BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

Vergelijkbare documenten
BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. I. Juridisch kader

1 Juridisch kader BESLUIT ENERGIEKAMER

1 Juridisch kader BESLUIT ENERGIEKAMER

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 Elektriciteitswet 1998.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

1 Juridisch kader BESLUIT

BESLUIT. Besluit van de Minister van Economische Zaken als bedoeld in artikel 95d van de

BESLUIT. Besluit inzake geschil als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998; Metrax N.V.

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. I. Juridisch kader. Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan. DELTA Comfort B.V.

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

I. Aanvraag en procedure

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

1 Juridisch kader BESLUIT

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. 5. Op 2 september 1998 heeft de NMa bij brief een aantal vragen aan partijen voorgelegd, welke bij brief van 15 oktober 1998 zijn beantwoord.

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. I. Juridisch kader. Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan. Essent Retail Energie b.v.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

Raad van Toezicht NVI, Nederlandse Vereniging van Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Verloop procedure en feitelijke achtergrond

I. Aanvraag en procedure

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 19 van de Gaswet.

I. Aanvraag en procedure

BESLUIT. I. Aanvraag en procedure

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT OPENBAAR. 3. Op 8 juni 2015 heeft ACM de ontvangst van de aanvraag schriftelijk bevestigd aan Vrij Op Naam B.V..

op grond van artikel 95d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 aan SEPA Green Energy B.V.

I. Aanvraag en procedure

Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

Nma. I. Aanvraag en procedure ENERGIEKAMER BES LU IT. van artikel 45, eerste lid, van de Gaswet aan Scholt Energy Control B.V.

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

BESLUIT. I. Aanvraag en procedure

van artikel 45, eerste lid, van de Gaswet aan SEPA Green Energy B.V.

BESLUIT. 3. Bij schrijven van 4 juni 2009 heeft Enexis een ingevuld reactieformulier ingediend.

BESLUIT. 2. Onderhavig besluit betreft de vaststelling van de nettarieven voor het jaar 2005 voor Intergas Netbeheer B.V.

Autoriteit Consument & Markt

BESLUIT OPENBAAR. aanvraag voor een vergunning ingediend, als bedoeld in artikel 95d, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: aanvraag).

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

Pagina. Openbaar besluit. Rokade Planontwikkeling B.V. T.a.v. A Postbus AH ZWOLLE

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. Voorgeschiedenis

Autoriteit Consument & Markt

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Juridisch kader

ECLI:NL:RBUTR:2009:BL0337

BESLUIT. 2. Onderhavig besluit betreft de vaststelling van de nettarieven voor het jaar 2005 voor Essent Netwerk B.V.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Verloop van de procedure. Het wettelijk kader

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

1 Inleiding. 2 Wettelijk kader BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

[Aanvrager A] heeft ter onderbouwing van het handhavingsverzoek van 3 augustus 2016 een aantal documenten aan de NZa overlegd.

Openbaar besluit ACM/UIT/500126

Pagina 1/6. Besluit Openbaar. 1 Samenvatting. 2 Verloop van de procedure

BESLUIT. Inleiding. Status van het besluit. Dienst uitvoering en toezicht Energie

Autoriteit Consument & Markt

BESLUIT. 4. Bij brief van 17 september 2002, bij de NMa ingekomen op 18 september 2002, heeft Heijmans tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

1 Inleiding. 2 Wettelijke context BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Autoriteit Consument e. Markt

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Pagina BESLUIT. Besluit. Ons kenmerk: ACM/DE/2014/ Zaaknummer:

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

Pagina. Besluit. Ons kenmerk: Zaaknummer: ACM/DJZ/2014/206976

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

Nvia. I. Aanvraag en procedure. Nederlandse Mededingingsautoriteit B ES LU IT

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. 4. Van de hoorzitting is een verslag opgemaakt, dat op 10 juni 2009 aan partijen is toegezonden.

Autoriteit Consument & Markt

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998.

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

I. Aanvraag en procedure

Besluit. Geschilbesluit Crown Van Gelder

BESLUIT. Directie Toezicht Energie INLEIDING EN PROCEDURE WETTELIJK KADER

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse mededingingsautoriteit

Autoriteit Consument & Markt

Transcriptie:

Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 102283/27 Betreft zaak: Aanvrager versus Eneco Netbeheer Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998. I. Verloop van de procedure 1. Bij brief van 21 februari 2006 (met kenmerk: ED/40004815), v0orzien van een daarvoor bestemd formulier, heeft aanvrager zich gewend tot de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) met een aanvraag tot geschilbeslechting als bedoeld in artikel 51 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: de E-wet). Het betreft een geschil met netbeheerder Eneco Netbeheer B.V. (hierna: Eneco). 2. Bij brief van 15 maart 2006 (kenmerk: 102283/5.B380) heeft de Raad Eneco in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken na dagtekening van die brief, te reageren op de aanvraag geschilbeslechting. Daarbij is Eneco tevens verzocht om bij het geven van haar reactie ook in te gaan op de strekking van de artikelen 19 en 95g van de E-wet in relatie tot de door aanvrager ingediende klacht. Hetzelfde verzoek heeft de Raad gedaan aan aanvrager bij brief van 15 maart 2006 (kenmerk: 102283/4.B750). Daarbij is hem eveneens een termijn gegeven van twee weken. 3. Eneco heeft per email van 22 maart 2006 verzocht om uitstel van 14 dagen te verlenen voor het indienen van een reactie, daar zij in overleg zou zijn met aanvrager over een minnelijke oplossing. Aanvrager heeft een gelijkluidend verzoek gedaan om uitstel, waarna de Raad bij brief van 23 maart 2006 (kenmerk: 102283/9.F608) aan beide partijen uitstel heeft verleend tot twee weken na verzending van voornoemde brief voor het indienen van een reactie. 4. Bij brief van 10 april 2006 heeft Eneco de Raad haar reactie gezonden, omdat het minnelijke overleg tussen aanvrager en Eneco niet tot resultaat heeft geleid. Bij brief van 12 april 2006 heeft aanvrager zijn reactie aan de Raad doen toekomen. Pagina 1 van 11

5. Bij brieven van 14 april 2006 zijn partijen uitgenodigd voor een hoorzitting d.d. 11 mei 2006. Daarbij hebben partijen een kopie ontvangen van elkaars reactie. 6. De gemachtigde van aanvrager heeft op 21 april 2006 telefonisch bericht dat hij verhinderd was om op de geplande datum op de hoorzitting aanwezig te zijn. Bij brief van gelijke datum heeft hij zijn verhindering bevestigd en heeft daarbij verzocht om een andere datum voor een hoorzitting. Bij brief van 5 mei 2006 (kenmerk: 102283/16.B750) heeft de Raad dit verzoek afgewezen. Daarbij is aanvrager in de gelegenheid gesteld om in plaats van het inbrengen van een mondelinge zienswijze, uiterlijk tot 11 mei 2006 nog schriftelijk te reageren op hetgeen in deze geschilprocedure door Eneco naar voren is gebracht. Een kopie van voornoemde brief is per gelijke datum gezonden naar Eneco. 7. Bij brief van 8 mei 2006 heeft aanvrager (andermaal) zijn reactie gegeven en heeft daarbij (wederom) aangegeven niet op hoorzitting d.d. 11 mei 2006 te zullen verschijnen. Bij brief van 10 mei 2006 (kenmerk: 102283/19.F608) heeft de Raad Eneco een kopie gezonden van deze reactie en haar in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na dagtekening van die brief nog schriftelijk te reageren. Naar aanleiding daarvan heeft Eneco de Raad op 10 mei 2006 telefonisch laten weten geen gebruik te zullen maken van de gelegenheid om de geplande hoorzitting d.d. 11 mei 2006 bij te wonen. 8. Bij brief van 11 mei 2006 heeft Eneco gebruik gemaakt van de gelegenheid om nog schriftelijk te reageren op de brief van 8 mei 2006 van aanvrager. Een kopie van de brief van Eneco heeft de Raad bij brief van 1 juni 2006 (kenmerk: 102283/23/B75) ter kennisneming aan aanvrager gezonden. II. Juridisch kader 9. Ingevolge artikel 51, eerste lid, van de E-wet kan een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop die zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, een klacht bij de Raad indienen. Krachtens het bepaalde in artikel 51, derde lid, van de E-wet, is de beslissing van de Raad bindend. 10. Artikel 51 is in de E-wet opgenomen bij Wet van 1 juli 2004 tot wijziging van de E-wet en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer (Stb. 2004, 328) en is in werking getreden op 14 juli 2004 (Stb. 2004, 330). Pagina 2 van 11

11. Artikel 19 van de E-wet luidt als volgt: De netbeheerder gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, uitsluitend voor het uitvoeren van in deze wet aan de netbeheerder opgedragen taken, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de vergunninghouder innen van de vergoeding voor het leveren van elektriciteit. 12. Artikel 95g van de E-wet bepaalt het volgende: De houder van een vergunning gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, uitsluitend voor het uitvoeren van in deze wet aan hem opgedragen taken, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de netbeheerder innen van de vergoeding voor de aansluiting op een net of voor het transport van elektriciteit. 13. Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de E-wet, stelt de Raad de tariefstructuren en voorwaarden vast met inachtneming van het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 27, 31 of 32 (..). 14. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in onder andere de Netcode. 1 Artikel 2.1.2.3. van de Netcode bepaalt het volgende: Verzegelingen die door of vanwege de netbeheerder zijn aangebracht op de meetinrichting of op delen van de aansluiting worden niet geschonden of verbroken tenzij de netbeheerder uitdrukkelijk toestemming geeft tot het verbreken van de verzegeling. III. Het geschil 15. Blijkens de aanvraag d.d. 21 februari 2006 van aanvrager betreft het geschil de volgende onderdelen: a. het door Eneco in strijd met de artikelen 19 en 95g van de E-wet verschaffen van gegevens over aanvrager aan een derde (Stichting Woningbedrijf Rotterdam, hierna: WBR) bij brieven van 18 augustus 2005 en van 15 februari 2006. b. de weigering door Eneco een rapportage te overleggen die zou zijn opgesteld met betrekking tot de door Eneco geconstateerde ijkzegelverbreking en beschadiging van de elektriciteitsmeter. c. het niet meer in bezit hebben van de elektriciteitsmeter bij Eneco. 1 Zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van DTe van 18 mei 2005, Stcr. 2005, 95. Pagina 3 van 11

IV. De feiten 16. Uit de door partijen overgelegde stukken blijken de hierna volgende voor het geschil relevante - vaststaande feiten. 17. Op 13 april 2004 heeft Eneco in het pand van aanvrager onregelmatigheden vastgesteld met betrekking tot de elektriciteitsmeter. Gebleken is van een ijkzegelverbreking en beschadiging van de elektriciteitsmeter. Op dezelfde dag is de elektriciteitsmeter door Eneco weggehaald en is de elektriciteitstoevoer afgesloten. 18. Bij brief van 18 augustus 2005 heeft Eneco aan WBR als volgt bericht: Hierbij enige, door u opgevraagde, informatie betreffende geconstateerde onregelmatigheden. Rapportages worden opgemaakt ter onderbouwing van een eventuele aangifte van energiediefstal en daarom alleen bestemd voor Justitie. Het is niet de bedoeling dat deze zaken ter beschikking worden gesteld. Eneco Netbeheer B.V. is ook niet gehouden hiervan een kopie te overleggen. Wij zullen de door u gevraagde informatie dan ook niet verstrekken. Wel kan Eneco Netbeheer bevestigen dat op 13-04-2005 [lees: 13-04-2004] in het pand onregelmatigheden zijn vastgesteld t.w. ijkzegelverbreking en beschadiging van de elektriciteitsmeter t.b.v. een illegale in bedrijf zijnde hennepkwekerij, gepaard gaande met energiediefstal. Wij gaan ervan uit dat dit voldoende is om een kort geding te starten (..). 19. Bij brief van 20 december 2005 heeft aanvrager Eneco verzocht om per direct de door Eneco schriftelijk gedane mededeling inzake de diefstal van energie, aan de gemachtigde van WBR te rectificeren. Aanvrager stelt dat geen sprake is geweest van diefstal van energie. Voorts verzoekt aanvrager Eneco om bewijsstukken te overleggen dat sprake zou zijn van door Eneco geconstateerde onregelmatigheden aan de elektriciteitsmeter. 20. Eneco heeft aanvrager bij brief van 31 januari 2006 medegedeeld dat ten gevolge van de zegelverbreking(en) van de elektriciteitsmeter, aanvrager een boete van EUR 900 opgelegd heeft gekregen (die later verlaagd is tot EUR 135) en dat door Eneco niet getwijfeld werd aan de juistheid van de eindstand van de meter. Zij acht gelet op het hoge geregistreerde verbruik het zeer aannemelijk dat de elektriciteitsmeter is teruggedraaid, maar heeft uit coulance het berekende illegale verbruik gecrediteerd. Eneco heeft tevens bevestigd dat de elektriciteitsmeter sinds april 2004 niet meer in haar bezit is. 21. Aanvrager heeft hierop bij brief van 8 februari 2006 Eneco medegedeeld dat nog steeds niet de onware mededeling inzake de energiediefstal aan het adres van WBR is ingetrokken. Daarbij heeft hij Eneco een termijn gesteld dat te doen vóór 15 februari 2006. Pagina 4 van 11

22. Bij brief van 15 februari 2006 heeft Eneco aan WBR het volgende bericht: In onze brief d.d. 18 augustus 2005 hebben wij u onder meer het volgende medegedeeld: ( ) kan Eneco Netbeheer bevestigen dat op 13-04-2005 [lees: 13-04-2004] in het pand onregelmatigheden zijn vastgesteld t.w. ijkzegelverbreking en beschadiging van de elektriteitsmeter t.b.v. illegale in bedrijf zijnde hennepkwekerij, gepaard gaande met energiediefstal. Inmiddels hebben wij ondanks dat de meter was gemanipuleerd en kon worden teruggedraaid, aanleiding gezien, gelet op het hoge op de meter geregistreerde verbruik, aanvrager te crediteren voor het in rekening gebrachte illegale elektriciteitsverbruik. V. Standpunt van aanvrager 23. Aanvrager stelt zich op het standpunt dat Eneco, door het versturen van de brieven van respectievelijk 18 augustus 2005 en van 15 februari 2006 aan WBR in strijd met de artikelen 19 en 95g van de E-wet heeft gehandeld. Eneco zou deze artikelen hebben geschonden door aan WBR schriftelijk te berichten dat sprake zou zijn van energiediefstal respectievelijk onregelmatigheden c.q. manipulatie aan de elektriciteitsmeter. Beargumenteerd is dat sprake is van aan Eneco verstrekte gegevens over aanvrager, die Eneco vervolgens heeft gebruikt met een ander doel dan Eneco op basis van de E-wet is voorgeschreven. Aanvrager wijst in dit verband op een uitspraak van de kantonrechter d.d. 13 april 2006 inzake ontbinding van de huurovereenkomst tussen WBR en aanvrager. Uit dit vonnis blijkt dat de eerste klachtwaardige brief van 18 augustus 2005 gebruikt is in die procedure. Aanvrager wijst nog op het Samenwerkingsconvenant Aanpak Hennep Gemeente en Eneco dat Eneco met de gemeente Rotterdam heeft gesloten. Eneco is op basis van het convenant verplicht om gegevens uitsluitend aan te wenden voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt. Hij bestrijdt de stelling van Eneco dat niet aannemelijk zou zijn dat voornoemde gedraging(en) door Eneco ook concurrentievoordelen zouden opleveren. 24. In verband met de door Eneco onjuist gedane mededelingen, klaagt aanvrager dat hij tot op heden geen rapportage heeft ontvangen waaruit blijkt dat sprake zou zijn van manipulatie van de elektriciteitsmeter. Hij wenst van de Raad een oordeel over de rechtmatigheid van deze weigering. 25. Ten slotte behelst de klacht van aanvrager het verdwijnen van de elektriciteitsmeter door Eneco, waardoor aanvrager de door Eneco gestelde onregelmatigheden van de meter niet meer kan betwisten. Hij vraagt de Raad daarover een uitspraak te doen. 26. Gelet het vorenstaande verzoekt aanvrager de Raad om Eneco op te dragen de beide brieven aan WBR in te trekken c.q. te rectificeren onder oplegging van een last onder Pagina 5 van 11

dwangsom, alsmede verzoekt hij de Raad om Eneco een bestuurlijke boete op te leggen, waarbij hij tevens van de Raad een uitspraak wenst over de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand (EUR 90) door Eneco die aanvrager in deze geschillenprocedure heeft moeten maken. VI. Standpunt van Eneco 27. Eneco stelt dat zij met het versturen van haar eerste brief van 18 augustus 2005, inzake de energiediefstal, artikel 19 van de E-wet niet heeft geschonden, omdat het artikel betrekking heeft op de aan de netbeheerder verstrekte gegevens. De correspondentie aan WBR betrof volgens Eneco informatie die zij zelf - in het bijzijn van de politie had waargenomen. Bovendien betreft het informatie die WBR ook zou hebben kunnen krijgen via bijvoorbeeld de politie. Daarnaast is artikel 19 uitsluitend bedoeld om oneerlijke concurrentie te voorkomen. Onderhavige klacht valt derhalve niet onder de reikwijdte van artikel 51 van de E-wet, waardoor de Raad niet bevoegd zou zijn over deze klacht een uitspraak te doen. Aanvrager had zich derhalve dienen te wenden tot de Geschillencommssie Energie en Water dan wel tot de burgerlijke rechter. 28. Mocht evenwel artikel 19 van de E-wet in het geding zijn, dan kan Eneco aanvrager niet volgen in zijn klacht, omdat hij juist wenst dat Eneco bij wijze van rectificatie opnieuw een mededeling over hem doet. Eneco blijft erbij dat zij met de brief van 15 februari 2006, afdoende de eerder gedane schriftelijke mededeling van 18 augustus 2005 heeft gerectificeerd. 29. Ten aanzien van de klacht tegen de tweede brief van 15 februari 2006, wijst Eneco erop dat deze klacht niet geformuleerd was door aanvrager bij het indienen van zijn aanvraag op 21 februari 2006. Eneco merkt op dat op deze manier ten onrechte een klacht bij de Raad zou kunnen worden ingediend, die er eerst niet was en ook niet aan de netbeheerder was voorgelegd. 30. Wat betreft van schending van artikel 95g van de E-wet, wijst Eneco erop dat zij dit artikel niet heeft kunnen overtreden, omdat artikel 95g zich niet richt tot een netbeheerder. Ter zake van het door aanvrager gedane handhavingsverzoek, merkt Eneco op dat voor een dergelijk verzoek procedureel een ander traject is voorgeschreven. Voor vergoeding van schade is ook geen reden, omdat de claims niet zijn onderbouwd. Pagina 6 van 11

VII. Beoordeling van het geschil Schending van de artikelen 19 en 95g E-wet 31. De Raad stelt allereerst vast dat in onderhavige geschilprocedure van schending van artikel 95g van de E-wet geen sprake kan zijn. Voornoemd artikel richt zich tot een houder van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers. Het artikel is derhalve niet gericht tot een netbeheerder. De klacht van aanvrager faalt derhalve op dit punt. 32. Ten aanzien van schending van artikel 19 van de E-wet door Eneco overweegt de Raad als volgt. 33. Blijkens de parlementaire geschiedenis is artikel 19 (voorheen: artikel 18a) bij amendement in de E-wet ingevoerd. De toelichting bij het amendement vermeldt het volgende: 2 Dit amendement strekt ertoe te voorkomen dat gegevens over beschermde afnemers kunnen worden gebruikt op een wijze die leidt tot oneigenlijke concurrentie. Dergelijke gegevens worden ontleend aan de exclusieve positie van de netbeheerders en vergunninghouders en dienen daarom niet voor andere doeleinden te worden gebruikt dan voor de uitvoering van de taak van vergunninghouders en netbeheerders. Wel is het mogelijk die gegevens te gebruiken voor het gezamenlijk factureren van de leveringsvergoeding voor vergunninghouders en de aansluit- en transportvergoeding voor netbeheerders. 34. Uit het verslag van de vergadering van de vaste commissie voor Economische Zaken gehouden d.d. 18 februari 1998 blijkt nog het volgende: 3 Mevrouw Jorritsma-van Oosten (D66): ( ) Bij nota van wijziging is aan dit artikel toegevoegd dat door de netbeheerder geen gegevens van afnemers mogen worden verstrekt, behalve de gegevens van beschermde afnemers. Dit laatste moet het mogelijk maken dat vergunninghouder en netbeheerder gezamenlijk factureren. Dat lijkt mij prima. Echter, de gegevens van de beschermde afnemers kunnen ook voor andere doeleinden gebruikt worden. Mijn amendement strekt ertoe dat deze gegevens alleen voor de in de wet omschreven doelen gebruikt kunnen worden ( ). 35. De Minister van Economische Zaken reageerde daarop als volgt: Dit is een goed amendement. Met die gegevens kun je meer doen dan factureren. Als blijkt dat iemand een atypisch energieverbruik heeft, kunnen hem andere vormen van dienstverlening worden aangeboden. Zo zijn er tal van andere mogelijkheden om commercieel gebruik te 2 TK 1997-1998, 25 621, nr. 51, pag. 1. 3 TK 1997-1998, 25 621, nr. 64, pag.15. Pagina 7 van 11

maken van de kennis. Dat moet worden voorkomen. ( ) 36. Uit de op de zaak betrekking hebbende stukken, alsmede uit de aanvraag van aanvrager, maakt de Raad op dat de klacht van aanvrager met betrekking tot de eerste brief van 18 augustus 2005, zich toespitst op de door Eneco gedane uitlating ter zake van de vermeende energiediefstal. De Raad concludeert, in tegenstelling tot Eneco stelt, dat wel degelijk sprake is van gegevens die aan Eneco zijn verstrekt (weliswaar door tussenkomst van een van haar medewerkers), die zij vervolgens aan WBR heeft doen toekomen, te weten gegevens over de hiervoor genoemde energiediefstal. Voornoemde gegevens zijn door Eneco gebruikt met een ander doel dan artikel 19 E-wet voorschrijft. Immers blijkt uit de brief van 18 augustus 2005 dat deze gegevens aan WBR zijn versterkt met het doel om een civiele procedure te kunnen starten bij de kantonrechter ter ontbinding van de huurovereenkomst tussen WBR en aanvrager. 37. Gezien de parlementaire geschiedenis bij artikel 19 van de E-wet, heeft de wetgever met dat artikel beoogd om kleinverbruikers als bedoeld in artikel 95a van de E-wet te beschermen. Het artikel tracht te voorkomen dat met de gegevens van kleinverbruikers andere vormen van dienstverlening kunnen worden aangeboden. Zo blijkt uit de kamerbehandeling bij het amendement dat er tal van mogelijkheden zijn om gebruik te maken van de kennis over beschermde afnemers door netbeheerders, en dat de desbetreffende gegevens niet voor verkeerde doeleinden mogen worden gebruikt (lees: andere doeleinden dan die ingevolge de E-wet t.b.v. de netbeheerder zijn opgenomen) zoals in onderhavige kwestie dus ook is geschied. Het lag op de weg van Eneco om in onderhavig geval ten aanzien van de vermeende diefstal van elektriciteit, aangifte te doen bij de politie. 38. Gelet op het vorenstaande komt de Raad tot het oordeel dat Eneco met het verzenden van haar brief van 18 augustus 2005 (ter zake van de energiediefstal) in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 19 van de E-wet en verklaart derhalve op dit punt de klacht van aanvrager gegrond. De Raad verwerpt het verweer van Eneco, dat artikel 19 van de E-wet in onderhavige kwestie niet van toepassing is en dat de Raad niet bevoegd zou zijn om ten aanzien van onderhavige klacht van aanvrager een uitspraak te doen. 39. De Raad verbindt echter aan de hiervoor vermelde gegrondverklaring van de klacht, niet de consequentie die aanvrager wenst, te weten aan Eneco de opdracht geven tot intrekking van haar brief van 18 augustus 2005. De Raad wijst erop dat zijn besluit bindend is en voor aanvrager nog de mogelijkheid bestaat om met verwijzing naar dit besluit gebruik te maken van enig andere rechtsgang die hem ter beschikking staat, zoals het indienen van een vordering tegen Eneco bij de burgerlijke rechter. Pagina 8 van 11

40. Wat betreft de tweede klachtwaardige brief van 15 februari 2006 van Eneco overweegt de Raad als volgt. 41. Vast staat dat deze brief door Eneco op verzoek van aanvrager - aan WBR is verzonden met het doel de door Eneco gedane uitlatingen over aanvrager in haar eerder verzonden brief van 18 augustus 2005 te rectificeren. Wat partijen echter verdeeld houdt is de vraag of de inhoud van voornoemde brief van 15 februari 2006 tegemoet komt aan het verzoek van aanvrager tot intrekking van de mededeling inzake energiediefstal en in hoeverre sprake is van schending van artikel 19 of een andere bepaling uit de E-wet. 42. De Raad maakt uit vermelde brief op dat het gaat om de volgende toevoeging ten opzichte van de eerste brief van 18 augustus 2005: Inmiddels hebben wij ondanks dat de meter was gemanipuleerd en kon worden teruggedraaid, aanleiding gezien, gelet op het hoge op de meter geregistreerde verbruik, aanvrager te crediteren voor het in rekening gebrachte illegale elektriciteitsverbruik. 43. De Raad ziet niet in waarom sprake zou zijn van schending van artikel 19 of van enig andere bepaling uit de E-wet door Eneco. De tweede brief van Eneco aan WBR over aanvrager is immers verzonden op verzoek van aanvrager zelf. De vraag of de inhoud van voornoemde brief al dan niet (exact) overeenkomt aan de wens van aanvrager doet hieraan niets af. Bovendien constateert de Raad dat de door Eneco aan WBR bij brief van 15 februari 2006 verstrekte informatie, voortbouwt op reeds eerder gedane informatie over de door Eneco geconstateerde onregelmatigheden aan de elektriciteitsmeter; WBR was dus hiervan al op de hoogte bij brief van 18 augustus 2005. De klacht van aanvrager ten aanzien van de tweede brief van Eneco aan WBR d.d. 15 februari 2006 faalt derhalve. Weigering verstrekken rapportage door Eneco betreffende onregelmatigheden aan elektriciteitsmeter 44. Ten aanzien van de klacht van aanvrager over het feit dat Eneco weigert de rapportage over te leggen van de door haar geconstateerde onregelmatigheden ten aanzien van de elektriciteitsmeter, overweegt de Raad als volgt. 45. Ingevolge artikel 51 van de E-wet dient een geschil met een netbeheerder betrekking te hebben over de wijze waarop hij zijn taken en bevoegdheden op grond van de E-wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet. 46. Betreffende klacht valt naar het oordeel van de Raad buiten de reikwijdte van de geschillenregeling ex artikel 51 van de E-wet. In casu zijn geen taken en bevoegdheden - uitgevoerd door Eneco op grond van de E-wet - in het geding, waarbij Eneco als Pagina 9 van 11

netbeheerder exclusief bevoegd is. Met inwerkingtreding van de E-wet is het eigendom van elektriciteitsmeters namelijk vrijgegeven. De elektriciteitsmeter is vrij domein geworden vanwege de vrije energiemarkt. Dit betekent dat gedragingen door de netbeheerder die verband houden met elektriciteitsmeters, niet in het kader van voornoemde geschillenregeling door de Raad kunnen worden beoordeeld. De Raad verklaart de klacht van aanvrager dan ook niet ontvankelijk. Het niet meer in bezit hebben van elektriciteitsmeter bij Eneco 47. Ten slotte overweegt de Raad naar aanleiding van het verzoek van aanvrager aan de Raad om een uitspraak te doen over de rechtmatigheid van het feit dat Eneco de elektriciteitsmeter niet meer in haar bezit heeft, het volgende. 48. De Raad wijst ook hier op de onbevoegdheid van de Raad om ingevolge artikel 51 van de E-wet een uitspraak te kunnen doen over onderhavige klacht, gezien het feit dat de klacht ook in dit geval betrekking heeft op de elektriciteitsmeter. Derhalve acht de Raad ook deze klacht niet ontvankelijk. 49. Wat betreft het door aanvrager ingediende verzoek om handhaving wegens het naar zijn oordeel door Eneco gepleegde overtreding(en) van bepalingen uit de E-wet, wijst de Raad erop dat een dergelijk verzoek ook buiten onderhavige geschillenprocedure valt. Ten aanzien van een verzoek om handhaving is een andere procedure voorgeschreven. 50. Ten aanzien van het verzoek van aanvrager aan de Raad om Eneco op te dragen tot vergoeding van de door aanvrager gemaakte kosten van rechtsbijstand terzake van onderhavige geschillendprocedure (EUR 90), merkt de Raad op dat dit verzoek ook buiten de bevoegdheid van de Raad ex artikel 51 van de E-wet valt. Het opleggen van financiële verplichtingen dient gebaseerd te zijn op een formeel wettelijke bepaling. Naar het oordeel van de Raad ontbreekt een dergelijk specifieke bepaling in de E-wet. De Raad verklaart het verzoek van aanvrager op dit punt dan ook niet-ontvankelijk. Pagina 10 van 11

VIII. Besluit 51. De Raad besluit gelet op het vorenstaande op het verzoek van aanvrager tot geschilbeslechting als volgt. De Raad: - verklaart de klacht van aanvrager gericht tegen het verstrekken van gegevens door Eneco (ter zake van energiediefstal) over hem bij brief van 18 augustus 2005 aan WBR, wegens schending van artikel 19 E-wet, gegrond; - verklaart de klacht van aanvrager gericht tegen verstrekken van gegevens door Eneco over hem bij brief van 16 februari 2006 aan WBR, ongegrond; - verklaart de klachten van aanvrager wegens schending van artikel 95g E-wet door Eneco, ongegrond; - verklaart de klacht van aanvrager gericht tegen de weigering door Eneco inzake het verstrekken van rapportage betreffende onregelmatigheden aan de elektriciteitsmeter, alsmede het niet meer in bezit hebben van de elektriciteitsmeter bij Eneco, niet-ontvankelijk; - verklaart het verzoek van aanvrager aan de Raad om Eneco op te dragen tot vergoeding van de door aanvrager gemaakte kosten in deze geschillenprocedure, niet-ontvankelijk; - verklaart het door aanvrager aan de Raad gedane handhavingsverzoek niet-ontvankelijk. Datum: 6 juli 2006 De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze, W.g. P. J. Plug Directeur Directie Toezicht Energie Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtsreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, Juridische Dienst, Postbus 16326, 2500 BH Den Haag. In dit bezwaarschrift kan een belanghebbende op basis van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit verzoeken in te stemmen met rechtsreeks beroep bij de administratieve rechter. Pagina 11 van 11