Financial literacy en de gemiddelde consument



Vergelijkbare documenten
Ondernemingsrecht. Nieuwsbrief

Onderzoek Indextrackers. Samenvatting

Om te weten waar je heen gaat, moet je eerste weten waar je vandaan komt!

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Datum 21 december 2015 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Ronnes en Oskam (beiden CDA) over binaire opties

Onderzoek Indextrackers. Samenvatting

Beleggingsadviseur Informatievoorziening

Financiële kennis Nederlandse huishoudens is beperkt

Wat u moet weten over beleggen

8.1.2a. Informatieverstrekking door beleggingsondernemingen en aanbieders van hypothecair krediet

Consumenteninformatie van de Autoriteit Financiële Markten. Loop geen onnodig risico. Verstandig beleggen

Samenvatting. 1. Procedure

De (bijzondere) zorgplicht van de hypotheekadviseur / aanbieder. Zorgplicht: wat kan beter?

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Amsterdam, 3 juli Betreft: Reactie VV&A aan MinFin inzake MiFiD II. Geachte heer, mevrouw,

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 11 november 2013 heeft ontvangen.

Voorbereiding voor het gesprek met uw bank over de herbeoordeling van uw rentederivaat

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Checklist beleggen in vastgoed

Beleggingsbeleid in de bedrijfsvoering

Onjuiste pensioenopgaven

Informatie over de Autoriteit Financiële Markten. Een kennismaking. Wat doet de AFM?

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

Informatieverstrekkingsverplichtingen

OEFENEXAMEN INTEGRITEITSMODULE DSI FINANCIEEL ADVISEUR

Internetconsultatie Wet implementatie richtlijn markten voor financiële instrumenten. 6 juli 2015

Precontractuele informatieverplichtingen voor financiële dienstverleners

Tweede Kamer der Staten-Generaal


de naamloze vennootschap Binck Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De rente stijgt: welke gevolgen heeft dat voor u?

Samenvatting. 1. Procedure

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mw. mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

Beleggen voor het Rabo BedrijvenPensioen

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. T. Boerman, secretaris)

ECLI:NL:RBROT:2012:BX8840

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

10 dingen over rente die beleggers moeten weten

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

I n z a k e: T e g e n:

Samenvatting. 1. Procedure

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

Datum 24 april 2013 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Dijkgraaf (SGP) over de column dat Deutsche Bank in strijd handelt met de zorgplicht

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Samenvatting. 1. Procedure

Q&A vrijstellingsregeling prospectusplicht September 2017

Bij beantwoording vermelden Uw kenmerk Doorkiestelefoon Leeuwarden L/JFZ/MK (058) april 2015

Samenvatting. 1. Procedure

Terug naar de kern Bob Hendriks

Beleggingsmodel Fondsen

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intermediaire Voorschotbank B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van de verordening (EU) nr. 1286/2014 van het

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. 1. Procesverloop

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. drs. M.H. Hendrikse, voorzitter en mr. F.

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

Workshop gedragstoezicht BES

Checklist beleggen in vastgoed

Rendement, Effectief rendement, IRR, wat is het nu?

Beleggersgids. Waarom geeft de ESMA deze gids uit? Wat is de ESMA?

Samenvatting. 1. Procedure

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

GHCB Uitspraak van 31 januari 2012

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Rubriek \ Bank-en effectenrecht College Voorzieningenrechter Rechtbank Rotterdam

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De Verzekeringsspecialist B.V., gevestigd te Nijmegen, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBGEL:2015:913

Welkom bij de HypotheekSpecialist

4. De motivering van de beslissing in hoger beroep

JOR 2013/103 Rechtbank Amsterdam 19 december 2012, HA ZA ( mr. Vink mr. Berkhout mr. Frakes )

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

MiFID 2 Nieuwe regels voor beleggen

Rapport. Op het verkeerde been

Zorgplicht en kwaliteit dienstverlening. Ruud van der Mast, introductie compliance

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hypotheek Visie Centrale B.V., gevestigd te Best, hierna te noemen Aangeslotene.

R e g i s t r a t i e k a m e r

Onderwerp: Klacht van [Z] inzake de SprintPlan overeenkomst met nummer [1]

Brochure. Beleggingsbeleid

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

bestuurlijke boete te hoog, Toepassing bestuurlijke lus, Vervolg op Rb. Rotterdam 1 december

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

De privaatrechtelijke zorgplicht van de verzekeringstussenpersoon

De financiële situatie van Pensioenfonds UWV vanaf 31 augustus 2014

Generieke zorgplichten: theorie en achtergrond. Prof.mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai, 21 september 2012

Tekst Nationaal regime MiFID. Bijlage. Toetstermen als bedoeld in artikel 36a, lid 2. toetsterm 1

De grond onder uw woning is óók geld waard! Grondvermogen van Finquiddity

Willem Pel. Met dank aan: mevrouw Dr G.H.M.M. ten Horn, Sylvia Janssen en Dick van Velzen

Administratiekantoor H.C. Snoei, gevestigd te [plaats], hierna te noemen Aangeslotene.

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Enkele knelpunten bij beleggingsverzekeringen

De zorgplicht van banken ten opzichte van professionele beleggers. Freddie Stoutmeijer Juli 2015

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

Transcriptie:

Financial literacy en de gemiddelde consument mr. W.M. Schonewille LL.M. MiF en mr. C.M. Verhage * Nederlanders hebben in de afgelopen jaren steeds meer eigen verantwoordelijkheid gekregen voor hun financiële beslissingen. De overheid stelt steeds minder financiële en sociale zorg ter beschikking zodat het publiek op zichzelf is aangewezen om de benodigde voorzieningen te treffen. 1 Het aantal burgers dat direct of indirect actief is op de vermogensmarkten is dan ook toegenomen. 2 Bovendien zijn steeds nieuwe financiële producten en diensten ontwikkeld, die vaak complex zijn. De verschuiving van verantwoordelijkheid en beslissingsbevoegdheid naar de burger veronderstelt dat de burger in staat is zelfstandig financiële beslissingen te nemen. Om de burger hiertoe in staat te stellen, zijn de informatie- en waarschuwingsverplichtingen voor financiële ondernemingen stevig toegenomen. De relevante regelgeving tracht te waarborgen dat de consument daadwerkelijk, volledig en juist wordt geïnformeerd. Het is echter maar zeer de vraag of de gemiddelde Nederlandse burger voldoende in staat is de verstrekte informatie en waarschuwingen te begrijpen en te doorgronden. Het Gerechtshof in Den Bosch lijkt daarvan niet overtuigd: De gemiddelde consument zal doorgaans immers niet op de hoogte zijn van de werking van financiële markten en hoeft dat ook niet te zijn. 3 Andere jurisprudentie is echter bijzonder genuanceerd. Bij het opstellen van het informatiemateriaal (brochure, prospectus, overeenkomst) moet worden uitgegaan van de gemiddelde consument. Uit rechtspraak blijkt dat de rechter een vrij hoog kennisniveau veronderstelt bij die gemiddelde consument en dus geregeld meent dat het verstrekte informatiemateriaal voldoet aan de regelgeving. Wij menen echter dat de kennis en kunde van de gemiddelde consument wordt overschat. Wij zien een aanzienlijke kloof tussen hetgeen een consument door deze rechtspraak verondersteld wordt te begrijpen en hetgeen hij daadwerkelijk begrijpt. Daarnaast kan een klant ook wel eens een benedengemiddeld geïnformeerde consument zijn. Dat betekent dat in theorie voldaan kan zijn aan alle formele informatie- en waarschuwingsplichten, maar dat de consument de verstrekte informatie toch niet heeft kunnen doorgronden. De norm van begrijpelijkheid voor de gemiddelde consument is dan gehaald, maar het doel voor deze consument is niet bereikt. Dit veroorzaakt een mogelijk spanningsveld binnen financiële ondernemingen. Moet bij het inrichten van processen, het opstellen van informatiemateriaal en het geven van adviezen worden uitgegaan van de norm zoals vastgesteld in wetgeving en rechtspraak of van de daadwerkelijke consument? Deze laatste vraag is in de kern geen juridische vraag, maar meer een morele vraag. Wat als de verstrekte informatie juridisch gezien prima door de beugel kan, maar eigenlijk niet aansluit bij de financiële kennis en kunde van de consument? Het gevaar bestaat dat (de verdenking ontstaat dat) gebruik wordt gemaakt van de financiële onkunde van de consument om producten makkelijker aan de man te brengen, zonder daarbij de regels te overtreden. Financiële ondernemingen zouden zichzelf echter ook een strengere norm kunnen opleggen door zich bij de informatieverstrekking bewust te zijn van de lage financiële kennis en vaardigheden van de consument. Wettelijk kader Om de consument in staat te stellen zelfstandig financiële beslissingen te nemen, zijn diverse informatieverplichtingen opgenomen in de wet. Door de consument te informeren over de kenmerken en voordelen en risico s van financiële transacties zou de consument de transactie adequaat moeten kunnen beoordelen. De verplichting om de consument volledig, adequaat en correct te informeren is verankerd in zowel het publiek- als het privaatrecht. Wft Een belangrijke bron is de Wet op het financieel toezicht (Wft). De Wft geeft voor verschillende financiële ondernemingen en verschillende financiële activiteiten regels ten aanzien van de informatie die moet worden verstrekt. Steeds wordt benadrukt dat de informatievoorziening zodanig moet zijn dat de consument in staat wordt gesteld een geïnformeerde en weloverwogen beslissing te nemen. Op grond van art. 4:19 lid 2 Wft dienen financiële ondernemingen correcte, duidelijke en niet misleidende informatie te verstrekken aan cliënten. Aan deze bepaling is voor beleggingsondernemingen nader invulling gegeven in art. 51a van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo). Zo dient de beleggingsonderneming aan een nietprofessionele belegger informatie te verstrekken die onder meer accuraat is en niet wijst op mogelijke voordelen zonder ook een correcte en duidelijke indicatie te geven van de mogelijke risico s. De verstrekte informatie moet toereikend zijn en door de presentatie ervan te begrijpen zijn voor het * W.M. Schonewille LL.M. MiF en C.M. Verhage zijn beiden als advocaat werkzaam te s-gravenhage. 1. F.M.A. t Hart en C.E. du Perron, De geïnformeerde consument. Is informatieverstrekking een effectief middel om consumenten afgewogen financiële beslissingen te laten nemen, Deventer: Kluwer 2006, p. 2. 2. DNB, Kwartaalbericht Juni 2006. 3. Hof s-hertogenbosch 29 mei 2012, LJN BW6738. 267

Financial literacy en de gemiddelde consument gemiddelde lid van de groep tot wie zij is gericht. Daarnaast mogen belangrijke vermeldingen of waarschuwingen niet verhuld of afgezwakt worden weergegeven. Deze regel geldt voor verplichte informatie (zoals een prospectus of financiële bijsluiter) en onverplichte informatie (zoals reclame) die wordt verstrekt. Art. 4:20 Wft legt expliciet vast dat alle informatie moet worden verstrekt die redelijkerwijs relevant is voor een adequate beoordeling van de dienst of het product. In ieder geval dient een algemene beschrijving van de aard en risico s van de financiële instrumenten te worden gegeven die gedetailleerd genoeg is om de niet-professionele belegger in staat te stellen de beleggingsbeslissing te nemen (art. 58c Bgfo). Een beleggingsonderneming dient bovendien informatie in te winnen over onder meer de relevante kennis en ervaring van de cliënt (art. 4:23 Wft). De aldus ingewonnen informatie dient van dien aard te zijn dat de cliënt, gelet op zijn kennis en ervaring, kan begrijpen welke beleggingsrisico s aan de transactie of het beheer van zijn portefeuille verbonden zijn (art. 80c Bgfo). Art. 4:23 Wft omvat strikt genomen geen informatieverplichting. De combinatie van art. 4:20 Wft en art. 4:23 Wft brengt echter mee dat een beleggingsonderneming de informatievoorziening dient af te stemmen op de kennis en ervaring van de cliënt in kwestie. Omdat in de markt onduidelijkheid bestond wat in het kader van deze regelgeving wel en niet begrijpelijk was, publiceerde de AFM in december 2007 de Leidraad Begrijpelijkheid. Hoewel deze Leidraad een aantal praktische valkuilen identificeerde en meerdere concrete, bruikbare tips kende, is deze Leidraad inmiddels offline gehaald. 4 Privaatrecht Naast de publiekrechtelijke regels, geeft ook het civiele recht regels omtrent informatieverstrekking. Het niet verstrekken van voldoende informatie kan onder omstandigheden grond zijn voor een vordering wegens dwaling, bedrog of onrechtmatige daad. Onrechtmatig is onder meer het voeren van een oneerlijke handelspraktijk. Handelen richting consumenten in strijd met de vereisten van professionele toewijding, waardoor het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt en waardoor de gemiddelde consument een besluit neemt over een overeenkomst dat hij anders niet had genomen, is een oneerlijke handelspraktijk (art. 6:193b BW). Misleidende handelspraktijken zijn vanzelfsprekend ook een oneerlijke handelspraktijk. Misleiding kan kort gezegd bestaan uit het verstrekken van onjuiste of onvolledige voor een belegger essentiële informatie. Ook het weglaten of verdoezelen van essentiële informatie kan misleidend zijn (misleidende omissie). Norm: de gemiddelde consument Voornoemde regels hebben gemeen dat wat de duidelijkheid van de informatie betreft in principe 5 mag worden uitgegaan van de gemiddelde consument. 6 Dit is een cliënt die bereid is zich in de aangeboden informatie te verdiepen om aldus na te gaan wat de kenmerken en risico s van een financieel product zijn en om te achterhalen of het product voor hem geschikt is. De informatie moet zijn gericht op de vermoedelijke verwachting van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument tot wie de informatie zich richt of die zij bereikt. In het element gemiddeld geïnformeerde ligt besloten dat het dus niet hoeft te gaan om een consument met specifieke kennis over de betreffende financiële dienst. 7 Rechtspraak Wie is nou die gemiddelde consument en wat mag er van de gemiddelde consument worden verwacht? De rechtspraak geeft een kleurrijk beeld van de kennis en mate van begrip die aan de gemiddelde consument wordt toegedicht. Een paar voorbeelden waaruit volgt dat de rechterlijke macht veel vertrouwen heeft in de kennis en het begrip van consumenten met betrekking tot financiële transacties. Kennis over rente en inflatie De rechterlijke macht in Nederland acht de gemiddelde consument goed op de hoogte van de samenhang tussen rente over spaartegoeden en schulden enerzijds en de ontwikkelingen op de vermogensmarkten anderzijds. Zo overwoog de Rechtbank Rotterdam dat de consument die voornemens is om voor een bestaande hypotheek een nieuwe rentevastperiode af te sluiten, ermee bekend mag worden veronderstelt dat een langere duur van de vaste rente in beginsel gepaard gaat met een hoger rentepercentage, gelet op het toenemende risico voor de bank dat de rente bij een veranderende marktsituatie op enig moment te laag blijkt te zijn. 8 In mei 2011 oordeelde de Rechtbank Amsterdam dat voor een gemiddelde consument zeker vanaf het najaar van 2008 tegen de achtergrond van de mondiale kredietcrisis duidelijk moet zijn geweest dat de aangeboden spaarrente van 4% niet tot in de lengte van dagen ongewijzigd zou blijven, maar dat de hoogte daarvan ook afhankelijk zou kunnen zijn van zich wijzigende marktomstandigheden. 9 Dit terwijl in de folder, brief en op de website stond vermeld dat het een vaste rente betrof. In de na aanvraag (!) toegezonden handleiding stond vermeld dat het actuele rentepercentage op de website zou komen te staan. Uitsluitend in de meegezonden voorwaarden stond met zoveel woorden vermeld dat het variabele rente betrof. De consument diende dus volgens de rechtbank te begrijpen dat de rente zou variëren zonder dat dit uitdrukkelijk was vermeld in de folder en brief. Het oordeel van de rechtbank impliceert bovendien dat de gemiddelde consument zou weten bij welke marktontwikkelingen de rente zou stijgen of dalen. De consument moet immers afwegen of de spaarrekening nu en in de toekomst naar verwachting gunstig is ten opzichte van andere spaarrekeningen met bijvoorbeeld een (lagere) vaste rente. 4. De AFM stelt daarover thans: De leidraad Begrijpelijkheid is inmiddels door de tijd achterhaald en wordt op dit moment aangepast aan nieuwe inzichten. De nieuwe leidraad komt binnenkort beschikbaar. 5. Wij wezen al op de invloed van art. 4:23 Wft op de informatieverstrekking door beleggingsondernemingen. 6. Vgl. Kamerstukken II 2005/06, 29 708, nr. 19, p. 321; HR 27 november 2009, JOR 2010/43 (World Online) en HR 30 mei 2008, NJ 2012/622 (De Boer/TMF). 7. Vgl. HR 5 juni 2009, JOR 2009/200 (GeSp/Aegon). 8. Rb. Rotterdam 5 augustus 2009, LJN BJ5754, r.o. 5.4. 9. Rb. Amsterdam 18 mei 2011, RF 2011/81. 268 Tijdschrift voor Compliance Nr. 4 december 2012

Financial literacy en de gemiddelde consument Kennis over beleggen De rechter heeft ook een hoge pet op van de financiële kennis bij de consument als het gaat om beleggingen. In veel van de procedures die zijn gevoerd over effectenleaseproducten werd door de rechter vrij eenvoudig aangenomen dat het voor de gemiddelde consument duidelijk moest zijn dat het product een geldlening betrof waarover rente moest worden betaald, dat het geleende bedrag zou worden belegd in aandelen en dat het geleende bedrag na verloop van tijd moest worden terugbetaald, ongeacht de waarde van de aandelen op het tijdstip van de verkoop daarvan. Het informatiemateriaal ging in de meeste gevallen echter mank omdat onvoldoende nadrukkelijk was gewaarschuwd voor het restschuldrisico. 10 Echter, over de constructie was naar de mening van de rechtscolleges in de meeste gevallen voldoende informatie verstrekt. Dit terwijl het woord lening bijvoorbeeld niet voorkwam in de verstrekte informatie. In een procedure die geen effectenleaseproduct betrof overwoog de Rechtbank Amsterdam dat het vanzelfsprekend is dat degene die een garantie verstrekt kan failleren en dat dan niet tot de gegarandeerde uitkering kan worden overgegaan. 11 Op dit risico hoeft de consument volgens de rechtbank niet uitdrukkelijk te worden gewezen. Ook niet als het gaat om een garantie die is afgegeven door een andere vennootschap dan de uitgevende instelling. In casu betrof het notes die waren uitgegeven door Lehman Brothers Treasury Co B.V. (LBTC) en waarvan de uitkering was gegarandeerd door het Amerikaanse Lehman Brothers Holding Inc (LBH). Naar het oordeel van de rechtbank moet het ook voor de niet-professionele belegger duidelijk zijn geweest dat de garantie werd afgegeven door LBH en dat de aard en de omvang van de garantie een op een samenhing met de kredietwaardigheid van LBH. Dat de rechter veronderstelt dat de gemiddelde consument een behoorlijk inzicht heeft in de eigenschappen van verschillende typen beleggingen, blijkt ook uit het arrest van het Hof Leeuwarden uit 2006. Het hof overwoog dat het een feit van algemene bekendheid mag heten dat een belegging in vastrentende obligaties in het algemeen minder rendeert dan beleggingen in aandelen, maar ook aanzienlijk minder risico s kent. 12 Wetenschappelijk onderzoek Opvallend is dat de rechtspraak een vrij grote mate van begrip en kennis toedicht aan de gemiddelde consument, terwijl uit onderzoeken blijkt dat de financiële kennis en vaardigheden van de Nederlandse bevolking laag zijn. Om die reden startte het Ministerie van Financiën in samenwerking met ruim 40 organisaties het project Wijzer in Geldzaken. Zij zetten zich in om het financiële inzicht van de Nederlanders te vergroten, zodat consumenten beter in staat zijn financiële beslissingen te nemen. De wetenschappelijke onderbouwing van de noodzaak met zo n initiatief te komen bestaat al langer. In 2005 is in opdracht van DNB uitgebreid onderzoek gedaan naar de financiële geschooldheid van Nederlanders. 13 De financiële geschooldheid van het Nederlandse publiek blijkt onder de maat te zijn. Dezelfde conclusie kan worden getrokken uit een recenter onderzoek in opdracht van AXA Investment Managers dat in juni 2009 is gedaan naar Fondsenkennis in Nederland. 14 De resultaten van het DNB-onderzoek zijn representatief voor de Nederlandse samenleving. Ruim 2000 personen die binnen het gezin de financiën beheren, kregen een vragenlijst voorgelegd. De vragenlijst bestond uit twee sets vragen. De eerste set betrof vijf vragen over rente en inflatie. De tweede set vragen betrof acht vragen over beleggingen. Met de eerste set vragen werd onderzocht in hoeverre de ondervraagden basale financieel-economische inzichten hadden bij begrippen als samengestelde rente, geldontwaarding en geldillusie. De volgende vragen werden voorgelegd. Achter de vraag vermelden wij het percentage ondervraagden dat de vraag juist heeft beantwoord. Vijf vragen over rente en inflatie 1. Veronderstel dat u 100 op een spaarrekening hebt en de rente is 2% per jaar. Hoeveel denkt u dan dat u na vijf jaar op de spaarrekening hebt, ervan uitgaande dat u al het geld op deze rekening laat staan: meer dan 102, precies 102 of minder dan 102? (90,8%) 2. Veronderstel dat u 100 op een spaarrekening heeft en de rente is 20% per jaar en u neemt nooit geld of rente op. Hoeveel zou u dan na vijf jaar in totaal op de rekening hebben: meer dan 200, precies 200 of minder dan 200? (76,2%) 3. Veronderstel dat de rente op uw spaarrekening 1% per jaar is en de inflatie is gelijk aan 2% per jaar. Zou u dan na 1 jaar meer, precies hetzelfde of minder kunnen kopen dan vandaag met het geld op de rekening? (82,6%) 4. Stel dat uw vriend vandaag 10.000 erft en zijn broer erft 10.000 over drie jaar. Wie van de twee is rijker vanwege de erfenis: uw vriend, zijn broer of zijn zij even rijk? (72,3%) 5. Stel dat uw inkomen in het jaar 2010 is verdubbeld en dat ook de prijzen van alle goederen zijn verdubbeld. Bent u dan in 2010 in staat om meer, hetzelfde of minder dan vandaag te kopen van uw inkomen? (71,8%) Weinig Nederlanders bleken een probleem te hebben met de eerste vraag. Moeilijker wordt het echter als de vragen gaan over samengestelde rente, geldontwaarding en geldillusie. Minder dan 80% van de ondervraagden heeft deze vragen juist beantwoord. Schokkender is dat minder dan de helft (40%) van de ondervraagden alle vragen goed heeft. De financiële kennis van betrekkelijk eenvoudige financieel-economische inzichten over rente en inflatie is dus mager. 15 10. Zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam 12 april 2011, LJN BQ2973; Rb. Utrecht 14 januari 2009, LJN BH0732 en Rb. Utrecht 24 september 2008, LJN BF1800. 11. Rb. Amsterdam 2 maart 2011, JOR 2011/123, r.o. 4.9. 12. Hof Leeuwarden 9 augustus 2006, LJN AY6106, r.o. 9. 13. DNB, Financiële kennis Nederlandse huishoudens is beperkt, Kwartaalbericht juni 2006 en M. van Rooij, A. Lusardi en R. Alessie, Financial Literacy and Stock Market Participation, DNB Working paper no. 146 / September 2007. 14. H. Barten, Fondsenkennis in Nederland, 16 juni 2009. 15. DNB, Financiële kennis Nederlandse huishoudens is beperkt, Kwartaalbericht juni 2006. 269

Financial literacy en de gemiddelde consument Gezien het voorgaande kan worden betwijfeld of de gemiddelde consument er inderdaad mee bekend is dat een langere duur van de vaste rente in beginsel gepaard gaat met een hoger rentepercentage, gelet op het toenemende risico voor de bank dat de rente bij een veranderende marktsituatie op enig moment te laag blijkt te zijn, zoals de Rechtbank Rotterdam overwoog. 16 Naar onze mening dicht de rechtbank de consument een hogere mate van begrip toe, dan op basis van het voorgaande mag worden verondersteld. De kloof tussen de financiële kennis die door de rechtspraak bij consumenten wordt verondersteld en de daadwerkelijke kennis is nog groter als het gaat om kennis over beleggingen. De tweede set vragen gaat over beleggingen en is complexer dan de vragen over rente en inflatie. De tweede set toetst dan ook een gevorderd niveau van financiële geschooldheid. Onderzocht wordt in hoeverre de ondervraagden inzicht hebben in verschillende typen beleggingen en hun rendement, risico en koersvorming. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre kennis bestaat over risicospreiding en de kenmerken en risico s van obligaties. De volgende acht vragen werden gesteld, wij vermelden weer telkens het percentage juiste antwoorden: Acht vragen over beleggingen 1. Is de volgende uitspraak volgens u waar of niet waar? Aandelen zijn normaal gesproken risicovoller dan obligaties. (60,2%) 2. Welke belegging geeft normaal gesproken over een lange periode (bijvoorbeeld tien of twintig jaar) het hoogste rendement: een spaarrekening, obligaties of aandelen? (47,2%) 3. Welke belegging vertoont normaal gesproken in de loop van de tijd de grootste schommelingen: een spaarrekening, obligaties of aandelen? (68,5%) 4. Is de volgende uitspraak volgens u waar of niet waar? Een aandeel van een bedrijf geeft normaal gesproken een zekerder rendement dan een beleggingsfonds dat alleen in aandelen belegt. (48,2%) 5. Wat gebeurt met het risico om geld te verliezen als een belegger zijn geld spreidt over verschillende soorten beleggingen: stijgt, daalt of blijft hetzelfde? (63,3%) 6. Als de rente stijgt, wat zou er dan moeten gebeuren met de obligatiekoersen: stijgen, dalen of gelijk blijven? (24,6%) 7. Is de volgende uitspraak waar of niet waar? Als je een 10-jaars obligatie koopt, betekent dit dat je de obligatie niet na vijf jaar kunt verkopen zonder een flinke boete te betalen. (30%) 8. Is de volgende uitspraak waar of niet waar? Huizenprijzen in Nederland kunnen nooit dalen. (87,4%) Ook hier blijkt evident dat de financiële kennis in Nederland ondermaats is. Slechts 6% van de ondervraagden heeft alle acht vragen goed beantwoord. 15% beantwoordde zeven vragen goed. Hierbij moet bovendien in het achterhoofd worden gehouden dat een deel van de antwoorden het resultaat is van gokken. 17 DNB rapporteert ook over een vergelijkbaar onderzoek maar met andere vragen over beleggingen. 18 Uit dat rapport volgt dat slechts 55,6% van de ondervraagden juist beantwoordt dat door het kopen van een obligatie een lening wordt verstrekt aan de uitgevende instelling. Iets meer dan 2/3 van de ondervraagden antwoordt correct dat een aandeel een stukje eigendom in een onderneming is. De uitkomsten van de DNB household survey stroken dan ook niet met de overweging van het Hof Leeuwarden 19 dat het een feit van algemene bekendheid zou zijn dat een belegging in vastrentende obligaties in het algemeen minder rendeert dan beleggingen in aandelen, maar ook aanzienlijk minder risico s kent. Meer dan de helft van de Nederlandse bevolking heeft exact deze vraag (vraag 2) immers niet juist beantwoord. Het hof veronderstelt bovendien ten onrechte dat de gemiddelde Nederlander inziet op welke wijze rendement en risico met elkaar samenhangen. Moreel dilemma De resultaten van de diverse wetenschappelijke onderzoeken en daarmee de financiële kennis en vaardigheden van de consument vielen ons om eerlijk te zijn tegen. Het beeld van de gemiddelde consument zoals geschetst in de rechtspraak, wijkt fors af van het beeld dat naar voren komt uit dat wetenschappelijk onderzoek. Het verschil wordt nog groter als daarbij wordt betrokken dat de gemiddelde Nederlander een lager taalniveau heeft dan het taalniveau van prospectussen, overeenkomsten en algemene voorwaarden. 20 Het is dus maar zeer de vraag of de gemiddelde consument de verstrekte informatie voldoende kan begrijpen. Du Perron en t Hart hebben dan ook terecht gepleit voor meer financiële scholing. 21 Wij pleiten ook voor meer bewustwording van de financiële kennis en vaardigheden alsook het taalniveau van de gemiddelde Nederlanders bij de rechterlijke macht. Hier ligt echter ook een taak voor de financiële onderneming zelf. Ondernemen is tot op een bepaalde hoogte het opzoeken van grenzen en het bewegen in juridisch grijze gebieden. De huidige informatie- en waarschuwingsplichten worden door sommige financiële ondernemingen als veeleisend en ingrijpend ervaren. Het is dan ook geen gekke gedachte om bij het opstellen van informatiemateriaal uit te gaan van de wettelijke normen en de uitleg die daaraan is gegeven in de rechtspraak. Zolang onder verwijzing naar bestaande rechtspraak kan worden betoogd dat de gemiddelde consument begrijpt op welke wijze de spaarrente samenhangt met marktontwikkelingen, dat een garantie één op één samen- 16. Rb. Rotterdam 5 augustus 2009, LJN BH5754. 17. M. Van Rooij, A. Lusardi en R. Alessie, Financial Literacy and Stock Market Participation, DNB Working paper no. 146 / September 2007. 18. M. van Rooij, A. Lusardi en R. Alessie, Financial Literacy and Stock Market Participation, DNB Working paper no. 146 / September 2007. 19. Hof Leeuwarden 9 augustus 2006, LJN AY6106, r.o. 9. 20. Zie N.G. Wijnstekers, Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is? Transparantie bij financiële producten en diensten, TvFR 2012/3, p. 74-76. 21. F.M.A. t Hart en C.E. du Perron, De geïnformeerde consument. Is informatieverstrekking een effectief middel om consumenten afgewogen beslissingen te laten nemen? Preadvies voor de Vereniging voor Effectenrecht 2006, Serie vanwege het Van der Heijden instituut, Deel 90, Deventer: Kluwer 2006. 270 Tijdschrift voor Compliance Nr. 4 december 2012

Financial literacy en de gemiddelde consument hangt met de kredietwaardigheid van de garantor en dat aandelen een hoger rendement en risico kennen dan obligaties, hoeven deze inzichten in beginsel niet expliciet te worden vermeld in het informatiemateriaal. Althans, vanuit een juridisch oogpunt hoeft dit niet te worden vermeld. Vanuit een moreel, ethisch oogpunt ligt dat wat ons betreft anders. Wij pleiten er dan ook voor dat financiële ondernemingen zich bewust zouden moeten zijn van de ontoereikende financiële kennis en vaardigheden van de gemiddelde consument. Het informatiemateriaal zou naar onze mening niet de juridische gemiddelde consument, maar de daadwerkelijke gemiddelde consument tot uitgangspunt moeten nemen. Ook als dit betekent dat veronderstelde door de rechtspraak aangenomen feiten van algemene bekendheid en juridische vanzelfsprekendheden in klare taal aan de consument moeten worden uitgelegd. Dat geldt eens te meer als er aanleiding is te veronderstellen dat de klant geen gemiddelde consument is. In het geval er aanwijzingen zijn dat de klant minder financiële kennis en vaardigheden heeft dan de daadwerkelijke gemiddelde consument, is er alle aanleiding niet alleen te volstaan met het verschaffen van gestandaardiseerd materiaal, maar een uitgebreide mondelinge toelichting te geven (bij voorkeur gevolgd door een schriftelijk verslag) en de landing daarvan te toetsen. 271