Onderzoeksprojecten (20-40 van 378)



Vergelijkbare documenten
Onderzoeksprojecten (20-40 van 378)

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Dynamisch evenwicht

vetreserves worden aangemaakt door de gastheer. Het eerste aspect met betrekking tot deze hypothese berust op het verband tussen deze metabolische

Gegevensverwerving en verwerking

Examenprogramma biologie vwo

Vervolgens wordt ook ingegaan op de hypothese dat patronen in fenotypische plasticiteit adaptief kunnen zijn. De eerste vraag was of natuurlijke

Onderzoeksprojecten (1-50 van 133)

Ecologische risicobeoordeling is gericht op het voorspellen van nadelige. effecten van stoffen op natuurlijke populaties. In het algemeen wordt

Nederlandse samenvatting Het effect van de opgroei conditie op de seksuele kenmerken en voorkeuren in zebravinken

10 Samenvatting. Alejandro Ordoñez Gloria ab

Nederlandse samenvatting

Samenvatting Hoofdstuk 1

Fish Based Assessment Method for the Ecological Status of European Rivers (FAME)

Is er nog een toekomst voor de Europese paling?

Examenprogramma biologie havo

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Instandhouding

Growth and Functioning of the Microbial Plankton Community: Effects of Temperature, Nutrients and Light V.S. Brauer

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Het effect van de opgroei conditie op de seksuele kenmerken en voorkeuren in zebravinken

Samenvatting. Samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Biologische respons op klimaatsverandering

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Lamarck. oudste jaarlagen ongewervelden, pas later gewervelden soorten langzaam veranderen nieuwe ontstaan

Scheikunde inhouden (PO-havo/vwo): Schaal, verhouding en hoeveelheid

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Miniaturisatie evolutief ontstaan van extreem kleine lichaamsgrootte binnen een afstammingslijn

Leerlijn Biologie inhouden (PO-havo/vwo)

De evolutionaire geschiedenis van parasitaire slakken en hun gastheer koralen in de Indo-Pacific. Nederlandse inleiding en samenvatting

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Voedselallergie, melk, preventie, behandeling

Examenprogramma scheikunde vwo

Onzekerheid en variabiliteit bij het beoordelen van chemische blootstelling op de werkplek

infprg03dt practicumopdracht 4

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS: EEN HISTORISCHE BRON. Overleg Historische Visserij 4 februari 2010

Afweer systeem tegen ziektes, moederlijk hormoon,ontwikkeling, vogels, testosteron

Nederlandse samenvatting

Branching out: The Role of Host Plants in the Diversification of Leaf-Mining Moths C. Doorenweerd

Milieu biotechnologie

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Secundair onderwijs - Tweede graad ASO/KSO/TSO - Natuurwetenschappen - Vakgebonden eindtermen

Aansluiting op het actuele curriculum (2014)

Verzilting van zoete wateren: Verlies of winst voor de aquatische natuur?

Samenvatting SAMENVATTING

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 juli 2017 (OR. en)

hoofdstuk 2-4 hoofdstuk 2

Symbiont1.0. Tool voor biologische bodemkwaliteit. Daan Kuiper

Onderzoeksprojecten (1-378 van 378)

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische

Leven in een broccoli wereld: Ontwerp van een beslis matrix ter beoordeling van de impact van nieuwe (GM) gewassen op het bodemecosysteem

Academisch cafe Utrechts Universiteitsfonds, 12 april 2007, Arnhem

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting

Leerlijn Biologie inhouden (PO-havo/vwo), Biologische eenheid

Chapter 9. Nederlandse samenvatting Curriculum vitae List of publications

Achtergrond van het onderzoek

Faculteit Bètawetenschappen Departement Biologie. Oefententamen deel 1: EVOLUTIE & BIODIVERSITEIT

Examenprogramma biologie havo

Nederlandse Samenvatting

Dispersieproblemen bij planten

Veel onderzoek kan gedaan worden door dingen direct te observeren in de natuur, of te bestuderen in het laboratorium. Sommige biologische processen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Populaties beschrijven met kansmodellen

BEMONSTERINGSMETHODIEK

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving

- Zijn deze eigenschappen deel van een functioneel syndroom, en zo ja, wordt dit syndroom veroorzaakt door genetische of omgevingseigenschappen.

Nederlandse samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Samenvatting. Samenvatting

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Evolutie

4.1 Simulatie in de analysefase

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Competentie niveaus HHS TIS opleiding Werktuigbouwkunde

hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

1. Algemene meteorologische situatie

HAPTE CHAP SAMENVATTING

ECTS-fiche. 1. Identificatie

VERANTWOORDELIJKHEDEN BIJ UITVOERING VAN WELZIJNSWET EN IN HET BIJZONDER VAN DE HIERARCHISCHE LIJN

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

DC-SIGN + cellen een rol spelen in de opruiming van dode thymocyten uit de cortex van de humane thymus (Hoofdstuk 2). De co-expressie van het

Immuunreactie tegen virussen

Nederlandse Samenvatting

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen

Life at the edge: benthic invertebrates in high altitude Andean streams. Dhr. R.A. Loayza-Muro

LOKALE ECOLOGISCHE KENNIS VAN DE VISSERIJ: PLADIJS IN EEN RUIMER PLAATJE

Voorwoord. Over de auteurs A CHEMISCHE FACTOREN 1

Samenvatting. Synchronisatie met fractal ritmes: Complexiteit matching bij statistische structuur

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

VAN ZORG NAAR PREVENTIE

Examenprogramma biologie havo

Ecosysteem voedselrelaties

Samenvatting Biologie Thema 1 inleiding in de

WETENSCHAPPELIJK VERSLAG 2018

Nederlandse Samenvatting

Vakoverschrijdende eindtermen die van toepassing zijn tijdens de klimaatexcursie

Bijlage 2. Indeling, definities en presentatie van de oppervlaktewatertoestand

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden !!

Mariene virussen. Corina Brussaard NIOZ - Koninklijk Instituut voor Onderzoek der Zee & Universiteit van Amsterdam (UvA)

Transcriptie:

www.researchportal.be - 7 Feb 2016 21:35:25 Onderzoeksprojecten (20-40 van 378) Zoekfilter: Classificaties: Dierenecologie Trofische rol en ecologische bestemming van microbiële productie en bladval in magrove-ecosystemen Abstract: Trofische rol en ecologische bestemming van microbiele productie en bladval in magrove-ecosystemen Een moleculaire tijdschaal voor de vroegere evolutie van de levende amphibia. Abstract: Vandaag omvatten de Amphibia (lissamphibia) nog 3 onderscheiden orden met een zeer divergent lichaamsplan, nl. de Anura (kikkers en padden), de Caudata (salamanders) en de Gymnophiona (wormsalamanders). Momenteel is een tijdschaal voor de vroege evolutie van Amphibia, d.w.z. de divergenie vn de drie orden, en de families binnen deze groepen, één van de grote ontbrekende schakels voor het opstellen van een evolutionaire synthese voor Amphibia. Niet enkel morfologische maar ook traditionele moleculair-fylogenetische technieken schieten tekort om dit vraagstuk met statistische zekerheid op te lossen, en verscheidene paleontologische, biogeografische en moleculaire studies hebben geleid tot controversiële resultaten, waarbij nog steeds geen consensus bereikt is. Complete resolutie van de divergenties kan echter mogelijk gemaakt worden door de identificatie van zogenaamde Rare Genomic Changes (RGC's),i.e. macro-mutaties in het genoom van een bepaald clade. Betrouwbare schattingen van datering, zelfs zonder aanwezigheid van een moleculaire klok, zijn mogelijk door analyse van grote datasets met behulp van een recent ontwikkelde Bayesiaanse benadering. Met dit project trachten we: (1) fylogenetische verwantschappen te bepalen en het ontstaan van de grote evolutieve lijnen binnen de Amphibia te dateren, (2) een biogeografisch scenario te formuleren door het linken van fylogenetische divergenties aan platentektonische gebeurtenissen, en (3) de resultaten te interpreteren in termen van de fylogenetische positie van verscheidene fossiele lijnen. Een statistisch onderbouwde moleculaire fylogenie zou de standpunten van paleontologen, biogeografen, en evolutiebiologen kunnen verzoenen. Franky BOSSUYT Een moleculaire tijdschaal voor de vroege evolutie van de levende amphibia. Abstract: Vandaag omvatten de Amphibia (lissamphibia) nog 3 onderscheiden orden met een zeer divergent lichaamsplan, nl. de Anura (kikkers en padden), de Caudata (salamanders) en de Gymnophiona (wormsalamanders). Momenteel is een tijdschaal voor de vroege evolutie van Amphibia, d.w.z. de divergenie vn de drie orden, en de families binnen deze groepen, één van de grote ontbrekende schakels voor het opstellen van een evolutionaire synthese voor Amphibia. Niet enkel morfologische maar ook traditionele moleculair-fylogenetische technieken schieten tekort om dit vraagstuk met statistische zekerheid op te lossen, en verscheidene paleontologische, biogeografische en moleculaire studies hebben geleid tot controversiële resultaten, waarbij nog steeds geen consensus bereikt is. Complete resolutie van de divergenties kan echter mogelijk gemaakt worden door de identificatie van zogenaamde Rare Genomic Changes (RGC's),i.e. macro-mutaties in het genoom van een bepaald clade. Betrouwbare schattingen van datering, zelfs zonder aanwezigheid van een moleculaire klok, zijn mogelijk door analyse van grote datasets met behulp van een recent ontwikkelde Bayesiaanse benadering. Met dit project trachten we: (1) fylogenetische verwantschappen te bepalen en het ontstaan van de grote evolutieve lijnen binnen de Amphibia te dateren, (2) een biogeografisch scenario te formuleren door het linken van fylogenetische divergenties aan platentektonische gebeurtenissen, en (3) de resultaten te interpreteren in termen van de fylogenetische positie van verscheidene fossiele lijnen. Een statistisch onderbouwde moleculaire fylogenie zou de standpunten van paleontologen, biogeografen, en evolutiebiologen kunnen verzoenen. Kim ROELANTS Franky BOSSUYT Hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten Abstract: Hormonenverstoring van water, hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten. Hormonenverstoring in het Schelde estuaruim: verspreiding, blootstelling, effecten. Hogere trofische niveau's in de zuidelijke Noordzee - TROPHOS Abstract: Hogere trofische niveau's in de zuidelijke Noordzee - TROPHOS. Studie van vis en vogels in de Noordzee. Biodiversiteit van drie groepen representatief voor het Antarctisch Zoobenthos (BIANZO): vergelijkende structuur, verspreiding en functie Abstract: Studie van vrijlevende mariene nematoden in termen van biodiversiteit, verspreiding en functionaliteit in relatie tot verschillende ecologische en geografische gradienten in the Antarctische weddell sea en aanliggende gebieden. Nematoden gemeenschappen worden

morfologisch en moleculair gekarakteriseerd en een databank wordt verder ontwikkeld. Ann Vanreusel Analyse van dispersiepatronen in functie van populatiemodellering : exploratie en valorisatie van grote datasets. Abstract: Dit project beoogt het toepassen en uittesten van recente statistische methodes voor het schatten van dispersie tussen habitatplekken, gebruik makend van grote datasets uit verschillende veldstudies. De resultaten kunnen toegepast worden in ruimtelijke modellen voor populatiebehoud en -beheer. In dit project wordt een lacune opgevuld in de expertise van de onderzoeksgroep, worden mogelijkheden gecreeerd voor exploitatie van bestaande datasets, en contacten gelegd en/of versterkt in functie van deelname aan onderzoeksnetwerken in het 6de Kaderprogramma. Foerageerstrategieën en de co-evolutie van morfologie, fysiologie en gedrag van lacertide hagedissen. Abstract: Vele auteurs (beginnend met Pianka 1966) suggereren dat een dier moet kiezen tussen twee sterk verschillende foerageerstrategieën: sitand-wait foerageren (SW), waarbij het dier stil blijft en wacht totdat een geschikte prooi in zijn bereik komt, en actief foerageren (AF), waarbij de predator actief op zoek gaat naar het geschikte voedsel. Vaak stelt men (onder andere McLaughlin 1989) dat elke foerageerstrategie steeds samenhangt met een reeks morfologische, gedragsmatige en ecologische kenmerken (zoals acceleratievermogen, uithoudingsvermogen, spiersamenstelling, dagelijkse energie-behoeften, dieet, prooidetectie, anti-predatorgedrag, habitaatkeuze en thermoregulatie). Dit noemt men de 'syndroomhypothese'. Zo'n dichotomie in foerageerwijze en ermee samenhangende kenmerken is met name in de herpetologie lange tijd zeer populair geweest, zonder dat dit evenwel steunt op veel empirisch bewijsmateriaal. Er is zelfs geen consensus over de kwantitatieve typering van een dier als SW en AF. Recent (vb. Perry 1999) werd gesuggereerd dat de dichtomie vals is en er eigenlijk een continuum van voedselzoekstrategieën bestaat. Bovendien werd er in vele studies die de syndroomhypothese bevestigen geen rekening gehouden met de fylogenetische relaties tussen de (meestal slechts twee) bestudeerde soorten, waardoor over de waarde van eventueel gevonden verschillen eigenlijk geen conclusies mogelijk zijn. In dit onderzoek zal nagegaan hoe binnen de familie der Lacertidae de wijze van foerageren samenhangt met kenmerken op meerdere gebieden (uithoudingsvermogen, versnellingscapaciteit, ratio rode spiervezels/witte spiervezels in het locomotieapparaat, dieet, habitaatkeuze, chemoreceptorische capaciteit), onder andere met de bedoeling om na te gaan of de syndroomhypothese hier wel opgaat. De fylogenie van de groep is vrij goed bekend, zodat de interspecifieke vergelijkingen kunnen gebeuren in een expliciet fylogenetische context. Uiteindelijk zouden de verkregen gegevens een inzicht moeten kunnen verschaffen in de co-evolutie van de bestudeerde kenmerken. Dave Verwaijen Evolutie van prestatievermogen bij hagedissen : de fitness gradient. Abstract: Het schijnbaar perfecte verband tussen de vorm van organismen en hun omgeving spreekt al sinds eeuwen tot de verbeelding van biologen. Terwijl de 19de eeuwse natuurtheologen dit verband aanwendden als bewijs voor het bestaan van een Goddelijke Schepper, gebruikte Charles Darwin (1859) dezelfde observatie om zijn theorie van evolutie door natuurlijke selectie te staven. Hierdoor geïnspireerd, verklaarden vele `traditionele' evolutiebiologen alle vorm-functie relaties als adaptaties. In de jaren 70 kwam hierop sterke kritiek en in 1983 stelde Stevan Arnold een methode voor waarmee de aanwezigheid van adaptaties expliciet kan getest worden. De zogenaamde adaptatieketen van Arnold splitst het adaptatieproces op in twee componenten, namelijk de prestatie-gradiënt en de fitness-gradiënt. Terwijl de prestatie-gradiënt gedefinieerd wordt als het effect van variatie in bouw (design) op variatie in prestatievermogen, wordt de fitness-gradiënt gedefinieerd als het effect van variatie in prestatievermogen op de variatie in overleving en reproductief succes (fitness). De fitness van een organisme wordt echter niet door een geïsoleerde prestatiemaat, maar door meerdere prestatiematen tegelijkertijd beïnvloed. Als deze verschillende prestatiematen tegengestelde eisen stellen aan dezelfde design kenmerken, treden er evolutionaire trade-offs op. In vele gevallen vertroebelen deze ecomorfologische relaties. Het is dan ook noodzakelijk verschillende prestatiematen te kwantificeren en onderling te correleren als men de relatie tussen design, prestatievermogen en fitness wilt begrijpen. Een belangrijke oorsprong van conflicten in design is het spanningsveld tussen natuurlijke s.s. en seksuele selectie. Een duidelijke uiting daarvan is seksueel dimorfisme. De link met fitness is in deze context zelden correct onderzocht. De verschillende hypothesen en speltheoretische modellen die werden opgesteld in verband met seksuele selectie werden tot hiertoe vooral getest voor design kenmerken. Hierbij wordt meestal niet verder gegaan dan het correleren van seksuele kenmerken aan de overleving en het reproductief succes van een organisme. In dit project bestudeer ik het onderliggende mechanisme door na te gaan hoe deze correlaties tot stand komen en in welke gevallen seksuele kenmerken negatieve effecten hebben. Als studieorganismen gebruik ik hagedissen behorende tot de familie Lacertidae en het genus Anolis. Beatrijs Vanhooydonck Evolutionaire veranderingen in morfologie en gedrag van een bosvlinder ten gevolge van habitatfragmentatie. Abstract: De doelstelling van dit doctoraatsproject is te onderzoeken of habitatfragmentatie leidt tot micro-evolutionaire veranderingen in morfologische en gedragskenmerken (partnerzoekgedrag) die samenhangen met mobiliteit bij dagvlinders. De studiesoort is Pararge aegeria. We gaan o.a. na in hoeverre er variatie bestaat in individuele mobiliteitskenmerken tussen dagvlinderpopulaties gekenmerkt door een verschillend type habitatfragmentatie, a.h.v. morfologisch relevante kenmerken en dispersieschattingen.

Hans J E Van Dyck Thomas Merckx Het toetsen van de "resource of allocation"-hypothese bij kleine zangvogels. Abstract: In de periode tussen de toekenning en de aanvang van het aspirantschap heeft een uitgebreide literatuurstudie over de hitteschokrespons en de immuunrespons in de context van "life-history"-strategieen geleid tot een betere, meer gedetailleerde en nauwkeurige formulering van de probleemstelling en de doelstellingen van mijn doctoraatsonderzoek. Evolutionaire trade-offs zijn gebaseerd op fysiologische trade-offs, in die zin dat er een competitie voor energie bestaat tussen reproductie en zelfbehoud binnen een individu. Het immuunsysteem is een belangrijke factor in het zelfbehoud. Maar een immuunreactie opwekken en de hele mobilisatie en productie van cellen, antilichamen en andere immunologische stoffen vergt ook energie, energie die op dat moment niet in andere functies zoals reproductief gedrag of interne regulatorische mechanismen (bv. detoxificatie van het lichaam ten gevolge van blootstelling aan pollutie) gestoken kan worden (Sheldon & Verhulst, 1996). Individuen gedragen zich optimaal wanneer ze een balans gevonden hebben in de verdeling van hun energiereserves over hun verschillende behoeften, wat hun reproductieve output maximaliseert. Wanneer een individu echter met een extra externe stressfactor in contact komt zoals hoge concentraties testosteron, verhoogde fysische inspanningen of vervuiling, dan veroorzaakt deze extra bron van stress een extra vraag naar energie wat een trade-off tot gevolg heeft tussen de verschillende energievereisende systemen. Bovenstaande uiteenzetting wordt ook wel de " resource of allocation hypothesis" genoemd door RAberg et al., 1998, die de hypothese voorstelt als een ultimate oorzaak van stressgelnduceerde immunosuppressie. In mijn doctoraatsonderzoek zullen verschillende veronderstellingen en predicties van deze "resource of allocation"-hypothese getoetst worden. Marcel Eens Tinne Snoeijs Annie Pinxten Vergelijkend onderzoek naar insectivorie bij sympatrische westelijke laaglandgorilla's (Gorilla gorilla gorilla) en chimpansees (Pan troglodytes troglodytes) in laaglandregenwoud in Zuid-Oost Kameroen. Abstract: Naast planten, vormen insecten een kleiner, maar regelmatig aandeel van het dieet van sympatrische westelijke laaglandgorilla's (G. g. gorilla) en chimpansees (P. t. troglodytes). Deze studie, in recent geëxploiteerd regenwoud in Zuid-Oost Kameroen, is de eerste die simultaan de consumptie van insecten door beide apensoorten, en de abundantie en temporele activiteit van prooien (voornamelijk mieren en termieten) in het studiegebied onderzoekt. Het doel is nagaan of beide mensapen verschillende strategieën (niche differentiatie) vertonen in het insectivoor gedrag. We verwachten dat de temporele variaties in de frequentie van insectivorie door gorilla's en chimpansees niet onderling gecorreleerd zijn, en verklaard worden door andere factoren bij beide soorten. Volgende parameters moeten onderzocht worden om deze hypothese te testen: 1) de samenstelling van het insecten- en planten- (fruit en vegetatief materiaal) dieet van chimpansees en gorilla's gedurende de periode van één jaar, en 2) de verspreiding van deze bronnen in tijd en ruimte. Ten eerste zal de samenstelling van het insectendieet vergeleken worden tussen beide mensapen. Ten tweede zal de relatie onderzocht worden tussen de temporele variatie in de frequentie van insectivorie en 1) de beschikbaarheid van insecten in tijd en ruimte in het woud, en 2) de seizoenale variatie van plantaardig voedsel in het dieet. De samenstelling en de maandelijkse verdeling van het insecten- en plantenaandeel in hun dieet zal nagegaan worden door het analyseren van faeces en voedselsporen. Alle voedselresten zullen geïdentificeerd en kwantitatief gemeten worden. Het verzamelen van gegevens over de verspreiding van plantenvoedsel in de verschillende vegetatietypes en de identificatie van plantaardige voedselresten zullen gedaan worden door plantkundigen die aanwezig zijn in het project. Ik zal de relatieve densiteiten van mieren- en termietenprooien in de verschillende vegetatietypes schatten door middel van een band-transect methode en ik zal de temporele activiteit van de prooien opvolgen door het regelmatig bezoeken van hun nesten en door middel van een pitfall-methode. Als de resultaten de hierboven vermelde hypothese bevestigen, kunnen verschillen in het eten van insecten door gorilla's en chimpansees geïnterpreteerd worden in functie van niche differentiatie. Rudolf Verheyen ICP 'Ecomama' (2002-2003) Abstract: De stichting van dit lessenpakket is antwoord op de groeiende interesse in vergelijkend onderzoek naar de dynamica, structuur, het fuctioneren en de respons op menselijke factoren van mariene ecosystemen. De lessen spitsen zich voornamelijk toe op verstoorde ecosystemen, zoals mangrovekusten, koraalriffen, zeewier- en zeegrasbedden, estuaria en stranden. De ecologische aspecten van het competitief gebruik van deze tropische kustzone-systemen worden uitvoerig behandeld. NATALIE BEENAERTS Kim ROELANTS Ontwikkelen van scores of indices voor de biologische kwaliteitselementen 'bentische ongewervelden, macroalgen, angiospermen en fytoplankton' voor de Vlaamse overgangswateren overeenkomstig de Europese kaderrichtlijn Water. Abstract: Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle europese wateren tegen 2015 een `goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water. Deze richtlijn vereist het formuleren van ecologische doelstellingen voor de verschillende types van wateren. Dit project omvat een theoretische studie naar de mogelijkheden om dergelijke ecologische doelstellingen te formuleren. In dit project gaat het om de bepaling van doelstellingen voor verschillende biologische kwaliteitselementen (bentische ongewervelden, angiospermen, macroalgen en

fytoplankton) op basis waarvan de verschillende types wateren kunnen opgedeeld worden in waterkwaliteitsklassen. Functioneel-ecologische theorieën zullen gebruikt worden als onderbouwing. Patrick Meire Opstellen van een synthese rapport van alle monitoring gegevens van de Beneden Zeeschelde ten behoeve van de milieuvergunningsaanvraag en uitwerken van een gedetailleerd monitoringsprogramma. Abstract: In het kader van de milieuvergunningsaanvraag voor de baggerwerken in de Beneden Zeeschelde, is een voorpelling van de effecten op het ecosysteem van het storten van baggerspecie vereist. Hieraan gekoppeld is de noodzaak tot monitoring om de verwachte effecten te kunnen kwantificeren. Inventarisatie van de op dit moment voorhanden monitoring-gegevens wordt gedaan, mogelijke effecten worden gedeeltelijk via simulatie opgespoord. Een ecosysteemmodel wordt gebruikt om optimale monitoring (met het oog op het kwantificeren van verwachte effecten) voor te stellen. Patrick Meire Ontwikkelingsstabiliteit als maat voor individuele kwaliteit bij de Koolmees (Parus major) : een challenge experiment. Abstract: Dit project beoogt een bijdrage te leveren tot de kennis over de relatie tussen ontwikkelingsstabiliteit en individuele kwaliteit. Dit gebeurt a.h.v. een experimentele studie naar de stressgevoeligheid van verschillende kenmerken en ontwikkelingsstadia. Hiertoe worden individuele Koolmezen onderworpen aan een milde stressbehandeling (zogenaamd `challenge experiment'), welk erop gericht is het bufferend vermogen tijdens de ontogenie te verlagen (wat zich manifesteert in een verhoogde mate van fluctuerende asymmetrie) evenwel zonder rechtstreeks op fitness in te werken. Dit laat ons toe om de mate van asymmetrie van verschillende kenmerken te vergelijken bij vergelijkbare omgevingsstress, en om asymmetrische ontwikkeling (als maat voor ontwikkelingsstabiliteit) te relateren aan individuele fitness. Veronderstelde stresseffecten worden gevalideerd aan de hand van een onafhankelijke biologische dataset (fysiologische respons variabelen). Evaluatie en gebruik van niet-invasieve en microschaal cellulaire flow cytometrische analysetechnieken informatief in milieutoxicologische en hematologische context. Abstract: Dit onderzoeksvoorstel zal gericht zijn op het ontwikkelen van niet-destructieve biomarkers die kunnen gebruikt worden om de algemene gezondheidstoestand van populaties van diverse species (vissen en zoogdieren) te evalueren. Om dit te bereiken zullen analytische flowcytometrische analysen worden gebruikt om het aantal alsook de fysiologie van de verschillende bloed cel types van diverse species te kwantificeren. Flow cytometrie, in het algemeen, beschikt over een aantal belangrijke technologische voordelen aangezien zeer snel een inzicht wordt verkregen over een brede waaier aan immunologische relevante criteria zoals de leukocyte fenotypische distributie, oppervlakte markers analyse, de lymfocyt proliferatieve respons, macrofaag fagocytose activiteit, neutrofiel functie en beenmerg capilariteit. Bovendien biedt deze techniek nog het voordeel dat kleine (e.g. 10 µl) stalen kunnen onderzocht worden, de methoden toepasbaar zijn voor een groot aantal diersoorten en dat het mogelijk is om in één enkele analyse verschillende eindpunten te bepalen. Hematologie en bloedtransfusie Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO) Dirk R Van Bockstaele De driedoornige stekelbaars als model voor postglaciale speciatie, adaptatie en ontwikkelingsstabiliteit Abstract: De dynamiek van ruimtelijk gestructureerde populaties wordt bepaald door landschapskarakteristieken en populatie-specifieke dispersie fenomenen. Onderzoek toonde verder aan dat recente evolutieprocessen weerspiegeld kunnen worden in fenotypische karakteristieken. Dit project beoogt na te gaan of de metapopulatie structuur van de driedoornige stekelbaars in Vlaanderen aanwijzingen vertoont voor evolutionair parallellisme, en in welke mate fenotypische differentiatie historische processen weerspiegelt. Beheer van Visserijen voor het behoud van de bodemvis en de diversiteit van benthale invertebrate soorten - MAFCONS Abstract: Begrijpen van ruimtelijke en tijdelijke patronen van verstoring, of verstoring van het ecosysteem veroorzaakt door vissen. Beheer van Visserijen voor het behoud van de bodemvis en de diversiteit van benthale invertebrate soorten - MAFCONS Ontwikkeling van een predictief biobeschikbaarheidsmodel voor koper in terrestrische milieu's (deel II) Abstract: De ecotoxiciteit van mtealen in bodems wordt in belangrijke mate bepaald door de fysisch-chemische eigenschappen van de bodem. In dit internationaal project wordt, door doorgedreven chemische analyse van 19 Europese bodems en chronische ecotoxiciteitsevealuaties met 2 bodeminvertebraten, een predictief biotisch ligand model voor koper ontwikkeld. Dit model zal de wetenschappelijke basis vergroten van de

milieurisico-analyse van koper. Vakgroep Toegepaste ecologie en milieubiologie Colin Janssen