4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.



Vergelijkbare documenten
Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Rapport. Datum: 12 september 2000 Rapportnummer: 2000/306

Rapport. Datum: 26 april 2000 Rapportnummer: 2000/163

Rapport. Datum: 19 maart 1998 Rapportnummer: 1998/070

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Ministerie van Defensie uit Den Haag. Datum: 20 november Rapportnummer: 2011/341

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 23 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/332

Beoordeling. h2>klacht

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

Rapport. Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Datum: 8 april 2005 Rapportnummer: 2005/110

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen. Datum: 22 maart Rapportnummer: 2012/046

Rapport. Datum: 10 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/307

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 10 september 2007 Rapportnummer: 2007/189

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 25 juli 2005 Rapportnummer: 2005/215

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218

2. Verzoeker diende bij SenterNovem een subsidieaanvraag in voor de productie van energie door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033

Rapport. Datum: 8 mei 2002 Rapportnummer: 2002/142

Rapport. Datum: 1 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/298

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/421

Beoordeling. I Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 28 november 2003 Rapportnummer: 2003/440

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Tevens klaagt verzoekster erover dat zij op haar diverse brieven aan de Belastingdienst geen antwoord heeft gekregen.

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 2 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/303

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 13 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/316

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Beoordeling. h2>klacht

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 20 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/272

Beoordeling. h2>klacht

"Ik woon nu bijna 3 jaar in Wassenaar en ben zeer verbolgen over de wijze waarop u met uw burgers omgaat:

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/402

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten bv uit Den Haag. Datum: 27 april 2011

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) pas op 28 april 2008 een nieuwe beslissing op zijn bezwaarschrift had genomen, ondanks de toezegging dat het besluit voor 29 januari 2008 zou worden genomen. Beoordeling I. Bevindingen 1. De Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Nederlandse wetten en regelingen die financiële ondersteuning bieden aan slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de Bersiapperiode en aan hun nabestaanden. 2. In 2006 deed verzoeker bij de PUR een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming voor een aangepaste auto. De PUR wees de aanvraag af. Het bezwaarschrift dat verzoeker vervolgens indiende, achtte de PUR ongegrond. Verzoeker diende daarna een beroepsschrift in bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). In een uitspraak van 27 september 2007 vernietigde de CRvB de beslissing op bezwaar en droeg de PUR op een nieuw besluit te nemen. 3. Op 21 december 2007 legde een medewerker van de PUR telefonisch aan verzoeker uit dat hij volgens de PUR niet in aanmerking kwam voor een financiële tegemoetkoming voor een auto, maar mogelijk wel voor een tegemoetkoming voor taxikosten. Verder legde de PUR uit hoe de procedure na het gegronde beroep verder zou verlopen. Afgesproken werd dat eerst een nieuw besluit zou worden genomen, onder meer gezien het vertrek van verzoeker voor langere tijd naar Spanje. Daarna zou de aanvraag voor sociaal vervoer in gang worden gezet. 4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen. 5. Bij brief van 18 januari 2008 vroeg verzoeker de PUR er rekening mee te houden dat hij bij een afwijzend nieuw besluit, zeker weer in beroep wilde gaan. Tijdens zijn verblijf in Spanje zou hij echter niet in staat zijn tijdig beroep aan te tekenen, daarom wenste hij dat de beroepstermijn pas zou gaan lopen op het moment dat hij weer terug in Nederland was. Hij gaf zijn contactgegevens in Spanje door. 6. Na tussenkomst van de Nationale ombudsman berichtte de PUR bij brief van 21 januari 2008 aan verzoeker ernaar te streven het nieuwe besluit vóór 29 januari 2008 te nemen. 7. Bij brief van 23 januari 2008 aan de PUR gaf verzoeker aan dat hij op 29 januari 2008 naar Spanje zou vertrekken en tot 5 mei 2008 zou blijven. Verder verzocht hij al bij voorbaat om uitstel van de beroepstermijn omdat hij in Spanje niet aan de zaak wilde

3 denken. 8. Op 28 april 2008 wees de PUR het bezwaarschrift opnieuw af en verstuurde dit besluit naar het adres van verzoeker in Spanje. De PUR gaf aan ervoor gekozen te hebben om pas eind april 2008 het nieuwe besluit te verzenden, gezien verzoekers verzoek van 23 januari 2008 om uitstel van de beroepstermijn. De PUR was in de veronderstelling verzoeker hiermee tegemoet te komen in zijn wens om opnieuw beroep te kunnen aantekenen. 9. Na terugkomst in Nederland, deed verzoeker op 20 mei 2008 telefonische navraag bij de PUR. Toen vernam verzoeker dat de PUR het besluit al naar Spanje had verzonden. De PUR stuurde verzoeker een afschrift van het besluit. Verzoeker stelde op 4 juni 2008 beroep in. Dat was een week voordat de beroepstermijn eindigde. 10. In reactie op vragen van de Nationale ombudsman benadrukte de PUR dat in de brief van 21 januari 2008 stond dat het stréven was dat voor 29 januari 2008 een nieuw besluit genomen zou worden, maar dat dit niet is gelukt. Verder gaf de PUR aan dat er met verzoeker afspraken waren gemaakt voor het geval de PUR een beslissing zou nemen als hij in Spanje zou zijn, ter voorkoming van het mislopen van de beroepstermijn. De afspraak was dat de PUR het nieuwe besluit aangetekend naar een door hem opgegeven (post)adres in Spanje zou versturen en hem telefonisch zou berichten dat de verzending van het nieuwe besluit had plaatsgevonden. Gezien de brief van verzoeker van 23 januari 2008 koos de PUR ervoor pas eind april 2008 een beslissing op bezwaar te verzenden in de veronderstelling verzoeker tegemoet te komen in zijn wens om eventueel opnieuw beroep aan te kunnen tekenen. Voorts gaf de PUR aan dat er, voordat verzoeker naar Spanje vertrok, vier uitvoerige telefoongesprekken waren gevoerd over de te nemen beslissing en de procedure. Ten slotte gaf de PUR aan dat er geen formele termijnen zijn waarbinnen na een gegrondverklaring van een rechter een nieuwe beslissing genomen moet worden. De PUR streeft ernaar dit binnen de termijn van dertien weken te doen. Hiermee handelt de PUR analoog aan de normale beslistermijn voor bezwaarschriften op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv, zie Achtergrond). II. Beoordeling 1. Het vereiste van rechtszekerheid houdt onder meer in dat bestuursorganen gevolg geven aan rechterlijke uitspraken. Dit impliceert dat een bestuursorgaan na vernietiging van een besluit van een bestuursorgaan door een rechter de wettelijke beslistermijn voor het nemen van een nieuw besluit in acht moet nemen. Het vereiste van rechtszekerheid houdt voorts in dat gerechtvaardigde verwachtingen van burgers jegens bestuursorganen door die bestuursorganen worden gehonoreerd. Dit vertrouwensbeginsel impliceert dat een

4 bestuursorgaan gedane toezeggingen over het tijdstip van afhandeling van een bezwaarschrift gestand moet doen. Indien dit niet mogelijk is, en burgers daarvan geen nadeel ondervinden, kan worden volstaan met het in kennis stellen van de belanghebbende en het aangeven wanneer de afhandeling alsnog zal plaatsvinden. 2. Verzoeker klaagt erover dat de PUR pas op 28 april 2008 een nieuw besluit heeft genomen op basis van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 september 2007, ondanks de toezegging dat het streven was om het besluit vóór 29 januari 2008 te nemen. 3. De PUR heeft aan de Nationale ombudsman aangegeven ernaar te streven na vernietiging van een besluit door de rechter binnen de wettelijke beslistermijn van dertien weken opnieuw te beslissen. In de onderhavige zaak had de PUR binnen dertien weken na 27 september 2007 (derhalve vóór 28 december 2007) opnieuw moeten beslissen. De PUR heeft dit niet gehaald. 4. Dat de PUR niet tijdig een nieuw besluit heeft genomen naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak is in strijd met het vereiste van rechtszekerheid. Dit klemt temeer nu de PUR ook een na tussenkomst van de Nationale ombudsman aan verzoeker gemelde streefdatum niet waar kon maken en geen duidelijke afspraken heeft gemaakt over uitstel van de beslistermijn op verzoek van verzoeker gedurende zijn verblijf in Spanje. 5. Alle goede bedoelingen ten spijt geschiedde precies wat verzoeker en de PUR al die tijd probeerden te voorkomen, namelijk dat verzoeker weinig tijd had om beroep in te stellen tegen het nieuwe besluit. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de Pensioen- en Uitkeringsraad te Leiden, is gegrond, wegens strijd met het vereiste van rechtszekerheid. Onderzoek Op 4 juni 2008 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. te Losser, met een klacht over een gedraging van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) te Leiden. Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de PUR verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

5 In het kader van het onderzoek werd betrokkenen verzocht op de bevindingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van de PUR gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen en/of aan te vullen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: Brieven van verzoeker aan de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) van 18 en 23 januari 2008. Brieven van verzoeker aan de Nationale ombudsman van 13 januari en 4 juni 2008. Brieven en besluiten van de PUR aan verzoeker 21 januari, 28 april en 20 mei 2008. Reacties van de PUR aan de Nationale ombudsman van 25 augustus 2008 en 8 januari 2009. Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 september 2007, 1733 WUV. Beroepsschrift van verzoeker aan de Centrale Raad van Beroep van 4 juni 2008. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond Wet van 22 november 1972, houdende regelen betreffende de verlening van uitkeringen aan de slachtoffers van vervolging, 1972, Stb. 669 (Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945) Artikel 43 "( ) 2. In afwijking van artikel 7:10, eerste, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist de Raad binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Ingeval van bijzondere omstandigheden kan deze termijn eenmaal met ten hoogste vier weken worden verlengd. Van de verlenging doet de Raad schriftelijk mededeling aan de belanghebbende.

6 3. Indien de belanghebbende in het buitenland gevestigd is, worden de termijnen, bedoeld in het tweede lid, ieder met acht weken verlengd."