Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug D. Emond G.J. Brandjes

Vergelijkbare documenten
Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug D. Emond G.J. Brandjes

Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug D. Emond G.J. Brandjes

Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug D. Emond G.J. Brandjes

Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug D. Emond G.J. Brandjes

Resultaten monitoring ecoduct Middachten 2014

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg

Natuurtoets Haarweg 127 te Gorinchem

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep

SOORTEN DIE GEBRUIKT ZIJN VOOR DE BEPALING VAN DE LIVING PLANET INDEX IN NOORD-HOLLAND

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus GZ s-hertogenbosch

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Natuurtoets innamepunt Epe

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Dieren in de vrije natuur in het Park Berg en Bos door Henk Otto

Hans Hollander 29 augustus 2011 Rapport 14. Broedvogelinventarisatie Alvernese Heide, Wijchen 2011

De weg eist zijn tol: 10 jaar verkeersslachtoffers op de Nijmeegsebaan in Groesbeek

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Gemeente Nijmegen T. Martens Postbus HG Nijmegen. Quick scan Flora- en faunawet Mesdagstraat te Nijmegen

P.W. Pastoor Blauwverversteeg DX Harderwijk. Notitie veldbezoek perceel Blauwverversteeg 3 te Harderwijk

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Vleermuisonderzoek Prins Mauritsschool Nijmegen

Quick scan beschermde soorten zonneweide Ceresweg, Tholen

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Beoordeling van de effectiviteit van een tijdelijke vliegroute voor vleermuizen in juli 2008

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2013 voor CCWO

Verslag libellenmonitoring 2017 Leersumse Veld

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Gemeente Heusden Quick-scan Wethouder van Buulweg Nieuwkuijk

Dierenlijst Aanschotse Beemden

Broedvogelinventarisatie Ugchelsche bos

Nader onderzoek vleermuizen schoolgebouw Anne Franklaan, Montfoort

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Bijlagen. Gemeente Arnhem. Bijlage 1 Natuuronderzoek P&R station Arnhem-Zuid Bijlage 2 Bestemmingsplan Elderveld voorschriften + plankaart

Monitoring Faunapassages Noord-Brabant pilot 2006

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject

Notitie veldbezoek Middelweg 12 te Moordrecht

NOTITIE Gemeente 's-hertogenbosch T. van Tol Postbus GZ s-hertogenbosch

Verslag RAVON Utrecht Excursie Landgoed Den Treek Henschoten 10 april 2010

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Broedvogelinventarisatie Noorlaarderbos 2012 M.Wijnhold

Gemeente Amstelveen Afdeling RO & Projecten T.a.v.: P.J.M. van den Bergh Postbus BA AMSTELVEEN

Bron: Goois Natuurreservaat Natuurbrug Zanderij Crailoo: verbinding voor mens en dier

een overzicht van beschermde en bedreigde dier- en plantensoorten Ruud, spaar ons mooie Keersopdal!

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Quick-scan Inrichting Van Wijk Valkenswaard

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, september 2010

Gemeente s Hertogenbosch Dhr. J. Winter Postbus GZ s-hertogenbosch

Vogeltrektelling 30 oktober 2016

Vogelringstation Schiermonnikoog. Verslag activiteiten 2014 voor CCWO

De roofvogels en uilen in het bosgebied Buikheide - Halve Mijl in 2001

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

Oostenrijk juni 2012

Broedvogelonderzoek op Twickel 2009

Werkgebied VWG-Zutphen Oppervlak: ha

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde.

Broedvogelonderzoek De Liede. De gemeente Haarlemmermeer

Notitie natuurtoets bouwlocaties Hierden

Broedvogel Monitoring Project. Bakelse Plassen inclusief golfbaan Stippelberg. voorjaar 2012

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Rugstreeppad Hoogstede deelverslag veldcheck te zeven gebieden

Vleermuisinventarisatie De Annenborch, Rosmalen

Nationale Databank Flora en Fauna Uitvoerportaal

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Inhoud pagina. 1. Inleiding Gebied Werkwijze Resultaten: 5

Monitoring gebruik faunapassages Rijkswaterstaat Utrecht

Excursie samen met Flevo Bird Watching uitgevoerd door: Ringheuvels Den Treek en Delta Schuitenbeek. Flevo Birdwatching, Rien Jans

de heer A. van Straalen Zwaansweg 2B 4247 EX Kedichem Quick scan beschermde soorten Zwaansweg 2B, Kedichem

ons kenmerk / /GerSm datum 12 januari 2018 onderwerp Advisering faunaverkeerslachtoffers fietspad uw kenmerk - aantal blz.

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, juli 2013

NOTITIE buro Dhr. W. Noom Utrechtseweg 29 A 3811 NA Amersfoort

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

NIEUWSBRIEF 2018 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

NOTITIE. Ecologie & landschap. Conclusie. Toelichting

Broedvogels van Sportcentrum Papendal in 2007

Gebiedsbeschrijving. Werkwijze BROEDVOGELS VAN WOONWIJK `HET LAAKSE VELD` IN door Henk Jan Hof

TREKTELLEN 2006 TELPOST OOLMANSWEG Aagje van der Wulp

broedwaarde. Wilde eend - 1 zeker broedgeval : 1 w. met 3 pulli - regelmatig worden ongepaarde ex.

NOTITIE. Ecologie & landschap. Conclusie. Toelichting

Datum: Vrijdag 5 april Excursie: Oostvaardersplassen ochtendexcursie. Gidsen: Taco & Pim

KNNV afdeling Voorne Vogelwerkgroep

mmmm:?-:- B \ D O C (bibliotheek en documentatie) (2) Dienst Weg-en Waterbouwkunde Postbus 5044, 2600 GA DELFT Tol.

FAUNA INVENTARISATIE MET DE FOTOVAL IN ENKELE BOS- EN NATUURGEBIEDEN IN MIDDEN EN OOST GRONINGEN IN 2014

Overzicht broedperiode 1) en voorkeur broedgebied (bos)vogels.

Uitvoering mitigerende maatregelen Ruusbroeckstraat en omgeving

GRIENDTSVEENPARK - EMMEN

Broedvogelinventarisatie. Wijchens Meer-west,Wijchen. Hans Hollander, 2008

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, juli 2012

Quickscan DWL-De esch

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

Streefbeelden Bomen & Bos. Streefbeelden Bomen, Bos & Struweel. Stadsbomen. Van Leefbaarheid & Emotie tot Biodiversiteit & Natuureducatie

Dagvlinderwaarnemingen Balgoijse Wetering (west) 2016

Flora- en Faunawet inventarisatie Lage Vuursche. eindrapport

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Nader onderzoek plangebied Insulindeblok, Amsterdam

Transcriptie:

Resultaten monitoring ecoduct Nijverdal 2014 Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug D. Emond G.J. Brandjes

Resultaten monitoring ecoduct Nijverdal 2014 Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug D. Emond G.J. Brandjes opdrachtgever: Combinatie H2ECO 14 februari 2014 rapport nr. 14-045a

Status uitgave: conceptrapport Rapport nr.: 14-045a Datum uitgave: 14 februari 2014 Titel: Subtitel: Samenstellers: Foto's omslag: Resultaten monitoring ecoduct Nijverdal Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug drs. D. Emond drs. G.J. Brandjes Bureau Waardenburg bv Aantal pagina s inclusief bijlagen: 30 Project nr.: 12-198 Projectleider: Naam en adres opdrachtgever: drs. D. Emond Combinatie H2ECO Ernst Machstraat 10, 7442 DL Nijverdal Referentie opdrachtgever: documentnr. 07058-131C Akkoord voor uitgave: Teamleider Bureau Waardenburg bv ir. E.J.F. de Boer Paraaf: Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Bureau Waardenburg bv / Combinatie H2ECO Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001:2008. 2

Voorwoord In een gezamenlijk project van Prorail, Rijkswaterstaat en Provincie Gelderland zijn door aannemerscombinatie H2Eco negen ecoducten gerealiseerd op de Veluwe, Sallandse en Utrechtse Heuvelrug. Onderdeel van het project betreft een monitoring van doelsoorten binnen twee jaar na aanleg van het ecoduct. Combinatie H2Eco heeft Bureau Waardenburg gevraagd de monitoring van de negen ecoducten uit te voeren. In 2014 zijn de ecoducten Hulshorst (A28), Petrea (A50), Hoog Buurlo (A1) en Nijverdal (N35) gemonitoord. Voor 2015 staat monitoring van de ecoducten Zwaluwenberg (A27), Huis ter Heide (A28), Oud Reemst (N310), JP. Thijsse (A12) en Middachten (N348) gepland. Per ecoduct is een afzonderlijke rapportage opgesteld waarin de methodiek wordt toegelicht en de resultaten gepresenteerd en besproken. Voorliggend document betreffen de monitoringsresultaten van het ecoduct Nijverdal. De volgende personen hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit rapport: Jeroen Brandjes veldwerk, rapportage Daniel Beuker analyse beeldmateriaal Lieuwe Anema kaartmateriaal Dimitri Emond veldwerk, rapportage, projectleiding Vanuit H2Eco werd de opdracht begeleid door Mathijs Hiemstra en Roelof Mulder. Eind 2013 zijn de werkzaamheden van Mathijs Hiemstra overgenomen door Rijnard van de Werfhorst. Allen worden bedankt voor de samenwerking en totstandkoming van dit rapport. 3

4

Inhoud Voorwoord... 3! 1! Inleiding... 7! 1.1! Uitgangspunten... 7! 1.2! Doelstelling... 7! 2! Materiaal en methoden... 9! 2.1! Algemeen... 9! 2.2! Methodiek per soortgroep... 10! 3! Resultaten... 13! 3.1! Algemeen... 13! 3.2! Cameravallen... 13! 3.2! Reptielenplaatjes... 17! 3.4! Zichtwaarnemingen... 19! 3.5! Overige waarnemingen... 22! 3.6! Verkeersslachtoffers... 24! 4! Conclusies en aanbevelingen... 25! 4.1! Conclusies... 25! 4.2! Aanbevelingen... 25! 5! Literatuur... 27! 5

6

1 Inleiding In een gezamenlijk project van Prorail, Rijkswaterstaat en Provincie Gelderland zijn negen ecoducten gerealiseerd. Onderdeel van het project betreft een monitoring van doelsoorten binnen twee jaar na aanleg van de ecopassage. Ecoduct Nijverdal is in het voor- en najaar van 2014 gemonitord. 1.1 Uitgangspunten In de aanvraag is een toelichting op het gevraagde onderzoek gegeven, waarop onze monitoringmethodiek is gebaseerd. De belangrijkste uitgangspunten zijn er uitgelicht en hieronder verwoord: Monitoring van het gebruik van de faunavoorzieningen dient te worden uitgevoerd door middel van de vastgestelde standaardmethoden conform de Leidraad faunavoorzieningen bij wegen. Deze methoden zijn grotendeels door Bureau Waardenburg zelf ontwikkeld (Brandjes & Smit, 1996). De gehanteerde methoden dienen te zijn afgestemd op de doelsoorten conform het Schetsboek Ecoducten Veluwe. De doelsoorten verschillen per voorziening maar zijn voor de Veluwe: amfibieën, reptielen, zoogdieren, vogels en insecten. Voor de ecopassages Zwaluwenberg, Huis ter Heide en Nijverdal zijn de doelsoorten aangeleverd door de opdrachtgever. 1.2 Doelstelling Doel van het onderzoek is inzicht te geven in het ecologisch functioneren van een negental ecopassages op de Veluwe, Sallandse en Utrechtse Heuvelrug. De centrale vraag luidt: Wordt de ecopassage gebruikt door de geformuleerde doelsoorten? In Figuur 1.1 is per ecopassage aangegeven welke doelsoorten (ingedeeld per soortgroep) zijn geformuleerd. Bij de soortgroep ongewervelden is specifieker aangegeven welke soorten het betreft. Dit is van belang geweest voor de planning van de veldbezoeken in de zomerperiode. 7

Type voorziening Locatie Hulshorst ecoduct A28 en spoor x x x x 1 Petrea ecoduct A50 x x x x x x 1 x Hoog Buurlo ecoduct A1 x x x x x x 1 x J.P. Thijsse ecoduct A12 x x x x x x x 1 x Nijverdal ecoduct en ecopassage N35 en spoor x x x x x Oud Reemst ecoduct N310 x x x x x 4 Huis ter Heide ecoduct A28 x x x x x 2 Zwaluwenberg ecoduct A27 en spoor x x x x x x 3 Middachten faunapoort A348 x x x x x x 1 Figuur 1.1 Te onderzoeken ecopassages en geformuleerde doelsoorten (groepen) cf. Schetsboek Ecoducten Veluwe en aanvullende informatie van de opdrachtgever. Doelsoorten Nijverdal zijn rood gearceerd. Grote zoogdieren Middelgrote zoogdieren Kleine zoogdieren Vleermuizen Reptielen Amfibieën Ongewervelden Vogels x 1 x 2 x 3 x 4 vlinders, libellen, sprinkhanen, (loop)kevers loopkevers, rode bosmieren rode bosmier, heivlinder, heideblauwtje, loopkever heivlinder, kommavlinder, zadelsprinkhaan, blauwvleugelsprinkhaan, wrattenbijter, boszandloopkever. 8

2 Materiaal en methoden 2.1 Algemeen Het onderzoek omvat de monitoring van de ecopassage zelf en daarnaast die van de directe omgeving. Feitelijk is het werkterrein van H2Eco de begrenzing van het studiegebied geweest, en daarmee dus het gehele inpassingsgebied van het ecoduct, dus ook de toeloop en uitloop van en naar het ecoduct. Landschapselementen binnen deze begrenzing, zoals bijvoorbeeld stobbenwallen en poelen, zijn gemonitord. Om het gebruik van een ecopassage door doelsoorten in beeld te brengen is hierop de methodiek en de onderzoeksperiode afgestemd. Voor de meeste soortgroepen is het voor- en najaar de meest geschikte periode om het gebruik te onderzoeken. In deze periodes is een piek in het aantal faunabewegingen als gevolg van dispersie en migratie. De eerste piek ligt ongeveer van eind maart tot half mei; de tweede piek ligt in de maanden september en oktober. Voor de meeste ongewervelden (dagvlinders, libellen, sprinkhanen) is de zomer (half juli tot eind augustus) de geschikte periode om deze te inventariseren. Voor een volledige monitoring van het soortenspectrum worden daarom vaak periodes van zes weken aangehouden. Voor dit onderzoek hebben wij een periode gehanteerd van vijf weken in het voor- en najaar, aangevuld met specifieke zomerbezoeken indien er ongewervelden als doelsoort zijn geformuleerd. Voor ecoduct Nijverdal is dat niet het geval. Onderzoeksinspanning Op 5 april 2013 is gestart met een oriënterend veldbezoek van alle in 2014 te monitoren ecoducten. Tijdens dit veldbezoek is nader bepaald waar de verschillende onderzoeksmethodieken worden ingezet (locatie cameravallen, ligging reptielenplaatjes). Daarnaast werden al de eerste waarnemingen van gebruikers geregistreerd. Op 17 mei 2013 zijn de cameravallen geplaatst en reptielenplaatjes uitgelegd. De ligging van de toegepaste materialen zijn weergegeven op de kaart in figuur 2.1. Tot en met 20 juni 2013 is het gebied wekelijks bezocht. Het najaarsonderzoek is gestart op 7 oktober 2013. Op 28 november 2013 is het laatste veldbezoek uitgevoerd en zijn alle materialen uit het veld gehaald. Zomerbezoeken zijn niet uitgevoerd op deze locatie. 9

Figuur 2.1 Ligging en nummering van cameravallen en reptielenplaatjes op ecoduct Nijverdal. 2.2 Methodiek per soortgroep Grote en middelgrote zoogdieren Per ecoduct is een veldset ingezet bestaande uit vier Reconyx-cameravallen: een van het type HC800 en drie van type HC500. Met deze typen cameravallen worden passages van alle soorten van het formaat egel, bunzing en groter geregistreerd. Incidenteel worden muizen en kleine zangvogels opgenomen die zich prominent voor de lens begeven en niet te snel bewegen. Hermelijn en wezel passeren doorgaans te snel waardoor deze, door de vertraging van de cameraval, zelden geregistreerd worden. De cameraval HC800 heeft een groot bereikt en is geplaatst op de grootste breedte van het kunstwerk, meestal verwerkt in de aanwezige stobbenwal. Twee cameravallen type HC500 zijn aan beide zijkanten van het kunstwerk geplaatst waardoor de zone tussen stobbenwal en zijkant kunstwerk is afgedekt en de resterende zone aan de andere zijde, die niet gehaald wordt door de HC800, ook wordt meegenomen. Hierdoor kon vlakdekkend worden gefilmd op de ecopassage. De vierde cameraval is, afhankelijk van de situatie, roulerend ingezet ter hoogte van bepaalde elementen (poel) of overige voorzieningen (faunapassage, dassentunnel onder raster). Op Nijverdal is deze cameraval bij de spoortunnel gebruikt (voorjaar twee cameravallen, najaar een), waardoor beide kunstwerken zijn gemonitord in dezelfde periode. Aanvullend op de opdracht hebben wij in de zomerperiode de beide 10

faunatunnels onder de N35 (ten oosten en westen van het ecoduct) voorzien van een cameraval (ecotunnel 1 en 2 op kaart). Tabel 2.1 geeft een overzicht van het aantal draaidagen per cameraval, inclusief uitval. De ligging van de cameravallen is weergegeven in figuur 2.1. Tijdens de voorjaarsronde hebben de vier cameravallen respectievelijk 23 tot 35 dagen gedraaid. Tijdens de najaarsronde heeft de cameraval ecoduct balustrade west door uitval slechts negen dagen gedraaid. Ter compensatie hebben de overige cameravallen langer doorgedraaid, tot 53 dagen. Beide ecotunnels zijn gedurende 82 dagen gemonitord van 14 juni tot 2 september 2013. Tabel 2.1 Overzicht van het aantal draaidagen per cameraval per periode. ecoduct periode camera periode Dagen nijverdal voorjaar ecoduct.stobben.breed 17.mei.4.20.juni 35 nijverdal voorjaar ecoduct.stobben.smal 17.mei.4.20.juni 23 nijverdal voorjaar spoortunnel.stobben.breed 17.mei.4.20.juni 35 nijverdal voorjaar spoortunnel.stobben.smal 17.mei.4.20.juni 29 nijverdal ecotunnel.1 periode.1 14.juni.4.20.juni 7 nijverdal ecotunnel.1 periode.2 20.juni.4.2.sept 75 nijverdal ecotunnel.2 periode.1 14.juni.4.20.juni 7 nijverdal ecotunnel.2 periode.2 20.juni.4.2.sept 75 nijverdal najaar ecoduct.balustrade.west 31.okt.4.8.nov 9 nijverdal najaar ecoduct.stobben.breed 25.okt.4.28.nov 35 nijverdal najaar ecoduct.stobben.smal 7.okt.4.28.nov 53 nijverdal najaar spoortunnel 7.okt.4.28.nov 53 Foto 1.1 Cameraval in actie voor het monitoren van middelgrote en grote zoogdieren. Reptielen, amfibieën, kleine zoogdieren (incl. schepnetbemonstering poelen) Daarnaast zijn verspreid over de totale ecopassage 40 kunstmatige verblijfplaatsen (kvb s, bitumen plaatjes) uitgelegd en genummerd (Figuur 2.1). Deze kvb s worden door kleine zoogdieren, reptielen, amfibieën maar ook loopkevers gebruikt als schuilplaats. Hierdoor zijn de dieren relatief eenvoudig waar te nemen. De kvb s zijn gedurende de onderzoeksperiode tijdens elk veldbezoek gecontroleerd, waarbij een 11

registratie van een waarneming is gekoppeld aan het nummer van het plaatje. In totaal zijn deze 11 keer gecontroleerd. Foto 2.2 Bitumen golfplaat als kvb voor het waarnemen van kleine zoogdieren, reptielen, amfibieën en loopkevers. Binnen het studiegebied zijn drie poelen gelegen; een forse aan de zuidzijde en twee kleinere in het middendeel en noordzijde. Een deel van de plaatjes route liep langs delen poelen waardoor tijdens elke controle de oeverzone en de poel zelf geïnventariseerd is op voorkomende soorten. Op 23 mei zijn de poelen met een schepnet bemonsterd. Ongewervelden (dagvlinders, libellen, sprinkhanen, loopkever) Dagvlinders, libellen, sprinkhanen en loopkevers hebben elk hun eigen activiteitenpiek, waarin ze onderzocht moeten worden. De vliegtijd van het heideblauwtje is bijvoorbeeld eind juni medio juli terwijl sprinkhanen vooral in augustus geïnventariseerd moeten worden. Voor Nijverdal zijn ongewervelden niet als doelsoort geformuleerd maar zijn tijdens elk veldbezoek wel alle waarnemingen geregistreerd. Dit is gedaan door tijdens het veldbezoek rustig over het ecoduct en directe omgeving te lopen. Inventariseren gebeurt op geluid en zicht. Vogels (en overige waarnemingen) Tijdens elk veldbezoek is een ronde over de ecopassage en directe omgeving gelopen waarbij terloopse waarnemingen van vogels zijn genoteerd en hun relatie met het kunstwerk. Aanvullend zijn sporen en zichtwaarnemingen van andere soorten genoteerd en ingevoerd. Verkeersslachtoffers Tijdens elk veldbezoek zijn verkeersslachtoffers in de directe omgeving van de ecopassage genoteerd. Hieronder verstaan wij globaal het weggedeelte tussen twee aansluitingen, waartussen het ecoduct ligt. Binnen dat weggedeelte wordt ca. 2.000 m voor en na het ecoduct en uiteraard in beide rijrichtingen meegenomen. 12

3 Resultaten 3.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn alle waarnemingen verwerkt die met de verschillende methodieken zijn verzameld. Ook soorten die niet als doelsoort voor deze ecopassage zijn geformuleerd worden behandeld en toegelicht. Door de cameravallen geregistreerde zoogdieren (en vogels) zijn per soort per richting compleet geteld voor de beide onderzoeksperioden (voor- en najaar). Naar aanleiding van de inventarisatie van de overige soortgroepen is een indicatie van voorkomen geformuleerd op het ecoduct dan wel aan één of beide zijden in het achterland. Het betreft de indicaties incidenteel, frequent en zeer frequent. Deze indicatie kan slaan op bewegingen door het terrein (bijvoorbeeld in geval van oranje luzernevlinders) of op aanwezigheid in het terrein (bijvoorbeeld azuurwaterjuffers bij een poel). Incidenteel moet dan gezien worden als één tot hooguit enkele exemplaren op een bepaald moment bewegend door of aanwezig in het betreffende deel van het terrein, frequent: regelmatig een tiental tot vele tientallen exemplaren op een bepaald moment bewegend door of aanwezig in het betreffende deel van het terrein en zeer frequent: zeer regelmatig vele tientallen tot honderden exemplaren op een bepaald moment bewegend door of aanwezig in het betreffende deel van het terrein. 3.2 Cameravallen Grote en middelgrote zoogdieren Zie tabel 3.1 voor de resultaten van het cameravallenonderzoek (incl. kat en hond). In totaal zijn zeven verschillende zoogdieren geregistreerd* (excl. kat, hond, paard en mens). Meest frequente gebruiker is de ree, gevolgd door haas. Opvallende afwezige is de vos, een soort die doorgaans in normale dichtheden wordt aangetroffen rond ecoducten (zie ook resultaten andere locaties). Mogelijk houdt dit verband met de actieve bestrijding ten behoeve van het korhoen. De registraties van een marter spec hebben hoogstwaarschijnlijk ook betrekking op een steenmarter maar harde bewijzen ontbraken om deze met zekerheid als dusdanig te determineren. De meest westelijke tunnel wordt frequent (0,20 passage/dag, incl. marter spec.) door steenmarter gebruiker. [*: een registratie heeft betrekking op een beeldverzameling van hetzelfde individu (al dan niet in een groep van individuen) in een aaneengesloten tijdspanne, dus van de eerste t/m de laatste frame van één enkele gebeurtenis. Kortom, een langdurig in beeld poetsende haas die 15 minuten lang 200 keer op beeld wordt vastgelegd, is beschouwd als één registratie. Een langs rennende vos die slechts op één frame is vastgelegd, betreft eveneens één registratie. Keert de vos na bijvoorbeeld vier uur weer terug andermaal op slechts één frame vastgelegd dan betreft dit weer één (nieuwe) registratie.] 13

Tabel 3.1 Totaal aantal registraties per cameraval: 1-3 = ecoduct (geel), 4-6 = spoortunnel (groen) en 7-8 = ecotunnel west en oost (blauw). Tussen haakjes het aantal draaidagen per locatie. ecoduct spoortunnel ecotunnel Soort 1. (70) 2. (76) 3. (9) 4. (35) 5. (29) 6. (53) 7. (82) 8. (82) bosmuis - - - 1 3-20 - das - - - - 1 - - - egel - - - - - - - 9 ree 48 31 2 23 1 167 - - konijn - - - - - 4 - - haas 39 15 2 - - 4 6 - marter2spec. 1 1 - - - - - 1 steenmarter - 2-1 - - - 15 hond 1 - - - 1 - - - kat 1 3 3 - - 7 - - Noot: passages van mens en paard zijn geregistreerd gedurende de hele periode. Deze maken hier wel gebruik van, zoals een volledige passage van een paard (ruiter) op 23 mei. Behalve de resultaten van de cameravallen is tussen het ecoduct en de spoortunnel op 17 mei 2013 een konijn gezien. In dit tussengebied is ook een tweetal reeën opgestoten op 8 en 28 november 2013 die onder de spoortunnel door vluchtten. Ook aan de voet van het ecoduct aan de zuidzijde is op 23 mei een grazende ree gezien en op 14 juni een wegvluchtend exemplaar. Hier zijn ook herhaaldelijk sporen van das (rondom noordelijke en zuidelijke poelen) gevonden, evenals boven op het ecoduct en onder de spoortunnel. Op 7 juni werd tevens een loopspoor van steenmarter gevonden, lopende vanaf de zuidelijke poel richting het ecoduct. Sporen (prenten, uitwerpselen) van haas zijn tijdens meerdere veldbezoeken gevonden, alsmede een live waarneming tijdens de laatste controle op 28 november. Sporen van egel stonden op 14 juni 2013 onder het ecoduct, parallel aan de N35. Daarnaast werden waarnemingen van pimpelmees, koolmees, merel, roodborst, winterkoning en witte kwikstaart vastgelegd. 14

Foto 3.1 Egelspoor (links), 14 juni 2013, onder ecoduct Nijverdal langs de N35 en das (rechts) op 7 juni 2013 rond poel zuid. Egel door meest westelijke ecotunnel op 9 juli 2013. 15

Haas op ecoduct op 1 juni 2013. Achterkant van een das langs de stobbenwal onder de spoortunnel op 31 mei 2013. 16

3.2 Reptielenplaatjes Doelsoorten: reptielen, amfibieën, kleine zoogdieren, loopkevers Zie tabel 3.2 voor de resultaten van het reptielenplaatjesonderzoek. Tabel 3.2 Resultaten reptielenplaatjes in studiegebied Nijverdal in 2013. Nr. 17-mei 23-mei 31-mei 07-jun 14-jun 20-jun 07-okt 25-okt 08-nov 28-nov 1 inzet 2 inzet 3 inzet 4 inzet 5 inzet Zv 6 inzet Zv Zv 7 inzet 8 inzet 9 inzet 10 inzet 11 inzet 12 inzet 13 inzet 14 inzet 15 inzet 16 inzet Cv 17 inzet 18 inzet Lv Zv 19 inzet 20 inzet 21 inzet 22 inzet 23 inzet 24 inzet 25 inzet Bb 26 inzet 27 inzet 28 inzet 29 inzet Lv 30 inzet 31 inzet 32 inzet 33 inzet 34 inzet 35 inzet La 36 inzet Cv 37 inzet 38 inzet 39 inzet 40 inzet Zv = Cv = La = Lv = Bb = Levendbarende hagedis Carabus violaceus (violette loopkever) Zandhagedis Kleine watersalamander Gewone pad 17

In de voorjaarsperiode is meerdere malen een levendbarende hagedis onder de plaatjes aangetroffen. In alle gevallen betrof het plaatjes aan de voet van het zuidtalud van het ecoduct op de overgang naar heidevegetatie in het achterland (plaatje 5 en 6). Eenmaal werd een subadulte levendbarende hagedis onder een plaatje op het ecoduct gevonden (nr. 18 op 7 juni). Op 20 juni werd een zandhagedis onder plaatje 35 aangetroffen. Op 23 mei zijn twee subadult kleine watersalamanders (nr. 18 en 29) en één adult gewone pad (nr. 25) onder de plaatjes aangetroffen. Tijdens dezelfde controle werd onder plaatje 36 is een violette loopkever gevonden. In de najaarsperiode zijn geen reptielen of amfibieën onder de plaatjes gevonden, uitsluitend eenmaal een violette loopkever boven op het ecoduct (plaatje 16). Er zijn (in tegenstelling tot de andere onderzochte ecoducten) geen muizen onder de plaatjes vastgesteld. Reptielen, amfibieën en vissen: zichtwaarnemingen / netvangsten Ook buiten het plaatjesonderzoek zijn reptielen waargenomen (zie tabel 3.3). Tussen de noordelijke poel en de spoortunnel zijn op 14 juni vier adulte zandhagedissen waargenomen. Op die datum werd ook aan de zuidvoet een waarschijnlijke subadulte zandhagedis gevonden op de overgang naar het achterland (onzeker, dus niet opgenomen in tabellen). Levendbarende hagedissen zijn behalve aan de zuidvoet (4 op 31 mei, enkele op 14 juni) óók gevonden langs de stobbenwal boven op het ecoduct (nabij plaatje 18 op 14 juni). Amfibieën zijn met name in en rond de drie poelen waargenomen (zie tabel 3.3). Bastaardkikker bevolkt alle drie de poelen, maar is in de poel ten noorden van de spoorlijn duidelijk het meest talrijk (ca. 30 adulte exemplaren maximaal op één datum geteld, in de andere twee poelen maximaal 5 resp. 6). Gewone pad plant zich voort in de poel ten noorden van de spoorlijn (larven talrijk), evenals kleine watersalamander (schaars, gevangen op 23 mei). De enige waargenomen bruine kikker (actief subadult exemplaar) liep langs de stobbenwal onder de spoorlijn op 14 juni 2014. 18

Foto 3.2 Levendbarende hagedis, 14 juni 2013, zuidtalud ecoduct Nijverdal. Tabel 3.3 Waargenomen amfibieën en reptielen in studiegebied Nijverdal in 2013. Soort Frequentie 1 Zuid Midden 2 Noord Opmerkingen bastaardkikker zeer frequent + + + voortplanting bruine kikker incidenteel + in spoortunnel gewone pad zeer frequent + + voortplanting kleine watersalamander frequent + + levendbarende hagedis frequent + + o.a. op ecoduct zandhagedis frequent? + 1 passages of abundantie. 2 onder midden wordt verstaan het ecoduct zelf tussen de balustrades, zuid en noord betreffen de voeten van het ecoduct t/m begrenzing werkterrein, in dit geval is noord tevens de spoortunnel. In het poeltje aan de zuidvoet van het ecoduct waren het hele seizoen vier forse vissen aanwezig (>25 cm groot): 2 ruisvoorns en 2 baarzen. Gezien de leeftijd van de poel (ca. één - twee jaar oud) en de vissen (minstens enkele jaren oud) zullen deze hier door mensenhand uitgezet zijn. De waarnemingen zijn doorgegeven aan Staatsbosbeheer en inmiddels verwijderd uit de poel. 3.4 Zichtwaarnemingen Doelsoorten: dagvlinders, libellen, sprinkhanen, loopkevers Zie tabel 3.4 voor de waargenomen soorten ongewervelden per deellocatie in 2013. 19

Tabel 3.4 Waargenomen ongewervelden in studiegebied Nijverdal in 2013. Soort Frequentie 1 Zuid Midden 2 Noord Opmerkingen Dagvlinders bont zandoogje incidenteel + citroenvlinder frequent + + hooibeestje incidenteel + Icarusblauwtje frequent + + + kleine vuurvlinder incidenteel + + Libellen azuurwaterjuffer zeer frequent + + + blauwe glazenmaker incidenteel + bruine glazenmaker incidenteel + bruine winterjuffer frequent + bruinrode heidelibel frequent + + + glassnijder incidenteel + grote keizerlibel incidenteel + + lantaarntje incidenteel + + noordse witsnuitlibel incidenteel + platbuik frequent + + + smaragdlibel incidenteel + steenrode heidelibel frequent + + + tengere pantserjuffer incidenteel + viervlek frequent + + + vuurjuffer frequent + watersnuffel frequent + + weidebeekjuffer incidenteel + zwarte heidelibel incidenteel + Sprinkhanen boskrekel incidenteel + bruine sprinkhaan frequent + + + ratelaar frequent + + + zanddoorntje frequent + Loopkevers bastaardzandloopkever frequent + + + kleine wespenbok incidenteel + korrelschalebijter incidenteel + slakkenloopkever incidenteel + op 7 juni in hele plangebied aanwezig regionale zeldzaamheid landelijk vrij schaars landelijk vrij schaars landelijk vrij schaars 20

1 passages of abundantie. 2 onder midden wordt verstaan het ecoduct zelf tussen de balustrades, zuid en noord betreffen de voeten van het ecoduct t/m begrenzing werkterrein, in dit geval is noord tevens de spoortunnel. Dagvlinders Er zijn in 2013 slechts 5 soorten dagvlinders op en rond het ecoduct waargenomen (in het studiegebied zijn nog maar weinig kruiden, grassen / bloemrijke vegetaties tot ontwikkeling gekomen). Wel zijn alle soorten in ieder geval boven op het ecoduct vastgesteld. De aantallen zijn echter (nog) laag. Libellen Er zijn in 2013 18 soorten libellen in het studiegebied vastgesteld. Dit relatief hoge aantal soorten in te danken aan de reeds langer bestaande rijke poel ten noorden van de spoorlijn, waar alle 18 soorten zijn vastgesteld. Hieronder bevinden zich landelijk of regionaal gezien minder algemene tot vrij zeldzame soorten als glassnijder, noordse witsnuitlibel, tengere pantserjuffer en weidebeekjuffer. Veruit de talrijkste soort hier is azuurwaterjuffer. Van de 18 soorten is ook een aantal soorten (6) boven op het ecoduct vastgesteld. Dit betreft uitsluitend algemenere soorten als bruinrode heidelibel en viervlek. Bij het nieuwe poeltje aan de zuidvoet zijn globaal dezelfde soorten (7) als boven op het ecoduct vastgesteld. Foto 3.3 Vrouwtje platbuik, 14 juni 2013, bestaande poel noordzijde ecoduct Nijverdal. Sprinkhanen Behalve de algemene bruine sprinkhaan en ratelaar (die ook boven op het ecoduct voorkomen), zijn tevens boskrekel (in het dennenbos ten noordoosten van de voorzieningen) en pioniersoort zanddoorntje (rond de nieuwe poel tussen het ecoduct en de spoortunnel) waargenomen. Het aantal soorten sprinkhanen op en rond ecoduct Nijverdal is (nog) gering: grazige en/of ruigtevegetaties zijn (nog) slecht ontwikkeld. 21

Loopkevers Hoewel onder de plaatjes nauwelijks loopkevers zijn aangetroffen (uitsluitend tweemaal een violette loopkever), zijn in het vrije veld tevens bastaardzandloopkever (maximaal 30 per keer), kleine wespenbok (1), korrelschalebijter (1) en de vrij schaarse slakkenloopkever (1) waargenomen. Foto 3.4 Slakkenloopkever, 14 juni 2013, actief rondlopend boven op ecoduct Nijverdal. 3.5 Overige waarnemingen Doelsoorten: vogels, overige soorten Zie tabel 3.5 voor de waargenomen vogelsoorten per deellocatie. Tabel 3.5 Waargenomen vogelsoorten in studiegebied Nijverdal in 2013. Soort Zuid Midden 1 Noord Opmerkingen boerenzwaluw + eenmaal over het ecoduct trekkend barmsijs + eenmaal overvliegend zuidtalud boomklever + + broedvogel achterland beide zijden boomkruiper + + broedvogel achterland beide zijden boomleeuwerik + + + broedvogel: óók op ecoduct boompieper + + broedvogel achterland beide zijden buizerd + + regelmatig over ecoduct vliegend fitis + broedvogel achterland noordzijde geelgors + + + broedvogel achterland beide zijden gekraagde roodstaart + + broedvogel achterland beide zijden gierzwaluw + regelmatig over ecoduct vliegend glanskop + eenmaal roepend 22

goudhaan + + beide zijden achterland noordzijde goudvink + + roepend gehoord achterland beide zijden graspieper + regelmatig over ecoduct trekkend grote bonte specht + + broedvogel achterland beide zijden houtduif + + regelmatig over ecoduct vliegend kauw + regelmatig over ecoduct vliegend keep + regelmatig overtrekkend in de herfst kolgans + regelmatig overtrekkend in de herfst koolmees + + + broedvogel achterland beide zijden koperwiek + regelmatig overtrekkend in de herfst kramsvogel + regelmatig overtrekkend in de herfst kruisbek + + + talrijk in de herfst rond het ecoduct kuifmees + + broedvogel achterland beide zijden pimpelmees + + broedvogel achterland beide zijden putter + eenmaal over het ecoduct trekkend raaf + tweemaal over het ecoduct vliegend rietgors + eenmaal over het ecoduct trekkend roodborst + + + broedvogel o.a. in stobbenwal sijs + + regelmatig overtrekkend in de herfst spreeuw + regelmatig overtrekkend in de herfst staartmees + roepend gehoord achterland noordzijde tjiftjaf + broedvogel achterland zuidzijde vink + + + broedvogel achterland beide zijden wespendief + eenmaal hoog over het ecoduct trekkend wilde eend + eenmaal twee mannen in de poel winterkoning + + broedvogel o.a. in stobbenwal witte kwikstaart + broedvogel op ecoduct, ook trekkend zanglijster + + broedvogel achterland beide zijden zwarte kraai + + regelmatig over ecoduct vliegend zwarte mees + broedvogel achterland noordzijde zwartkop + broedvogel achterland noordzijde 1 onder midden wordt verstaan het ecoduct zelf tussen de balustrades, zuid en noord betreffen de voeten van het ecoduct t/m begrenzing werkterrein, in dit geval is noord tevens de spoortunnel. De meeste waargenomen vogelsoorten vertoonden geen directe binding met het ecoduct (trokken bijvoorbeeld hoog over of zongen in het achterland en waren vanaf het ecoduct duidelijk te horen), maar voor enkele soorten betrof het ecoduct in 2013 (nieuw) broedgebied: boomleeuwerik (zie foto), roodborst, winterkoning en witte kwikstaart. Daarnaast vlogen enkele soorten tijdens de veldbezoeken dermate laag en gericht over het ecoduct, dat de constructie gezien kon worden als geleidend landschapselement voor de betreffende individuen op dat moment. Dit betrof o.a. buizerd en raaf. Ook verplaatsingen van enkele soorten zangvogels gingen gepaard 23

met landen / foerageren op het ecoduct of met steeds heen en weer vliegen van de noord- naar de zuidzijde en weer terug. Dit betrof o.a. geelgors respectievelijk goudvink en groepen kruisbekken (waarvoor 2013 een invasiejaar was). Foto 3.5 Pas uitgevlogen jonge boomleeuwerik, 14 juni 2013, boven op ecoduct Nijverdal. Overige soortgroepen Buiten de specifiek onderzochte soortgroepen zijn ook enkele terloopse waarnemingen van soorten uit andere soortengroepen gedaan: 2 soorten wespen (hoornaar en de sluipwesp Dolichomitus imperator) en 4 soorten nachtvlinders (dennenspanner, gamma-uil, hageheld en mi-vlinder). 3.6 Verkeersslachtoffers Doelsoorten: grote en middelgrote zoogdieren Op 7 oktober 2013 is een steenmarter gevonden, pal onder ecoduct (hmp 31,02). 24

4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Tijdens de monitoring in 2014 zijn in totaal 7 zoogdieren-, 2 reptielen-, 3 amfibieën-, 18 libellen-, 5 dagvlinders-, 4 sprinkhanen- en 5 loopkeversoorten binnen het studiegebied aangetroffen. Het aantal is hiermee nog relatief laag in relatie tot aantal soorten in het achterland (Sallandse Heuvelrug). Belangrijkste oorzaak hiervan is de, vooralsnog, beperkte vegetatieontwikkeling en rijkdom en daarmee dekking voor muizen, maar ook leefgebied voor dagvlinders en sprinkhanen. Door de schrale, zandige toplaag is het gebied nog relatief kaal. Desondanks lijkt de heide goed aan te slaan waardoor het slechts een kwestie van tijd is voordat het aantal soorten zal toenemen. Van de zoogdieren ontbreken met name de kleine marterachtigen (wezel, hermelijn) in het rijtje van waarnemingen. Kleine marterachterigen zijn waarschijnlijk te snel voor de cameraval en hierdoor gemist. Van frequent gebruik is in ieder geval geen sprake. Van de kleine zoogdieren is alleen bosmuis geregistreerd met de cameraval. Doorgaans worden muizen ook onder reptielenplaatjes aangetroffen maar dat was hier niet het geval. Daarnaast zijn in totaal 43 verschillende vogelsoorten waargenomen, waarvan 19 soorten binnen het studiegebied broeden. De overige soorten betreffen overvliegende dieren of incidentele waarnemingen. Geconcludeerd kan worden dat de ecopassage wordt gebruikt door alle geformuleerde soortgroepen, en meer! Ree en haas zijn frequente gebruikers van de ecopassage en levendbarende hagedis is midden op het ecoduct waargenomen! 4.2 Aanbevelingen Gezien het lage aantal verkeersslachtoffers tijdens de onderzoeksperiodes kan geconcludeerd worden dat de afrastering goed functioneert. Daarnaast is het van belang dat de poelen visvrij blijven. Regelmatig controleren, en indien vis aanwezig deze wegvangen, door de terreinbeheerder is hierbij een pré. Dit geldt uiteraard ook voor de afrastering en ingangen van de ecotunnels; beide door de wegbeheerder. Met uitzondering van het in toom houden cq verwijderen van grove den en Amerikaanse vogelkers is vooralsnog geen aanvullend beheer nodig. 25

Reebok onder de spoortunnel op 9 november 2012. Reebok over het ecoduct op 24 mei 2013. 26

5 Literatuur Emond, D. & G.J. Brandjes, 2013. Monitoringplan ecoduct Nijverdal. Onderdeel van de 9 ecoducten op de Veluwe, Utrechtse en Sallandse Heuvelrug. Rapportnr. 12-212e. Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Ministerie van Verkeer & Waterstaat, 2005. Leidraad faunavoorzieningen bij wegen. Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft. Provincie Gelderland afd. Landelijk Gebied, 2006. Schetsboek Ecoducten Veluwe. Begeleidingscommissie Ecoducten Veluwe. Van der Grift. E.A., 2010. Richtlijnen voor het meten van het gebruik van faunapassages. Versie 1.0 27

28

Bureau Waardenburg bv Adviseurs voor ecologie & milieu Postbus 365, 4100 AJ Culemborg Telefoon 0345-512710, Fax 0345-519849 E-mail info@buwa.nl, www.buwa.nl