Dierenkliniek Goeree Overflakkee De teksten van onze artikelen worden geschreven aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook op basis van onze eigen inzichten en ervaringen. Daarom kan de informatie voor een deel afwijken van de gangbare literatuur Leucose bij de kat Deze ziekte wordt veroorzaakt door een virus (een retro-virus) dat de afweer van de geïnfecteerde dieren sterk vermindert en eventueel bepaalde weefsels aanzet tot het vormen van gezwellen. De tijd tussen de infectie en de ziekte kan vrij lang zijn (maanden) en voornamelijk katten tot ongeveer 5 jaar blijken gevoelig te zijn. De besmetting vindt plaats door contact met een besmet dier dat onder meer virus uitscheidt met het speeksel. De ziekteverschijnselen zijn vaak een terugkerende lichte koorts, bloedarmoede en een vergrootte lever en/of milt. De afloop van de ziekte is dodelijk, na een ziekteverloop dat maanden kan duren. Het kattenleukemievirus is een frequent voorkomende en belangrijke oorzaak van ziekte en dood bij katten. Katten die besmet zijn met het virus lopen immers een groot risico om verschillende ernstige ziekten te ontwikkelen zoals bloedarmoede en kanker. Ongeveer 80 tot 90 % van de met leucose geïnfecteerde katten sterft binnen de drie en een half jaar nadat de diagnose gesteld werd. Eén van de belangrijkste gevolgen van de infectie is de onderdrukking van de weerstand. Het virus infecteert, beschadigt en doodt de witte bloedcellen die instaan voor de afweer. Hierdoor wordt de poes heel gevoelig voor een brede waaier van allerlei ziekten en infecties, secundair aan de besmetting met het leucosevirus. Het leukemievirus behoort tot dezelfde familie als het kattenaidsvirus. Wie loopt risico? Het leukemievirus overleeft niet lang in de buitenwereld en daarom verspreidt het zich voornamelijk onder katten die langdurig en intens contact hebben. De kans op besmetting met leucose is dan ook groter op een plaats waar veel katten op een beperkt oppervlak samenleven. In Engeland zouden ongeveer 1 a 2 % van de katten geïnfecteerd zijn met het leukemievirus. Dit percentage ligt hoger in steden waar de populatie katten dichter is dan op het platteland. In gezinnen met meerdere katten en in cattery's Bijschrift is de bij infectie foto of afbeelding endemisch en loopt het percentage geïnfecteerde katten op tot wel 30%. Jonge katten, voornamelijk deze jonger dan 6 maanden, zijn bijzonder gevoelig om blijvend geïnfecteerd te geraken met het leukemievirus.
Hoe het virus zich verspreidt De belangrijkste virusbron is speeksel van een geïnfecteerde kat. Het virus verspreidt zich wanneer speeksel wordt uitgewisseld tussen katten, ondermeer bij het delen van voedselkommetjes of bij het elkaar likken. Besmetting kan ook optreden bij vecht- en bijtwonden of bij contact met besmette urine of mest. Het virus kan ook overgedragen worden van de moederkat op haar kittens tijdens de dracht ofwel na de geboorte door het drinken van besmette melk. Deze laatste mogelijke overdracht is echter vrij zeldzaam omdat het virus bij kattinnen vaak prenatale dood veroorzaakt wat resulteert in resorptie of abortus van de gestorven kittens. Niet alle katten die blootgesteld zijn aan het leukemievirus worden persisterend geïnfecteerd. Ofwel worden zij blootgesteld aan een te kleine hoeveelheid virus ofwel is hun afweersysteem succesvol bij het elimineren van het virus. Bij het grootste deel van de katten treedt het virus binnen via de muil of de neus. Ter hoogte van de muil en de neus vermenigvuldigt het virus zich vooraleer het zich verder verspreidt via de bloedbaan. De verspreiding gebeurt voornamelijk naar het beenmerg. Katten die in staat zijn het virus te elimineren, doen dit gedurende de beginfase van infectie (zijnde 4 tot 12 weken na infectie). Eenmaal er sporen van het virus terug te vinden zijn in het beenmerg wijst dit op een persisterende infectie en is de kat voor de rest van haar leven geïnfecteerd! Heel zeldzaam blijft de infectie beperkt tot een bepaald deel van het lichaam zoals het melkklierweefsel. In dergelijke situatie spreken we over een gelokaliseerde infectie. Ziektesymptomen Een waaier aan chronische en terugkerende ziekten ontwikkelen zich bij katten geïnfecteerd met het leukemievirus. Er is een progressieve achteruitgang in de conditie van deze dieren na verloop van tijd. De klinische symptomen zijn divers waaronder koorts, sufheid, verminderde eetlust en gewichtsverlies. Ook ademhalingsproblemen en huid- en verteringsstoornissen komen vaak voor. Besmette katten kunnen tegelijkertijd verschillende symptomen vertonen. Bloedarmoede treedt op bij ongeveer 25% van de besmette katten. Het virus kan namelijk de rode bloedcellen in het beenmerg infecteren en daar een daling van het aantal rode bloedcellen bewerkstelligen of zelfs de aanmaak van abnormale rode bloedcellen in de hand werken welke niet normaal functioneren. In anderen gevallen induceert het virus het kapotmaken van de rode bloedcellen door het eigen immuunsysteem van de kat! Katten die bloedarmoede hebben vertonen symptomen van zwakte en sufheid. In ongeveer 15% van de besmette katten ontwikkelt er zich kanker. De meest voorkomende vorm van kanker is lymfoma, een kanker van de lymfocyten (een type van witte bloedcellen) welke resulteert in de vorming van tumoren ofwel leukemie waarbij er tumorcellen aanwezig zijn in de bloedbaan. De vorming van tumoren kan op verschillende plaatsen in het lichaam zoals de ingewanden, de nieren, de ogen en de neus. Bijschrift Bij bij foto leukemie of afbeelding is er tumorale woekering in verschillende lymfeknopen en op andere plaatsen in het lichaam.
Behandeling van leucose Tot op heden is er geen enkele therapie voorhanden die het leukemievirus kan elimineren. Er kan enkel gepoogd worden om de levenskwaliteit van de besmette dieren te optimaliseren en de gevolgen van de infectie (zoals onderdrukking van de immuniteit, bloedarmoede en kanker) in de mate van het mogelijke behandelen. Een grondige en continue ondersteunende therapie met behandeling van de secundaire ziekten is essentieel voor een met leukose besmette kat. Ten gevolge de onderdrukking van het immuunsysteem zijn langduriger antibioticakuren nodig. De respons op therapie bij deze dieren is vaak ook ondermaats en treedt veel trager op. Mogelijke therapeutische middelen zijn corticosteroïden, anabole steroïden en multivitaminen welke eetluststimulerend werken. Antivirale medicatie zoals AZT, welke bij mensen met aids effectief blijken te zijn, lijken geen enkel gunstig effect te vertonen bij de leucose geïnfecteerde kat. Een behandeling met recombinant katteninterferon blijkt recentelijk wel vruchten af te werpen. Verder onderzoek volgt. Katten met lymfomavorming kunnen tijdelijk beterschap vertonen bij het gebruik van chemotherapie. Deze chemotherapie omvat medicatie die via de muil moet opgenomen worden maar ook via injectie worden toegediend. Het gezond houden van de besmette kat Geïnfecteerde katten kan je best geen rauw vlees geven omdat dit het risico op besmetting met toxoplasma gondii verhoogt. Deze parasiet vormt namelijk een gevaar voor katten met een onderdrukt afweersysteem waar het het kan aanleiding geven tot uveitis (ontsteking van de interne structuren van het oog) of zenuwsymptomen zoals aanvallen en omval. Het is aan te raden de besmette katten toch te vaccineren tegen katten- en niesziekte, zeker wanneer deze besmette dieren op pension moeten. Preventie voor vlooien is aangewezen om het risico op Mycoplasma haemofelisinfectie (een bloedparasiet die bloedarmoede veroorzaakt) te elimineren. Ook het regelmatig ontwormen van deze dieren is een must! Vaccinatie Er zijn verschillende vaccins op de markt die bescherming bieden tegen het leukemievirus. De bedoeling van deze vaccins is katten te beschermen die in aanraking komen met het virus en dus te verhinderen dat deze dieren geïnfecteerd geraken. Al de leucosevaccins hebben als doel de immuunrespons van het dier te stimuleren zodat het virus verhindert wordt het lichaam binnen te dringen. Jammer genoeg is geen enkel vaccin 100% afdoende. Het is uiteraard ook aan te raden met leukose geïnfecteerde katten gescheiden te houden van niet-gevaccineerde katten. Controle van de ziekte Bijschrift bij foto of afbeelding Aangezien het virus vrij besmettelijk is en voornamelijk bij langdurig contact overgedragen wordt, lopen katten uit een gezin waar er een geïnfecteerde kat aanwezig is, een groot gevaar
op besmetting door het elkaar wassen en het eten uit dezelfde eetkommetjes. Nietgeïnfecteerde katten zouden dus zeker moeten gescheiden worden van geïnfecteerde poezen. Verder is het ook aan te raden geïnfecteerde katten binnenshuis te houden om de kans op spreiding van het virus tegen te gaan. Het binnenhouden van besmette katten is niet eenvoudig maar de nadelen van het buiten laten van geïnfecteerde katten weegt hier niet tegenop! Er kan steeds een afsluiting aangebracht worden in de tuin zodat besmette katten toch een frisse neus kunnen scheppen. Bij het fokken van katten is het tevens zeer belangrijk om katten te testen op leucose en de besmette dieren te elimineren voor de fok. Op deze manier kan het leucosevirus heel effectief uit de fokkerij weerhouden worden. Besmette katten worden gescheiden gehouden van nietbesmette en na een periode van 12 a 16 weken worden de katten opnieuw getest. Katten die aanvankelijk positief testten, kunnen namelijk 'tijdelijk' geïnfecteerd zijn en het leucosevirus geëlimineerd hebben. Anderzijds kunnen katten die aanvankelijk negatief testten, door het vertoeven in een incubatieperiode, alsnog besmet zijn met het virus. Katten die verschillende malen positief tekenen, zouden consequent uit de groep moeten verwijderd worden. Enkel dieren die twee opeenvolgende malen negatief testen, kunnen in de groep blijven. Elke nieuwe kat die de fokkerij binnengebracht wordt, gevaccineerd of niet, zou moeten getest worden op leucose vooraleer ze in de groep fokkatten wordt opgenomen. Voor het behoud van een negatieve leucose status in een fokkerij is het aangewezen elke kat om de 6 a 12 maanden te hertesten. Katten die solo leven en enkel binnenshuis vertoeven, hebben geen risico op besmetting met het leukemievirus. Het is echter wel mogelijk dat deze katten met het virus besmet werden via de moederkat en dat zij dus maanden tot jaren nadien toch symptomen van katteleukemie vertonen hoewel ze nooit buiten kwamen, noch in contact kwamen met andere katten sinds hun kittenzijn. Het risico op de verspreiding van het virus via kattenshows is minimaal klein. Test voor kattenleukemie Er bestaan testkits die één van de virale eiwitten (p27) opsporen in het bloed van FELV geïnfecteerde katten. Vaak wordt er gelijktijdig getest op het kattenaidsvirus. In bepaalde situaties kunnen er vals positieve en vals negatieve resultaten opduiken waardoor het dan aanbevolen is de test een tweede maal uit te voeren ter bevestiging. Zo kan de test bijvoorbeeld positief zijn voor leucose terwijl de kat gezond is en omgekeerd de test negatief zijn bij een zieke kat die symptomen vertoont die heel erg wijzen op kattenleukemie-infectie. Andere testen zijn : Virusisolatie: detectie van het virus in het bloedplasma; Immunofluorescentie: spoort virale antigenen (eiwitten) op in de witte bloedcellen; PCR (polymerase ketting reactie): spoort het genetisch materiaal van het virus op maar kan enkel in gespecialiseerde labo's uitgevoerd worden. Bijschrift bij foto of afbeelding
Tijdens het uitvoeren van nieuwe testen kan de desbetreffende kat beter geïsoleerd worden van andere katten om het risico op verspreiding van het virus te vermijden. Test protocol in de dierenartsenpraktijk: Gebruik van testkit: test de kat negatief dan is ze is over het algemeen ook negatief voor leukemie; Wanneer een gezonde kat positief test dan wordt er aangeraden een andere test uit te voeren om dit resultaat al dan niet te bevestigen; Indien een kat positief test met de testkit en negatief op een vergelijkende test dan wordt de kat hertest na 12 weken om de werkelijke virusstatus te bevestigen. Prognose voor geïnfecteerde katten De prognose voor zieke, geïnfecteerde katten is heel slecht. De aan de infectie gekoppelde ziektesymptomen zijn vaak heel ernstig. De prognose voor positief geteste katten die op het moment van de test nog in goede conditie verkeren is echter ook gereserveerd. De meesten van deze besmette katten ontwikkelen op verloop van tijd fatale leucose gerelateerde ziekten. Het tijdstip van het optreden van symptomen is echter ook zeer variabel in de tijd, variërende van enkele maanden tot jaren. Het is extreem belangrijk deze katten te isoleren om de kans op verspreiding van het virus te vermijden en tevens ook om de kans op secundaire infecties te verminderen. Eventuele euthanasie is soms onvermijdelijk. Bron: ISFM (International society of feline medicine) Bijschrift bij foto of afbeelding