Brussel september 2008. Deel 1 Handleiding onderwijsvisitaties

Vergelijkbare documenten
Handleiding onderwijsvisitaties aangevuld protocol ter ondersteuning an de opleidingen in academisering DEEL 1

Handleiding Onderwijsvisitaties vlir vlhora Brussel, februari 2005

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

2QWZHUS$FFUHGLWDWLHNDGHU EHVWDDQGHRSOHLGLQJHQKRJHU RQGHUZLMV9ODDQGHUHQ $SULO

Ontwerp Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen April 2004

Nieuw accreditatiestelsel: de opleidingsbeoordeling

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Visitaties in de hogescholen en universiteiten. VEP 7 december 2012

Kwaliteitszorg en accreditatie

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Dat de instellingen en evaluatieorganen voldoende kwaliteitsbewustzijn zullen tonen om de verbeterfunctie van de externe kwaliteitszorg

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Protocol voor Nederlandse aanvragen Toets Nieuwe Opleiding leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

Arteveldehogeschool. Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs. (professioneel gerichte bachelor)

Visitatieprotocol. specifieke lerarenopleidingen november 2009

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Het domeinspecifieke referentiekader masteropleiding Monumenten- en landschapszorg

Handleiding Onderwijsvisitatie Specifieke Lerarenopleiding. Brussel oktober 2009

H a n d l e i d i n g O n d e r w i j s v i s i t a t i e s v l i r v l h o r a 125

Opleiding Master in de industriële wetenschappen: bouwkunde. Competenties en gedragsindicatoren

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

Addendum (april 2014) bij de Handleiding onderwijsvisitatie Specifieke lerarenopleiding, Brussel, 2009

Kader Opleidingsaccreditatie. - Vlaanderen

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

[AFDELING 2 ACCREDITATIE, PROGRAMMATIE EN REGISTRATIE VAN OPLEIDINGEN ONDERAFDELING 1 ALGEMENE BEPALING (verv. decr. 19 maart 2004, art. V.

Inleiding. I. Decretaal kader en eisen vanuit het accreditatiekader

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA

VISITATIE TOEGEPASTE TAALKUNDE

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS

Protocol voor Nederlandse Aanvragen Accreditatie leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010

Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen UITGANGSPUNTEN

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS VLAANDEREN

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Arteveldehogeschool. Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs. (professioneel gerichte bachelor)

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Kader Toets Nieuwe Opleiding. - Vlaanderen

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Besluit. Voozieningen (facet 4.1 )

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Accreditatie in Nederland en Vlaanderen

De lijst vermeldt de gegevens bedoeld in artikel 64, 2, 2 [... geschr. decr. 19 maart 2004, art. V.25,I: 1 januari 2003)].

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

Operationeel kader vermindering studieomvang masteropleidingen

Instellingstoets kwaliteitszorg (ITK)

Competentie-invullingsmatrix

Advies over het nieuwe NVAO-reglement

Protocol TNO Educatieve Master

FUNCTIEFAMILIE 1.2 Klantenadviserend (externe klanten)

NVAO NEDERLAND RICHTLIJN PANELSAMENSTELLING

Sjabloon aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- en/of masteropleiding

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 2 de ronde

Een nieuw stelsel van kwaliteitszorg en. Vlaanderen. NVAO-najaarscongres Vlaanderen, 16 november Micheline Scheys Secretaris-generaal

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Concept Academisering Concrete vereisten Evolutie naar academisch: quid? Academisering. Anton Schuurmans. 8 oktober 2009

MEMORIE VAN TOELICHTING

Accreditatiestelsel hoger onderwijs Vlaanderen Kader voor de opleidingsaccreditatie 2 de ronde

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie De beoordeling betreft een verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Industriële wetenschappen: industriële kunststofverwerking

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Graduaat Maatschappelijk werk Module Geïntegreerde competentieverwerving 3. Lestijden 40

Voorontwerp van decreet houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Onderwijsvisitaties van de eerste academiserende opleidingen van de hogescholen afgerond

Kwaliteitscode - Vlaanderen

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

Reglement opleidingsraden zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur op 24 april Opleidingsraden. reglement

Format informatiedossier accreditatieaanvraag steunend op een buitenlandse accreditatie

De onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: verpakkingstechnologie. Ravensteingalerij 27, bus Brussel tel.: info@vlhora.

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Versie juli 2013, Accreditatiekader voor aanvragen steunend op een buitenlandse accreditatie. met toelichting. [22 april RN/AR/DP] Pagina 0

Voor de te onderscheiden programma s van de opleiding gelden, in aanvulling op het in art. 2.1 bepaalde, geen aanvullende toelatingsvoorwaarden.

Academiejaar Programmagids. Verpleegkunde (PBA) 1eBa verpleegkunde

BIJLAGE 1: UITKOMST ONDERZOEK NEWSCHOOL.NU TE HARDERWIJK

Kader Toets Nieuwe HBO5-Opleiding. Omvorming

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

O N D E R W I J S V I S I T A T I E

Nota. Generieke leerresultaten van FIIW. 1 Genese van het document

Indeling hoger onderwijs

1 Samenvattende conclusie 3. 2 Besluit 4

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Teamscan op accreditatiewaardigheid

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Conceptkaders HBO5 3 november 2009

Handleiding voor de externe kwaliteitszorg in het Vlaamse hoger onderwijs

Het domeinspecifieke referentiekader professioneel gerichte bacheloropleiding Biomedische laboratoriumtechnologie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Toetsing en beoordeling en de beperkte opleidingsbeoordeling

De onderwijsvisitatie Industriële wetenschappen: informatica

Drama Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bacheloren masteropleiding Drama aan de Artesis Hogeschool Antwerpen

Academiejaar Programmagids. Vroedkunde (PBA) 1eBa Vroedkunde

2. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden:

Bij de opmaak van deze leidraad werden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Besluit. Oordeel en samenvattend advies van de visitatiecommissie. Doelstellingen. Programma

Transcriptie:

Brussel september 2008 Deel 1 Handleiding onderwijsvisitaties

Brussel september 2008 Handleiding onderwijsvisitaties DEEL 1

VLIR Ravensteingalerij 27 B 1000 Brussel t e l +32 (0)2 792 55 00 f a x +32 (0)2 211 41 99 w e b www.vlir.be e-ma i l administratie@vlir.be VLHORA Ravensteingalerij 27/3 B 1000 Brussel t e l +32 (0)2 211 41 90 f a x +32 (0)2 211 41 99 w e b www.vlhora.be e-ma i l info@vlhora.be

Inhoud Algemene inleiding 5 1 Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels 7 1.1 Het begrip kwaliteit in het hoger onderwijs 7 1.2 Kwaliteitszorgstelsel en functies 7 1.3 Externe kwaliteitszorg 8 1.3.1 Kwaliteitszorgstelsels van de eerste generatie 8 1.3.2 Kwaliteitszorgstelsels van de tweede generatie 9 1.4 Visitatie en accreditatie in Vlaanderen 9 1.4.1 Continuïteit of breuk met het verleden? 9 1.4.2 De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) 10 1.4.3 Kenmerken visitatie en accreditatie in Vlaanderen 11 1.5 Structuur handleiding 11 2 Zelfevaluatie 13 2.1 Inleiding 13 2.2 Algemene aspecten 13 2.2.1 Betrokken actoren 13 2.2.2 Algemene richtlijnen 14 2.2.3 Onderwerpen, facetten en beoordelingscriteria 14 2.2.4 Verwacht analyseniveau 15 2.2.5 Overgangsthematiek 15 2.2.6 De opleiding in vergelijkend perspectief 16 2.2.7 Bereik van het rapport 17 2.2.8 Taal en omvang van het rapport 17 2.2.9 Actualiserende informatie met betrekking tot het zelfevaluatierapport 18 2.3 Inhoud van het zelfevaluatierapport 18 3 Visitatiecommissie 39 3.1 Samenstelling van de commissie 39 3.1.1 Criteria en aandachtspunten voor de samenstelling van de visitatiecommissie 39 3.1.2 Voordracht van de visitatiecommissie 41 3.1.3 Projectbegeleider/secretaris van de visitatiecommissie 45 3.2 Taak van de visitatiecommissie 45 3.2.1 Concretisering van de taak 46 3.2.2 Verwachtingen ten aanzien van de visitatiecommissie 48 3.2.3 Deontologische code en gedragsregels 49 3.2.4 Klachtenmelding en -behandeling 50 vlir-vlhora 3 Handleiding onderwijsvisitaties

4 Visitatieproces 51 4.1 Voorbereiding 51 4.2 Installatievergadering en/of bijkomend overleg 53 4.3 Bezoek 55 4.4 Schriftelijke rapportering 59 4.5 Opvolging 62 5 Accreditatieproces 63 5.1 Aanvraag accreditatie 63 5.2 Accreditatie 65 5.3 Opvolging 65 6 67 6.1 NVAO-accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen (14 februari 2005) 67 6.2 Overzicht verplicht op te nemen bijlagen bij het zelfevaluatierapport 112 6.3 Tabellen ten behoeve van de zelfevaluatie 114 6.4 Onderwijskundige uitgangspunten 114 6.5 Beoordelingsformulier 119 6.6 Onafhankelijkheid van de visitatiecommissie 152 6.6.1 Inleiding 152 6.6.2 Algemene waarborgen en maatregelen 152 6.6.3 Deontologische code en gedragsregels voor de leden van de visitatiecommissie 154 6.6.4 Klachtenmelding en -behandeling 155 6.6.5 Onverenigbaarheidsgronden 156 6.6.6 Onafhankelijkheidsverklaring 157 6.7 Besluit van de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs tot vaststelling van criteria voor bekrachtiging van de samenstelling van visitatiecommissies voorgesteld door de Vlaamse Interuniversitaire Raad en de Vlaamse Hogescholenraad 158 6.8 Reglement van de interne beroepsprocedure visitatierapporten 165 6.9 Internetlinks met nuttige informatie omtrent decreten, ministeriële besluiten, accreditatie(kader) 168 4 vlir-vlhora Handleiding onderwijsvisitaties

Algemene inleiding Deze handleiding beschrijft het visitatieprotocol dat de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) hanteren voor het uitvoeren van de visitatie van opleidingen aangeboden door universiteiten, hogescholen en andere ambtshalve geregistreerde instellingen voor hoger onderwijs. 1 De aangereikte informatie is zowel bedoeld voor de betrokken opleidingen/instellingen als voor de visitatiecommissies. 1 In de rest van de tekst van het protocol wordt de benaming universiteiten en hogescholen generisch gebruikt en heeft ze betrekking op alle ambtshalve geregistreerde instellingen voor hoger onderwijs. vlir-vlhora 5 Handleiding onderwijsvisitaties

Hoofdstuk 1 Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels Sinds de jaren 80 is er een groeiende interesse voor de kwaliteit van het hoger onderwijs waar te nemen binnen Europa en ook in Vlaanderen. Voorheen was kwaliteit ook een bekommernis van hogescholen en universiteiten maar was er nauwelijks sprake van een systematische en/of geformaliseerde aanpak door overheid en instellingen. De formalisering van kwaliteitszorgstelsels heeft zich vooral ontwikkeld tijdens de laatste twee decennia en kent ook in Vlaanderen een sterkere inbedding in het hoger onderwijs. 1.1 Het begrip kwaliteit in het hoger onderwijs Kwaliteit is een complex en multidimensioneel concept waarover verschillende opvattingen bestaan. De invulling van het begrip verschilt naargelang van de doelgroep en het niveau, verschuift in de tijd, wordt bepaald door randvoorwaarden waarbinnen aan kwaliteit kan gewerkt worden en door de invalshoek van waaruit naar het onderwijs gekeken wordt. Deze complexiteit maakt het beoordelen van kwaliteit tot een ingewikkeld proces waarin met de verwachtingen van veel verschillende betrokkenen rekening moet worden gehouden (de instellingen voor hoger onderwijs, de studenten, hun ouders, de werkgevers, de beroepsorganisaties, de samenleving als geheel en de overheid). 1.2 Kwaliteitszorgstelsel en functies Kwaliteitszorgstelsels worden meestal onderverdeeld in interne en externe kwaliteitsstelsels. Bij interne kwaliteitszorgstelsels gebeurt de evaluatie door de opleiding of instelling zelf. Bij externe kwaliteitszorgstelsels wordt dit gedaan door deskundigen van buiten de opleiding of instelling. Ondanks dit voor zich sprekend onderscheid is de scheiding tussen beide niet altijd even duidelijk en is dit mede afhankelijk van de functies van de evaluatie in het kwaliteitszorgstelsel. vlir-vlhora 7 Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels

De volgende functies van kwaliteitszorg kunnen worden onderscheiden: k Verbeter- en borgingsfunctie: het gebruiken van uitkomsten van kwaliteitszorg ter verbetering en verankering van de kwaliteit van het onderwijs. k Verantwoordingsfunctie: het gebruiken van uitkomsten van kwaliteitszorg als informatie voor overheden en consumenten. Enerzijds betreft dit het afleggen van verantwoording ten aanzien van de bredere samenleving over de wijze waarop publieke middelen op efficiënte en effectieve wijze worden ingezet. Instellingen worden hierdoor niet alleen aangezet om verantwoordelijk en spaarzaam te zijn maar ook om helder te communiceren over de resultaten en de maatschappelijke voordelen ervan. Anderzijds betreft dit informatie voor de studenten, hun ouders en de werkgevers, middels openbare rapporten, over de mate waarin opleidingen voldoen aan kwaliteitsstandaarden. k Regulering van het hoger onderwijsbestel: het gebruiken van uitkomsten van kwaliteitszorg om er concrete gevolgen op vlak van sturing en regulering aan te koppelen. Kwaliteitsindicatoren worden zo gehanteerd als parameters om bijvoorbeeld beslissingen te nemen over de onderwijsbevoegdheid van instellingen, de toewijzing van nieuwe opleidingen, de verdeling van middelen tussen onderwijs en onderzoek, enz. 1.3 Externe kwaliteitszorg In de tijd kunnen in het Europees hoger onderwijs twee stelsels van externe kwaliteitszorg worden onderscheiden: kwaliteitszorgstelsels van de eerste generatie en kwaliteitszorgstelsels van de tweede generatie. 1.3.1 Kwaliteitszorgstelsels van de eerste generatie Dit betreft de stelsels van externe kwaliteitszorg die enkele decennia geleden in Europa tot ontwikkeling zijn gekomen. Ook in Vlaanderen hebben de universiteiten en de hogescholen in de loop van de jaren 90 in ruil voor een grotere autonomie een dergelijk kwaliteitszorgsysteem opgezet. Het systeem van kwaliteitszorg het visitatiestelsel werd voornamelijk vanuit een verbeterperspectief geconcipieerd. De verantwoordelijkheid voor en het eigenaarschap van het systeem lagen volledig bij de instellingen, waarbij de visitaties werden gecoördineerd door respectievelijk VLIR en VLHORA. Dit visitatiestelsel bestond, zoals de meeste kwaliteitszorgsystemen van de eerste generatie, uit drie componenten, met name de interne kwaliteitszorg, de externe kwaliteitszorg en een vorm van metaevaluatie waarbij de overheid betrokken partij was. De interne kwaliteitszorg omvat alle activiteiten gericht op kwaliteitshandhaving en -verbetering binnen de instelling. Het intern karakter van het kwaliteitszorgsysteem komt in het bijzonder tot uiting in de zelfevaluatie die de instellingen uitvoeren. Door middel van een kritische analyse van het eigen onderwijs brengen de opleidingen hun sterke en zwakke punten in kaart. Het zelfevaluatie rapport dat hieruit volgt, vormt de schakel tussen de interne en externe kwaliteitszorg. Het externe karakter van de kwaliteitszorg krijgt vorm door de visitaties die worden gecoördineerd door respectievelijk VLIR en VLHORA. Bij deze externe beoordeling wordt vertrokken van de zelfevaluatie die wordt uitgevoerd door de betrokken opleiding/instelling. Een commissie van onafhankelijke externe deskundigen voert vervolgens een kwaliteitsonderzoek en een beoordeling uit en brengt een 8 vlir-vlhora Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels

openbaar verslag uit van haar bevindingen. De opleiding/instelling organiseert ten slotte het gevolg dat wordt gegeven aan de aanbevelingen van de commissie. Dit alles staat onder toezicht van de overheid die de kwaliteitsbewaking van de hogescholen en universiteiten evalueert en nagaat in welke mate de instellingen de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling in hun beleid verwerken. Dit systeem bestond in Vlaanderen tot eind 2004. 1.3.2 Kwaliteitszorgstelsels van de tweede generatie De ontwikkeling van kwaliteitszorgstelsels van de tweede generatie loopt gelijk met de opkomst van accreditatie in Europa. Deze opkomst is onder meer het gevolg van de nadelen van kwaliteitszorgstelsels zoals deze tot nu toe bestonden en van een aantal maatschappelijke omgevingsfactoren zoals de ontwikkeling van de kennismaatschappij, de globalisering en de liberalisering van het hoger onderwijsbeleid. De meest generieke definitie van accreditatie is: Accreditatie is een formele publieke uitspraak, gedaan door een onafhankelijke instantie en gebaseerd op een kwaliteitsbeoordeling, dat bepaalde, vooraf overeengekomen standaarden worden gerealiseerd.. In tegenstelling tot de kwaliteitszorgstelsels van de vorige generatie komt bij accreditatie de nadruk te liggen op kwaliteit als vervulling van basisstandaarden. Meer concreet wordt van accreditatie verwacht dat: k opleidingen gegarandeerd beantwoorden aan overeengekomen standaarden van basiskwaliteit (waarbij voldoende ruimte blijft voor interne referentiekaders en profilering); k standaarden, criteria en procedures van kwaliteitszorg internationaal op elkaar worden afgestemd ter bevordering van de internationale mobiliteit en de internationale erkenning van diploma s; k de verantwoordingsfunctie van kwaliteitszorg wordt aangescherpt (zonder de verbeterfunctie al te veel in het gedrang te brengen); k de band tussen kwaliteitszorg en reguleringsmechanismen (zoals erkenning van diploma s en financiering) wordt mogelijk gemaakt. 1.4 Visitatie en accreditatie in Vlaanderen In Vlaanderen werd met het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (hierna Structuurdecreet genoemd) van 4 april 2003 naast de bachelor-masterstructuur tevens een accreditatiesysteem ingevoerd. Accreditatie vormt een voorwaarde voor de bekostiging van de opleiding door de overheid, voor het recht om erkende diploma s af te leveren en voor de toekenning van studiefinanciering aan studenten die de opleiding volgen. 1.4.1 Continuïteit of breuk met het verleden? Het kwaliteitszorgsysteem dat door het decreet van 4 april 2003 werd geïnitieerd, bouwt verder op het bestaande stelsel van interne en externe kwaliteitszorg aan de hogescholen en universiteiten. Het proces van externe kwaliteitszorg wordt echter uitgebreid met een accreditatiebesluit als sluitstuk. De accreditatie voegt aan de externe evaluatie een finaal beslissingsmoment toe en heeft implicaties op de erkenning van en de toekenning van rechten aan opleidingen. vlir-vlhora 9 Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels

Het Structuurdecreet (Art. 93) 2 bepaalt verder dat de hogescholen en universiteiten bij de invoering van het accreditatiesysteem verantwoordelijk blijven voor de interne en externe kwaliteitszorg van het onderwijs. Ze voorzien gezamenlijk in een regelmatige externe beoordeling van de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten, naar gelang van het geval per opleiding of per cluster van opleidingen. Het globale visitatiestelsel blijft behouden in die zin dat de opleidingen een zelfevaluatierapport schrijven, een visitatiecommissie vervolgens een bezoek aan de opleidingen brengt en ten slotte een openbaar rapport wordt gepubliceerd. Deze externe beoordeling, die voor bachelor- en masteropleidingen ten minste om de acht jaar plaatsvindt, blijft een taak voor een visitatiecommissie, die onder coördinatie van VLIR en/of VLHORA haar werkzaamheden uitvoert. Hierdoor blijven de visitaties in Vlaanderen een intersectorale regulering. De resultaten van visitatie en accreditatie zijn openbaar. Verschillend met voorheen is dat de beoordeling door een externe commissie de basis is voor de accreditatie van opleidingen. 1.4.2 De Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) Accreditatie gebeurt in Vlaanderen in een internationale context door een externe en onafhankelijke instantie, met name de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie. Het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België bepaalt dat de NVAO bevoegd is zowel voor de accreditatie van bestaande opleidingen als voor de toets nieuwe opleidingen binnen het Vlaamse en Nederlandse hoger onderwijs. De opleidingen moeten, op basis van de gepubliceerde externe beoordeling door VLIR en/of VLHORA, met het oog op het verkrijgen van een machtiging tot het uitreiken van de graden bachelor/master, een accreditatie aanvragen bij de NVAO. De NVAO baseert haar oordeel over een opleiding op het visitatierapport dat zij toetst aan haar eigen accreditatiekader. Dit accreditatiekader omvat een beoordelingskader, beslisregels, criteria voor het beoordelen van VLIR/VLHORA inzake werkwijze en rapportering, een beschrijving van de werkwijze van accreditatie van bestaande opleidingen en een beschrijving van de overgangsaccreditatie (zie bijlage 6.1) 3. Het beoordelingskader van de NVAO voor bestaande opleidingen bestaat uit zes onderwerpen die op hun beurt onderverdeeld zijn in een aantal facetten en beoordelingscriteria. Aan de hand van dit beoordelingskader toetst de NVAO of aan de eisen van basiskwaliteit is voldaan. Bij de accreditatieaanvraag dient de instelling in ieder geval een gepubliceerde externe beoordeling, het visitatierapport, te voegen. Het zelfevaluatierapport maakt geen deel uit van het aanvraagdossier voor accreditatie. De beslissingsstructuur van de NVAO is binair: ofwel krijgt de opleiding een accreditatie, ofwel krijgt de opleiding geen accreditatie. Indien het accreditatiebesluit over een opleiding negatief is, kan het instellingsbestuur, bij instemming met het negatief accreditatiebesluit, een aanvraag voor een tijdelijke erkenning indienen bij de Vlaamse regering. Een positief accreditatiebesluit heeft een geldigheidsduur van acht jaar. 2 Zie ook www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/regelgeving 3 Zie ook www.nvao.net 10 vlir-vlhora Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels

1.4.3 Kenmerken visitatie en accreditatie in Vlaanderen Bondig samengevat worden visitatie en accreditatie in Vlaanderen gekenmerkt door: k Het voorwerp van visitatie en accreditatie is een opleiding; k De accreditatie richt zich op de erkenning van de aanwezigheid van basiskwaliteit; k De accreditatiebeslissing steunt op het visitatierapport als informatiebron; k De accreditatie moet worden aangevraagd bij de NVAO; k Het zelfevaluatierapport maakt geen deel uit van het aanvraagdossier voor accreditatie; k De resultaten van visitatie en accreditatie zijn openbaar; k Het accreditatiebesluit is binair (een opleiding wordt wel of niet geaccrediteerd); k In geval van een negatief accreditatiebesluit kan het instellingsbestuur een tijdelijke erkenning aanvragen; k Een positief accreditatiebesluit heeft een geldigheidsduur van acht jaar. 1.5 Structuur handleiding De voorliggende handleiding, als een schriftelijke weergave van het visitatieprotocol van VLIR/VLHORA en afgestemd op de accreditatievereisten, volgt in haar hoofdstructuur de vier hoofdfasen in het visitatie- en accreditatieproces. Deze fasen, met verwijzing naar de betreffende hoofdstukken, zijn: Fase 1 Het schrijven van het zelfevaluatierapport (hoofdstuk 2) en de samenstelling van de visitatiecommissie (hoofdstuk 3). k De betrokkenen van de te beoordelen opleiding voeren een kritische zelfanalyse uit. k De resultaten van deze zelfanalyse worden samengebracht in een zelfevaluatierapport. k VLIR/VLHORA stelt in overleg met de te visiteren opleidingen een visitatiecommissie samen. Fase 2 De eigenlijke visitatie door de visitatiecommissie (hoofdstuk 4). k Het zelfevaluatierapport wordt door de visitatiecommissie bestudeerd. k De visitatiecommissie bereidt zich tijdens de installatievergadering verder voor op de visitatie. k De visitatiecommissie bezoekt de opleidingen. Hierbij worden/wordt: - gesprekken gevoerd met betrokkenen uit de verschillende geledingen van de opleiding; - beschikbaar materiaal ter plaatse bestudeerd; - faciliteiten bezocht; - mondeling gerapporteerd over de voorlopige bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Fase 3 Publicatie openbaar visitatierapport (hoofdstuk 4). k De oordelen en aanbevelingen van de visitatiecommissie worden vastgelegd in een visitatierapport. k De aanbevelingen van de visitatiecommissie worden door de opleiding opgevolgd. vlir-vlhora 11 Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels

Fase 4 Indiening van de accreditatieaanvraag door het instellingsbestuur bij de NVAO en de beslissing van de NVAO vier maanden na ontvangst van de aanvraag (hoofdstuk 5). k Ten vroegste 18 maanden en ten laatste 9 maanden voor het vervallen van de lopende accreditatie van de opleiding dient het instellingsbestuur een accreditatieaanvraag in bij de NVAO (bestaande uit aanvraag, visitatierapport en eventueel een reactie vanwege de opleiding). k De NVAO beoordeelt het visitatierapport van de visitatiecommissie en het daarin vastgelegde integrale oordeel en toetst het aan het accreditatiekader bestaande opleidingen. k De NVAO neemt binnen vier maanden na ontvangst van de accreditatieaanvraag een besluit over het (opnieuw) verlenen van de accreditatie. 12 vlir-vlhora Kwaliteitszorg en kwaliteitszorgstelsels

Hoofdstuk 2 Zelfevaluatie 2.1 Inleiding De visitatie gaat uit van het zelfevaluatierapport dat wordt opgesteld door de te visiteren opleidingen en dat officieel werd goedgekeurd door de betrokken instellingsbesturen. Het zelfevaluatierapport heeft volgende functies: k stimulering van interne kwaliteitszorg door een sterkte/zwakte analyse; k interne voorbereiding van het bezoek van de visitatiecommissie; k informatieverstrekking voor de visitatiecommissie: het rapport is hun belangrijkste informatiebron voorafgaande aan de bezoeken die worden afgelegd. In het zelfevaluatierapport wordt aan de commissie een zo volledig mogelijk en duidelijk beeld van de opleiding gegeven. Het zelfevaluatierapport is in grote mate bepalend voor het verloop en de effectiviteit van een visitatie. Hoe beter het zelfevaluatierapport is, hoe beter de visitatiecommissie haar werk zal kunnen doen. Een kritische zelfevaluatie is een voorwaarde voor een goed verloop van de visitatie. 2.2 Algemene aspecten 2.2.1 Betrokken actoren Bij het opstellen van het zelfevaluatierapport is het belangrijk dat alle geledingen die in een opleiding een actieve rol spelen, worden betrokken, met name studenten, onderwijzend/academisch personeel, administratief en technisch personeel. Het zelfevaluatierapport dient de visie van de hele opleiding weer te geven. Bestaande discussiepunten kunnen als zodanig in de tekst van het zelfevaluatierapport worden verwerkt of kunnen onder de vorm van een bijlage aan het zelfevaluatierapport worden toegevoegd. vlir-vlhora 13 Zelfevaluatie

De commissie beschouwt het zelfevaluatierapport als een basisdocument dat gedragen wordt door de hele opleiding en voert vanuit deze achtergrond gesprekken met de verschillende geledingen. Het is daarom belangrijk dat iedereen op de hoogte is van de inhoud. Het schrijven van een zelfevaluatie vraagt om een gedegen aanpak. Uiteraard bestaan er verschillende manieren om het zelfevaluatierapport op te stellen, zoals het oprichten van een zelfevaluatiecommissie, een beroep doen op reeds bestaande commissies, een eventuele taakverdeling In elk geval stelt de opleiding een coördinator aan die het zelfevaluatieproces binnen de opleiding in goede banen leidt. Met instemming van het instellingsbestuur wordt op opleidingsniveau een contactpersoon aangesteld die in overleg met de cel kwaliteitszorg van VLIR en/of VLHORA de voorbereiding van de zelfevaluatie coördineert, deelneemt aan de gesprekken met betrekking tot de samenstelling van de visitatiecommissie en het visitatiebezoek in zijn/haar instelling voorbereidt. De contactpersoon verzorgt m.a.w. de communicatie tussen de cel kwaliteitszorg van VLIR en/of VLHORA en de betrokkenen van de opleiding gedurende het zelfevaluatie- en visitatieproces. Met het oog op de coördinatie van het gehele visitatiegebeuren wordt ook een contactpersoon op instellingsniveau aangesteld. Voor elke visitatie wordt een stafmedewerker van VLIR en/of VLHORA aangesteld als projectbegeleider die instaat voor de organisatie van de betreffende visitatie. Hij/zij is de contactpersoon voor de bij de visitatie betrokken opleidingen. 2.2.2 Algemene richtlijnen Voor het opstellen van het zelfevaluatierapport geldt een aantal richtlijnen met betrekking tot de inhoud en de vorm. Die richtlijnen zijn niet bedoeld als keurslijf, maar om te verzekeren dat de opleiding relevante items en materiaal opneemt nodig om een accuraat beeld te geven van het onderwijsaanbod. VLIR en/of VLHORA organiseren ook een informatievergadering voor de opleidingen waarin de opzet en het verloop van een onderwijsvisitatie nader worden toegelicht. Tijdens deze workshops wordt ook uitvoerig ingegaan op de zelfevaluatie en de bijzonderheden van de opleiding(en). Aan de opleiding kan worden gevraagd een inlichtingenfiche in te vullen ter voorbereiding van de informatievergadering. 2.2.3 Onderwerpen, facetten en beoordelingscriteria Het zelfevaluatierapport geeft een beschrijving en een evaluatie van de opleiding aan de hand van onderwerpen, facetten en beoordelingscriteria die in het visitatieproces aan de orde komen en die verder in dit hoofdstuk worden behandeld. 14 vlir-vlhora Zelfevaluatie

a. Onderwerpen in functie van accreditatie Om aan de eisen die in het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) zijn vastgelegd te voldoen, moet in het zelfevaluatierapport in elk geval informatie over de volgende zes onderwerpen zijn opgenomen: k doelstellingen van de opleiding; k programma; k inzet van personeel; k voorzieningen; k interne kwaliteitszorg; k resultaten. De concretisering van voormelde onderwerpen en facetten met bijbehorende beoordelingscriteria wordt verder in dit hoofdstuk beschreven (zie 2.3). b. Bijzondere kwaliteitskenmerken Daarnaast krijgt een opleiding de gelegenheid om zich te profileren via bijzondere kwaliteitskenmerken. Ze geeft daartoe relevante informatie op grond waarvan de visitatiecommissie een oordeel kan geven. Dit kan leiden tot een aantekening in het accreditatierapport van de NVAO dat daadwerkelijk sprake is van bijzondere kenmerken. Het oordeel over bijzondere kwaliteitskenmerken heeft evenwel geen invloed op de accreditatiebeslissing van het accreditatieorgaan. Voorbeelden van bijzondere kwaliteitskenmerken zijn een sterk regionale of internationale oriëntatie, een zeer effectieve aansluiting op het beroepenveld, een bijzondere band met het wetenschappelijk onderzoek, een onderscheidend onderwijsconcept. 2.2.4 Verwacht analyseniveau Verwacht wordt dat in het zelfevaluatierapport voor elk van de te behandelen onderwerpen volgende opbouw wordt gehanteerd: k een feitelijke beschrijving van de huidige situatie (in een aantal gevallen en zo mogelijk onderbouwd met gegevens uit het verleden, zie ook 2.2.5) en het beleid (plannen op de korte en middellange termijn, zie ook 2.2.5), waar ten minste alle facetten aan bod komen; k een kritische analyse en reflectie van de kant van de opleiding (ten minste op onderwerpniveau); k een weergave van hoe men denkt de vastgestelde problemen aan te pakken en op te lossen (ten minste op onderwerpniveau). 2.2.5 Overgangsthematiek Naargelang van het te behandelen onderwerp zal voor de beschrijving en analyse soms een beroep moeten worden gedaan op gegevens uit het verleden, zoals bijvoorbeeld bij de bespreking van de rendementsgegevens van de opleiding. In de richtlijnen over toe te voegen bijlagen wordt aangegeven hoe ver moet worden teruggegaan. vlir-vlhora 15 Zelfevaluatie

In andere gevallen zal bij de beschrijving en analyse ook naar de toekomst moeten worden verwezen omdat een bepaalde ontwikkeling maar gedeeltelijk is uitgevoerd of omdat de conceptuele voorbereiding nog maar net is afgerond. In het bijzonder in het kader van de bachelor-masterhervorming is het belangrijk dat de opleidingen voldoende aandacht besteden aan hun toekomstplannen, gezien de overgangssituatie waarin zij zich bevinden. Zolang er geen gegevens voorhanden zijn over uitstromende cohorten worden de omvormingsplannen van de huidige opleiding naar de bachelor-masterstructuur met het oog op accreditatie mee betrokken in de beoordeling van de visitatiecommissie. De beoordeling slaat dus op de omgevormde opleiding zij het dat deze voor een deel is gebaseerd op kenmerken van de bestaande opleiding. Voor de accreditatie van hogeschoolopleidingen van twee cycli die worden omgevormd tot academische bachelor- en masteropleidingen geldt een overgangsregeling. Uiterlijk in het academiejaar 2012-2013 moeten deze opleidingen aan alle criteria uit het accreditatiekader voldoen. In de periode tussen 2005 en 2013 zal ten aanzien van de onderzoeksgebondenheid van de academische opleidingen en de verwevenheid van onderwijs en onderzoek bij de accreditatie vastgesteld worden in welke mate de opleiding aan de criteria voldoet, welke stappen reeds gezet zijn en of de voornemens op het gebied van academisering het voldoende aannemelijk maken dat de opleiding in 2013 volledig aan de eisen zal voldoen. Het betreft de aspecten met betrekking tot de interactie tussen onderwijs en onderzoek in het curriculum en de corresponderende eisen aan personeel. De visitatiecommissie zal bij de beoordeling van deze aspecten rekening houden met zowel de potentialiteit als met de reeds gerealiseerde verwevenheid van het onderwijs en het onderzoek, zonder dat het volledige potentieel reeds moet zijn omgezet in aantoonbare resultaten. Aangezien academisering een ontwikkelingsproces is, zal bij deze beoordeling het gewicht progressief van het eerste naar het tweede element verschuiven naarmate de periode tot 2013 korter wordt. Vanaf 2013 worden bij de accreditatie van de omgevormde hogeschoolopleidingen van twee cycli dezelfde criteria gehanteerd als voor alle andere academische opleidingen en wordt geen rekening meer gehouden met aanwezige potentialiteit als compensatie voor nog niet voldoende opgebouwde capaciteit. Vanaf dat moment gelden de accreditatieregels die ook van toepassing zijn op de universitaire opleidingen. Hogescholen kunnen oordelen dat het academiseringsproces is voltooid vóór het einde van het academiejaar 2012-2013. In dat geval kunnen zij de NVAO vragen geen toepassing te maken van de overgangsregeling. (zie ook bijlage 6.1: NVAO Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 14 februari 2005, onderdeel 4: Overgangsregeling voor beoordeling en accreditatie van omgevormde academische opleidingen aan de hogescholen met betrekking tot de verwevenheid onderwijs-onderzoek (periode 2005-2013).) 2.2.6 De opleiding in vergelijkend perspectief Belangrijk is dat de opleidingen ook voldoen aan nationale en/of internationale maatstaven. Bij de beoordeling van de opleidingen zal nadrukkelijk gekeken worden of ze voldoen aan de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de (internationale) beroeps- of kunstpraktijk worden gesteld. Gevraagd wordt informatie aan te leveren om de opleidingen in een ruimer kader te kunnen plaatsen en in het zelfevaluatierapport bij de betreffende punten aan te geven welke (internationale) bronnen en/of 16 vlir-vlhora Zelfevaluatie

opleidingen werden gebruikt om de eigen opleiding vorm te geven, welke (internationale) bench marking werd gedaan, hoe de eigen opleiding zich profileert in het ruimer geschetste kader en welke contacten er zijn met gelijksoortige opleidingen in het binnen- en/of buitenland. 2.2.7 Bereik van het rapport Voor een bachelor en een rechtstreeks aansluitende master, voor opleidingen met meerdere afstudeerrichtingen en/of opleidingen die op meerdere locaties worden aangeboden wordt steeds één zelfevaluatierapport opgemaakt. Wanneer meerdere aansluitende en/of aanverwante opleidingen van een instelling bij eenzelfde visitatie betrokken zijn, kan qua vormgeving geopteerd worden voor één zelfevaluatierapport of voor afzonderlijke zelfevaluatierapporten per opleiding. De keuze voor één of meerdere zelfevaluatierapporten wordt in onderling overleg met de contactpersoon binnen de instelling gemaakt. Welke keuze ook wordt gemaakt, vereist is dat de informatie duidelijk is en de visitatiecommissie toelaat om over elke afzonderlijke opleiding/afstudeerrichting/locatie een oordeel uit te spreken met betrekking tot elk van de zes onderwerpen. Immers, aangezien accreditatie per opleiding plaatsvindt, moet voor iedere opleiding (bachelor, master) een afzonderlijke rapportering door de visitatiecommissie plaats kunnen vinden. In voorkomend geval moet ook voor elke afstudeerrichting en/of locatie voldoende specifieke informatie per onderwerp worden gegeven zodat ze mee kunnen worden betrokken in het oordeel van de visitatiecommissie over de opleiding als geheel. Voor gezamenlijk opleidingen georganiseerd door Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs onderling of door een Vlaamse instelling voor hoger onderwijs samen met een of meer buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs die bij succesvolle voltooiing ervan leiden tot een gezamenlijk diploma moet in het zelfevaluatierapport ook informatie opgenomen zijn over de delen van de opleiding die in de andere Vlaamse instellingen of in het buitenland worden aangeboden. Het zelfevaluatierapport bestrijkt dus de hele opleiding in al haar aspecten met aandacht voor het aandeel van alle instellingen. Belangrijk aandachtspunt is ook dat alle partners worden betrokken bij de activiteiten die de redactie van het zelfevaluatierapport voorafgaan en bij het schrijven van het zelfevaluatierapport zelf. 2.2.8 Taal en omvang van het rapport Het zelfevaluatierapport moet in het Nederlands worden opgesteld. Indien een opleiding in een andere taal wordt aangeboden, kan van deze algemene regel worden afgeweken en kan het zelfevaluatierapport in een andere taal dan het Nederlands worden opgesteld. Dit en andere uitzonderingen worden besproken tijdens de infovergadering. Met betrekking tot de omvang van het zelfevaluatierapport wordt gevraagd deze te beperken tot ongeveer 36.000 woorden wanneer één rapport wordt opgesteld (excl. de bijlagen en het hoofdstuk bijzondere kwaliteitskenmerken). Naarmate er meerdere opleidingen, afstudeerrichtingen of locaties binnen eenzelfde zelfevaluatierapport worden behandeld is het begrijpelijk dat deze grens wordt overschreden. Het hoofdstuk bijzondere kwaliteitskenmerken wordt beperkt tot 3.600 woorden. De vraag om het rapport te beperken in omvang is bedoeld om het leesvoer voor de commissie binnen aanvaardbare proporties te houden. Een vuistregel die kan worden gehanteerd, is dat het rapport de essentiële informatie voor de visitatiecommissie moet bevatten. vlir-vlhora 17 Zelfevaluatie

Gevraagd wordt verder om naast de gedrukte versie van het zelfevaluatierapport en indien gevraagd ook het domeinspecifiek referentiekader van de opleiding eveneens een elektronische bewerkbare versie toe te zenden aan VLIR en/of VLHORA. 2.2.9 Actualiserende informatie met betrekking tot het zelfevaluatierapport Nadat de opleiding haar zelfevaluatierapport heeft ingediend, kan zij nog bijkomende, actualiserende informatie geven aan de visitatiecommissie. Deze bijkomende informatie omvat een omschrijving van belangrijke ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan, de gerealiseerde acties in opvolging van de aandachtspunten die in het zelfevaluatierapport zijn beschreven en de belangrijke voortgang bij de vooropgestelde acties. De bijkomende informatie beperkt zich tot ten hoogste twintig A4-bladzijden (26.000 tekens) en volgt de indeling van het zelfevaluatierapport. De bijkomende informatie wordt vóór de start van het visitatiebezoek ter beschikking gesteld van de visitatiecommissie. 2.3 Inhoud van het zelfevaluatierapport Dit hoofdstuk geeft aan hoe het zelfevaluatierapport moet worden opgebouwd. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de zelfevaluatie in functie van de accreditatieaanvraag. Om te bewaken dat het informatiegehalte voldoende is voor een gefundeerde oordeelsvorming door de visitatiecommissie t.a.v. de NVAO opgelegde onderwerpen, facetten en criteria zijn er aanwijzingen gegeven voor de zelfevaluatie. Deze aanwijzingen zijn per facet vermeld en zijn louter te beschouwen als een hulpmiddel. De aanwijzingen zijn dus indicatief en niet voorschrijvend of verplichtend. De opleidingen mogen andere elementen gebruiken om aan te tonen dat ze aan de beoordelingscriteria van de facetten voldoen. De ordening van de NVAO-onderwerpen in dit hoofdstuk is conform de ordening van het NVAO-kader. De visitatiecommissie moet in staat zijn de beoordeling uit te voeren op een efficiënte wijze, middels toegankelijke informatie per facet. Om deze reden is het aangewezen om de ordening zoals in dit hoofdstuk is opgenomen, te respecteren. Per onderwerp is aangegeven welke bijlagen minimaal moeten worden opgenomen bij het zelfevaluatierapport (= verplichte bijlagen). Het overige aantal bijlagen wordt beperkt gehouden. Eventuele afwijkingen worden afgesproken tijdens de infovergadering. Indien andere dan de voorgeschreven bijlagen worden opgenomen, dan moet de bedoeling ervan duidelijk in de tekst worden aangegeven. Het is mogelijk een andere lay-out van de bijlagen/tabellen te hanteren. Inhoudelijke vergelijkingen tussen de verschillende opleidingen moeten wel op een efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd. 18 vlir-vlhora Zelfevaluatie

Bij de behandeling van de NVAO-onderwerpen is telkens volgend stramien gebruikt: k een korte beschrijving van het onderwerp uit het NVAO-kader; k een weergave van de facetten die het onderwerp concretiseren en de beoordelingscriteria aan de hand waarvan de visitatiecommissie de onderwerpen beoordeelt; k een overzicht van de elementen waaraan in het zelfevaluatierapport aandacht kan worden besteed om de beoordeling door de visitatiecommissie mogelijk te maken. Elementen die niet relevant zijn voor de betreffende opleiding hoeven uiteraard geen vermelding te krijgen in het zelfevaluatierapport. Informatie die niet wordt gevraagd maar waarvan de opleiding de opname belangrijk acht, kan uiteraard in het zelfevaluatierapport worden verwerkt. In functie van type opleiding, niveau en oriëntatie kunnen aangehaalde elementen in de zelfevaluatie al dan niet van toepassing zijn, een ander gewicht hebben of wordt een verschillende terminologie gehanteerd. Die elementen zijn in deze handleiding met een * aangeduid en dienen enkel indien van toepassing aangeleverd te worden in het zelfevaluatierapport. Uiteraard bevat het zelfevaluatierapport ook een inleiding en een besluit. De inleiding behandelt in elk geval de wijze waarop het zelfevaluatierapport tot stand is gekomen. Hierbij kan worden ingegaan op de taakverdeling en de inbreng van de betrokkenen. Tevens wordt de opleiding organisatorisch en historisch geschetst. Het besluit belicht primo de belangrijkste sterke punten van de opleiding, secundo de meest relevante opportuniteiten ter verbetering en daarbij aansluitende remediërende maatregelen (naar aanleiding van de zelfevaluatie als aandachtspunten gedetecteerd) en tertio een beknopte schets van de fundamentele beleidsopties van de opleiding op de middellange termijn (als voortzetting van lopende ontwikkelingen). Na de behandeling van de zes onderwerpen en het besluit kan in het zelfevaluatierapport een hoofdstuk worden opgenomen over de Bijzondere kwaliteitskenmerken van de opleiding. Zoals eerder vermeld is de opname van zo n hoofdstuk optioneel. Deze mogelijkheid biedt de opleiding de kans om zich te profileren. vlir-vlhora 19 Zelfevaluatie

Inleiding k Totstandkoming van het zelfevaluatierapport k Organisatorische context k Historische context Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding In de opleidingsdoelstellingen beschrijft de opleiding de eindkwalificaties die de afgestudeerden moeten bereiken aan het eind van de bachelor- of masteropleiding. De doelstellingen geven een goed beeld van de kennis, de vaardigheden en de attitudes die de studenten tijdens het opleidingstraject dienen te verwerven. De algemene opleidingsdoelstellingen die de eindkwalificaties van de afgestudeerden beschrijven, krijgen vervolgens concreet vorm in een opleidingsprogramma en meer specifieke doelstellingen op het niveau van de opleidingsonderdelen (zie hiervoor Onderwerp 2 Programma, en meer bepaald facet 2.1 Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma). De visitatiecommissie toetst het niveau en de oriëntatie van de opleiding door na te gaan in hoeverre de algemene opleidingsdoelstellingen overeenstemmen met de eindkwalificaties voor professioneel gerichte bachelor-, academisch gerichte bachelor- en masteropleidingen zoals opgenomen in artikel 58 van het Structuurdecreet 4. Facet 1.1 Niveau en oriëntatie Beoordelingscriteria Bachelor hoger professioneel onderwijs De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: - het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie en projectmatig werken, crea tiviteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige leidinggevende taken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; - het beheersen van algemene beroepsgerichte competenties als teamgericht kunnen werken, oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig kunnen definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën, en het besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk; - het beheersen van beroepsspecifieke competenties op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. 4 Zie ook www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/regelgeving 20 vlir-vlhora Zelfevaluatie

Bachelor academisch onderwijs De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: - het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; - het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die een oordeelsvorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis en de vaardigheid tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek; - het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het vakgebied en de samenhang met andere vakgebieden. Master De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: - het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context; - het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving; - een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het vakgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het vakgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het vakgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren; - hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. vlir-vlhora 21 Zelfevaluatie

Zelfevaluatie k Algemene opleidingsdoelstellingen (beoogde eindkwalificaties van de afgestudeerden op opleidingsniveau) en de genese ervan. k Afstemming van de doelstellingen op de competenties van bachelor en master uit het decreet (art. 58). k Aandacht voor de internationale dimensie in de opleidingsdoelstellingen. k Aandacht voor competentiegericht leren (het geïntegreerd verwerven van kennis, vaardigheden, houdingen, gericht op een deskundig en waardebewust functioneren in een maatschappelijke en beroepsmatige context) in de doelstellingen. k * Aandacht voor academische/beroeps/artistieke vaardigheden in de doelstellingen. k Wijze van bekendmaking en bekendheid van de doelstellingen bij de studenten, de bij de opleiding betrokken personeelsleden en, in voorkomend geval, externe betrokkenen zoals directies van stagescholen en stagementoren. k Financiële en juridische randvoorwaarden van het onderwijsbeleid 5. Facet 1.2 Domeinspecifieke eisen Beoordelingscriteria - De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. - Voor professioneel gerichte bacheloropleidingen zijn de eindkwalificaties getoetst bij het relevante beroepenveld. - Voor academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen zijn de eindkwalificaties ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke en/of artistieke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de praktijk in het relevante beroepenveld. Zelfevaluatie k Beschrijving en onderbouwing van het domeinspecifiek referentiekader. k Profilering van de opleiding ten opzichte van binnenlandse en/of buitenlandse opleidingen naar opleidingsdoelstellingen toe en (m.i.v. recente evoluties en nakende ontwikkelingen) in relatie tot de eigen visie op het beroep/de discipline. k * Afstemming van de doelstellingen op beroepsreglementering/regelgeving. k Afstemming van de doelstellingen op de wensen en behoeften van het beoogde beroepenveld. k Afstemming van de doelstellingen op de eisen die worden gesteld door (buitenlandse) vakgenoten. k Genese van de domeinspecifieke doelstellingen. 5 Financiële en juridische randvoorwaarden van het onderwijsbeleid kunnen een invloed hebben op de doelstellingen die een opleiding zich stelt. Financiële beperkingen kunnen er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor zijn dat de doelstellingen op een aanvaardbaar niveau zijn, maar niet op een hoger niveau. Vandaar dat dit aspect is ondergebracht onder onderwerp 1. Het aspect kan, indien dit wenselijk wordt geacht, uiteraard ook nog onder andere onderwerpen worden aangehaald. 22 vlir-vlhora Zelfevaluatie

Onderwerp 2 Programma De uitwerking en uitvoering van het programma moeten aansluiten bij en bijdragen tot de gemaakte keuzes ten aanzien van het didactisch concept en de algemene doelstellingen van de opleiding (= de nagestreefde eindkwalificaties van de afgestudeerde). Die algemene opleidingsdoelstellingen moeten aldus overtuigend in het programma zijn geconcretiseerd, niet in het minst door een consequente vertaling van de algemene opleidingsdoelstellingen in meer concrete doelstellingen van de opleidingsonderdelen. In haar didactisch concept expliciteert de opleiding in grote lijnen hoe zij het leren van haar studenten wil vormgeven en ondersteunen en hoe de opleidingsdoelstellingen binnen de gegeven randvoorwaarden op de best mogelijke manier kunnen worden gerealiseerd. In functie hiervan wordt gevraagd om het programma te beschrijven en kritisch te evalueren. Deze programmabeschrijving geeft aan de visitatiecommissie een beeld van het geheel, van de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma, de samenhang van het onderwijsprogramma en de aansluiting (zowel inhoudelijk als onderwijsmethodisch) van opleidingsonderdelen op elkaar. Anderzijds geeft de inhoudelijke omschrijving van de opleidingsonderdelen de commissieleden zicht op de eigenlijke invulling van het programma. Ook andere aspecten van de inrichting van het programma, zoals de studielast en studieomvang, de aansluiting van het programma op de instroom, de afstemming tussen onderwijskundige vormgeving en onderwijsinhoud, de beoordeling en de toetsing zijn voorwerp van beoordeling door de visitatiecommissie. Voor masteropleidingen wordt ook een oordeel gegeven over de masterproef. De masterproef wordt in het visitatieproces beschouwd als één van de middelen om zicht te krijgen op het niveau dat de student bereikt aan het einde van zijn/haar studies en ook indirect op het niveau van de opleiding als dusdanig. Vanuit die optiek worden in elk geval de vakdeskundige commissieleden verzocht per te visiteren opleiding elk ten minste twee masterproeven grondig door te nemen vóór het eigenlijke bezoek plaatsvindt. De indrukken die de commissieleden hieruit opdoen worden mee betrokken in het eindoordeel van de commissie over de kwaliteit van de opleiding. Voor professionele bacheloropleidingen waar eindwerken zijn vereist, geldt dezelfde regeling. Voor opleidingen waarin stage(s) een centraal element is (zijn), wordt hierover een oordeel gegeven. De stage is immers ook één van de middelen om zicht te krijgen op het niveau dat de student bereikt aan het einde van zijn/haar studies en indirect op het niveau van de opleiding als dusdanig. vlir-vlhora 23 Zelfevaluatie

Facet 2.1 Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma Beoordelingscriteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Zelfevaluatie k Vertaling van de doelstellingen in het programma (o.a. door een adequate en consequente concretisering van de algemene doelstellingen op opleidingsniveau in meer concrete doelstellingen van de opleidingsonderdelen). k Niveau (bachelor-master) en de inhoud van de opleidingsonderdelen. k Aanwezigheid van disciplineoverschrijdende elementen. k Internationale dimensie in de opleiding/internationalisering van het onderwijsprogramma (beleid, participatiegraad, samenwerkingsvormen, internationale contacten, ). k Mate waarin recente onderwijsontwikkelingen in binnen- en buitenland in het programma zijn geconcretiseerd. k Procedures voor curriculumherziening en -innovatie. k Participatie van betrokken partijen bij curriculumontwikkeling, -herziening en -innovatie. Facet 2.2 Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma Beoordelingscriteria Professioneel gerichte bacheloropleiding - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroeps- of kunstpraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk, de kunstpraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroeps- of artistieke vaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Academische gerichte bacheloropleiding en masteropleiding: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines. - Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten. - (bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen) Het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. 24 vlir-vlhora Zelfevaluatie