NT00152_815b Nadere Toegang op inv. nr 815b uit het archief van het Stadsbestuur Rhenen, 1337-1851 (152) A. de Jong en H.J. Postema Januari 2017
Inleiding Dit inventarisnummer bevat een afgeloste rentebrief, waarin de weduwe Lubbert Jacobsen met toestemming van de weesmeesters haar halve windkorenmolen en de helft van haar huis en rosmolen in Veenendaal tot onderpand had gesteld. Deze charter dateert van 1636. Er zitten ook twee rentebrieven bij ten behoeve van bijzondere personen onder verband van dezelfde molen. Deze twee charters dateren van 1634. De drie charters hebben de regestnummers 127, 128 en 129 en zijn volledig getranscribeerd. 2
Regest 127 25-3-1634 Warnard van Lennip, schout, Peter de Bruijn en Fulvio Portone, schepenen van Rhenen, oorkonden dat Lubbert Jacobsz., molenaar in 't Veen, en zijne vrouw Grietgen Willemsdochter erkennen aan Marcelis van Steenbeeck schuldig te zijn een jaarlijkse rente van 12 gulden 10 stuivers, losbaar met 200 gulden, en tot onderpand stellen hun windkorenmolen, huis en hofstede gelegen aan de Stichtse zijde in Veenendaal. Afgelost 15 Augustus 1665. Wij Warnard van Lennip, schout, Peter de Bruijn ende Fulvio Portone, schepenen der stede Rhenen, doen condt ende certificeren midts desen dat voor ons gecomen ende gecompareert zijn Lubbert Jacobsz, meulenaer in t Veen, ende Grietge Willemsdr., echteluijden, ende bekenden deuchtlijk schuldich te wesen ende vuijt hare goederen vercoft te hebben Marcelis van Steenbeeck een jaerlijkse losrenthe van twaelff gulden thien stuijvers ter zaecke ende in extinctie van een obligatie in datu den XXIIII juny XVI c XXV inhoudende twee hondert guldens hooftsoms die midts desen gehouden wort voor gecasseert waer van teerste jaer renthe verschenen zal wesen Jacobi toecomende ende soo voorts jaerlijks totten effectuele betalinge toe van alles vrijs gelts. Stellende zij comparanten tot een speciael hypotheecq ende onderpant der voorschreven hooftsomme ende renthen van dien hare wijntkoornmeulen mette huijsinge ende hoffstede daer inne zij sijn wonende, staende aende stichtsche zijde inden Venendael ende voorts generalijck alle hare vordere goederen onder verbant als naer rechten ende zijn de voorschreven comparanten haren versoucke int gunt voorschreven staet gecondemneert ende het voorschreven onderpand midtgaders hare vordere goederen daer voor verclaert executabel. In oirconde hebben wij desen brieff besegelt den XXV meert 1634 [Later is hieraan toegevoegd:] Ick onderschreven Anna van Beeck, weduwe Johan van Steenbeeck, in zijn leven rentmeester tot Nijmegen, bekenne van dese bovenstaende vestenisbrieff soo ten reguarde van capitael als interesse te zijn voldaen ende betaelt, tot date deses toe voorschreven, consenterende mitsdien dat deselve ten prothocolle werde gecasseert. Actum den 15 e augustus 1665. Anna van Beeck 3
Regest 128 9-6-1634 Warnard van Lennip, schout, Fulvio Portone en Jan Thonisz Verhel, schepenen van Rhenen oorkonden, dat Lubbert Jacobsz. en zijne vrouw Grietgen Willemsdochter erkennen aan Cornelis Mathaeusz. en zijne vrouw Woutergen Willemsdochter schuldig te zijn een jaarlijkse rente van 33 gulden, losbaar met 600 gulden, en dat zij tot onderpand gesteld hebben de helft van hun windkorenmolen met huis en hof gelegen aan de Stichtse zijde in Veenendaal. Wij Warnard van Lennip, schoudt, Fulvio Portone ende Jan Thonisz Verhell, schepenen der stede Rhenen, doen condt ende certificeren midts dezen dat voor ons gecomen ende gecompareert zijn Lubbert Jacobsz ende Grietgen Willemsdr., echteluijden, ende bekenden voor haer en haren erven deuchtlijk schuldich te wesen Cornelis Matheusz ende Woutergen Willemsdochter een jaerlijkse losrenthe van drie ende dertich carolus gulden ter zaecke van seshondert gulden hooftsoms soo in extinctie van een obligatie van vier hondert gulden in date den XXVII mei 1631 die midts desen gehouden wort voor gecasseert als van geleent gelt ende aengetelde penningen waer van teerste jaer renthen verschenen zullen wesen inde maent meij toecomende 1635 ende soo voorts jaerlijks totte effectuele ende volcomen afflossinge toe van alles vrijs gelts nijet vuijtgesondert met expresse conditie dat de comparanten gehouden zullen zijn de voorschreven hooftsomme tot vermaning te moeten lossen in twee termijnen als eens met tweehondert en noch eens met vierhondert gulden midts dat haer comparanten tzelve telcke reys en vierendeel jaers te voren worden opgeseijt. Stellende zij comparanten tot een speciael hypotheecq ende onderpant der voorschreven hooftsomme ende renthen vandien hare halve wijntkoornmeulen mette huysing ende hoffstede daer inne zij zijn wonende staende ende gelegen aen de Stichtsche zijde in Venendael ende voorts generalijk alle hare vordere hebbende ende toecomende goederen onder verbant als naer rechten ende zijn de voorschreven comparanten thare versoucke in t gunt voorschreven staet gecondemneert ende het voornoemde speciael onderpant midtgaders hare vordere goederen daer voor verclaert executabel. In oirconden hebben wij desen brieff bezegelt den negenden junij 1634. [getekend] A. Van Harn Regest 129 21-11-1636 Warnard van Lennip, schout, Johan Thonissen Verhell en Antoni Both, schepenen van Rhenen, oorkonden dat Grietgen Willem de Beersdochter, weduwe Lubbert Jacobsen, met toestemming van de weesmeesters, erkent aan Aeltgen Cornelis, 4
weduwe Cornelis Sandersen, schuldig te zijn een jaarlijkse rente van 37 gulden 10 stuivers, losbaar met 600 gulden, en dat zij daarvoor tot zekerheid heeft gesteld haar halve windkorenmolen met de helft van haar huis en rosmolen, gelegen in Veenendaal. Afgelost 28 Juni 1646. Wij Warnard van Lennip, schout, Johan Thonissen Verhell en Antoni Both, schepenen der stede Rhenen, doen condt ende certificeren mits desen dat voor ons gecompareert is Grietgen Willem de Beersdochter, weduwe van Lubbert Jacobsen, ende bekenden voor haer ende haeren erfgenamen met consent vanden weesmeesters deuchdelijck schuldich te wesen ende uijt haere goederen vercoft te hebben Aeltgen Cornelis, weduwe van Cornelis Sandersen, ende haeren erven een jaerlijkse losrente van seven ende dertich gulden tien stuijvers ter saecke van ses hondert gulden hooftsoms die de voorschreven Aeltgen Cornelis als borge voor de voornoemde comparante heeft moeten opleggen te betalen aen Henrick Petersen ende Frans Aelbertsen, wonende d eene tot Scherpenzeel en de andere tot Reijnswou vermogens twee obligatien daer van sijnde die mits desen gehouden worden voor gecasseert waer van t eerste jaer rhenten verschenen sall sijn Martini 1637 toecomende ende soo voorts jaerlijks van alles vrijs gelts niets uijtgesondert totte volle ende effectuele afflossinge der voorschreven hooftsomme toe mitsgaders de verschenen ende verlopen renten van dien welcke aflossinge t alle tijden sall mogen geschieden met gelijcke seshondert gulden. Stellende sij comparante tot een speciaal hypotheecq ende onderpant voort gunt voorschreven staet haere halve wint coornmeulen mette helft vanden huijsinge ende rosmeulen staende ende gelegen in Venendael ende voorts generalijck alle haere vordere goederen. Ende is sij comparante in t gunt voorschreven staet thaeren versoecke gecondemneert ende d voorschreven haere halve wint coornmeulen mette halve huijsinge ende rosmeulen mitsgaders alle haere vordere goederen daer voor verclaert executabel. In oircondt hebben wij desen brieff besegelt op den 21 november 1636. A.van Harn 5