heeft de Landelijke Klachtencommissie voor het Katholiek Onderwijs (de Commissie) het volgende advies uitgebracht aan de stichting x:

Vergelijkbare documenten
LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Klacht betreffende een volgens de vader onjuist schoolkeuzeadvies

Klacht betreffende de begeleiding van een zorgleerling op een cluster-4 school

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies nummer 2014 N juni 2014

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE KATHOLIEK ONDERWIJS. Klachtnummer 2017/145. Advies aan: het bestuur van de Stichting x te P1 (verder: het bevoegd gezag),

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

Klacht betreffende de school verweten onheuse bejegening van een overblijfkracht. De Commissie verklaart de klacht deels gegrond en deels ongegrond.

Klagers klagen erover dat de directeur onvoldoende heeft uitgezocht of en welke begeleiding hun zoon nodig had bij zijn dyslexie.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-7 16 april 2015

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Klacht betreffende een melding die volgens de ouders ten onrechte bij het AMK is gedaan.

Blijkens de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, luidt de klacht als volgt:

Naar het oordeel van de Commissie is niet komen vast te staan dat er fouten zijn gemaakt bij het afnemen van toetsen bij de leerling.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

Klacht over verlengde kleuterperiode. School heeft verkeerde informatie doorgegeven aan andere school. Klachten ongegrond.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

Advies aan: Het bestuur van Stichting X, Stichting voor Speciaal Onderwijs (verder: het bevoegd gezag),

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

SAMENVATTING Klacht van werkneemster over handelen bovenschools manager en over klachtafhandeling bevoegd gezag; PO

Klacht betreffende pestgedrag, intimidatie door de leerkracht en schorsing

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS. Klachtnummer 2017/100

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING. inzake de klacht van: de heer A te B, vader van C, D, E en F A, klager. tegen

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

ADVIES. de heer A en mevrouw B te K, ouders van C, leerling op school D te K, klagers

Klacht betreffende het waarborgen van de veiligheid van een leerling op school vanwege het gedrag van een docent.

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 09-11

tegen: mevrouw A1, directeur van de school, en de heer A2, voorzitter van het College van Bestuur, hierna ook te noemen 'verweerders',

Te hoge huurprijs vastgesteld? Summiere onderbouwing taxatierapport. Gebrek aan communicatie.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

ADVIES. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, verzoekster, gemachtigde: de heer mr. H.J. Stuyt

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

SAMENVATTING Klacht over o.a. onderwijskundige begeleiding en informatieverstrekking; PO

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET CHRISTELIJK ONDERWIJS

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

SAMENVATTING Klacht over veiligheid, overplaatsing, coaching, informeren leerplicht; PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

SAMENVATTING ADVIES. A, moeder van B, leerling VMBO klas 3kbad van het C te D, wonende te D, verzoeker, hierna te noemen klaagster

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klacht over discriminatie leerling. Er zijn geen feiten aangevoerd die discriminatie doen vermoeden. ADVIES

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

Een school of schoolbestuur mag stukken die persoonsgegevens bevatten niet zomaar delen met derden. ADVIES inzake de klacht van:

ADVIES. [verzoekster], wonende te [woonplaats], moeder van [de leerling], verzoekster, gemachtigde: [naam gemachtigde]

SAMENVATTING Klacht over informatieverstrekking, ontoereikend veiligheidsbeleid en niet adequate begeleiding; SO

SAMENVATTING Klacht over onprofessioneel handelen van directeur en intern begeleider en onpedagogisch handelen van leerkracht; PO

ADVIES. De Commissie heeft besloten om de twee resterende klachtonderdelen in behandeling te nemen en heeft deze als volgt samengevat:

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

SAMENVATTING /106161/ Klachten over pedagogisch handelen leerkracht en interne klachtafhandeling; PO

ADVIES / advies d.d. 6 februari 2018 pagina 1 van 5

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 09-09

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS. Klachtnummer 2017/188

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Klachtencommissie SCEN

Klacht over pedagogische handelwijze leerkracht en afhandeling van de klacht daarover; PO

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 12-11

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Klacht over informatieverstrekking aan jeugdzorg en ex-partner ongegrond omdat de school zorgvuldig gehandeld heeft.

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/807 Wtra AK van 1 maart 2019 van

SAMENVATTING ADVIES Klacht over informatieverstrekking en klachtbehandeling; PO

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

klacht over informatieverstrekking van de school aan de vader met ouderlijk gezag is gegrond. ADVIES

ADVIES. inzake de klacht van: de heer A, vader van B, klager gemachtigde: mevrouw mr. M. Shaaban. tegen

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 11-04

Klacht over informatieverstrekking gescheiden ouder zonder ouderlijk gezag, en over weigering rechtstreeks met hem te communiceren.

Klacht over te zwaar en dubbel straffen van een leerling en over niet nakomen van afspraken. ADVIES

SAMENVATTING Klacht over onzorgvuldig handelen directie en MR bij invoering continue rooster; PO

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

ADVIES. mevrouw A te B, ouder van C, voormalig leerling van obs D te B, klaagster

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

17.079T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

ADVIES. de heer A, wonende te B, mede namens andere ouders van school C, klagers. mevrouw F, voorzitter van de medezeggenschapsraad van C, verweerster

de heer A en mevrouw B te C, ouders van D, voormalig leerling van E te C, klagers

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

School hoefde moeder niet te informeren over ontvangst en inhoud brief van ex-echtgenoot. ADVIES

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

U I T S P R A A K

Aankoop nieuwbouwappartement mislukt. Beweerdelijke toezegging makelaar-verkoper. De Raad van Toezicht Oost geeft uitspraak inzake de klacht van:

OORDEEL VAN DE LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS INZAKE KLACHT 12-08

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

SAMENVATTING ADVIES. Klacht inzake seksuele intimidatie PO

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE CHRISTELIJK ONDERWIJS

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET ALGEMEEN BIJZONDER ONDERWIJS

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR TOETSING UITSPRAAK

Transcriptie:

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS Advies Klachtnummer 2015 Z-19 26 november 2015 Klaagster is op grond van een onterechte en onzorgvuldige beoordeiing tot mobiliteit gedwongen. Haar functioneren is tegenover collega s in een kwaad daglicht gesteld. Een en ander heeft voor klaagster beschadigend gewerkt. Klacht deels gegrond. Naar aanleiding van de klacht van mevrouw K., wonende te P, klaagster, als leerkracht verbonden geweest aan de katholieke basisschool S (hierna: de S school) te P, die door de stichting x in stand wordt gehouden, tegen: mevrouw A1, directeur, en het bestuur van de stichting x, verweerders, heeft de Landelijke Klachtencommissie voor het Katholiek Onderwijs (de Commissie) het volgende advies uitgebracht aan de stichting x: 1. Het verloop van de procedure Voor de loop van het geding verwijst de Commissie naar de volgende stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen: - de brief met bijlagen van de heer K2, echtgenoot van klaagster van 25 juli 2015, - het door klaagster ingevulde vragenformulier van 5 september 2015, - de brief met bijlage van mevrouw mr. A.C.M. Ranke, gemachtigde van verweerders, van 8 oktober 2015. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 26 november 2015 te Eindhoven. Op deze hoorzitting was aanwezig klaagster, vergezeld door haar echtgenoot en de heer mr. B.P.L. Vorstermans, gemachtigde van klaagster. Eveneens waren ter zitting mevrouw A1 voornoemd en mevrouw B. namens de stichting x, beiden vergezeld door mevrouw Ranke voornoemd.

2. De klacht 2.1 Blijkens de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, luidt de klacht als volgt: Klaagster is op grond van een onterechte en onzorgvuldige beoordeiing tot mobiliteit gedwongen. Haar functioneren is tegenover collega s in een kwaad daglicht gesteld. Een en ander heeft voor klaagster beschadigend gewerkt. De wijze van klachtafhandeling van de stichting x heeft geen recht gedaan aan klaagster. 2.2 Klaagster heeft het volgende aan haar klacht ten grondslag gelegd: Klaagster is sinds februari 2001 in dienst van de stichting x. Vanaf 2004 is zij taalcoördinator op de S1, een school die in 2013 na een fusie is opgegaan in de S school. Sinds 2010 heeft klaagster een LB-functie als leerkracht. Haar taak van taalcoördinator is toen gehandhaafd. Op 7 april 2014 heeft klaagster tot haar onaangename verrassing van de schooldirectie te horen gekregen dat er geen vertrouwen meer bestond in haar functioneren als taalcoördinator en dat zij moest solliciteren naar een LA-functie op een andere school van de stichting x. Het gespreksverslag heeft als onderwerp verplichte mobiliteit. In daarop volgende gesprekken en in een teamvergadering heeft klaagster aangegeven het met de gang van zaken niet eens te zijn. Blijkens haar personeelsdossier is het functioneren van klaagster in de loop der jaren namelijk als positief beoordeeld. Voorafgaand aan het gesprek van 7 april 2014 is klaagster nooit medegedeeld dat haar functioneren diende te verbeteren. Er zijn haar daartoe ook nooit tijd en middelen geboden. Voor zover klaagster zelf verbeterpunten heeft aangedragen ter vervulling van haar taak van taalcoördinator, zijn die niet opgepakt. In het gesprek van 7 april 2014 werd klaagster eveneens tegengeworpen dat zij niet aanwezig was geweest bij een teamvergadering die naar aanleiding van een inspectiebezoek was ingelast. Daaruit werd geconcludeerd dat klaagster onvoldoende betrokkenheid had bij het schoolgebeuren. Dit laatste verwijt acht klaagster niet op zijn plaats. De vergadering was op zeer korte termijn per e-mail aangekondigde bijeenkomst, die plaatsvond op een dag die voor klaagster, moeder van drie kinderen, geen reguliere werkdag was. Op 8 april is op verzoek van klaagster een vervolggesprek gehouden. Op 8 april 2014 is er ook een personeelsbijeenkomst geweest. Bij die gelegenheid heeft mevrouw A1 medegedeeld dat er twee personeelsleden moesten vertrekken. Daarmee is de indruk gewekt dat klaagster één van die twee was. Klaagster had, mede gelet op ziekte in haar naaste omgeving, geen behoefte aan een arbeidsconflict met mevrouw A1. Zij heeft gekozen voor een oplossing via interne mobiliteit. Zij is met ingang van het schooljaar 2014/2015 begonnen op een andere school van de stichting x.

Op 29 augustus 2015 is er een gesprek geweest met daarbij aanwezig klaagster, haar echtgenoot, mevrouw A1 en mevrouw B., P&O-adviseur van de stichting x. In dat gesprek is klaagster gevraagd na te denken over een demotietraject. De gang van zaken heeft voor klaagster beschadigend gewerkt. Bij het personeel van de S school is de indruk gewekt dat klaagster slecht heeft gefunctioneerd en dat zij tegen haar zin in de positie is gekomen dat zij op zoek moest naar een andere werkomgeving. Het heeft er alle schijn van dat zij de zwarte piet toegespeeld heeft gekregen van het negatieve oordeel van de onderwijsinspectie. Voor de gesuggereerde teruggang van de LB- naar een LA-inschaling is geen enkele reden aangevoerd. Erkenning van de kant van verweerders dat klaagster onheus behandeld is, is er niet gekomen, ook niet in het gesprek van 29 augustus 2014. Bij brief van 27 oktober 2014 heeft klaagster zich gewend tot het bestuur van de stichting x. In de brief heeft klaagster haar grieven neergelegd. Zij heeft aangegeven het ongewenst te vinden dat de gang van zaken zou leiden tot negatieve dossiervorming. De verslagen van de gesprekken van 7 en 8 april en van 29 augustus 2014 zouden dus uit haar personeelsdossier gehaald moeten worden. Verder heeft klaagster in de brief aangegeven dat zij haar LB-inschaling wilde behouden. Op 17 november 2014 heeft klaagster naar aanleiding van haar brief een gesprek gehad met het bestuur. Dat heeft geleid tot een brief van het bestuur, waarin erkend wordt dat het proces omtrent de overplaatsing niet zorgvuldig is geweest. Daarvoor worden excuses aangeboden. In de bewuste brief wordt ook gesteld dat de verslagen van de gesprekken van 7 april en 8 2014 en van 29 augustus 2014 niet verwijderd zullen worden uit het personeelsdossier van klaagster. Klaagster heeft per e-mailbericht van 3 december gereageerd op de brief van het bestuur. Zij heeft daarin nogmaals gewezen op haar wens om de bewuste gespreksverslagen uit het dossier te verwijderen. Op die e-mail heeft het bestuur gereageerd met een schrijven waarin staat dat het bij zijn standpunt blijft en dat klaagster de mogelijkheid heeft om een officiële klacht in te dienen bij het college van bestuur. Van die mogelijkheid heeft klaagster gebruik gemaakt. Zij heeft op 24 februari 2015 een brief aan het college van bestuur gezonden. In een gesprek dat naar aanleiding daarvan is gevoerd, is geen overeenstemming bereikt. Bij brief van 20 april 2015 is namens het bestuur medegedeeld dat de bewuste gespreksverslagen niet zullen worden verwijderd. De toevoeging van de schriftelijke reactie daarop van klaagster zou voldoende moeten zijn. Verder werd medegedeeld dat van de door mevrouw A1 gebezigde kwalificaties over het functioneren van klaagster geen afstand werd genomen. Het bestuur is in zoverre aan klaagster tegemoetgekomen dat erkend wordt dat het vervolgtraject rondom het proces van mobiliteit niet zorgvuldig is verlopen.

De wijze waarop de stichting x met de grieven van klaagster is omgegaan, doet haar geen recht. Zij wil dat van bestuurszijde erkend wordt dat zij ten onrechte naar een andere school is gemanoeuvreerd. 3. Het standpunt van verweerders Door en namens verweerders is gemotiveerd op de klacht gereageerd. Het volgende is in dat verband aangevoerd: Voor zover de klacht inhoudt dat klaagster ten onrechte gedwongen is overgeplaatst, behoort die niet door uw Commissie maar door de commissie van beroep te worden behandeld. De inhoudelijke vraag of klaagster op de school wel of niet goed heeft gefunctioneerd, behoort evenmin door de klachtencommissie te worden beantwoord. Voor wat betreft de grieven die wel ter beoordeling van uw Commissie zijn, wordt opgemerkt dat klaagster niet heeft aangetoond dat er een relatie zou bestaan tussen het handelen van verweerders en een eventueel negatief beeld van klaagster dat bij het team van de school zou bestaan. In het inspectierapport wordt het niet op orde zijn van het woordenschatonderwijs met name genoemd. Dat is voor een schooldirecteur uiteraard een reden geweest om met de taalcoördinator als eerstverantwoordelijke een gesprek te voeren. Het taalcoördinatorschap was in het geheel niet van de grond gekomen. Dat was wel degelijk een terecht punt van kritiek. In eerdere gesprekken was dat ook al aan de orde gesteld. In het gesprek van 7 april 2014 stond het functioneren van klaagster als taalcoördinator centraal, niet haar functioneren als leerkracht. Het gesprek heeft geleid tot een advies om elders te solliciteren. Van een gedwongen overplaatsing kon in dat stadium geen sprake zijn, omdat de schooldirecteur niet bevoegd is om een dergelijk besluit te nemen. Als de indruk is gewekt dat wel van een gedwongen overplaatsing sprake was, dan is dat onzorgvuldig. Daarvoor zijn ook excuses aangeboden. Ontkend wordt dat de inhoud van het gevoerde gesprek ter kennis van het gehele team is gebracht. Verder wordt in het midden gebracht dat verslagen van gesprekken met een personeelslid wel degelijk thuishoren in een personeelsdossier. Dat de betrokken werknemer de inhoud daarvan niet onderschrijft, doet daar niets aan af. De werknemer kan een reactie op een verslag aan het dossier toevoegen. Van die mogelijkheid heeft klaagster geen gebruik gemaakt. Wat betreft de inhoud van de gespreksverslagen geldt dat mevrouw A1 bepaalde zaken heeft opgemerkt, die zij ter sprake heeft gebracht. Op basis daarvan is een beoordeling gemaakt zoals in de verslagen is weergegeven. Er is geen aanleiding van de inhoud van die verslagen afstand te nemen. De klacht dient ongegrond te worden verklaard.

4. De beoordeling door de Commissie 4.1 De ontvankelijkheid van klaagster De Commissie acht klaagster ontvankelijk in haar klacht, aangezien zij kan worden aangemerkt als klager in de zin van de klachtenregeling die voor de school geldt en waarin aansluiting is gezocht bij de Commissie. 4.2. De gang van zaken In april 2014 heeft de onderwijsinspectie geconstateerd dat de school het woordenschatonderwijs niet op orde had. Dat was voor mevrouw A1 reden om op 7 april 2014 een gesprek aan te gaan met klaagster over het vervullen van haar taak als taalcoördinator. Mevrouw A1 was van oordeel dat de vervulling van die taak door klaagster onvoldoende tot uiting kwam. Het zou klaagster aan voldoende initiatief ontbreken om tot een oppakken van die taak te komen. Verder kwam in het gesprek naar voren dat klaagster zonder opgaaf van redenen de ingelaste personeelsvergadering die naar aanleiding van het inspectierapport was belegd, niet had bezocht. Dat zou duiden op te weinig betrokkenheid. Aan klaagster is aan het einde van het gesprek het advies gegeven te solliciteren naar een LA-functie op een andere school van de stichting x. Er is toen de indruk gewekt dat er sprake was van een verplichte mobiliteit. In de kop van het gespreksverslag wordt het begrip verplichte mobiliteit genoemd. In een aanvullend gesprek dat op 8 april 2014 tussen mevrouw A1 en klaagster is gevoerd, heeft eerstgenoemde aangegeven dat met het hanteren van het begrip mobiliteit volstaan kon worden. Op 8 april 2014 was er een teamvergadering op de school. Daarop heeft mevrouw A1 medegedeeld aan het personeel dat er twee personeelsleden zouden moeten vertrekken. Mede door het rapport van de onderwijsinspectie is bij het personeel de indruk gewekt dat klaagster gedwongen was te vertrekken. Klaagster heeft de zaak niet op de spits willen drijven. Zij is met ingang van het schooljaar 2014/2015 begonnen op een andere school van de stichting x. In een gesprek op 29 augustus 2014, waaraan klaagster en mevrouw A1 hebben deelgenomen, is aan klaagster een demotietraject voorgesteld. Mevrouw A1 heeft bij die gelegenheid haar negatieve oordeel over het functioneren van klaagster als taalcoördinator bevestigd. Daarna heeft klaagster zich gewend tot de stichting x met als voornaamste doel dat de door haar ervaren negatieve dossiervorming uit haar personeelsdossier zouden worden verwijderd. Ook zou de stichting x afstand moeten nemen van de beoordeling door mevrouw A1. Daarbij ging het met name om de verslagen van de gesprekken van 7 en 8 april 2014 en van 29 augustus 2014. De stichting x heeft blijkens haar brief van 20 april 2015 geweigerd de bewuste verslagen uit het personeelsdossier te halen. Zij heeft in dezelfde brief gesteld geen

afstand te nemen van de beoordeling door mevrouw A1 van het functioneren van klaagster. Van het nader onderbouwen van die beoordeling is afgezien. Wel zijn verontschuldigingen aangeboden voor het niet zorgvuldig verlopen van het vervolgtraject rondom het proces van mobiliteit. 4.3. De gegrondheid van de klacht Allereerst merkt de Commissie op dat voor haar geen taak is weggelegd voor wat betreft het inhoudelijk beoordelen van het functioneren van klaagster. Evenmin kan zij treden in de vraag of mevrouw A1 redelijkerwijs tot haar beoordeling van het functioneren van klaagster kon komen. De toetsing van de Commissie beperkt zich tot de volgende punten: a. De wijze waarop klaagster op en na het gesprek van 7 april 2014, werd behandeld. b. De behandeling van de grieven van klaagster door de stichting x. Ad a: In eerste instantie heeft mevrouw A1 bij klaagster de indruk gewekt dat zij viel onder de verplichte mobiliteit. In het verslag van het gesprek van 7 april 2014 is het begrip verplichte mobiliteit genoemd. Daarvan kan ten onrechte de suggestie zijn uitgegaan dat mevrouw A1 ook die bevoegdheid had. Weliswaar is het begrip de dag erop afgezwakt tot mobiliteit, maar in de teamvergadering die op 8 april 2014 plaatsvond, is aangekondigd dat twee personeelsleden moesten vertrekken. Tegen de achtergrond van het negatieve inspectierapport en van de gevoerde gesprekken lag het voor de hand dat klaagster die mededeling ook op zichzelf betrok. De Commissie is van oordeel dat mevrouw A1 door in eerste instantie het begrip verplichte mobiliteit te bezigen, de druk op klaagster om van school te veranderen ten onrechte kan hebben vergroot. Verweerders hebben dit onderkend en voor die onzorgvuldige gang van zaken inmiddels excuses aan klaagster aangeboden. In zoverre acht de Commissie dit onderdeel van de klacht gegrond. Ad b: Zoals hierboven aangegeven, kan de Commissie niet ingaan op inhoudelijke vragen die het functioneren van klaagster betreffen. Dat de in de verslagen opgenomen beoordeling over het functioneren van klaagster als taalcoördinator en het verstrekte mobiliteitsadvies op andere dan inhoudelijke gronden onzorgvuldig tot stand is gekomen kan de Commissie niet vaststellen. Voor het overige heeft het overgelegde dossier de Commissie geen reden opgeleverd om aan te nemen dat de stichting x bij het behandelen van de grieven van klaagster en bij het komen tot haar gevolgtrekkingen heeft gehandeld in strijd met wat van een goed bestuur verwacht mag worden. De Commissie verklaart dit onderdeel van de klacht ongegrond. 5. Aanbeveling Bij de bestudering van het dossier is het de Commissie opgevallen dat het formulier dat door school wordt gehanteerd voor de functioneringsgesprekken, een standaardkarakter draagt. Er ontbreekt een rubriek die betrekking heeft op bijkomende werkzaamheden die de leerkracht extra verdiensten opleveren.

De Commissie beveelt de stichting x aan dat zij erop toeziet dat het formulier functioneringsgesprek dat de bij haar aangesloten scholen hanteren, wordt aangepast. Aldus uitgebracht op 26 november 2015 door de Klachtencommissie voor het Katholiek Onderwijs, mevrouw mr. M.W. van der Veen voorzitter, mevrouw drs. W.Lippits-Wacht, lid mevrouw drs. V. Gommers-Weijnen, lid in tegenwoordigheid van de heer mr. H. Nentjes, adjunct-secretaris.