Kindermonitor 2009 GEMEENTE ARNHEM



Vergelijkbare documenten
Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Regio Gelderland Midden

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Lingewaard

Kindermonitor 2009 GEMEENTE ZEVENAAR

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Renkum

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Rijnwaarden

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Wageningen

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Rozendaal

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Arnhem

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Overbetuwe

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Doesburg

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Westervoort

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Zevenaar

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Nijkerk

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Ede

Kindermonitor Samenvatting van een grootschalig onderzoek onder 0 tot 12 jarige kinderen uit de Gemeente Duiven

REGIO GELDERLAND MIDDEN

Kindermonitor 2009 GEMEENTE NIJKERK

Gemeente Westervoort. Tabellenboek Kindermonitor 2009

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Zwolle

Aantal correct ingevulde vragenlijsten, bruikbaar voor analyse

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Raalte

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Ommen

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Kampen

Presikhaaf Arnhem. Tabellenboek Kindermonitor 2009

Kindermonitor Gezondheidsonderzoek onder 0-12 jarigen. Gemeente Ede

Tabellenboek Kindermonitor Gemeente Renkum

Tabellenboek Kindermonitor Gemeente Nijkerk

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Deventer

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Hardenberg

Totaal Totaal Totaal Aantal correct ingevulde vragenlijsten, bruikbaar voor analyse

Tabellenboek Kindermonitor Gemeente Scherpenzeel

Tabellenboek Kindermonitor Gemeente Wageningen

Kindermonitor Gemeentelijke Factsheet. Olst-Wijhe

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Tabellenboek kindermonitor regio Noord- en Oost-Gelderland GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

= laag opl niveau is geen onderwijs tm mavo; = midden opl niveau is mbo, havo en vwo; = hoog opl niveau is hbo en wo. ***

Kinderen in West gezond en wel?

Samenvatting Losser. 2 van 5 Twentse Gezondheids Verkenning Losser. Versie 1, oktober 2013

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Kinderen in Noord gezond en wel?

Themarapport. Voeding en bewegen

Tabellenboek kindermonitor gemeente Nunspeet GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten

Tabellenboek kindermonitor regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor gemeente Oude IJsselstreek GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor gemeente Oost Gelre GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor gemeente Aalten GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor regio Noord- en Oost-Gelderland

Kinderen in Oost gezond en wel?

Tabellenboek kindermonitor regio Achterhoek

Tabellenboek kindermonitor regio Noord-Veluwe

Tabellenboek kindermonitor regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe

Tabellenboek kindermonitor gemeente Oldebroek

Tabellenboek kindermonitor gemeente Voorst

Tabellenboek kindermonitor gemeente Zutphen

Tabellenboek kindermonitor gemeente Hattem

Tabellenboek kindermonitor gemeente Heerde

Legenda achtergronddocument Kindmonitor 2016

Kinderen in Centrum gezond en wel?

Tabellenboek kindermonitor regio Achterhoek GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor gemeente Hattem GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor gemeente Epe GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor gemeente Heerde GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor gemeente Doetinchem GGD Noord- en Oost-Gelderland, juni 2014

Tabellenboek kindermonitor gemeenten Hattem en Heerde

Kernboodschappen Gezondheid Losser

Ommen. Tabellenboek. Kindermonitor jarigen

Kindermonitor 2013/2014

21 Kinderen in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van de jeugdmonitor 2009

Raalte. Tabellenboek. Kindermonitor jarigen

Olst-Wijhe. Tabellenboek. Kindermonitor jarigen

Samenvatting Jong; dus gezond!?

Gemeente Zaanstad en Molenwerf

Steenwijkerland. Tabellenboek. Kindermonitor jarigen

Deventer. Tabellenboek. Kindermonitor jarigen

Tabellenboek kindermonitor gemeente Winterswijk

Voorlopig tabellenboek Volwassenen- en seniorenenquĂȘte 2012 Flevoland

Kinderen in Zuid gezond en wel?

Hardenberg. Tabellenboek. Kindermonitor jarigen

Zwolle. Tabellenboek. Kindermonitor jarigen

1566 en 1567 Hoe zorgen we ervoor dat kinderen en jongeren in Saendelft gezond blijven?

Kinderen in Nieuw-West gezond en wel?

Tabellenboek kindermonitor GGD Gelderland-Zuid 2013/2014 GGD Gelderland-Zuid april 2014

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Tabellenboek kindermonitor 0-12-jarigen regio Twente GGD Regio Twente, juli 2014

Leeswijzer Jeugdmonitor Utrecht tabellen

2. Overgewicht. allochtone kinderen. autochtone kinderen. eenouder ouder+stiefouder. beide ouders. % kinderen met overgewicht. laag.

32% 51% schoolverzuim laatste 4 weken 52% migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn. 22% 15/16 jr

Jongerenmonitor : Gemeente Steenwijkerland

Transcriptie:

Kindermonitor 2009 GEMEENTE ARNHEM

Hulpverlening Gelderland Midden Sector Volksgezondheid / GGD Stafbureau VGZ Arnhem, november 2010

Inhoudsopgave Samenvatting 1 1 Inleiding 4 2 Methode en respons 5 2.1 Onderzoekspopulatie 5 2.2 Onderzoeksopzet 5 2.3 Vragenlijst 5 2.4 Gegevensverwerking en analyse 6 2.5 Weging 6 2.6 Respons 6 3 Achtergrondkenmerken 7 3.1 Leeftijd en geslacht 7 3.2 Gezinssamenstelling 7 3.3 Etniciteit 8 3.5 Sociaaleconomische status 8 3.5.1 Opleidingsniveau 9 3.5.2 Werksituatie 9 3.5.3 Financiële situatie 9 4 Lichamelijke en psychosociale gezondheid 11 4.1 Ervaren gezondheid 11 4.2 Kwaliteit van Leven 11 4.3 Ziekteverzuim 11 4.4 Psychosociale gezondheid 12 4.5 Pesten 12 4.6 Ingrijpende gebeurtenissen 13 5 Opvoeding en sociale steun 14 5.1 Sociale steun 14 5.2 Opvoedingsondersteuning 14 5.3 Seksuele opvoeding 15 6 Zwangerschap en borstvoeding 16 6.1 Alcoholgebruik en roken tijdens de zwangerschap 16 6.2 Borstvoeding 17 7 Leefstijl 18 7.1 Voeding 18 7.2 Beweging 19 7.3 Gewicht 20

7.4 Mondgezondheid 21 7.5 Roken en Alcohol 21 8 Omgeving 23 8.1 Buurt 23 8.2 Lidmaatschap verenigingen 23 9 Kinderopvang en instellingen 24 9.1 Kinderopvang 24 9.2 Bekendheid instellingen 24 9.3 Tevredenheid instellingen 24 10 Overzichtstabel 25 11 Aanbevelingen 26 Geraadpleegde bronnen 28 Bijlage 1. Onderwerpen getoetst op verschillen 34 Bijlage 2. Tabellenboek Presikhaaf 35

Samenvatting In het najaar van 2009 heeft de GGD van Hulpverlening Gelderland Midden de Kindermonitor uitgevoerd. Onder 1.577 ouders/verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar in Arnhem zijn vragenlijsten verspreid. Van de ruim 1.500 verstuurde vragenlijsten waren er 785 bruikbaar voor analyse. De totale respons in de gemeente Arnhem komt daarmee op 50%. De respons in de wijk Presikhaaf is 46%. Hiermee geven de gegevens een representatief beeld van de gemeente Arnhem in zijn geheel, maar ook voor de wijk Presikhaaf. De vragenlijst bestond uit vragen over de volgende onderwerpen: lichamelijke en psychosociale gezondheid, opvoeding en sociale steun, zwangerschap en borstvoeding, leefstijl, omgeving en gebruik, bekendheid en tevredenheid van voorzieningen. Achtergrondkenmerken Het aantal jongens en meisjes waarvoor de vragenlijst is ingevuld is vrijwel even groot. 33% van de kinderen zit in de leeftijdscategorie 0 tot 4 jaar, 35% is tussen de 4 en 8 jaar en 32% behoort tot de leeftijdscategorie 8-12 jarigen (gewogen). 14% van de kinderen in de gemeente Arnhem woont in een eenoudergezin en 23% is van allochtone (niet-nederlandse) afkomst. Vergeleken met de regio Gelderland Midden wonen in de gemeente Arnhem meer kinderen in een eenoudergezin en meer niet-nederlandse kinderen. Presikhaaf heeft daarnaast nog een hoger percentage kinderen in eenoudergezinnen en van niet-nederlandse afkomst dan in de gehele gemeente Arnhem. Als maat voor de SES van het kind wordt in dit onderzoek het opleidingsniveau van de moeder genomen. 21% van de kinderen heeft een lage SES in Arnhem. De SES van de kinderen in Presikhaaf is lager dan in de rest Arnhem (35% versus 21%). 19% van de Arnhemse ouders heeft aangegeven enige tot grote moeite te hebben om rond te komen van het gezinsinkomen. In de wijk Presikhaaf is dat een derde (33%) van de gezinnen. Lichamelijke en psychosociale gezondheid Veel ouders (95%) beoordelen de gezondheid van hun kind als (heel) goed. In Presikhaaf geeft 88% van de ouders aan dat het (heel) goed gaat met de gezondheid van hun kind. Bijna een kwart (23%) van de kinderen heeft een indicatie op psychosociale problemen. Een derde van de kinderen is volgens de ouders gepest in de afgelopen drie maanden. Het pesten gebeurde veelal op school. Ongeveer één op de tien kinderen heeft op het moment van het onderzoek problemen met een of meerdere ingrijpende gebeurtenissen. Echtscheiding en langere tijd weggaan van een gezinslid zijn de gebeurtenissen die het vaakst genoemd worden. Opvoeding en sociale steun In de gemeente Arnhem maakt 20% van de ouders van kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar zich soms zorgen over de opvoeding, zodanig dat ze behoefte hebben aan deskundige hulp of advies en 4% vaak / (bijna) altijd. Bij de ouders van kinderen in de leeftijd van 4 12 jaar maakt 25% zich soms en 11% zich vaak of (bijna) altijd zorgen over de opvoeding, zodanig dat ze deskundige hulp of ondersteuning zouden willen. 37% van de ouders in de gemeente Arnhem krijgt (vaak) hulp van familie, vrienden, kennissen of buren bij alledaagse dingen rondom de opvoeding van hun kind. Ruim twee derde van de ouders kan praten met familie, vrienden, kennissen of buren wanneer er een probleem rondom de opvoeding van het kind is. Ruim één op de tien ouders geeft aan op het moment van onderzoek behoefte te hebben aan deskundige hulp of advies met betrekking tot zorgen over de opvoeding, het gedrag of de ontwikkeling van hun kind. Hoe ouder het kind hoe meer behoefte aan deskundige hulp of advies op dit gebied. 1

Er is in de Kindermonitor navraag gedaan of en wanneer ouders met hun kinderen over bepaalde facetten van de seksualiteit spreken. Bijna alle ouders hebben met hun kind over een of meerdere onderwerpen betreffende seksualiteit gesproken. Het opleidingsniveau speelt een rol bij de seksuele opvoeding. Hoog opgeleide ouders hebben vaker over een of meerdere onderwerpen met hun kind gesproken dan laag opgeleide ouders. In de wijk Presikhaaf wordt over onderwerpen betreffende seksuele opvoeding minder vaak gesproken met de kinderen dan in de rest van Arnhem. Zwangerschap en borstvoeding 11% van de moeders heeft tijdens de zwangerschap (af en toe) alcohol gedronken en 11% heeft gerookt. Voor roken geldt dat hoe lager de SES, hoe meer moeders aangegeven hebben gerookt te hebben tijdens de zwangerschap. Voor alcohol tijdens de zwangerschap geldt dit niet. 37% van de 0-4 jarigen heeft tot ongeveer 6 maanden uitsluitend borstvoeding gekregen. Leefstijl Hoewel bijna 100% van de kinderen dagelijks ontbijt eet 67% dagelijks fruit en 53% dagelijks groente. In de gemeente Arnhem eten meer kinderen dagelijks groente en fruit dan in de regio Gelderland Midden. In de wijk Presikhaaf wordt minder vaak dagelijks groente gegeten door de kinderen dan in Arnhem in zijn geheel. De voedingsgewoonten van kinderen worden slechter naarmate de leeftijd van de kinderen toeneemt en de SES afneemt. In de gemeente Arnhem heeft volgens de lengte- en gewichtopgave van de ouders 10% van de kinderen vanaf twee jaar overgewicht en 3% ernstig overgewicht. In Presikhaaf is dat respectievelijk 17% en 9%. Zelfrapportage van lengte en gewicht geeft in het algemeen een onderschatting van overgewicht. Zeven op de tien Arnhemse kinderen van 4 jaar en ouder is lichamelijk actief, dat wil zeggen beweegt minimaal 7 uur per week, volgens de ouder(s). 65% van de 4-12 jarigen is lid van een sportclub of vereniging. Uit dit onderzoek blijkt dat in de gemeente Arnhem bij ruim één op de tien en in Presikhaaf tweemaal zo vaak, namelijk bij één op de vijf kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar in de week voor het onderzoek thuis gerookt is in aanwezigheid van het kind. Van bijna één op de tien kinderen vinden de ouders het acceptabel dat een kind jonger dan 16 jaar af en toe rookt. Dagelijks een sigaret roken door jongeren jonger dan 16 jaar wordt door bijna geen enkele ouder acceptabel gevonden. Bij alcohol ligt dit iets anders. 28% van de ouders in de gemeente Arnhem vindt het acceptabel dat een kind jonger dan 16 jaar een slokje alcohol drinkt, een op de twintig vindt het acceptabel dat de jongere onder de 16 jaar een heel glas alcohol drinkt. Omgeving Het merendeel van de ouders vindt de buurt waar zij wonen kindvriendelijk (78%). 13% van de ouders in gemeente Arnhem vindt de buurt niet altijd veilig genoeg om buiten te spelen. In Presikhaaf wordt de woonbuurt minder positief gewaardeerd. De belangrijkste belemmeringen om buiten te spelen, die door de ouders worden benoemd zijn teveel verkeer, water in de buurt en te weinig speelplekken in de buurt. Van de respondenten geeft 72% aan dat het kind lid is van één of meerdere vereniging(en), zoals een sportvereniging, muziekvereniging of een vereniging van de kerk. In Presikhaaf ligt dit percentage lager, namelijk 65%. In de meeste gevallen gaat het om een sportvereniging. Het percentage kinderen dat lid is van een sportvereniging neemt toe met de SES en de leeftijd. 2

Gebruik, bekendheid en tevredenheid voorzieningen In de gemeente Arnhem maakt 51% en in Presikhaaf 33% gebruik van kinderopvang. Naarmate de kinderen ouder zijn neemt het gebruik van kinderopvang af. Daarnaast neemt het percentage ouders dat kinderopvang gebruikt toe met de SES. In Arnhem (51%) maakt een hoger percentage van de ouders gebruik van kinderopvang dan in de rest van de regio Gelderland Midden (42%). Het is belangrijk dat ouders weten waar ze terecht kunnen voor hulp en ondersteuning bij problemen met/van hun kind. Daarom is voor diverse organisaties en instellingen aan de ouders gevraagd of zij hiermee bekend zijn. Het meest onbekend zijn: zorgadviesteams, voor- en vroegschoolse educatie, Stichting MEE en opvoedingssteunpunt. Het meest bekend zijn het maatschappelijk werk, bureau Jeugdzorg, het advies- en meldpunt kindermishandeling en bureau HALT. Veel contact is er (nog) niet geweest met een van de genoemde instellingen of organisaties. 3

1 Inleiding De Wet publieke gezondheid (Wpg) verplicht gemeenten actief te zijn op het gebied van de volksgezondheid. Het doel is gezondheidswinst: verlenging van de gezonde levensverwachting, voorkoming van vermijdbare sterfte en verhoging van de kwaliteit van leven van de bevolking. Op grond van de Wpg dient elke gemeente een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid op te stellen, die iedere vier jaar geactualiseerd wordt. De nota moet gebaseerd zijn op inzicht in de gezondheidssituatie van de lokale bevolking die op gestandaardiseerde wijze en middels epidemiologische analyses verkregen wordt. De uitvoering van epidemiologisch onderzoek is door gemeenten weggezet bij hun GGD, Hulpverlening Gelderland Midden. De GGD en in Gelderland en Overijssel geven gezamenlijk vorm aan deze taak in de vorm van een monitorcyclus (tabel 1). Door deze samenwerking kan efficiënter gewerkt worden en zijn de uitkomsten onderling vergelijkbaar. Omdat de problematiek in de verschillende leeftijdsgroepen (kinderen, jeugd, volwassenen en ouderen) verschilt, worden er vier verschillende monitors gehouden. Door de monitors te herhalen kunnen veranderingen in de gezondheid van de bevolking worden gesignaleerd. In dit kader werd in het najaar van 2009 de kindermonitor onder de ouders/verzorgers van 0 tot 12 jarigen uitgevoerd. Tabel 1: Monitorcyclus Jaar Monitor Doelgroep 2003 E-MOVO, jeugdmonitor klas 2 en 4 van het VO 2005 Ouderenmonitor 65 jaar en ouder 2007 E-MOVO, jeugdmonitor klas 2 en 4 van het VO 2008 Volwassenenmonitor 19 t/m 64 jaar 2009 Kindermonitor 0 t/m 11 jaar 2010 Ouderenmonitor 65 jaar en ouder Doelstelling Kindermonitor 2009 Het doel van het onderzoek is het bieden van inzicht in de lichamelijke en psychosociale gezondheid en factoren die de gezondheid beïnvloeden (zoals leefstijl en omgeving) van kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar in de gemeenten van Gelderland Midden. Rapportage In deze rapportage worden de resultaten van het onderzoek van de gemeente Arnhem in zijn geheel en van de wijk Presikhaaf gepresenteerd. De GGD van Hulpverlening Gelderland Midden wil hiermee een constructieve bijdrage leveren aan het lokale én integrale gezondheidsbeleid van de zestien gemeenten waar zij voor werkt. 4

2 Methode en respons 2.1 Onderzoekspopulatie De kindermonitor heeft plaatsgevonden in alle 16 gemeenten in de regio Gelderland Midden. Onder ouders/verzorgers van kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar is een gezondheidsvragenlijst verspreid. Met behulp van de gemeentelijke basisadministratie is hiervoor een a-selecte steekproef getrokken. Uit elke gemeente werden 800 kinderen in de steekproef opgenomen (maximaal 1 kind per adres), zodat betrouwbare uitspraken op gemeenteniveau kunnen worden gedaan. Voor de gemeenten Arnhem en Ede is de steekproef opgehoogd om ook op wijkniveau betrouwbare uitspraken te kunnen doen. In totaal zijn in de regio Gelderland Midden 18.371 vragenlijsten uitgezet. In de gemeente Arnhem zijn in plaats van 800 vragenlijsten, in totaal 1.577 vragenlijsten uitgezet, 725 in Arnhem exclusief Presikhaaf en 852 in de wijk Presikhaaf. 2.2 Onderzoeksopzet Voor de versturing van de uitnodiging om deel te nemen aan deze monitor, is een bestand met naam en adres van de personen in de steekproef aan een extern bedrijf toevertrouwd dat zorg droeg voor de verzending. Aan alle personen uit dit aanschrijfbestand is begin oktober 2009 de eerste uitnodiging verzonden om deel te nemen aan het onderzoek. Iedereen ontving een brief met daarbij een inlogcode om via internet de vragenlijst over hun zoon/dochter in te vullen. Na het invullen van de digitale vragenlijst kregen de respondenten een advies op maat gericht op het verbeteren van de leefstijl van het kind. Aan de hand van de inlogcode, die de deelnemers invoerden bij het invullen van de vragenlijst, kon worden bijgehouden welke personen hadden deelgenomen aan het onderzoek. Deze personen werden vervolgens verwijderd uit het aanschrijfbestand. Tevens werden de personen die (telefonisch) te kennen gaven niet te willen deelnemen aan het onderzoek en de personen waarvan het adres onjuist bleek te zijn uit het aanschrijfbestand verwijderd. Aan de resterende personen in het aanschrijfbestand werd begin november een herinneringsbrief gestuurd om nogmaals te vragen of men bereid was deel te nemen aan het onderzoek. Tot slot is begin december (na Sinterklaas) een tweede herinnering verstuurd, waarbij een schriftelijke vragenlijst werd toegevoegd, zodat men naast de digitale mogelijkheid ook de mogelijkheid kreeg de vragenlijst op schrift in te vullen. De teruggestuurde vragenlijsten zijn door het externe bedrijf ingescand. Door de GGD zijn deze ingescande vragenlijsten samen met de ingevulde digitale vragenlijsten verwerkt tot een databestand, waarin alleen de antwoorden van de respondenten op de vragenlijsten zijn opgenomen, dus geen naam en adresgegevens, zodat de privacy van de deelnemers is gewaarborgd. 2.3 Vragenlijst De vragenlijst bestond uit een vast en een variabel deel. Het vaste deel bestond uit basisvragen die door alle GGD en werden gesteld. Het betreft vragen waarover een hoge mate van consensus bestond tussen de GGD en onderling en waarvan ook een sterke relevantie voor toekomstig beleid uitgaat. Daarnaast werden ook indicatoren van de inspectie Openbare Gezondheidszorg opgenomen. Het keuzedeel (variabel) werd per GGD bepaald door de wensen van hun eigen gemeenten. Dit resulteerde in vijf verschillende vragenlijsten voor de regio Oost-Nederland met een gezamenlijk basisdeel en een variabel keuzedeel. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van standaardvraagstellingen van de Lokale en Nationale Monitor. De vragenlijst bestond uit vragen over de volgende onderwerpen: achtergrondkenmerken, lichamelijke en psychosociale gezondheid, opvoeding en sociale steun, zwangerschap en borstvoeding, leefstijl, 5

omgeving en gebruik, bekendheid en tevredenheid instellingen. 2.4 Gegevensverwerking en analyse De resultaten in deze rapportage worden weergegeven in percentages. Het kan door afronding voorkomen dat de percentages in de figuren en tabellen niet precies optellen tot 100%. De resultaten in het tabellenboek zijn weergegeven naar leeftijd en sociaaleconomische status (SES). De SES van de kinderen is bepaald door het opleidingsniveau van de moeder. Daarnaast worden de cijfers voor de regio Gelderland Midden en de cijfers voor heel Oost Nederland weergegeven. Voor Arnhem is er een tabellenboek voor de hele gemeente en een apart tabellenboek voor de wijk Presikhaaf (bijlage 2). Hierin wordt Presikhaaf afgezet tegen de hele gemeente Arnhem en tegen de regio Gelderland Midden. Voor enkele onderwerpen is onderzocht of er 'echte' verschillen bestaan tussen de gemeente en regio Gelderland Midden en regio Oost (bijlage 1). In het algemeen zullen gevonden percentages van de groepen altijd wel iets van elkaar verschillen. Om te toetsen of er échte verschillen zijn tussen groepen of dat verschillen berusten op toeval, is gebruik gemaakt van de Chi-kwadraat test in complex samples. Deze test stelt vast of het gevonden verschil significant is. In de tekst van dit rapport worden alleen de statistisch significante verschillen benoemd. Met significant wordt in de statistiek bedoeld dat het verschil (hoogstwaarschijnlijk) niet op toeval berust. Er is een significantieniveau van 5% gehanteerd. Als een verschil statistisch significant is, betekent dit dat de kans dat het gevonden verschil toevallig is, 5% of minder is. Als een resultaat statistisch significant is, houdt dit niet direct in dat het verschil ook praktisch relevant is. Andersom is het ook zo dat als een resultaat niet significant is, dit niet betekent dat er geen beleid op gemaakt hoeft te worden. De analyses zijn gedaan met het statistische pakket SPSS voor Windows versie 17.0. 2.5 Weging Om de uitkomsten van de respondenten representatief te maken voor de gehele onderzoekspopulatie worden de gegevens gecorrigeerd. De gegevens van de respondenten worden daarvoor gewogen naar de werkelijke geslachts- en leeftijdsverdeling van de bevolking van 0 tot 12 jaar in de gemeente. De responspopulatie is zo in overeenstemming met de daadwerkelijke populatie in de gemeente. Daarnaast zijn, door de gekozen onderzoeksopzet (in alle gemeenten een even grootte steekproef), sommige gemeenten oververtegenwoordigd in de steekproef. Om van de regio een representatief beeld te geven moeten de gegevens ook gecorrigeerd worden door weging. Alle analyses zijn dan ook uitgevoerd op een gewogen bestand. In dit rapport en in het tabellenboek worden gewogen prevalenties gepresenteerd. 2.6 Respons Van de 18.371 verstuurde vragenlijsten waren er 11.031 bruikbaar voor analyse. De totale respons komt daarmee op 60%. Hiervan heeft 74% de vragenlijst digitaal ingevuld en 26% schriftelijk. Voor de afzonderlijke gemeenten varieert de respons van 50% tot 69%. In de gemeente Arnhem werden 1.577 vragenlijsten uitgezet en zijn er 785 bruikbaar voor analyse. Dit betekent een respons van 50%. In de wijk Presikhaaf zijn 852 vragenlijsten uitgezet en zijn er 394 bruikbaar. De respons in Presikhaaf is daarmee 46%. De respons is voldoende hoog om betrouwbare uitspraken te doen op wijk/gemeente niveau in de gemeente Arnhem. Aan de ouders die de vragenlijst hebben ingevuld, is gevraagd welke relatie zij hebben met het kind. De vragenlijst blijkt vooral door moeders/verzorgster te zijn ingevuld (86%). 13% van de vragenlijsten is ingevuld door de vader/verzorger en 1% door iemand anders. 6

3 Achtergrondkenmerken Dit hoofdstuk beschrijft de achtergrondkenmerken van de 0-12 jarige kinderen in de gemeente Arnhem. 3.1 Leeftijd en geslacht Het aantal jongens en meisjes waarvoor de vragenlijst is ingevuld is vrijwel even groot. 33% van de kinderen zit in de leeftijdscategorie 0 tot 4 jaar, 35% is tussen de 4 en 8 jaar en 32% behoort tot de leeftijdscategorie 8-12 jarigen (gewogen). In tabel 3.1 wordt de totale bevolkingsopbouw van uw gemeente weergegeven. Tabel 3.1: Bevolkingsaantallen (n en %) naar leeftijdscategorie Leeftijdscategorie Aantal % 0-4 jarigen 7.141 4.9 4-8 jarigen 6.401 4.4 8-12 jarigen 6.110 4.2 12-18 jarigen 10.385 7.1 19-65 jarigen 97.225 66.8 65 jaar en ouder 18.312 12.6 Totaal 145.574 100.0 3.2 Gezinssamenstelling Opgroeien in een eenoudergezin kan samenhangen met een slechtere lichamelijke en psychische gezondheid. Gevraagd is met welke mensen het kind, de meeste dagen van de week, in huis woont. Het merendeel woont in een tweeoudergezin. In Arnhem woont 14% van de kinderen in een eenoudergezin. In Presikhaaf woont een kwart van de 0 tot 12 jarige kinderen (26%) in een eenoudergezin. Het percentage (14%) is in Arnhem hoger dan in de rest van de regio (9%). Presikhaaf heeft daarnaast nog een hoger percentage kinderen (26%) in eenoudergezinnen dan in de totale gemeente Arnhem (14%) (figuur 3.2). Naarmate de leeftijd van de kinderen toeneemt, wonen meer kinderen in een eenoudergezin. Ook wonen meer kinderen met lage SES in een eenoudergezin dan in kinderen met een gemiddelde of hoge SES. Figuur 3.2: Percentage kinderen in eenoudergezin Gelderland Midden Arnhem totaal Gelderland Midden Arnhem totaal Presikhaaf Presikhaaf 0 5 10 15 20 25 30 percentage 7

3.3 Etniciteit In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de definitie van het CBS om kinderen als allochtoon of autochtoon te classificeren. Volgens die definitie wordt iemand tot de allochtone bevolkingsgroep gerekend wanneer minstens één ouder in het buitenland is geboren. Een persoon wordt gerekend tot de autochtone bevolkingsgroep indien beide ouders in Nederland zijn geboren ongeacht het geboorteland van de persoon zelf. Van welke etniciteit een persoon is, wordt bepaald door de geboortelanden van het kind, de moeder of de vader. Wanneer het kind niet in Nederland is geboren, bepaalt het eigen geboorteland de etniciteit. Is het kind wel in Nederland geboren, maar zijn beide ouders of alleen de moeder niet in Nederland geboren, dan wordt het geboorteland van de moeder als etniciteit genomen. Wanneer alleen de vader niet in Nederland is geboren, wordt zijn geboorteland als etniciteit genomen. 23% van de kinderen in de gemeente Arnhem en 42% van de kinderen in Presikhaaf is van allochtone (niet-nederlandse) afkomst. Dit is significant meer dan in de regio Gelderland Midden (13%), zie figuur 3.3. Figuur 3.3: Percentage niet-nederlandse kinderen Gelderland Midden Arnhem totaal Gelderland Midden Arnhem totaal Presikhaaf Presikhaaf 0 10 20 30 40 50 percentage 3.4 Onderwijs Kinderen gaan in het algemeen naar school als zij vier jaar worden. De meeste kinderen van 4 tot 12 jaar gaan naar het reguliere basisonderwijs. Een klein percentage gaat naar het speciaal onderwijs of iets anders. 3.5 Sociaaleconomische status Er bestaan in Nederland aanzienlijke verschillen in gezondheid naar sociaaleconomische status (SES), gemeten naar opleiding, inkomen of beroepsniveau. Zo leven lager opgeleide mannen en vrouwen gemiddeld respectievelijk 4,9 jaar en 2,6 jaar korter dan hoog opgeleiden. Het gemiddelde verschil in het aantal jaren dat in minder goede gezondheid wordt doorgebracht is zelfs 15 jaar. In de Kindermonitor is gevraagd naar het opleidingsniveau van de vader en de moeder en naar de werksituatie van beide ouders. Als maat voor de SES van het kind wordt in dit onderzoek het opleidingsniveau van de eerst verzorgende genomen. Er is gekozen voor het opleidingsniveau van de moeder aangezien de moeder meestal degene is die minder of niet werkt en naar alle waarschijnlijkheid degene is met de meeste invloed op de voedinggewoonten, buiten spelen, tv kijken etc. van het kind en zo dus de meeste invloed heeft op de gezondheid van het kind. 8

3.5.1 Opleidingsniveau Het opleidingsniveau is in drie niveaus ingedeeld: Laag: geen opleiding, lager onderwijs, mavo of een opleiding op lbo-niveau Midden: havo, vwo of een opleiding op mbo-niveau Hoog: opleiding op hbo-niveau of wetenschappelijk onderwijs Van de Arnhemse vaders heeft 20% een laag opleidingsniveau, 28% een midden - en 51% een hoog opleidingsniveau. Van de Arnhemse moeders is dat respectievelijk 21%, 32% en 47% (tabel 3.5.1). In Presikhaaf ligt het opleidingsniveau lager. Tabel 3.5.1: Opleidingsniveau ouders ( %) Opleiding Laag Midden Hoog Vader Gelderland Midden 23 35 43 Arnhem totaal 20 28 51 Presikhaaf 37 37 25 Moeder Gelderland Midden 22 40 38 Arnhem totaal 21 32 47 Presikhaaf 35 44 21 3.5.2 Werksituatie Het grootste deel van de vaders in Arnhem (80%) werkt (bijna) fulltime, in Presikhaaf 67%. Werkloos, arbeidsongeschikt of bijstandsuitkering is in Arnhem 6%, in Presikhaaf 10%. Minder dan 1% van de vaders is huisman. Bij de moeders liggen deze cijfers anders. 15% werkt (bijna) fulltime in Arnhem en in Presikhaaf 8%. Het merendeel van de moeders in Arnhem werkt parttime (62%) en 14% is (fulltime) huisvrouw. In Presikhaaf werkt 51% parttime en is 21% fulltime huisvrouw. 3.5.3 Financiële situatie Opgroeien in armoede kan negatieve gevolgen voor kinderen hebben. Dit geldt niet alleen voor hun materiële omstandigheden, maar ook wat betreft hun sociale, emotionele, cognitieve en lichamelijke ontwikkeling (SCP, 2009). In 2006 leefde ruim 11% van de minderjarige kinderen in een huishouden met een laag inkomen. Van de totale bevolking leeft 8% in een huishouden met een laag inkomen. Kinderen zijn dus oververtegenwoordigd in de arme bevolkingsgroep. Onder eenoudergezinnen met uitsluitend minderjarige kinderen komt een laag inkomen relatief het meest voor. In 2006 had 36% van deze groep een laag inkomen (Armoedebericht 2008). Veel gezinnen met een laag inkomen geven aan dat zij te weinig geld hebben om in noodzakelijke uitgaven te voorzien. In de Kindermonitor is aan de ouder gevraagd of ze het afgelopen jaar moeite hebben gehad om van het inkomen van hun huishouden rond te komen. 19% in Arnhem en 33% in Presikhaaf heeft aangegeven enige tot grote moeite te hebben om rond te komen. Deze percentages zijn hoger dan in de regio Gelderland Midden (figuur 3.5.3). Naarmate de SES afneemt, neemt het percentage dat moeite heeft met rondkomen toe. De post waar 9

het meeste op bezuinigd wordt is dagjes uit of niet op vakantie gaan (18% in Arnhem en 38% in Presikhaaf). Bijna 13% van de Arnhemse ouders geeft aan dat geldgebrek spanningen geeft in het gezin en 21% in Presikhaaf. Dat door geldgebrek het kind geen lid kan zijn van een club of vereniging geeft een kwart van de ouders in Arnhem aan en in Presikhaaf 42%. Figuur 3.5.3: Moeite met rondkomen van een gezinsinkomen Gelderland Midden Arnhem totaal Gelderland Midden Arnhem totaal Presikhaaf Presikhaaf 0 5 10 15 20 25 30 35 percentage 10

4 Lichamelijke en psychosociale gezondheid Gezondheid is meer dan niet ziek zijn. Gezondheid is een toestand van lichamelijk, geestelijke en sociaal welbevinden. Gezond zijn en gezond blijven is niet vanzelfsprekend. Een heleboel factoren in en rondom een kind hebben hier invloed op. In dit hoofdstuk worden de resultaten over aspecten van de algemene gezondheid en psychosociale gezondheid beschreven. Factoren die van invloed zijn op de gezondheid worden in de hoofdstukken daarna beschreven. 4.1 Ervaren gezondheid Hoe ouders de gezondheid van hun kind ervaren en beoordelen is een belangrijke gezondheidsmaat. In de ervaren gezondheid worden veelal alle gezondheidsaspecten die van belang zijn voor het kind in kwestie samengevat. Op de vraag Wat vindt u, over het algemeen genomen, van de gezondheid van uw kind? heeft 95% van de volwassenen (heel) goed geantwoord. Er is geen verschil in ervaren gezondheid tussen geslacht, leeftijdsgroep en opleidingsniveau. Dit is vergelijkbaar met resultaten elders in de regio. Daarentegen vindt in de wijk Presikhaaf 88% van de ouders dat het over het algemeen (heel) goed gaat met de gezondheid van het kind. Dit wijkt in negatieve zin af van de Arnhemse situatie. 4.2 Kwaliteit van Leven De term 'Kwaliteit van Leven' betreft het functioneren van personen op fysiek, psychisch en sociaal gebied en de subjectieve ervaring daarvan. In het kader van dit onderzoek gaat het ons om de kwaliteit van leven die verband houdt met gezondheid en die toepasbaar is op kinderen, ongeacht of ze wel of niet specifieke ziekten hebben. Het meeste geschikte meetinstrument hiervoor is de korte versie van de Kidscreen (Kidscreen-10). Dit is een generiek gezondheidsgerelateerd meetinstrument voor leefkwaliteit voor kinderen en adolescenten. Het betreft een vragenlijst welke in Europees verband is ontwikkeld. De vragenset omvat 10 vragen over onder andere: gezond, energiek voelen, verdriet, eenzaamheid, tijd voor zichzelf, sfeer thuis en op school. Deze vragen samen geven een indeling in hoge, gemiddelde en lage kwaliteit van leven. De vragenlijst is oorspronkelijk bestemd voor kinderen in de leeftijd van 8 tot 18 jaar. De vragenset is in dit onderzoek voorgelegd aan (de ouders van) kinderen vanaf 4 jaar. Het merendeel van de kinderen (46%) heeft een hoge kwaliteit van leven; 17% daarentegen wordt ingedeeld in de categorie lage kwaliteit van leven. In Presikhaaf zijn de percentages negatiever, namelijk 41% een hoge kwaliteit van leven en 19% een lage kwaliteit van leven. 4.3 Ziekteverzuim Kinderen van 4 jaar en ouder gaan normaal gesproken naar school. Ziekteverzuim bij schoolgaande kinderen kan lijden tot achterblijvende leerprestaties. Ook bij jonge kinderen is het goed om zo snel mogelijk hulpverlening in te zetten en te helpen voorkomen dat ziekteverzuim uitmondt in schooluitval. In dit onderzoek blijkt dat ruim een kwart van de onderzochte Arnhemse kinderen (28%) in de laatste vier weken een of meerdere dagen door ziekte niet naar school geweest, in Presikhaaf is dat 36%. 11

4.4 Psychosociale gezondheid Met psychosociale problemen worden de volgende problemen bedoeld: Emotionele problemen zoals angst, teruggetrokkenheid, depressieve gevoelens en psychosomatische klachten. Gedragsproblemen zoals agressief gedrag, onrustig gedrag en delinquent gedrag. Sociale problemen: problemen die het kind heeft in het maken en onderhouden van het contact met anderen. Psychosociale problemen komen veelvuldig voor bij de Nederlandse jeugd. Onder de 0 tot 12-jarigen is dat bij 11% tot 28% in meer of mindere mate het geval. Meisjes vertonen vaker emotionele problemen, terwijl jongens vaker gedragsproblemen hebben. Een veel gebruikte vragenlijst om te bepalen hoeveel kinderen psychosociale problemen vertonen is de Strenghts and Difficulties Questionnaire (SDQ). De vragenlijst bestaat uit 25 items die geformuleerd zijn aan de hand van stellingen, zoals: mijn kind denkt na voor iets te doen of mijn kind heeft vaak driftbuien of woede-uitbarstingen. Op basis van de antwoorden op de 25 items wordt een totaalscore berekend, die in drie categorieën kan worden ingedeeld: normaal, grensgebied en verhoogd. Kinderen die in de categorie grensgebied en verhoogd vallen hebben een verhoogde indicatie op psychosociale problemen. De SDQ is alleen toegepast bij de kinderen van 4 tot 12 jaar. In de gemeente Arnhem heeft bijna 77% van de kinderen een normale score op de SDQ. Dit betekent dat 23% van de kinderen een indicatie heeft op psychosociale problemen. Jongens zijn psychisch ongezonder dan meisjes. Kinderen in een gezin met een hoog opgeleide moeder zijn in psychisch opzicht het gezondst, zie figuur 4.4. Figuur 4.4: Verhoogd risico op psychosociale ongezondheid (%) Regio Arnhem Presikhaaf SES:hoog SES:midden SES:laag meisje jongen 0 5 10 15 20 25 30 35 percentage 4.5 Pesten Pesten heeft vaak negatieve gevolgen voor de sociale en emotionele ontwikkeling van de betrokken kinderen. Daarnaast heeft pesten een negatieve invloed op de leeromgeving op school en in de klas. Onderzoek toont aan dat in Nederland een derde deel van de kinderen in de hoogste klassen van de 12

basisschool in de afgelopen maanden gepest is. Van deze kinderen wordt 28% structureel gepest, dat wil zeggen twee of meer keren per maand of wekelijks. Ook online-pesten komt steeds vaker voor. Van de kinderen van 4 jaar en ouder in de gemeente Arnhem is 36% gepest in de afgelopen drie maanden volgens de ouder, die de vragenlijst heeft ingevuld. In de leeftijdsgroep 8-12 jarigen worden meer kinderen gepest dan in de leeftijdsgroep 4-8 jarigen. Het overgrote deel is op school gepest, een kleiner deel in de buurt. Online-pesten wordt in deze leeftijdgroep nog niet ervaren. In Presikhaaf is de situatie vergelijkbaar. 4.6 Ingrijpende gebeurtenissen Psychische problemen ontstaan meestal door een combinatie van elkaar beïnvloedende factoren. Het meemaken van ingrijpende gebeurtenissen is één van die factoren, die een invloed kunnen hebben op het ontstaan van psychische problemen. Ieder kind zal in zijn leven ingrijpende gebeurtenissen meemaken. Uiteraard leidt dit niet in alle gevallen tot psychische problematiek. Dat is ook afhankelijk van andere factoren, zoals de persoonlijkheid van het kind en het hebben van een erfelijke aanleg. 61% van de kinderen in de gemeente Arnhem in de leeftijd van 0-12 jaar heeft minimaal één ingrijpende gebeurtenis meegemaakt in zijn/haar leven (in Presikhaaf 63%). De meest voorkomende drie ingrijpende gebeurtenissen die werden genoemd zijn: overlijden van nabij familielid of geliefd persoon, conflicten of ruzies binnen het gezin en als derde langdurige ziekte of handicap van een gezinslid. Tien procent van de Arnhemse kinderen heeft op het moment van onderzoek nog problemen met minimaal één ingrijpende gebeurtenis; in Presikhaaf is dat 16%. Echtscheiding en het voor langere tijd weggaan van een gezinslid zijn de gebeurtenissen het vaakst genoemd worden. Naarmate de leeftijd van het kind toeneemt en de SES afneemt hebben meer kinderen ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en hebben ook meer kinderen nog problemen met een of meerdere ingrijpende gebeurtenissen. 13

5 Opvoeding en sociale steun Opvoeding is een voortdurende wisselwerking tussen kind, ouders en omgeving. Elke leeftijdsfase van kinderen stelt ouders voor andere opvoedingstaken, die een beroep doen op hun competentie en vaardigheden. Meestal verloopt de opvoeding goed: ouders zijn over het algemeen positief gestemd, ervaren niet veel problemen en hebben een adequaat opvoedingspatroon. In veel gezinnen komen perioden voor met opgroei- of opvoedingsproblemen. Juist dan kunnen ouders behoefte hebben aan ondersteuning. Vaak zijn ouders na een goed advies zelf weer voldoende toegerust om hun problemen aan te pakken. Op die manier heeft opvoedingsondersteuning een belangrijke preventieve functie; het kan ernstige problemen voorkomen. Sociale steun is een belangrijke, informele vorm van opvoedingsondersteuning. Een gesprek met andere ouders, vrienden of familie biedt vaak voldoende houvast. Onvoldoende sociale steun kan interfereren met goed ouderschap. Naarmate ouders een meer bevredigend ondersteunend netwerk hebben, blijkt dat negatief opvoedingsgedrag (schreeuwen tegen kinderen of slaan van kinderen) afneemt en positief opvoedingsgedrag (knuffelen en complimenten geven) toeneemt. Het gebruiken, activeren en zonodig opbouwen van sociale netwerken rond gezinnen is een onmisbaar bestanddeel van alle varianten van opvoed- en opgroeihulp. Uit de Landelijke Jeugdmonitor (2008) blijkt dat 36% van de ouders met thuiswonende kinderen van 0 tot 18 jaar zich zorgen gemaakt heeft over een of meerdere van hun kinderen of over hun opvoeding. De belangrijkste problemen die door de ouders genoemd worden zijn: het houden aan of stellen van regels, grenzen en afspraken en het luisteren en gehoorzamen. 5.1 Sociale steun 37% van de ouders in de gemeente Arnhem krijgt (vaak) hulp van familie, vrienden, kennissen of buren bij alledaagse dingen rondom de opvoeding van hun kind. Van alle ouders met een kind onder de 12 jaar vindt 8% de verkregen alledaagse hulp onvoldoende. Ruim twee derde van de ouders kan praten met familie, vrienden, kennissen of buren wanneer er een probleem rondom de opvoeding van het kind is. Een kleine groep (6%) vindt deze steun van hun naasten bij opvoedingsproblemen echter onvoldoende. 5.2 Opvoedingsondersteuning In de gemeente Arnhem maakt 20% van de ouders van kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar zich soms zorgen over de opvoeding, zodanig dat ze behoefte hebben aan deskundige hulp of advies en 4% vaak / (bijna) altijd. Bij de ouders van kinderen in de leeftijd van 4 12 jaar maakt 25% zich soms en 11% zich vaak of (bijna) altijd zorgen over de opvoeding, zodanig dat ze deskundige hulp of ondersteuning zouden willen. Ruim één op de tien heeft op het moment van onderzoek behoefte aan deskundige hulp of advies met betrekking tot zorgen over de opvoeding, het gedrag of de ontwikkeling van hun kind. Hoe ouder het kind hoe meer behoefte de ouders hebben aan deskundige hulp of advies op dit gebied. Daarnaast hebben ouders van jongens meer behoefte aan hulp of advies dan de ouders van meisjes. Door de ouders wordt het vaakst aangegeven dat ze hulp of advies willen ontvangen van een consultatiebureau arts of - verpleegkundige. Verder worden een opvoeddeskundige (bijv. een psycholoog, pedagoog, medewerker van een opvoedspreekuur) maar ook een leerkracht aangegeven. Aan alle ouders is gevraagd in welke vorm ze, indien nodig, deskundige hulp of advies zouden willen 14

krijgen bij het opvoeden, het gedrag en de ontwikkeling van hun kind. Internet, hulp of advies via een centraal punt of door middel van persoonlijke begeleiding worden het vaakst aangegeven. 5.3 Seksuele opvoeding Een gezonde en veilige seksuele ontwikkeling is belangrijk voor de totale gezondheid en het welbevinden van iedereen. Ouders zijn de primaire opvoeders van een kind en hebben een taak in de seksuele opvoeding. Ouders brengen bewust en onbewust belangrijke waarden en normen over op hun kind, ook met betrekking tot seksualiteit. Omdat niet zoveel bekend is over of en wanneer ouders met hun kinderen hierover praten is dit in dit onderzoek nagevraagd. Bijna alle ouders hebben met hun kind over een of meerdere onderwerpen betreffende de seksualiteit gesproken, in Presikhaaf minder vaak dan in Arnhem. De meeste onderwerpen worden met jongens en meisjes even vaak besproken. Alleen de onderwerpen lichamelijke veranderingen in de puberteit (bijv. menstruatie, zaadlozing), verliefdheid en zwangerschap en geboorte wordt iets vaker met meisjes besproken. Het opleidingsniveau speelt een rol bij de seksuele opvoeding. Hoog opgeleide ouders hebben vaker over een of meerdere onderwerpen met hun kind gesproken dan laag opgeleide ouders. Seksuele voorlichting vindt het merendeel (77%) een taak van zowel de school als de ouders, 21% vindt het een taak van de ouders alleen en een enkele ouder (2%) vindt het alleen een taak van de school. In Presikhaaf vinden iets meer ouders seksuele voorlichting een taak van de school. 15

6 Zwangerschap en borstvoeding Een gezonde start begint al ruim voor de geboorte. Omdat de zwangerschap en de vroege ontwikkeling van het kind invloed heeft op latere gezondheid van het kind, zijn aan de ouders van kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar in dit onderzoek vragen gesteld over een aantal aspecten rondom zwangerschap en borstvoeding. 6.1 Alcoholgebruik en roken tijdens de zwangerschap Alcoholgebruik door de moeder kan een schadelijk effect hebben op de ontwikkeling van haar ongeboren kind. De ernst van de gevolgen neemt toe naarmate de zwangere meer alcohol gebruikt. De hersenen van een foetus zijn heel gevoelig voor alcohol. Alcoholgebruik van de moeder kan de hersenontwikkeling van de foetus dan ook schaden. Daarnaast kan alcohol in het begin van de zwangerschap ook schadelijk zijn voor de vorming van andere organen en lichaamsdelen en aan het einde van de zwangerschap ook schadelijk voor de groei van de foetus en de duur van de zwangerschap. Er is geen veilige ondergrens voor alcoholgebruik in de periode rond de conceptie en tijdens de zwangerschap. De Gezondheidsraad stelt daarom dat de enige veilige optie is om in die periode géén alcohol te gebruiken. Wanneer een moeder rookt tijdens de zwangerschap verhoogt dit het risico op een vroeggeboorte, op een geringere lengte en een geringer gewicht van de baby bij geboorte en op een vermindering van de longfuncties bij de baby. Daarnaast zijn er duidelijke aanwijzingen dat het roken van de moeder tijdens de zwangerschap en na de geboorte, het risico op zuigelingensterfte en wiegendood verhoogt. 11% van de moeders in Arnhem en 6% van de moeders in Presikhaaf heeft tijdens de zwangerschap (af en toe) alcohol gedronken. 11% van de moeders in Arnhem en 21% van de moeders in Presikhaaf heeft gerookt. Voor roken tijdens de zwangerschap bestaat een relatie met SES, hoe lager de SES hoe meer moeders gerookt hebben. Voor alcoholgebruik is deze relatie niet aangetoond. Figuur 6.1: Percentage moeders van 0-4 jarigen die hebben gerookt en/of alcohol hebben gedronken tijdens de zwangerschap in Presikhaaf, in Arnhem, in regio Gelderland Midden Moeder heeft gerookt tijdens zwangerschap Moeder dronk alcohol tijdens zwangerschap Gelderland Midden Arnhem Presikhaaf 0 5 10 15 20 25 percentage 16

6.2 Borstvoeding Borstvoeding heeft positieve effecten op de gezondheid van zowel het kind als de moeder. Zo heeft het krijgen van borstvoeding een gunstig effect op maagdarminfecties, diarree en acute middenoorontstekingen en geeft het op lange termijn minder kans op overgewicht en een hoge bloeddruk. Het geruime tijd geven van borstvoeding verkleint bij de moeder de kans op het krijgen van reumatoïde artritis en borst- en eierstokkanker. Om optimaal te kunnen profiteren van de positieve gezondheidseffecten adviseert de WHO om kinderen tot de leeftijd van zes maanden uitsluitend borstvoeding te geven. In 2007 gaf 81% van de moeders direct na de geboorte van hun kind uitsluitend borstvoeding. Een maand na de geboorte gaf nog 48% van de moeders volledige borstvoeding, drie maanden na de geboorte 30% en vijf maanden na de geboorte nog 23% (Lanting & Van Wouwe, 2007). Een groot deel van de moeders in Arnhem begint direct na de geboorte met het geven van borstvoeding (79%). Met de leeftijd van de zuigeling neemt het percentage moeders dat uitsluitend borstvoeding geeft af. 69% geeft na één maand nog steeds uitsluitend borstvoeding, 57% na drie maanden en 37% na zes maanden. Bijna 20% heeft uitsluitend kunstvoeding gekregen. Moeders met een hoge SES hebben vaker 6 maanden lang uitsluitend borstvoeding gegeven dan moeders met een lagere SES (figuur 6.2). De belangrijkste reden om kunstvoeding te gaan (bij)geven is het hebben van te weinig borstvoeding. Een andere veel genoemde reden is dat borstvoeding moeilijk te combineren is met het werk en ook dat borstvoeding geven pijnlijk was. Figuur 6.2: Percentage kinderen van 0-4 jaar die de eerste 6 maanden uitsluitend moedermelk in Presikhaaf, Arnhem en in de regio Gelderland Midden Regio Arnhem Presikhaaf SES:hoog SES:midden SES:laag 0 10 20 30 40 50 percentage 17

7 Leefstijl Met de manier waarop we leven kunnen we zelf invloed uitoefenen op onze gezondheid. Een ongezonde leefstijl zoals een ongezond voedingspatroon, weinig beweging, roken en een hoge alcoholconsumptie dragen in belangrijke mate bij aan ongezondheid op latere leeftijd. Hoewel de effecten op de kinderleeftijd nog niet zo zichtbaar zijn, is het wel belangrijk om al vroeg aandacht te geven aan gezonde leefgewoonten. Voor kinderen van 0 tot 12 jaar is de invloed van de ouders op de leefstijl nog heel sterk. In de puberteit gaat dit veranderen en ontwikkelen de kinderen een eigen leefstijl. Ouders kunnen kinderen een gezonde leefstijl aanwennen door te zorgen voor gezonde voeding, stimulering van lichaamsbeweging, normen stellen met betrekking tot Tv-kijken en computergebruik en zelf het goede voorbeeld geven door niet te roken en matig te zijn met alcoholgebruik. Een levenswijze die jong is aangeleerd wordt makkelijker vastgehouden in de rest van het leven. 7.1 Voeding Een evenwichtig voedings- en beweegpatroon vormt de basis voor het handhaven van een gezond lichaamsgewicht. Het is belangrijk een kind gezonde eetgewoontes aan te leren. Gezond eten betekent in ieder geval regelmatig en goed ontbijten, gevarieerd en niet te veel eten, een beperkt gebruik van gezoete drankjes, niet te veel verzadigd vet, elke dag groente en fruit en veilig met voedsel omgaan. In de kindermonitor zijn vragen gesteld over het ontbijtgedrag, de groente- en fruitconsumptie. De vragen zijn alleen gesteld aan de ouders van kinderen van 1 jaar en ouder. Het ontbijt is belangrijk. Kinderen kunnen zich na een ontbijt beter concentreren. Daarnaast blijkt dat het heel moeilijk is alle voedingsstoffen in de juiste hoeveelheden binnen te krijgen als het ontbijt wordt overgeslagen. Goed ontbijten is ook belangrijk om een gezond gewicht te houden. Gelukkig ontbijten bijna alle kinderen van 1 tot 12 jaar minstens 5 keer per week. Groente en fruit zijn belangrijke bronnen van vitamines, zoals vitamine C en foliumzuur, vezels en mineralen, zoals kalium en bioactieve stoffen. 67% van de kinderen eet elke dag fruit en 53% van de kinderen elke dag groente. Jongere kinderen eten vaker dagelijks fruit en/of groenten dan de oudere kinderen en dat geldt ook voor kinderen met een hogere SES. Het percentage kinderen dat elke dag groente en fruit eet is in geheel Arnhem hoger dan in de rest van de regio (figuur 7.1). Figuur 7.1 Percentage 1 12 jarigen dat elke dag fruit en groente eet en vijf dagen of meer per week ontbijt Eet dagelijks groente Eet dagelijks fruit Gelderland Midden Arnhem Presikhaaf Ontbijt 5 of meer keer per week 0 20 40 60 80 100 percentage 18

7.2 Beweging Kinderen hebben beweging nodig en van nature bewegen de meeste kinderen daarom ook graag. Beweging is van belang om de motoriek goed te ontwikkelen, om energie kwijt te kunnen en om het kind zich fit te laten voelen. Daarnaast wordt door regelmatig voldoende beweging de kans verlaagt op diverse chronische ziekten en aandoeningen later in het leven. Daarom is het goed als kinderen leren dat actieve lichaamsbeweging zoals buiten spelen, fietsen, wandelen en sporten vanzelfsprekend 1 is. Om het belang van lichaamsbeweging ten behoeve van de lichamelijke fitheid te kunnen vaststellen wordt al lange tijd de fitnorm gehanteerd. Om te voldoen aan de fitnorm voor kinderen moet: 'minstens drie keer per week minimaal 20 minuten zwaar intensieve lichamelijke activiteit (zomer en winter) worden verricht. De fitnorm focust zich met name op activiteiten die gericht zijn op conditie zoals sport of andere zwaar lichamelijke inspanning. Omdat steeds duidelijker werd dat ook minder intensieve vormen van bewegen een rol spelen bij de bevordering van de gezondheid heeft een groep experts in 1998 de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB ofwel beweegnorm) vastgesteld. Voor kinderen en jongeren betreft de norm: 'dagelijks één uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie)'. De laatste jaren hanteert de overheid in het beleid vooral de combinorm. Deze houdt in dat men voldoet aan de fitnorm en/of de beweegnorm. Uit de landelijke Monitor Bewegen en Gezondheid van TNO blijkt dat 33% van de kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar voldoet aan de fitnorm, 32% voldoet aan de beweegnorm, en 53% aan tenminste een van beide normen (ofwel de combinorm). Om kinderen goed te kunnen indelen naar fitnorm, beweegnorm en combinorm is een uitgebreide vragenlijst vereist, bij voorkeur aangevuld met informatie uit een beweegmeter. Die mogelijkheid was in deze Kindermonitor niet aanwezig. Daarom is gebruik gemaakt van de vragenset van de Lokale en Nationale Monitor. Deze vragenset geeft geen concreet percentage dat voldoet aan de beweegnorm of aan de fitnorm, maar het doet wel een uitspraak over de mate van buiten spelen, sporten, lopen en fietsen en het lidmaatschap van een sportvereniging. Daarnaast wordt de mate van passieve tijdbesteding zoals TV of DVD kijken en computeren beschreven. In de gemeente Arnhem is 70% van de kinderen van 4 jaar en ouder lichamelijk actief, dat wil zeggen beweegt minimaal 7 uur per week, volgens de ouder(s); in Presikhaaf is dat 62%. Ruim 30% van de kinderen (4 jaar en ouder) gaat niet te voet of zelf fietsend naar school. 23% van de kinderen van 2 jaar en ouder speelt minder dan 1 uur per dag buiten. Daarentegen kijkt 28% meer dan 2 uur per dag naar een beeldscherm (TV/DVD of computer). Naarmate de leeftijd toeneemt en de SES afneemt, neemt het percentage passieve tijdsbesteding toe. Jongens en oudere kinderen bewegen vaker minimaal 7 uur per week dan meisjes en jongere kinderen. In Arnhem zijn minder kinderen lichamelijk actief (bewegen meer dan 7 uur per week) dan in de regio. 65% van de 4 tot 12 jarigen in Arnhem is lid van een sportclub of vereniging. In de wijk Presikhaaf zijn de cijfers over het algemeen negatiever. Het bovengenoemde percentage dat lichamelijk actief is ligt duidelijk hoger dan de landelijke cijfers van TNO (beweegnorm, fitnorm, combinorm). Dit komt waarschijnlijk grotendeels doordat in deze kindermonitor een kortere vragenset gebruikt is. Zo is de intensiteit waarmee bepaalde activiteiten plaatsvinden niet nagevraagd. Een uur buiten spelen kan heel intensief zijn (bijvoorbeeld voetballen 1 Uiteraard zijn er ook kinderen waarvoor lichaamsbeweging niet vanzelfsprekend is vanwege een lichamelijke beperking. Evenwel is het ook voor hen belangrijk om binnen de beperking te zoeken naar haalbare bewegingsmogelijkheden. 19

op een veldje) maar het kan ook veel passiever zijn (bijvoorbeeld spelen in de zandbak). Buiten spelen is dus niet automatisch hetzelfde als matig of zwaar intensief bewegen. 7.3 Gewicht Overgewicht wordt beschouwd als één van de belangrijkste volksgezondheidsproblemen van dit moment. Overgewicht brengt allerlei gezondheidsrisico's met zich mee. Zeker ook bij (jonge) kinderen is het van belang om op de ontwikkeling van overgewicht te letten. Zo hebben kinderen die te zwaar zijn vaker last van lichamelijke en psychosociale problemen. En recent onderzoek laat zien dat een snelle gewichtstoename bij kinderen tussen de leeftijd van 2 en 6 de belangrijkste voorspeller is van overgewicht op volwassen leeftijd. Bij volwassenen verhoogt overgewicht het risico op onder meer diabetes type 2, hart en vaatziekten, hoge bloeddruk en sommige vormen van kanker. Het kabinet heeft in de preventienota 'Kiezen voor gezond leven (2006)' overgewicht als een van de speerpunten genoemd met daarbij een speciale focus op de jeugdigen. Overgewicht ontstaat wanneer er een onevenwichtigheid is in de energiebalans. Wanneer de energie inname via de voeding hoger is dan het energie verbruik door onder andere beweging, wordt de overtollige energie opgeslagen als lichaamsvet. Van de factoren die van invloed zijn op de energie balans (biologische, genetische en omgevingsfactoren) is de leefstijl de factor waarop het meest direct kan worden ingegrepen. Leefstijlkenmerken bij kinderen die samenhangen met overgewicht zijn onder andere het gebruik van gezoete dranken, niet ontbijten en lichamelijke inactiviteit (bv. als gevolg van tv kijken en computer spelletjes spelen). Zeker voor gemeenten en scholen bieden ook de omgevingsfactoren mogelijkheden om overgewicht aan te pakken. Het gaat dan bijvoorbeeld om speel-, sport- en recreatievoorzieningen en veilige, stimulerende fietsvoorzieningen. Volgens landelijke gegevens van TNO is tussen 1980 en 1997 het voorkomen van overgewicht bij kinderen sterk gestegen. Ook daarna is nog een stijging zichtbaar. Onderzoek van TNO, gebaseerd op meetgegevens van 11 GGD'en, laat zien dat tussen 1997 en 2004 het percentage kinderen met overgewicht nog verder is gestegen. Zij schetsen een percentage overgewicht bij kinderen van 14% bij jongens en 17% bij meisjes. Gegevens van het CBS laten een lager percentage zien: 14% bij jongens en 13% bij meisjes. Bij het CBS betreft het zelfrapportage door de ouders. Dit geeft in het algemeen een onderschatting van het gewicht en daardoor dus onderrapportage van het overgewicht. In deze kindermonitor is ook gebruik gemaakt van lengte en het gewicht van het kind zoals de ouders dat hebben ingevuld (bij kinderen vanaf 2 jaar). Op basis van de lengte en gewicht is de Body Mass Index (BMI) 2 bepaald. Vervolgens is met behulp van internationaal vastgestelde leeftijds- en geslachtsspecifieke afkapwaarden bepaald of een kind ondergewicht, een gezond gewicht of overgewicht heeft. In de gemeente Arnhem heeft volgens de lengte- en gewichtopgave van de ouders, 10% van de kinderen vanaf twee jaar overgewicht en 3% ernstig overgewicht. In Presikhaaf heeft zelfs 17% overgewicht en 9% ernstig overgewicht van de kinderen in de leeftijd van 2 tot 12 jaar. Kinderen met een lage SES hebben vaker (ernstig) overgewicht dan kinderen met een hogere SES (figuur 7.3). Daarentegen heeft bijna 20% een gewicht dat aan de lage kant is. 2 BMI=(gewicht in kg) gedeeld door (lengte in meters in het kwadraat) 20