie en de geschatte prijs van 100% hernieuwbare energie. De vakbonden en NGO s menen dan weer dat de studie de maatschappelijke voordelen van de hernieuwbare-energiescenario s niet allemaal berekend heeft (betere luchtkwaliteit en gezondheid,...) evenmin als de reële kosten van de niet-hernieuwbare energiesystemen en het energiebesparingspotentieel in gebouwen, transport en industrie. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO van 19 maart 2013. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdo-cfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a05n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): Dankzij het advies van de raad kon men zich voor het eerst bewust worden van de voornaamste bekommernissen van de Belgische stakeholders met betrekking tot de transitie op lange termijn naar een uitsluitend op hernieuwbare energiebronnen gebaseerd energiesysteem. De studie Scenario s voor een koolstofarm België tegen 2050, waarin enkele elementen uit de studie Towards 100% renewable energy in Belgium by 2050 opgenomen zijn, heeft - binnen de perken van de door de methodologie geboden mogelijkheden rekening gehouden met een reeks belangrijke aandachtspunten die de stakeholders in dit kader hadden geformuleerd. Advies over het ontwerp-kb tot vaststelling van de voorwaarden van het indienen en behandelen van de vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en/of de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie Op vraag van staatssecretaris Wathelet stelde de FRDO een advies op over een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van het indienen en behandelen van de vrijstelling op de REACHverordening, de biocidenverordening en/of de CLP-verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie. In zijn advies vraagt de Raad dat de analyse van de risico s voor de volksgezondheid en het leefmilieu volledig wordt uitgevoerd door het Directoraat-Generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in samenwerking met alle federale en gewestelijke besturen die ter zake bevoegd zijn. De FRDO stelt zich vragen over het democratisch toezicht op de vrijstellingsprocedure aangezien de minister van leefmilieu een beslissing tot vrijstelling moet nemen op basis van het dwingend advies van de dienst Defensie, die niet democratisch wordt aangeduid. Verder meent de raad dat er meer aandacht dient te gaan naar de gezondheidsrisico s en de veiligheid op het werk, en vraagt hij dat de tekst op een aantal punten verduidelijkt zou worden. FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 17 van 57

Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO op 17 april 2013 via schriftelijke procedure. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdocfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a06n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): Het KB ligt ter ondertekening bij de ministers. De FRDO had gevraagd de geldigheidsperiode te verlengen. Wij hebben die met 5 jaar verlengd. De FRDO uitte zijn ongerustheid omtrent de gezondheid van de werknemers. Wij hebben in het KB de nodige elementen opgenomen om de werknemers te beschermen. De FRDO vroeg het begrip substantiële wijzigingen te verduidelijken; wij hebben het in 8 punten van het KB verduidelijkt. Tweede advies over de opvolging van Rio+20 en de Post-2015 Development Agenda Eind vorig jaar ontving de FRDO een adviesvraag van de toenmalige ministers Magnette en Vanackere over de Post-2015 Development Agenda, meer bepaald over de opvolger van de Millenniumdoelstellingen (MDGs) en de relatie ervan met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDGs). Daarnaast was er ook een vraag van minister Vanackere over de follow-up van Rio+20. De raad heeft ervoor gekozen de twee adviesvragen te combineren en op basis daarvan twee adviezen uit te werken. Het eerste advies werd goedgekeurd door de algemene vergadering op 29 januari, het tweede op 25 april jl. via schriftelijke procedure. Het tweede advies gaat in de eerste plaats in op de mededeling van de Europese Commissie over Post-2015 en de SDGs (februari 2013). De raad ziet een aantal positieve elementen in deze mededeling, zoals de integratie van beide processen (SDGs en Post-2015). De Commissie is duidelijk voorstander is van één set van mondiale doelstellingen. Dit kan een belangrijke bijdrage vormen voor een coherent en gemeenschappelijk optreden van de EU en de lidstaten in de lopende onderhandelingsprocessen. Andere elementen van de mededeling stemmen de raad minder tevreden. Zo blijft de tekst erg weinig concreet over de vertaling van de gekozen principes naar meer concreet beleid, met name over de manier waarop die principes zouden moeten omgezet worden op Europees niveau. Die vaagheid is er ook waar het gaat om de financiering ( Means of Implementation ). Wat zeker verder zou moeten uitgewerkt worden, is een globale visie op waardig werk en een goed uitgebouwde sociale bescherming. Wat de set van mondiale doelstellingen betreft, meent de FRDO dat men niet opnieuw kan kiezen voor een MDG-model van doelstellingen die vooral gericht zijn op de landen van het Zuiden. België en de EU dienen zelf duidelijke politieke initiatieven te nemen die bewijzen dat zij zelf vooruitgang willen maken in de uitvoering van alle bestaande internationale afspraken, onder meer over klimaat. De nieuwe set van doelstellingen wordt best ingebed in een breder internationaal-rechtelijk kader, en vereist een mondiale context die de implementatie faciliteert in plaats van bemoeilijkt. De mondiale financiële crisis, de klimaatcrisis, ongelijke machtsverhoudingen en gewapende conflicten verstoren bijvoorbeeld de realisatie van de lopende Millenniumdoelstellingen. Er zijn dan ook verhoogde inspanningen vereist om te komen tot een hervorming van de internationale financiële architectuur, tot een eerlijk handelssysteem dat sociale en ecologische dumping tegengaat, tot een fair belastingstelsel voor multinationale ondernemingen... Ten slotte gaat de raad dieper in op enkele thema s die een belangrijke plaats innemen in de processen van opvolging van Rio+20 en de voorbereiding van het kader Post-2015: gezondheid, oceanen, voedselveiligheid en het recht op voedsel en gendergelijkheid. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO op 25 april 2013 via schriftelijke procedure. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdocfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a07n.pdf Pagina 18 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): (Zie bij opvolging eerste advies over de opvolging van Rio+20 en de Agenda Post-2015. Advies over het voorontwerp van KB betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden Op vraag van staatssecretaris Wathelet bracht de FRDO een advies uit over het voorontwerp van koninklijk besluit betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden. Dit KB zou het KB ter zake van 22 mei 2003 vervangen. In zijn advies onderstreept de FRDO de gedeelde verantwoordelijkheid van de verschillende actoren in de keten (overheden, producenten, verdelers en consumenten) om biociden te gebruiken op een correcte wijze, met mate en in overeenstemming met de duurzame-ontwikkelingsvisie. De raad looft de inspanning inzake transparantie in het voorontwerp, met name wat betreft de etikettering van de op de markt aangeboden producten (die onder meer informatie geeft over de eventuele aanwezigheid van nanomaterialen), en formuleert enkele aanbevelingen over informatieverstrekking, etikettering en publiciteit in verband met biocioden. De FRDO is geen voorstander van de systemen tot retroactieve toelating en kennisgeving van bepaalde biociden, bedoeld in respectievelijk artikels 30 en 31 van het ter advies voorgelegde voorontwerp. Deze systemen lijken immers in tegenspraak te zijn met het principe van de voorafgaande toelating en kennisgeving dat in die tekst is voorzien en ze kunnen leiden tot risico's voor de menselijke gezondheid en voor het leefmilieu en tot oneerlijke concurrentie ten nadele van actoren die de wetgeving naleven. De raad beveelt daarom aan om het principe van de voorafgaande toelating en kennisgeving strikt toe te passen, meer bepaald in het geval van de zogenaamde "borderline" producten die zich niet op de markt zouden mogen bevinden zolang hun statuut niet duidelijk is. Verder vraagt de FRDO dat artikel 38 van het voorontwerp, dat in het geval van tests voor onderzoeksdoeleinden slechts een informatieverplichting aan de betrokken dienst en de minister oplegt, herzien wordt: experimenten of tests mogen slechts uitgevoerd worden op basis van een expliciete goedkeuring. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO op 7 mei 2013 via schriftelijke procedure. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdocfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a08n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): Het ontwerp van KB bevindt zich bij de Raad van State. De FRDO was geen voorstander van een systeem met terugwerkende kracht. Dit systeem werd uit het KB verwijderd. Wat de opleiding betreft, zijn wij het eens met het principe dat de opleiding, binnen het kader van NAPAN, zou moeten worden behandeld met alle betrokken sectoren. Op één punt zijn wij de FRDO niet gevolgd: de versterking is van hetzelfde niveau als in de verordening omtrent de biociden. Dit punt is niet opgenomen want het is reeds vrij streng. Advies over het marien ruimtelijk plan en zijn milieueffectenrapport De FRDO ontving per brief van 27 juni 2013 een vraag om advies over het Marien Ruimtelijk Plan en zijn milieueffectenrapport van vice-eerste minister en minister van economie, consumenten en Noordzee Johan Vande Lanotte. In zijn advies waardeert de FRDO dat er een Marien Ruimtelijk Plan (MRP) komt voor het Belgische deel van de Noordzee. In dit gebied vinden immers diverse menselijke activiteiten plaats, die elkaar beïnvloeden en ook FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 19 van 57

een impact hebben op het mariene milieu: scheepvaart, visserij en aquacultuur, natuurbehoud, energieopwekking, toerisme, zand- en grindontginning, kustverdediging tegen overstroming... Het was daarom absoluut noodzakelijk een plan tot stand te brengen dat deze verschillende activiteiten en hun impact in kaart brengt, en een regeling voorstelt voor de locatie en de omvang ervan. Het MRP vormt niet alleen een regelgevend kader voor conflictuele activiteiten, maar ook voor meervoudig gebruik van de ruimte, complementaire projecten en win-winsituaties. De ambitie om economische, sociale en milieudimensies in het plan te integreren, is kenmerkend voor het duurzame-ontwikkelingsdenken dat de FRDO bepleit. Daarnaast beantwoordt het MRP ook aan een ander aspect van duurzame ontwikkeling, namelijk de governance -dimensie. Naast overheidsinstellingen op verschillende beleidsniveaus werden immers ook diverse maatschappelijke actoren bij het plan betrokken (onder meer via de adviesvraag aan de raad) en kregen organisaties en burgers de kans zich erover uit te spreken (via het openbaar onderzoek). Wat de duurtijd van het MRP betreft (2013-2019) is de FRDO van mening dat een periode van 6 jaar een aantal voordelen heeft bijvoorbeeld inzake flexibiliteit om rekening te houden met gewijzigde omstandigheden in een nieuw plan. Toch zou het ook nuttig zijn om ook doelstellingen op langere termijn uitgebreider te formuleren dan in bijlage 2 van het ontwerp-mrp het geval is, onder meer om rekening te houden met de planningsduur en looptijd van sommige investeringen: de planning voor opbouw van de windenergiecapaciteit op zee tot 2050, de kustverdediging op nog langere termijn als reactie op de gevolgen van de klimaatverandering... Naast deze algemene opmerkingen formuleert de FRDO in zijn advies nog enkele specifieke opmerkingen met betrekking tot hernieuwbare energie, biodiversiteit en natuurbehoud, visserij, scheepvaart, zand- en grindwinning en kustverdediging tegen overstromingen. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO op 28 september 2013 via schriftelijke procedure. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdocfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a10n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): Eén van de belangrijkste beleidsinstrumenten om tot een duurzaam beleid op de Noordzee te komen is de opmaak van een Marien Ruimtelijk Plan (MRP). Minister Vande Lanotte is als Minister van Noordzee in het begin van deze Regering de uitdaging aangegaan om een bindend ruimtelijk plan op te stellen voor het Belgische deeltje van de Noordzee. Aan dit plan werd de voorbije jaren hard gewerkt met een gedegen wettelijke basis, transparante procedures en vooral vele overleg- en inspraakmomenten. Het is voor het eerst dat ons land een bindend ruimtelijk plan op de zee zal hebben. Het plan werd in december goedgekeurd door de regering en zal over enkele maanden in zijn finale vorm gepubliceerd worden. 2014 wordt dan ook het jaar van de uitvoering van het MRP. Het plan zal overigens niet alleen via het Staatsblad beschikbaar zijn maar zal ook gecommuniceerd worden via een website en we werken aan een brochure om elke burger inzicht te geven in hoe het zeebeleid wordt aangepakt. Het plan houdt rekening met nieuwe gebruiken zoals energieopslag op zee, de ontwikkeling van duurzame aquacultuur in de windmolengebieden, de locatie voor de aanleg van een stopcontact op zee, nieuwe kustverdedigingmethodes, effectieve milieubeschermingsmaatregelen in het gebied de Vlaamse Banken en een evaluatie van de scheepvaartroutes. De Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling speelt in de hele procedure om tot een finaal plan te komen een belangrijke rol. Ze worden dan ook gericht geconsulteerd om formeel hun advies uit te brengen op het ontwerpplan en op het Milieueffectenrapport. Ook voor de toekomst is die rol verzekerd: het Marien Plan moet elke zes jaar opnieuw worden opgesteld, geëvalueerd, en daarbij moet de FRDO telkens gericht geconsulteerd worden. En dat is een goede zaak. Voor ons was het dan ook een duwtje in de rug om door FRDO bevestigd te zien dat het hele proces om tot een MRP te komen in essentie een oefening in duurzaamheid is. Zo stelt de Raad dat het absoluut noodzakelijk was om een plan tot stand te brengen dat activiteiten als scheepvaart, visserij, aquacultuur, natuurbehoud, energieopwekking, toerisme, zand- en grindontginning, kustverdediging enz. in kaart brengt en een regeling Pagina 20 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

voorstelt voor de locatie en de omvang ervan. FRDO erkent dat net zoals op het vasteland, op zee een ordening nodig is waarbij voor diverse activiteiten een bestemming wordt gezocht in de schaarse ruimte. Ten slotte geeft FRDO Minister Vande Lanotte een goed rapport voor de governance dimensie als belangrijk aspect van duurzame ontwikkeling: het MRP brengt dit in de praktijk door alle actoren én overheidsinstellingen op verschillende beleidsniveaus nauw bij het plan te betrekken. Een puntje van kritiek was wel dat de consultatietermijn te kort is. Hier willen we op antwoorden dat de consultatieperiodes zowel zijn vastgelegd in de SEA-wet voor de MER als in het procedure KB. We hebben er met opzet voor gekozen om de ecologische bevraging over de plan-mer, die verplicht is door de wet van 2006, te laten samenvallen met een bredere socio-economische bevraging. De inspraakprocedure heeft 90 dagen geduurd, wat een redelijke termijn lijkt. FRDO merkt ook op dat een plan voor 6 jaar zeker voordelen heeft, maar mist een uitgebreide formulering van de langetermijnvisie. Dit is deels opgevangen door de langetermijnvisie in een bijlage bij het plan; het is ook zo dat een ruimtelijk plan ons inziens vooral een pragmatisch karakter moet hebben met gedegen afwegingen. Daarom houden we ons voor de langere termijn aan de algemene duurzaamheidprincipes. FRDO onderschrijft verder de maatregelen ter bescherming van het marien milieu maar geeft aan te vrezen dat ze niet afdoend zullen zijn om de natuurdoelstellingen te halen. Tezelfdertijd geeft de FRDO aan dat een aantal maatregelen inzake visserij verder onderzocht moeten worden. De genomen beslissingen werden genomen op basis van beschikbare informatie en overleg en er werden zones afgebakend om verder onderzoek naar alternatieve technieken mogelijk te maken. Verder maken wij ons hard dat de vrees met dit beleid ecologisch te kort te schieten ongegrond is en dat er een evenwicht is gevonden om duurzame groei op onze Noordzee mogelijk te maken. FRDO is verder enthousiast over de flankerende milieumaatregelen zoals de artificiële riffen in de windmolenparken en de actieve natuurmaatregelen die moeten getroffen worden bij het aanleggen van een atol. Voor kustverdediging wijst de FRDO op het belang van coördinatie en overleg tussen lokale, regionale en federale overheden. Het plan en de hele procedure die hieraan voorafgaat faciliteert dit in ruime mate. Wat hernieuwbare energie betreft onderschrijft de raad de doelstelling om tegen 2020 minstens 2000MW geïnstalleerd vermogen te hebben op zee. Ze verwijzen ook naar de wenselijkheid om de connectie met het inlandse distributienet te verzekeren. We zijn het eens met die laatste opmerking maar dit vormt uiteraard geen onderwerp van het Marien Ruimtelijk Plan. Het beleid inzake consumenten en economie spitst zich vooral toe op een aantal socio-economische aspecten om te komen tot een duurzamere samenleving. De drie pijlers van duurzame ontwikkeling worden zo stilaan horizontaal meegenomen, waardoor het al lang niet meer om specifieke duurzaamheidmaatregelen gaat maar duurzaamheid intrinsiek wordt ingebouwd in het beleid. Het consumenten-, economisch en Noordzeebeleid zijn wat dat betreft duidelijke voorbeelden. We wensen FRDO op deze gelegenheid dan ook te danken voor de constructieve insteek in het beleid in het algemeen en in het Marien Ruimtelijk Plan in het bijzonder. Advies over het ontwerp-kb tot vaststelling van de minimumeisen voor het aanbrengen van milieuboodschappen op bouwproducten en het oprichten van een federale databank voor milieuproductverklaringen Op vraag van staatssecretaris Wathelet stelde de FRDO een advies op over een ontwerp van koninklijk besluit dat minimumeisen vastlegt voor het aanbrengen van milieuboodschappen op bouwproducten, en een federale databank opricht voor milieuproductverklaringen. In het algemeen ondersteunt de raad de doelstelling van dit initiatief op het vlak van duurzaam bouwen, maar wil dat de context en motivering ervan nader worden bepaald. Verder vindt de FRDO dat deze materie ook op Europees niveau zou moeten worden geharmoniseerd via een initiatief van de Europese Commissie. Op die manier moet worden vermeden dat de oprichting van nationale databanken de informatie-uitwisseling zou bemoeilijken, waardoor de kosten voor de ondernemingen en eindgebruikers alleen maar zouden oplopen. FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 21 van 57

Wat het toepassingsgebied van het ontwerp-kb betreft, meent de raad dat alle bouwproducten in aanmerking komen behalve elektrische en elektronische installaties en luchtbehandelingstechnieken zoals airconditioning, verwarming en ventilatie, producten waarvan de kwestie van hun milieu-impact behandeld wordt door andere reglementeringen. De FRDO vraagt dat de vrijwillige aard van de milieuboodschappen duidelijker tot uiting zou worden gebracht in het ontwerp van koninklijk besluit. Verder stelt de FRDO voor om na enkele jaren de economische, ecologische, technische impact van dit systeem en de gevolgen ervan voor de gebruikers samen met alle betrokken stakeholders te evalueren om na te gaan of het eventueel kan worden veralgemeend. Daarbij wordt erop toegezien dat de buitenlandse producenten aan dezelfde verplichtingen worden onderworpen als de Belgische producenten om laatstgenoemden niet te benadelen. Waar het gaat om de databank voor milieuproductverklaringen, wil de raad dat overlegd wordt over het beheer ervan, de kwestie van het eigendom van de gegevens en van de financiering van het systeem. Er dient bovendien een interactie voorzien te worden met de databanken van de buurlanden (ten minste Frankrijk, Nederland en Duitsland). Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO op 2 oktober 2013 via schriftelijke procedure. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdocfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a09n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): Het ontwerp van KB wordt binnenkort besproken tussen het kabinet Economie en ons kabinet. Daarna wordt het advies van de Raad van State gevraagd. Milieuboodschap = registratie en LCA. Zoals de FRDO had gevraagd, hebben wij de stakeholders (de sector, de onderzoeksinstituten, de consumenten ) uitvoerig geraadpleegd en het resultaat van deze raadplegingen staat in de tekst. Wat een gezamenlijk beheer van de databank betreft, zijn wij vrij terughoudend, misschien op middellange termijn maar wij zullen hen om hun advies vragen. Wij volgen het advies van de FRDO en hebben een vrijstelling vastgelegd voor elektrische en elektronische toestellen en luchtbehandelinginstallaties (Ecodesign, energylabelling). Wij volgen het advies van de FRDO eveneens in de volgende gevallen: Indien de fabrikant een milieuboodschap op zijn product aanbrengt, moet hij zich registreren en dan wordt de informatie als openbaar beschouwd (zoals in Frankrijk); Indien de fabrikant een milieuboodschap aanbrengt in het kader van een beoordeling van een gebouw, mag hij vrij kiezen om die al dan niet openbaar te maken (zoals in Nederland). Wij hebben de mogelijkheid geïntegreerd om een fabrikant op een meer soepele en geautomatiseerde manier aan een gezamenlijke verklaring toe te voegen. Het KB werd in die zin aangepast: elke milieuproductverklaring (EPD) werd gecontroleerd => geaccrediteerde controleur, maar momenteel geen controleur => dus in eerste instantie geen controle => overgangsperiode (5 jaar) gelijk aan de geldigheid van een verklaring. Bij de vernieuwing is er een controle. Momenteel worden de levenscyclusanalyses zoals de labels Natureplus, Blauwe Engel, Cradle-to-cradle besproken tussen kabinetten. Er is dus geen beslissing over de uitzonderingen. De registraties van de milieuverklaringen vormen het voorwerp van een betaling die rekening houdt met een afnemende tarifering van 30/jaar per LCA. Pagina 22 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

Het principe van de wederzijdse erkenning is in het KB opgenomen. Advies over klimaat en ontwikkelingssamenwerking De FRDO ontving van minister Labille (ontwikkelingssamenwerking) en staatssecretaris Wathelet (leefmilieu) een vraag om advies over het beleidskader voor een meer coherent en geïntegreerd beleid rond klimaat en ontwikkelingssamenwerking (OS), en over de internationale klimaatfinanciering. In zijn advies stelt de FRDO dat de volledige uitvoering van alle relevante internationale akkoorden een essentiële voorwaarde is voor een versterkt beleid klimaat en OS. In dit licht verwacht de raad onder meer een performant klimaatbeleid dat leidt tot een effectieve daling van de uitstoot van broeikasgassen in eigen land. Daartoe is een snel akkoord over de taakverdeling tussen de beleidsniveaus voor het klimaatbeleid tot 2020 onontbeerlijk. Een doorgedreven beleid van coherentie is een voorwaarde voor een sterker beleid klimaat en ontwikkelingssamenwerking, en vice versa. Een coherent beleid is nodig in domeinen als de biobrandstoffen of de internationale handelsakkoorden. Uiteraard moet het klimaatbeleid, net als andere beleidsdomeinen coherent zijn met en in functie staan van duurzame ontwikkeling. Wat deze coherentie betreft, verwacht de raad dat binnen de aangekondigde geïntegreerde RIA die zal worden gebruikt bij de beslissingen van de federale regering de doelstelling van de DOEB (Duurzameontwikkelingseffectbeoordeling) en de nieuwe PCD-test (Policy Coherence for Development) zal gerealiseerd worden. Om tot een sterker beleid klimaat en OS te komen, is een verbetering van de beleidscapaciteit in de afzonderlijke beleidsdomeinen nodig. Voor het klimaatbeleid is er een tekort aan harmonisatie, integratie en coördinatie tussen de federale en regionale beleidsinstanties. Voor OS is er nood aan meer visie en coördinatie over de manier waarop klimaat en milieu als transversaal thema kunnen geïntegreerd worden in het bestaande ontwikkelingsbeleid. Voor beide luiken dienen ook voldoende mensen ingezet te worden om een kwalitatief beleid te garanderen. De FRDO doet in zijn advies enkele voorstellen in dit verband. Wat klimaatfinanciering betreft, verwacht de raad van de EU een voortrekkersrol in het maken van heldere afspraken over de klimaatfinanciering op lange termijn tijdens de COP 19 in Warschau. Daartoe dient ook België zich ambitieus op te stellen en voorafgaand aan de COP 19 bekend te maken welke financiële bijdrage men wil doen voor de internationale klimaatfinanciering voor en na 2020 en welke emissiereducties inclusief de interne taakverdeling men wil bereiken na 2020. De raad verwacht van de regering een voorstel over hoe met inzet van innovatieve financieringmechanismen de streefcijfers van het afgesproken groeipad tot 2020 zullen gehaald worden, in samenspraak met de regio s. Een mix van instrumenten zal hiertoe nodig zijn. De leden zijn het evenwel niet eens over de aard van deze instrumenten, noch over de besteding van de ETS-middelen. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO van 25 oktober 2013. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdo-cfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a13n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): Minister Labille : Het advies met betrekking tot klimaat en ontwikkelingssamenwerking raakt bepaalde facetten aan van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Het is weliswaar belangrijk om de eigenheid van de interventies van ontwikkelingssamenwerking op de drie verschillende niveaus (met name 1) gouvernementele, 2) multilaterale samenwerking en 3) de samenwerking met de niet-gouvernementele actoren) te erkennen en correct in te vullen. De nieuwe strategienota leefmilieu is het resultaat van de aanbevelingen van de recente evaluatie van de strategienota leefmilieu. Tal van FODdiensten, instellingen, niet-gouvernementeel actoren, met inbegrip van de leden van de FRDO en het FRDO-secretariaat, universiteiten werden en worden geraadpleegd in dit proces. Deze nota zal een duidelijke visie en strategisch kader creëren voor de transversale en sectorale integratie van milieu in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid in uitvoering van de wet van 19 maart 2013 inzake de FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 23 van 57

Belgische ontwikkelingssamenwerking. Duurzame ontwikkeling speelt een belangrijke rol in de strategienota. De Belgische ontwikkelingssamenwerking is een belangrijke speler in de versterking van de capaciteiten en de veerkracht, onder meer in respons op de negatieve gevolgen van klimaatverandering. In termen van de bevordering van beleidscoherentie ten gunste van ontwikkeling (PCD) is het bijvoorbeeld essentieel om een beleid te implementeren waarin de internationale financiële architectuur gereguleerd wordt voor een eerlijke een inclusieve mondialisering die gericht is op een menselijke duurzame ontwikkeling. De federale regering heeft in uitvoering van de aanbevelingen van de OESO-DAC Peer Review van 2010 en de Europese verplichtingen in het kader van het Lissabonverdrag inzake PCD groen licht geven voor de uitwerking en goedkeuring van het institutioneel mechanisme ter zake. Het is belangrijk dat de doelstellingen en de resultaten van het ontwikkelingsbeleid niet worden tegengewerkt door het overheidsbeleid in de andere domeinen die een impact hebben op de ontwikkelingslanden. Het gaat niet enkel om beleidscoherentie in het kader van duurzame ontwikkeling. Het gaat om het versterken van de beleidscoherentie met de doelstellingen van duurzame menselijke ontwikkeling met een focus op de gevolgen voor de ontwikkelingslanden. Het is de bedoeling dat een interministeriële conferentie de nodige politieke impuls geeft, terwijl de interdepartementale commissie PCD een informatieve en dynamiserende rol zal spelen tussen de verschillende federale departementen. Het maatschappelijk middenveld en de academische wereld zal via de Adviesraad PCD en het op te richten platform haar analysecapaciteiten en onderzoekswerk kunnen verrichten om te waken over de impact van het beleid op ontwikkeling. Het operationaliseren van dit institutioneel mechanisme zit dus weldra in de startblokken en zal een krachtig instrument zijn om de beleidscoherentie te verzekeren. Staatssecretaris Wathelet : Dit advies is een gezamenlijke aanvraag van de minister van Ontwikkelingssamenwerking en van de staatssecretaris. Wij laten het natuurlijk aan hem over om zich uit te spreken over een aantal kwesties die verband houden met zijn bevoegdheden. Wij zullen met de minister van Ontwikkelingssamenwerking bekijken hoe wij sommige van uw aanbevelingen structureel in acties kunnen omzetten. Wij kunnen reeds zeggen dat onze dossiers betreffende de gepaste mechanismen worden opgevolgd in samenwerking met het bestuur van de ontwikkelingssamenwerking en dat het ook zal worden geraadpleegd in het kader van de nieuwe milieubeleidsnota. Deze samenwerking zal nog worden versterkt door deelname van mijn administratie in de recent door de regering opgerichte Interdepartementale Commissie voor Beleidscoherentie ten gunste van Ontwikkeling (ICBO), die klimaatverandering als één van vijf prioritaire domeinen heeft voor zijn werkprogramma Advies over het ontwerp-kb betreffende het op de markt brengen van stoffen geproduceerd in nanoparticulaire toestand De FRDO publiceerde op vraag van minister van sociale zaken en volksgezondheid Onkelinx, een advies over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende het op de markt brengen van stoffen geproduceerd in nanoparticulaire toestand. Dit ontwerp van KB heeft onder meer tot doel een register aan te leggen van dergelijke stoffen, onder meer om de gezondheidsrisico s te kunnen inschatten. In zijn advies pleit de raad ervoor het regelgevingkader bij voorkeur op EU-niveau te ontwikkelen, en te waken over de overeenstemming tussen het register en de EU-definitie van nanomaterialen. Indien het gebruik van nanomaterialen afdoende geregeld wordt door andere wetgeving, of een gelijkaardige registratieplicht voorziet, dient er een verband gelegd te worden. De leden raakten het niet eens over het toepassingsgebied van het register, en sommigen verkiezen een follow-upsysteem a posteriori boven voorafgaande kennisgeving. Er is wel consensus dat de registratiekosten laag gehouden moeten worden, en dat er een correct evenwicht nodig is tussen de bescherming van handelsgegevens en de toegang tot informatie voor werknemers en consumenten. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO van 25 oktober 2013. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: Pagina 24 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

http://www.frdo-cfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a11n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): Wat het koninklijk besluit betreffende het op de markt brengen van stoffen geproduceerd in nanoparticulaire toestand aangaat, wil ik graag nogmaals kort wijzen op het doel, namelijk erop toezien dat de ontwikkeling van deze nieuwe technologie in harmonie verloopt met de bescherming van de gezondheid van de werknemers en consumenten, in alle vertrouwen en met zorg voor transparantie, waarbij voordeel kan worden gehaald uit een betere kennis van de markt, van de kenmerken van nanomaterialen en van het mogelijke blootstellingrisico van mensen aan deze stoffen. Dit advies was in meer dan één opzicht interessant, in de eerste plaats omdat het aantoonde dat deze materie wel degelijk het voorwerp kon zijn van een consensus onder de leden van de Raad. Ten tweede omdat het de standpunten van de verschillende leden over het toepassingsgebied van dit ontwerp en de registratievoorschriften voor de producten goed samenvat. Sommige leden vinden immers dat het toepassingsgebied te ruim is en dat het principe van de voorafgaande registratie niet geschikt is, terwijl andere leden er daarentegen een groot voorstander van zijn om de voorafgaande registratie te behouden en een versterking van de sancties willen op basis van het principe no data no market, alsook een uitbreiding van het toepassingsgebied van het besluit. In dat opzicht lijkt ons ontwerp dus op een compromis tussen deze twee tegenstrijdige standpunten. Uw advies was ook bijzonder verhelderend inzake het beschermen van vertrouwelijke gegevens en de gepastheid van een opleiding die specifiek bedoeld is om de werknemers te beschermen. Onze administratie heeft deze voorstellen aandachtig onderzocht en ze werden in aanmerking genomen in het ontwerp van koninklijk besluit. Bovendien werd de bescherming van vertrouwelijke gegevens versterkt door de lijst met beschermde gegevens van rechtswege uit te breiden en ook door een tweede lijst toe te voegen. Tot slot is in ons ontwerp nog steeds de toegang tot de gegevens door de betrokken overheidsdiensten ingeschreven, maar de regels werden nader bepaald om de bevoegde overheden, in dit geval naast de FOD Volksgezondheid de FOD Werkgelegenheid en de FOD Economie, een werkelijke toegang te garanderen, waarbij er tegelijk wordt op toegezien dat deze overheden de vertrouwelijkheid van de gegevens respecteren. Wat de bescherming van de werknemers betreft, stelde het advies van de FRDO voor informatie over de aanwezigheid van nanomaterialen in de ondernemingen te laten verspreiden via de comités voor preventie en bescherming op het werk. Wij hebben dit voorstel uitgewerkt door een wijzigingsbepaling in te voeren van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 betreffende de opdrachten en de werking van de comités voor preventie en bescherming op het werk. Deze nieuwe bepaling legt de werkgevers op om aan de comités voor preventie en bescherming op het werk informatie door te geven over producten die geregistreerd zijn in het kader van het ontwerp van koninklijk besluit over de nanomaterialen. Tot slot zullen onze diensten eveneens rekening houden met de vraag van de FRDO een leidraad ter beschikking te stellen. Onze administratie is die reeds aan het voorbereiden. Net zoals wij nota hebben genomen van de wens van de raad om snel de kwestie van de kostprijs van de registratie te behandelen. Dit zijn, samengevat, de gevolgen die aan dit advies zijn gegeven, waarbij het besluit ook werd aangepast aan de adviezen van andere geraadpleegde instanties; ik denk hierbij aan de uitbreiding van het toepassingsgebied van het besluit of de data van inwerkingtreding die eveneens werden aangepast. Ik wil dit punt afronden door te preciseren dat wij het koninklijk besluit ter beraadslaging willen voorleggen aan de Ministerraad van 7 februari. Advies over de governance op het vlak van het nationale klimaatbeleid en de hervorming van de Nationale Klimaatcommissie Op vraag van staatssecretaris Wathelet stelde de FRDO een advies op over de governance van het klimaatbeleid en de hervorming van de Nationale Klimaatcommissie. In zijn advies onderstreept de FRDO dat de governance in dit domein duidelijk lacunes vertoont. Op het vlak van het klimaatbeleid remmen deze in zeer ernstige mate de uitstippeling van een ambitieus beleid af: FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 25 van 57

belangrijke beslissingen laten op zich wachten (meer bepaald inzake de burden sharing), er is geen duidelijk beleidskader (met name voor de aankoop van emissierechten en het Nationale Klimaatplan), de beleidslijnen worden op gebrekkige wijze opgevolgd en beoordeeld, de verbintenissen worden niet nageleefd en de oplossing van fundamentele problemen wordt steeds weer op de lange baan geschoven. De FRDO betreurt dat er nog geen beslissing is genomen over de burden sharing en herinnert eraan dat dit begrip niet alleen de broeikasgassen, de hernieuwbare energie en de inkomsten uit de emissiehandel betreft, maar ook de internationale financiering van het klimaatbeleid. De verdeling van de inspanningen moet billijk gebeuren, er moet over worden beslist op basis van objectieve en transparante criteria, de klemtoon moet worden gelegd op het intern bereiken van de doelstellingen en die verdeling moet ook worden uitgevoerd voor een Europese doelstelling tot het verminderen van de uitstoot met -30% tegen 2020, een doelstelling die België ondersteunt. Wat de Nationale Klimaatcommissie betreft, meent de FRDO dat deze haar opdrachten, zoals vastgelegd door het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002, ten volle moet uitvoeren. Dat betekent het uitwerken van de federale en gewestelijke beleidslijnen vergemakkelijken, zodat die coherent zijn en elkaar wederzijds versterken, de wederzijdse verbintenissen en acties daartoe bepalen, en een mechanisme invoeren om die verbintenissen op te volgen en te verifiëren. De FRDO vraagt hierbij een kader in te voeren dat de modaliteiten van deze structurele samenwerking tussen de Nationale Klimaatcommissie en het Overlegcomité concreet vastlegt. Daarenboven moet de NKC haar fundamentele taken blijven vervullen, met name de monitoring, de rapportering en het uitwerken en evalueren van de tenuitvoerlegging van het Nationale Klimaatplan. Die taken zijn van essentieel belang om een efficiënte besluitvorming mogelijk te maken binnen het kader van een verbeterde governance. Dit advies werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de FRDO van 25 oktober 2013. Klik hier voor de volledige tekst van het advies: http://www.frdo-cfdd.be/sites/default/files/content/download/files/2013a12n.pdf Opvolging door Minister (AV van 28 januari 2014): Het advies over de governance op het vlak van het klimaatbeleid bevat een reeks zeer relevante aanbevelingen omtrent de coherentie van de verbintenissen en acties van de verschillende beleidsniveaus, de evaluatie van governance, de controlemechanismen en responsabilisering, de monitoring van de beleidslijnen en de transparantie; het benadrukt ook dat dringend een akkoord over burden sharing moet worden afgesloten. Het meest geschikte forum om deze aanbevelingen te bespreken en toe te passen is de Nationale Klimaatcommissie (NKC), waarvan volgens het institutioneel akkoord de werking zal worden geoptimaliseerd en de rol versterkt; het uittredend voorzitterschap van de NKC vond het helaas niet gepast het advies van de FRDO onder de aandacht van de leden van de NKC te brengen; ik ben van plan er bij het nieuwe voorzitterschap, dat wordt uitgeoefend door het Vlaams gewest, op aan te dringen dat de NKC dit advies in behandeling neemt en nadenkt over de te ondernemen acties om de governance te versterken. Pagina 26 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

3.1.2. Beleidsdialoog Regering Rondetafelgesprekken De raad organiseert rondetafelgesprekken op vraag van een minister, zodat de verschillende ledengroepen hun standpunt kunnen meedelen over een specifiek thema en de minister met het middenveld kan dialogeren over zijn beleid. 6 de Nationale Mededeling Klimaat Staatssecretaris Wathelet had een advies gevraagd over de 6de Nationale Mededeling over Klimaatverandering. De daarvoor voorziene termijn was echter te kort. Daarom werd in de plaats daarvan over dat onderwerp een rondetafelgesprek georganiseerd. Tijdens die ontmoeting konden de verschillende ledengroepen hun opmerkingen en commentaren over dat document uiteenzetten. Leden van de cel klimaat van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Milieu reageerden op die opmerkingen en brachten nog enkele verduidelijkingen aan. De resultaten van het rondetafelgesprek werden voorgesteld door de voorzitter van de werkgroep energie en klimaat, professor van Ypersele, in de Nationale Klimaatcommissie tijdens een hoorzitting die daar plaatsvond op 17 december 2013. COP Warschau Net als vorig jaar vond ditmaal op 4 november een ontmoeting plaats tussen de staatssecretaris bevoegd voor klimaat en de leden van de FRDO. Die had als doel de klimaattop van Warschau voor te bereiden die plaatsvond van 11 tot 22 november. De vertegenwoordigers van de verschillende ledengroepen van de FRDO stelden eerst hun standpunt voor, met daarbij aandacht voor belangrijke thema s zoals de burden sharing op Belgisch niveau, de gerechtigheid in de discussies op het internationale niveau, de competitiviteit van de ondernemingen, de rechtvaardige transitie, Staatssecretaris Wathelet reageerde daar daarna op, en herinnerde met name aan de noodzaak om te komen tot een mondiaal akkoord in 2015. Internationale handel In 2013 vonden twee rondetafelgesprekken plaats over de ontwikkelingen in de WTO-onderhandelingen. Die vonden plaats op 14 januari en 24 oktober. Bij die gesprekken konden de ledengroepen van de FRDO hun vragen en bekommernissen uiten, waarop dan werd gereageerd door de minister of vertegenwoordigers van de administratie of het kabinet. Daarnaast was er ook een speciaal rondetafelgesprek over de onderhandelingen voor een vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS (TTIP = Transatlantic Trade Investment Partnership). Dat vond plaats op 29 april en verliep volgens dezelfde formule als de rondetafelgesprekken over de WTO. 3.2. Draagvlakverbreding 3.2.1. Forumactiviteiten De FRDO organiseert fora, seminaries en hoorzittingen om de discussie rond duurzame ontwikkeling te stimuleren en om informatie te verzamelen voor het opstellen van adviezen. FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 27 van 57

Jaarforum 2013 Op 26 november vond het traditionele jaarforum van de FRDO plaats, onder de titel De uitdaging voor een duurzaam België: governance, innovatie en financiering van een koolstofarme samenleving. Dit forum bracht een vervolg op het forum van 2012, dat ook over de transitie naar een koolstofarme samenleving handelde. We gingen dit jaar nader in op de aspecten innovatie en financiering van dit toekomstproject, en op de "governance" ervan: het beleid dat op de verschillende niveaus nodig is, en de inbreng van maatschappelijke groepen en burgers. In de voormiddag lichtte Roland Moreau (FOD Leefmilieu) de studie "Low carbon scenarios for Belgium 2050" (Climact/VITO) toe, die de impact en de kosten van verschillende pistes voor een koolstoftransitie bekijkt in ons land zowel in de industrie, de landbouw, energievoorziening, als voor mobiliteit, bouwen en wonen. Nadien bekeek Bernard Mazijn (Instituut voor Duurzame Ontwikkeling) hoe de in deze studie, en in andere langetermijnvisies, beschreven transitie vorm kan krijgen. De voormiddag werd afgerond met de visie over het thema van staatssecretaris Melchior Wathelet en Dominique Perrin (klimaatexpert minister Henry, Waalse regering), en met een debat met het publiek. In de namiddag vonden twee parallelle workshops plaats. De workshop Innovatie bekeek de plaats van innovatie in de transitie naar een koolstofarme maatschappij. Erik Paredis (UGent) had het onder meer over de relatie tussen sociale en technologische innovatie, en over de rol van overheden, bedrijven en burgers. Geert Van Hootegem (KULeuven) bekeek wat innovatie kan inhouden in een specifiek domein, met name dat van de arbeid. De workshop Financiering vertrok van de vaststelling dat de transitie naar een koolstofarm België belangrijke investeringen vergt, die soms pas op langere termijn zullen renderen. Kris Bachus (HIVA) lichtte de mogelijkheden toe van een "governance van de financiering" en innovatieve instrumenten in dit domein. Bruno Gouverneur (Synergrid) behandelde een specifiek dossier, namelijk de aanpassing van het Belgische elektriciteitsnet die een cruciaal element vormt van alle koolstofarme scenario's. Er waren ruim 200 aanwezigen op deze forumdag, die afgesloten werd met een inspirerende speech van Luc Soete (Universiteit Maastricht) over de relaties tussen duurzaamheid, innovatie en financiering. Presentaties en verslagen van de forumdag zijn beschikbaar op onze site: http://www.frdo-cfdd.be/nl/extern/jaarforum-frdo-2013 Seminarie Nationaal Hervormingsprogramma Op 23 januari organiseerde de raad samen met de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) en de Nationale Arbeidsraad (NAR) een intern seminarie over de EU 2020 strategie en het Nationaal Hervormingprogramma (NHP). Er was ook een debat voorzien tussen de deelnemers over de prioriteiten van iedere maatschappelijke groep en over de bijdrage van de raden aan het opstellen van het NHP 2013. Michel Servoz (SG van de Commissie) lichtte het Europese semester toe, en Joost Verlinden (Federaal Planbureau) gaf uitleg bij het proces van opmaak van het NHP 2013. Colloquium ter gelegenheid van de uitreiking van de Persprijs Ter gelegenheid van de uitreiking van de Persprijs op 25 februari vond een colloquium plaats over de financiering van de transitie naar een koolstofarme samenleving, met als sprekers Bernard Bayot (Réseau Financement Alternatif), Filip Dierckx (Febelfin) en Steven Vanackere (minister Financiën en Duurzame Ontwikkeling). Pagina 28 van 57 FRDO Jaarverslag 2013

3.2.2. Informatie en communicatie 3.2.2.1. Informatieactiviteiten De FRDO vindt het belangrijk goed te communiceren over zijn opdracht, met name adviezen opstellen over en activiteiten organiseren rond duurzame ontwikkeling. De raad communiceert op een directe manier over zijn werking en zijn producten via een website en een elektronische nieuwsbrief, en indirect via de pers. De raad richt zich hierbij tot prioritaire doelgroepen als politici, ambtenaren en maatschappelijke organisaties, maar ook tot een ruimer publiek, om zo het draagvlak voor duurzame ontwikkeling te vergroten en het begrip meer vertrouwd te maken bij de burger. In zijn communicatie beklemtoont hij het belang van een participatieve beleidsaanpak, waarbij de raad als multistakeholderforum een toegevoegde waarde kan bieden. 3.2.2.2. FRDO-info en Update Rio+20 en EU 2020 De FRDO zond afgelopen jaar zes nummers van zijn elektronische nieuwsbrief, FRDO-Info naar zo n 2.500 bestemmelingen. De nieuwsbrief verschijnt normaal na elke algemene vergadering van de FRDO, om de goedgekeurde adviezen voor te stellen. Naast de adviezen en activiteiten in de werkgroepen behandelt FRDO- Info ook andere onderwerpen zoals fora. U vindt de nieuwsbrieven chronologisch geklasseerd op onze website. Naast de FRDO Info verzorgde het secretariaat ook een speciale nieuwsbrief Update Rio+20 en EU 2020 over de opvolging van de conferentie Rio+20 in juni 2012, de Agenda Post-2015 en EU 2020. In 2013 werden vier nummers verstuurd van deze nieuwsbrief. 3.2.2.3. Website De website van de raad biedt informatie over duurzame ontwikkeling en de werking van de FRDO. De geschiedenis, samenstelling en werking van de raad worden toegelicht. Alle adviezen van de raad sinds zijn oprichting en die van diens voorganger, de Nationale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, zijn er terug te vinden. De site biedt verder een aantal links naar verslagen van onderzoek, fora of andere activiteiten die de raad organiseerde, en ook naar de sites van de leden van de raad. Het gemiddeld aantal bezoekers per maand bedroeg 660, met pieken van 1.028 in maart en 1.355 in november. Het gemiddeld aantal pageviews per maand was 1.689, met een piek van 2.824 in november. De pieken hangen steeds samen met de organisatie van forumactiviteiten. FRDO Jaarverslag 2013 Pagina 29 van 57