Stadsbestuur Rhenen, (152)

Transcriptie

1 NT00152_815a Nadere Toegang op inv. nr 815a uit het archief van het Stadsbestuur Rhenen, (152) H.J. Postema Februari 2017

2 Inleiding Dit inventarisnummer bevat zeven rentebrieven ten behoeve van het weeshuis te Rhenen, daterend van Deze charters hebben de regestnummers 89, 92.01, , 124, 130, 133 en

3 Regest Andries van Bemmel, substituut van schout Johan van Roy, Willem Vastrick en Herman Scherpijnck, schepenen van Rhenen, oorkonden, dat Pelgrum Cornelisz. en Anna Gerritsdochter, echtelieden, erkennen schuldig te zijn aan Elisabet en Mechtelt van Wijck, gezusters, een jaarlijkse rente van 9 gulden, losbaar met 150 gulden, bij wanbetaling uit te panden uit de helft van 4 morgen land genaamd "dlange Ackeren" en uit een schuur, erf en grond binnen de stad gelegen. Met een transfix dd (Januari 21), waarbij voornoemde rentebrief wordt overgegeven aan Alidt Aelberts. (Zie no. 92*.) Met een transfix dd (Mei 20), waarbij aan het weeshuis te Rhenen wordt overgedragen een jaarlijkse losrente, gevestigd op de helft van voornoemde land "die lange Ackers". (Zie no. 102*.) Wij Andries van Bemmel, substituyt van Johan van Roy, schoudt, Willem Vastrick ende Herman Scherpynck, schepenen tot Renen, doen conde mit deesen openen brieve dat voir ons gecomen zijn Pelgrum Cornelisz ende Anna Gerrits dochter, echteluyden, ende bekenden voir hoir ende hoirluijden erffgenamen schuldich te weesen Elisabeth ende Mechtelt van Wijck, gesusteren, ende hoirluyden erffgenamen negen Karolus gulden jaerlix twintich stuivers brabants voor elcke gulden gerekent ende dat vuijt saecke van eens hondert ende vyftich gelycke gulden ten pryse als boven te betalen alle jaer de voorschreven negen gulden tenemael commer vrij, costeloos ende schadeloos op Sinte Michiels dach ofte XIIII dagen daer na onbegrepen wel betaelt ofte bij gebreck vandyen tselve ten allen jaren vuijtdoen panden als pacht als dan aen ende vuyt de gerechte helft van vier morgen lants met de gront genaempt de Lange Ackers, daer oostwert de Woudenborchse Campen, zuytwert de Heerstraet, westwaert de erffgenamen van Joost Vastrick ende noortwert die Weydich naest gelegen zijn, gemeen mit Jan Brantsz en noch vuyt de schuer mit erff en gront staende binnen Renen, daer oostwert de gemeen straet, zuytwert mr. Wouter Zuyrmont, westwert Jan Guertsz ofte diet met recht toecompt ende noortwert Geertruyt Dircksz naest gelegen zijn daer van teerste jaer renten verschenen sal weesen op St. Michiels dach anno LXXIX eerstcomende mit sulcker conditien dat sij comparanten ofte hoirluyden erffgenamen dese negen gulden jaerlixe rente sullen mogen vrijen, lossen ende affcopen mit gelycke hondert ende vyfftich gulden munte voorschreven mit die volle binnen jaersche rente ende alle afterstedige ende onbetaelde renten vandijen omme welcke betalinghe der selver jaerlixe rente ten vollen te voldoen hebben sij comparanten versocht daer inne gecondemneert te worden. Gehoort welcke versouck hebben wij schepene voornoemt deselve gecondemneert ende condemneren mits deesen. In oirconde sbrieff besegelt mit 3

4 onse zegelen. Gegeven in t jaer ons Heeren duysent V c ende LXXVIII opten XVIII octobris huius presente. Surreckesteyn [op de achterkant van het charter staat:] Op die summe in desen begrepen tot minderinge van dien ende die rente van dien na advenant hebben den onderschreven ontfangen vijftich guldenen den VI januari vyff ende tachtich ende dat vuydt handen van Wauter Henricksz ende syn huysvrau Cornelia. Willem van Lenaer Elyzabeth van Wijck Regest Henrick van Eck, schepen-burgemeester, in plaats van schout Aelbert Goertsz van Ommeren en Jochum Steventsz, schepenen van Rhenen, oorkonden, dat Willem van Lienair en Mechtelt van Wijck en Elisabeth van Wijck aan Alidt Aelberts overgeven de rente, waarvan sprake is in de getransfigeerde brief van 18 October 1578, groot 150 gulden, waarvan 50 gulden betaald is. Wij Henrick van Eck, schepen borgemeester, in plaets van de schoudt Aelbert Goertsz van Ommeren en Jochum Steventsz, schepenen tot Rhenen, doen konde met deesen opene brieve dat voer ons gecompareert en gecomen zijn Willem van Lienair ende Mechtelt van Wijck ende Elisabeth van Wijck mit Jochim Stevensz haire gecoren momber in deser zaaken ende hebben gesamender handt voer hair ende hairluyder erffgenamen opgedragen, overgegeven ende te goede geschonden Alidt Aelbertsz ende haire erven ofte naecomelingen een rentebrieff inhoudende die hooftsomme van hondert vijftich Carolus guldens waer op vijftich derzelver guldens betaelt zijn breder vermoegens dselve brieff hier deur getransfixeert beginnende wij Andries van Bemmel, substituyt van Johan de Roij, Willem Vastrick ende Herman Scharpinck, schepenen tot Rhenen, etc., ende eijndende: In oirconde sbrieffs bezegelt met onse zegelen. Gegeven int jaer ons Heeren dusent vijff hondert opten XVIII octobris mij present. Ende was onderteijckent Surrekesteyn. Deese voerschreven rentebrieff worden zij comparanten quyt ende weerloes met opdracht ende verticht alsoe dat schepenen kenden en wesen voer recht dat zij daer niet meer aen en hadden noch en behielden met recht ende datse Alidt Aelberts voirnoemt ende heuren erven ofte naecomelingen vast ende stede es, weesen ende blijven zall met recht. Des beloeffden dvoerschreven comparanten voer hair ende hairen erven 4

5 dselve renthebrieff te vrijen en te waeren ende allen voercommer ende voorplecht aff te doen nae erffcoop recht der stede van Rhenen en bedanckten dvoirnoemden Alidt voer hair ende hairen erven vant gheene voerschreven goeder ende volle betaelinge ende alsoe geordonneert es te corten opte renthen gehijpoteequeert zijnde opte landen den XII penning zoe beloeffeden zij comparanten dselve cortinge van XII penning jaerlicx te betalen 1 dselve ordonnantie geduiren sall. Alle dinck sonder argh ende list. In oirconde sbrieffs bezegelt met onse zegelen. Gegeven int jaer ons Heeren XV c ses 2 tachtentich den XXI january. Regest Gijsbert van Hardenbroeck, schout, Bartholomeus Bruell en Everdt Dionyss, schepenen van Rhenen, oorkonden, dat Adriaen Dircxs, voor hem en als voogd zijner kinderen, aan het weeshuis aldaar overdraagt een jaarlijkse losrente van 6 gulden, gevestigd op de helft van 4 morgen land, genaamd "die lange Ackers", eertijds toebehoord hebbende aan Pelgrim Cornelisz. en Anna Gerritsdochter, gewezen echtelieden, en waarvan sprake is in de getransfigeerde brief d.d oktober 18. Wij Gijsbrecht van Hardenbroeck, scholtis, Bartholomeus Bruell, borgemeester, ende Everdt Dionyss, schepen tot Rhenen, doen condt mits deesen dat voor ons in eijgener persoon gecompareert ende erschenen is Adriaen Dircxzn voor hem selven ende als vader ende voocht van zyne kijnderen geprocryeert by Jannichgen Josephsde. zijn zaliger geweesene huysfrouw ende hem in deese voorde selve zijne kijnderen sterckmaeckende ende heeft in dier qualite voor hem ende zijne erffgenamen getransporteert, opgedragen ende overgegeven ten behoeve vant weesshuys binnen deeser stede Rhenen een jaerlixe losrente van zess Karolus gulden gevesticht zijnde vuijte helft van vier margen landts genaempt die Lange Ackers, eertijts toebehoirt hebbende Pelgrum Cornelisz ende Anna Gerritsz, geweesene echteluijden, ende nu tegenwoirdich competerende Wouter Henricx Koster ende Cornelia Gerritsdr. zijne echte huysfrouw verschijnende dvoorschreven jaerlicxe rhente op St. Michiels dach breder vermogens den originele rhentebrieff daer duer deesen getransfixeert is deese voorschreven jaerlicxe rhente mette hooftsomme vandien wordt hij comparant inden namen alsboven voor hem ende zijnen erffgenamen quyt ende weerloos met opdracht ende verticht alsoo dat dat schepenen kenden ende weesen voor recht dat hij noch zijnen erffgenamen daer nyet en meer aen en hadden noch en behielden met recht ende dat d selve jaerlicxe 1 Dit woord is niet meer leesbaar door de aanhechting van een zegel in de pliek. 2 Idem. 5

6 rhente ende hoofsomme vandien tvoorschreven weeshuys nu ende ten eewigen dagen vast ende stede is, weesen ende blijven zall met recht. Alles sonder arch ende list. In oirconde sbrieffs besegelt met onse segelen. Gegeven int jaer ons Heeren XVI c ende zess den XX maij. Regest Francoijs van Deuverden, schout, Bartholomeus Bruel en Jan Mannus, schepenen van Rhenen, oorkonden, dat Harman Jansz. en zijne huisvrouw Maria Marcelisdochter erkennen schuldig te zijn aan Reynier Henricxz. een jaarrente van 4 gulden 10 stuivers, daarvoor verbindende hun woning in de Gasthuisstraat aldaar. Op 14 November 1641 overgedragen aan de arme wezen te Rhenen. Wij Franchoijs van Deuverden, schoudt, Bartholomeeus Bruel ende Jan Mannus, schepenen der stede Rhenen, doen condt ende certificeren midts desen dat voor ons gecomen ende gecompareert zijn Harman Jansz ende Maria Marcelisdr, echteluyden, wonende alhier binnen Rhenen, ende bekenden deuchtlijk schuldich te wesen ende vuyt hare goederen vercoft te hebben Reijnier Henricxsz ende zijenen erven een jaerlijcxe losrenthe van vier gulden thien stuyvers ter zaecke van tweeentzeventich Carolus guldens hooftsoms, van affgereeckende penningen, waer van t eerste jaer renthe omgecomen ende verschenen zal wesen den sesten september 1632 toecomende ende zoo voorts jaerlijks vrijs gelts totte volle betalinge toe. Stellende zij comparanten tot een speciael onderpant hare huysing daerinne zij sijn wonende, staende ende gelegen inde Gasthuijsstraet alhier binnen Rhenen, daer oostwaarts d voorschreven straet, zuytwaarts Jan Thonisz vander Meij, westwaarts t gasthuys ende noortwaarts Christiaen Jans naest geerft zijn ende voorts generalijk alle hare vordere goederen als naer rechten ende zijn d voorschreven comparanten tharen versoucke int gunt voorschreven staet gecondemneert ende het voorschreven speciael onderpant midtsgaders hare vordere goederen daer voor verclaert verbonden ende executabel. In oorconden hebben wij desen brieff bezegelt den sesten september Regest Jacob Casembroot schout, Adriaen Verheut en Willem Woutersen Roest, schepenen van Rhenen, oorkonden, dat Naleken Willems, weduwe van Wouter Martensen, erkent schuldig te zijn aan het weeshuis aldaar een jaarrente van 6 gulden 5 stuiver, daarvoor verbindende haar huis, hof en schuur op het Leechkerckhoff aldaar. 6

7 Wij Jacob Casembroot, schout, Adriaen Verheut ende Willem Woutersen Roest, schepene der stede Rhenen, doen condt ende certificeren mits desen dat voor ons gecompareert is Naleken Willems, weduwe van Wouter Martensz, en bekenden voor haer en haeren erven voor ene deuchdelijck schuldich te wesen het weeshuys alhier een jaerlyxse losrente van ses gulden vijf stuijvers ter saecke van een hondert gulden hooftsoms bij haer comparante te will en danck ontfangen ende thaeren oirbaer geimployeert waervan het eerste jaer renthen verschenen ende omgecoemen sal wesen den XV december 1639 toecomende ende soe voorts jaerlijks ende alle jaer van alles vrijs gelts niet uytgesondert totte volle betalinge van de voorschreven hooftsom mette verschenen ende onbetaelde renthen van dien toe stellende tot een speciael hypotheeq ende onderpant voor de voorschreven hooftsom ende renthen van dien seeckere huysinge hoff en schuer staende en gelegen op het leech kerckhoff alhier, bepaelt oestwaerts de huysinge daer tegenwoordich Jan Henricksen Hoeijmaecker is wonende, west Dirck Lijster, noordt het voorschreven kerckhoff, zuyde de stadtswall ende voorts haer persoon ende alle haere verdere goederen deselvige submitterende alle heeren hoven, rechteren ende gerechten renuntierende van alle excepties desen eenichsints contrarierende. In oirconde hebben wij desen brieff besegelt opden XV december Regest Jacob Casembroot, schout, Jelis van Stoutenborch ende Adriaen van Leuven, schepenen der stede Rhenen, oorkonden, dat Jan Willemsen en zijn huisvrouw Mariken Brants erkennen aan de wezen aldaar een jaarrente van 12 gulden 10 stuiver schuldig te zijn, daarvoor verbindende hun aandeel van een huis en schuur in de Heyrstraat aldaar. Wij Jacob Casembroot, schout, Jelis van Stoutenborch, borgemeester, ende Adriaen van Leuven, schepen der stede Rhenen doen condt ende certificeren mits desen dat voor ons gecomen ende gecompareert sijn Jan Willemsen ende Mariken Brants, echteluijden, ende bekenden voor haer ende haeren erven schuldich te wesen ende uijt haere goederen vercoft te hebben den weesen alhier binnen Rhenen een renthe van twaelf gulden en tien stuijvers waer van het eerste jaer renthen verschenen ende omgecomen sall wesen den eersten julij 1641 toecomende, ende soo voorts jaerlijx ende alle jaer op den eersten julij ende dat ter saecke van twee hondert Carolus guldens bij haer comparanten vanden weesmeesteren inder tijt te wille ende danck ontfangen ende thaeren oirber geimploijeert. Stellende sij comparanten voor de voorschreven een hondert ende vijftich gulden tot een speciael hypotheecq ende onderpant, mitsgaders voor de verlopen ende onbetaelde renthen vandien, haere 7

8 gedeelte van seeckere huijsinge ende schuijr daerinne sij comparanten jegenwoordich sijn wonende, gelegen aende Heijrstraet alhier, daer oostwaert Roelof Verweij, westwaert Frans Jansen brouwer, zuijdtwaert de voorschreven Heijrstraet ende noortwaert de Molenstraet naest gelegen sijn. Ende voorts generalijck alle haere vordere goederen, roerende ende onroerende, hebbende ende toecomende. Ende sijn de voorschreven echteluijden thaeren versoecke in t gunt voorschreven is gecondemneert ende t voorschreven speciael ende generael hypotheecq daer voor verclaert executabel. In oircont hebben wij desen brief besegelt opden eersten junij Regest Johan Quijnt, substituut van Jacob Casembroot schout, Cornelis van Wijck en Willem Lobe, schepenen van Rhenen, oorkonden, dat Roelof Verweij en Adriaentgen van Alenborch, echtelieden, erkennen aan het weeshuis aldaar schuldig te zijn een jaarlijkse rente van 16 gulden 10 stuivers, losbaar met 300 gulden, en dat zij tot zekerheid daarvoor hun huis, hof en schuur gesteld hebben. Wij Johan Quijnt, substituut van den edele Jacob Casembroot, schout, Cornelis van Wijck en Willem Lobe, schepenen der stede Rhenen, doen cont en certificeren mits desen dat voor ons gecomen ende gecompareert sijn Roelof Verwey ende Adriaentgen van Alenborch, echteluyden, ende bekenden voor haer ende hare naecomelingen ende erven well en deuchdelijck schuldig te wesen den weeshuysen alhier binnen Rhenen een jaerlijxe losrenthe van sestien gulden tien stuivers ter saecke van drie hondert gulden capitael bij haer comparanten uijt handen van de weesmeesteren ontfangen ende t haren oirbaer geemployeert, waer van het eerste jaer renthen verschenen ende omgecomen sall sijn opden 30 e meert 1646 eerstcomende ende soo voorts jaerlijx ende alle jaer totte volcomen ende effectuele aflossinge der voorschreven drie hondert gulden capitaels mette verschenen ende onbetaelde renthen vandien toe welcke aflossinge ten allen tijden sall mogen geschieden met gelijcke drie hondert gulden teffens ende teenemael ende daer bij leggende de verlopen ende onbetaelde renthen van dien naer advenant des tijts verschenen en onbetaelt sijnde mits tselve een vierendeel jaers te voorens opseggende van alles vrij gelt t sy vanden 100 e, L, XL, XXX, XX, XII, X min ofte meer penningen. Stellende sij comparanten tot een speciaal hypotheecq ende onderpant voor dvoorschreven drie hondert gulden capitaell mette verschenen ende onbetaelde renthen vandien harer comparanten huijsinge, hoff ende schuijr daer sij jegenwoordich in sijn wonende ende voorts generalijck alle harer comparanten vordere goederen egeene vandien uijtgesondert, sijnde sij comparanten bij desen tharen versoecke in t geene voorschreven is gecondemneert end tvoorschreven speciael ende generael hypotheecq bij schepenen voornoemd daer voor verclaert executabel. In oirconde hebben wij desen brieff besegelt opten 30 e meert