Fort benoorden Spaarndam Advies ten behoeve van een natuurvriendelijke inrichting van het fortterrein R.M. Koelman



Vergelijkbare documenten
Zoogdieronderzoek Monnickendam

Expert judgement noordse woelmuis en bever Spijkenisse

De noordse woelmuis en de waterspitsmuis langs de Boonervliet en Vlaardingervaart

Inventarisatie waterspitsmuis Poels- en Fluttersbeek 2011 D.L. Bekker & S. Westra

Onderzoek naar het belang van de Nieuwe Stadse Zeedijk bij Stad aan t Haringvliet voor de noordse woelmuis

Waterspitsmuis Gemeente Utrecht

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in relatie tot het project Zuiderklip

Onderzoek naar het voorkomen van de waterspitsmuis in een herinrichtingsgebied in Polder de Peizer- en Eeldermaden in 2009

Noordse woelmuis, 2010

Inventarisatie grote bosmuis Ruiten Aa, Groningen 2011

Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Beoordeling van de effectiviteit van een tijdelijke vliegroute voor vleermuizen in juli 2008

Onderzoek naar het voorkomen van noordse woelmuis & waterspitsmuis De Hulk & Etersheim 2014

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in Polder de Gagel en de Molenpolder

Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in de Jan Durkspolder, Wolwarren, Lytse Mear en Wester Sanning in 2007

Onderzoek naar het belang van de Buitenhavendijk te Middelharnis voor de noordse woelmuis

Waterspitsmuisonderzoek provincie Groningen 2010

Vleermuisonderzoek Schuttersbosch Eindhoven

Verspreidingsonderzoek Nederlandse zoogdieren VONZ 2012

Ruimte voor rivier en bever in De Schellen, deel II

Bermenplan Assen. Definitief

Onderzoek naar het voorkomen van muizen en spitsmuizen in de terreinen van Golf & Country Club Noord-Nederland in 2016

Overwinterende vleermuizen op Lunetten 2. Voortgangsrapport 2014

Terreinbeheer en de noordse woelmuis in het Natura 2000-gebied Duinen en Lage Land Texel. Rapportage

Verspreidingsonderzoek muizen en spitsmuizen in 2005

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Handleiding inventarisatie noordse woelmuis m.b.v. inloopvallen

Beheerrichtlijn voor vleermuizen van Fort Asperen E.A. Jansen & H.G.J.A. Limpens

Onderzoek naar het voorkomen van grote bosmuis bij Ter Apel 2014

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2006 met behulp van braakbalanalyse

Quickscan flora en fauna

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Natuurtoets Haarweg 127 te Gorinchem

Vleermuisonderzoek Gorinchem

OMGEVINGSCHECK HUISMUS REEHORSTERWEG

Waterspitsmuizen in de gemeente Utrecht

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

Vleermuiswaarden Fort Pannerden Een onderzoek naar de huidige en potentiële waarde van het fort voor vleermuizen R.M. Koelman

Onderzoek naar belang van de Bosschendijk voor de noordse woelmuispopulatie van de Oude Maas

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola

Gemeente s-hertogenbosch Dhr. T. van Tol Postbus GZ s-hertogenbosch

VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage.

Landschapsdynamiek voor noordse woelmuis

MUIZENWEEKEND KORTENHOEFSE PLASSEN

Mitigatieplan noodkap populieren ten behoeve van de bever in de Roer

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Ordito Gilze B.V. t.a.v. dhr. C. van Kuijk Postbus ZH GILZE

Waterbodemsanering Biesbosch

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

Surveillance Muntjak Goirle

BUITENGEBIED ZUIDOOST SPIJKENISSE - VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Onderzoek flora en fauna

Vogels van riet en ruigte. Baardman Panurus biarmicus

Aantal bijlagen: 2 Agendapunt: 6. Onderwerp Planuitwerking herontwikkeling Fort benoorden Spaarndam

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde.

Projectnummer: D Opgesteld door: Wouter Stempher. Ons kenmerk: :D. Kopieën aan: Eric van Dijk

Vleermuistunnel Noordelijke Hogeschool Leeuwarden

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Knelpunten van de Natuurzoom.

MUIZENINVENTARISATIE KAPPERSBULTEN. Guido Lek & Harold Steendam november 2009

Zoogdieren van de Habitatrichtlijn,

Dienst Landelijk Gebied J.M.H. van Erp Postbus JA LEEUWARDEN. Datum 10 oktober 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Sterfte onder bosspitsmuizen als gevolg van onderzoek met inloopvallen

Ecologische Quick-scan T.b.v. sloop en nieuwbouw Rivierdijk 320 te Sliedrecht

FLORA- EN FAUNASCAN Fietsbrug over de A9

Ecologische Quick-scan

Noordse Woelmuis en Waterspitsmuis onderzoek aan Laagwaalderweg ong. te Oudeschild. Aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Ecologisch werkprotocol

Natuurvriendelijke oevers. Droge voeten, schoon water

Ontwikkeling Hollandse IJssel terreinen, Provincie Zuid-Holland 2012

NOTITIE. Methodiek. Plangebied en ingreep

Het wegvangen van Pallas eekhoorns in Weert en omgeving in 2013

Oevers 2x maaien Oever 2

Nader onderzoek vleermuizen schoolgebouw Anne Franklaan, Montfoort

Notitie veldbezoek Middelweg 12 te Moordrecht

Dossiernummer: Projectnummer:

NOTITIE. Quickscan perceel Veldstraat 4 te Nijmegen. Methodiek. Plangebied en ingreep

Ecologische Quick-scan

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD.

Veldonderzoek noordse woelmuis in het Oostzanerveld met edna

Verdwijnt de oer-hollandse lemming?

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Welkom bij de inloopavond van Ruygeborg II

NATTE ECO ZONE SCHUYTGRAAF BEELDENBOEK

Concept QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET RECONSTRUCTIE- LOCATIE HOOFDWEG TE OOSTVOORNE

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Vleermuisonderzoek. Monnickendam

6. Ontwerp. N 20m. Visualisatie bovenaanzicht

' I 6300 HERZIEN VEGETATIEBEHEER VOOR DE KAVELS U 81 EN U 82 IN HET NATUURTERREIN "DE WILDWALLEN" door. J. Hoogesteger H.J. Drost

Beoordeling ontwerp openbare verlichting rondweg Ommen

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Flora- en fauna-inspectie Gelderdijk 15 te Sevenum (Gemeente Horst aan de Maas) door ir. Hans Hovens, Paul op het Veld en ir. G.

Voortgangsonderzoek naar de verspreiding van noordse woelmuis, waterspitsmuis en veldspitsmuis in 2007 met behulp van braakbalanalyse

Notitie Quickscan Gasthuisweg 1 te Herwijnen

QUICK SCAN FLORA- EN FAUNAWET VOOR HET PERCEEL KAATSWEG 3 RODERESCH

KNNV Zoogdierenwerkgroep Voorne

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Transcriptie:

Fort benoorden Spaarndam Advies ten behoeve van een natuurvriendelijke inrichting van het fortterrein R.M. Koelman November 2010 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van Esbi Bouw

Fort benoorden Spaarndam Advies ten behoeve van een natuurvriendelijke inrichting van het fortterrein R.M. Koelman Rapport nr.: 2010.34 Project nr.: 2010.079 Status uitgave: Eindrapport Datum uitgave: November 2010 Auteur: Projectleiding: Foto s: Foto s voorkant: Productie: Opdrachtgever: R.M. Koelman D.L. Bekker Grote foto: Fort benoorden Spaarndam. Fotograaf: onbekend. Inzet: noordse woelmuis (Microtus oeconomus) - Nieuwkoopse Plassen, september 2007. Foto: R.M. Koelman. Zoogdiervereniging Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen Tel. 024-7410500; e-mail: info@ zoogdiervereniging.nl Esbi Bouw Dit rapport kan worden geciteerd als: Koelman, R.M., 2010. Fort benoorden Spaarndam. Advies ten behoeve van een natuurvriendelijke inrichting van het fortterrein. Rapport 2010.34. Zoogdiervereniging, Nijmegen. De Zoogdiervereniging is niet aansprakelijk voor gevolgschade, evenals voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van de Zoogdiervereniging; de opdrachtgever vrijwaart de Zoogdiervereniging voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Zoogdiervereniging Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en de Zoogdierverenging, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.

Inhoud 1 Inleiding...5 2 Inrichting grasland zuidkant fortterrein...6 3 Inrichting oeverzones fortgracht...9 4 Inrichting forteiland...9 Bijlage 1 Soortinformatie... 11 Bijlage 2 Vegetatietypes noordse woelmuis...13 3

Afbeelding 1. Overzicht van het fortterrein. Het noorden ligt links. Luchtfoto: Google Earth. 4

1 Inleiding In de gemeente Velsen (NH) ligt in de Westbroekerpolder het provinciaal monument Fort benoorden Spaarndam. Dit laat negentiende eeuwse fort is onderdeel van de Stelling van Amsterdam, dat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO staat. Het fort is eigendom van het Recreatieschap Spaarnwoude. Naast het fort is in de periode van de Koude Oorlog een munitiemagazijncomplex (MOB-complex) aangelegd ( Munitiebos ). Voor zowel het fort zelf als voor de omliggende terreinen bestaan plannen voor nieuwe gebruiksfuncties. Daarbij zullen in het fort zelf nieuwe recreatieve functies worden ondergebracht. Op het terrein van het Munitiebos zijn recreatiewoningen gepland. Een deel van het omliggende terrein zal worden ingericht tot golfbaan (pitch&putt), een ander deel - aan de zuidkant van het plangebied - zal worden ingericht als nieuwe natuur. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat in het plangebied meerdere zwaar beschermde soorten zoogdieren voorkomen, waaronder de noordse woelmuis (Microtus oeconomus). Mogelijk komt ook de waterspitsmuis (Neomys fodiens) in het gebied voor. De aan te leggen nieuwe natuur zal onder andere dienen als uitbreiding van het leefgebied van de noordse woelmuis. Esbi Bouw heeft de Zoogdiervereniging gevraagd te adviseren over de inrichting van het aan te leggen natuurterrein, zodat dit geschikt zal zijn als leefgebied voor de noordse woelmuis. Daarnaast zal in dit advies ook worden ingegaan op de mogelijkheden tot een natuurvriendelijk beheer van de oeverzones van de gracht rondom het fort en de beplanting van het fortterrein zelf. Afbeelding 2. Ontwerpschets van de geplande terreinindeling van Fort benoorden Spaarndam. Het noorden ligt links. Tekening: Esbi Bouw. 5

2 Inrichting grasland zuidkant fortterrein Aan de zuidkant van het plangebied zal ongeveer 7 hectare nieuwe natuur worden gerealiseerd in de vorm van een vochtig graslandgebied. Een klein deel aan de oostkant van het terrein is momenteel al grasland. Het overige grasland zal worden gerealiseerd door de kap van momenteel aanwezige bomen en het afgraven van een deel van de grond. Het oostelijke deel zal hierbij relatief nat worden, het westelijke deel droger. Na de inrichting komt het gebied er ongeveer uit te zien als het Landje van Gruiters, wat een paar honderd meter naar het oosten ligt. Het in te richten terrein is onder meer bedoeld als nieuw leefgebied voor de noordse woelmuis. Het beheer van het terrein met nieuwe natuur zal worden gevoerd door de Stichting recreatiepark Stelling van Amsterdam, welke ook het beheer over het fort en het recreatiepark zal gaan uitvoeren. Afbeelding 3. Impressie van het terreingedeelte met de nieuwe natuur. Tekening: Esbi Bouw. Aan de westkant van het terrein ligt een door schapen begraasd graslandje. Hier werd tijdens door de Zoogdiervereniging in september 2009 uitgevoerd onderzoek het voorkomen van de noordse woelmuis vastgesteld. Direct ten noorden van het grasland zal ongeveer 3 hectare terrein worden ingericht als golfterrein (Pitch & Puttbaan). Dit golfterrein dient onder andere als overgangsgebied van het recreatiepark naar de nieuwe natuur. Afbeelding 4. Een in september 2009 in het schapenweitje gevangen noordse woelmuis (Microtus oeconomus). Foto: S. Westra - Zoogdiervereniging. 6

Het terrein met nieuwe natuur dient tenminste voor een deel geschikt te zijn als leefgebied voor de noordse woelmuis. Hiervoor gelden een aantal randvoorwaarden: - De vegetatie dient een geschikte structuur te hebben. - Het beheer dient (zeer) extensief te zijn. Noordse woelmuizen kunnen voorkomen in diverse vegetatietypen. De belangrijkste zijn bepaalde typen rietland en -ruigte en nat schraalgrasland. Voor het plangebied is het volgende vegetatietype het meest geschikt: - Een drassige tot natte vegetatie van riet langs de oevers van de watergangen, geleidelijk overgaand in een kruidenrijke, matig voedselrijke, drassige vegetatie van grote zeggen, pitrus, kruiden en eventueel wat riet. Van belang is de aanwezigheid van voldoende dekking. Er dient een natuurlijk waterregime te zijn. Hierbij is het gebied in de zomerperiode relatief droog en in het winterhalfjaar drassig tot nat, waarbij delen van het gebied onder water staan (plm. 10-20 cm). Dit vegetatietype vormt ook een geschikt biotoop voor de waterspitsmuis. In de tweede bijlage staan een aantal foto s met voorbeelden van relevante vegetatietypen waarin noordse woelmuizen zijn aangetroffen. In een eerste ontwerp is voorgesteld het gebied te laten begrazen door Schotse Hooglanders. Begrazing heeft echter duidelijke negatieve effecten op het voorkomen van de noordse woelmuis, zelfs bij relatief geringe dichtheden van grazers. De negatieve effecten bestaan onder andere uit het afnemen of zelfs verdwijnen van noodzakelijke dekking en het vertrappen van vochtige bodems. Deze effecten zijn bij grotere soorten grazers, zoals rundvee, veel sterker dan bij kleinere grazers, zoals schapen. Dit betekent dat ten hoogste een zeer beperkte begrazing mogelijk is in de voor de noordse woelmuis bedoelde terreindelen. Het is vanuit voorgaande beter om delen van de nieuwe natuur speciaal in te richten voor de noordse woelmuis en andere delen van het terrein te laten begrazen. De voor de noordse woelmuis bedoelde terreindelen dienen in dat geval ontoegankelijk te zijn voor vee. Dit kan door deze terreindelen voldoende uit te rasteren of van de begraasde delen te scheiden door middel van slootjes. De voor de noordse woelmuis ingerichte terreindelen dienen extensief beheerd te worden. Beheer is noodzakelijk om verruiging en verbossing tegen te gaan. Indien toch voor begrazing wordt gekozen, dan dient deze zeer extensief te zijn en bij voorkeur plaats te vinden door schapen. Beter is de voor de noordse woelmuis ingerichte terreindelen te beheren door maaien. Hierbij dient per jaar steeds een derde tot vierde van de terreingedeeltes voor de noordse woelmuis te worden gemaaid. Op deze manier worden alle voor de noordse woelmuis bestemde terreindelen eens per drie tot vier jaar gemaaid en is er altijd voldoende oppervlakte aan ongemaaide terreindelen. Een alternatief bestaat er uit door per jaar steeds een derde tot een vierde van de terreingedeeltes voor de noordse woelmuis te laten begrazen door bijvoorbeeld schapen. Ook hierdoor kan verruiging en verbossing worden voorkomen. Er zijn verschillende alternatieven voor de ligging van de voor de noordse woelmuis bedoelde terreindelen. Het meest logisch is om het meest natte, oostelijke gedeelte van de nieuwe natuur voor de soort in te richten (zie afbeelding 4a). Het gaat hierbij om ongeveer een derde van het totale gebied. Op deze manier hoeft slechts één afscheiding (afrastering of watergang) te worden aangelegd. Een alternatief bestaat uit het inrichten van stroken aan weerszijden van de watergangen in het gebied (zie afbeelding 4b). Door op beide oevers van de watergangen in het terrein stroken van ongeveer 7,5 meter breed in te richten voor de noordse woelmuis ontstaan ruim 15 meter brede langwerpige stroken met een ruigere vegetatie. De consequentie is echter wel dat hierdoor een grote lengte aan afrastering nodig is. Wel doet deze indeling meer recht aan het oorspronkelijke verkavelingspatroon van het terrein. Een combinatie van de genoemde twee inrichtingsalternatieven is natuurlijk ook mogelijk. 7

Het is eventueel mogelijk om tussen de voor noordse woelmuizen ingerichte terreindelen en de begraasde delen in het kader van recreatie een wandelpad aan te leggen. Hierdoor zijn geen significant verstorende effecten te verwachten op noordse woelmuizen. Wel dienen in dat geval honden te allen tijde aangelijnd te zijn. Dit is niet alleen gewenst om verstoring of zelfs doodbijten van bijvoorbeeld noordse woelmuizen en (broed)vogels te voorkomen, maar is ook noodzakelijk in verband met de aanwezigheid van vee. Informatieborden langs het wandelpad kunnen wandelaars iets vertellen over de noordse woelmuis en andere natuurwaarden, bijvoorbeeld diverse soorten planten. Afbeelding 5a. Eén van de mogelijke indelingen van het terrein met nieuwe natuur aan de zuidzijde van het plangebied. Bij deze indeling is er een duidelijke verdeling van natte natuur voor de noordse woelmuis en een droger begrazingsgebied. De terreindelen zijn van elkaar gescheiden door een afrastering of een watergang. Afbeelding 5b. Een andere mogelijke indeling van het terrein met nieuwe natuur aan de zuidzijde van het plangebied. Bij deze indeling zijn de voor de noordse woelmuis ingerichte gebiedsdelen meer verwoven met het begrazingsgebied. 8

3 Inrichting oeverzones fortgracht Een natuurvriendelijk beheer van (delen van) de oeverzones van de fortgracht kan het beste worden gericht op het ontstaan van een bredere opgaande vegetatiestrook. Een dergelijke strook kan een leefgebied vormen voor diverse soorten zoogdieren, waaronder de noordse woelmuis, de waterspitsmuis en de dwergmuis, alsmede voor diverse vogelsoorten, bijvoorbeeld kleine karekiet, rietzanger en rietgors. Ook kan een dergelijke zone een behoorlijke botanische waarde hebben. In de oeverzone zelf kan door extensief beheer een rietkraag met kruidenrijke kragge (drijvende mat van planten) onstaan. Hiertoe dient bij het schonen van de fortgracht enige afstand tot de oever te worden gehouden. Het ontstaan van een kragge neemt meerdere jaren in beslag. Op de oever zelf kan door een extensief beheer een zone van riet, overgaand in een meer kruidenrijke vegetatie met onder andere liesgras en grote zeggen worden verkregen. Voorkomen moet worden dat er tot aan het riet wordt gemaaid of begraasd, waardoor een zeer scherpe overgang ontstaat van een korte vegetatie naar riet. Juist de overgangszone tussen riet en grasland is van belang voor diverse soorten dieren en planten. Aanwezig riet dient eens per ongeveer drie jaar te worden gemaaid om verruiging en verbossing te voorkomen. 4 Inrichting forteiland Bij een natuurvriendelijk beheer van (delen van) het forteiland kan het beste worden getracht een matig voedselrijke tot voedselarme kruidenrijke grasvegetatie te laten ontstaan. Op de hogere delen van het forteiland kan op de hier aanwezige zandbodem een drogere, kruidenrijke vegetatie ontstaan. Een dergelijke vegetatie is onder meer interessant voor diverse soorten vlinders, loopkevers en sprinkhanen. Op de lagere delen van het forteiland kan een wat voedselrijkere, kruidenrijke grasvegetatie ontstaan. Ook dit type vegetatie is, evenals het drogere vegetatietype op de hogere delen, interessant voor onder andere diverse soorten vlinders, loopkevers en sprinkhanen. Indien het forteiland onderverdeeld wordt, kan dit het best gebeuren met een haag of heg met soorten als meidoorn, sleedoorn, rozen en vlier. Dergelijke hagen ogen niet allen mooi voor bezoekers, maar hebben ook waarde als leefgebied voor diverse soorten zangvogels, insecten en kleine zoogdieren. Het beheer van bovengenoemde vegetatietypen dient extensief te zijn. De meest praktische beheermethode is het één maal per jaar maaien van gedeeltes van het terrein. Er dient steeds een significant deel van het terrein ongemaaid te blijven. Dit kan het beste gebeuren door verspreid over het terrein stukken vegetatie niet te maaien. In deze overblijvende delen kunnen bijvoorbeeld insecten overwinteren. Eventueel kunnen delen van het forteiland worden begraasd. Hiervoor zijn schapen het meest geschikt. Deze begrazing dient een extensief karakter te hebben, dus niet teveel schapen op een klein stukje grasland. Daarnaast moeten de dieren regelmatig omgeweid worden. 9

10 Fort benoorden Spaarndam - natuurvriendelijke inrichting fortterrein

Bijlage 1 Soortinformatie Hieronder wordt in beknopte vorm informatie gegeven over de doelsoort noordse woelmuis. Noordse woelmuis (Microtus oeconomus) De noordse woelmuis heeft een groot verspreidingsgebied op het noordelijk halfrond, dat zich uitstrekt van Scandinavië en Noord-Duitsland via Siberië tot in Alaska, met als noordgrens globaal de boomgrens (rond 75 graden noorderbreedte) en als zuidgrens globaal de noordrand van de steppezone (rond 45 graden noorderbreedte). Naast dit hoofdareaal kan de soort aangetroffen worden in een aantal geïsoleerde gebieden in centraal Azië (vijf gebieden in China en Mongolië) en in Europa. De kaart van afbeelding 6 toont de geïsoleerde Europese populaties zoals die te vinden zijn in zuidwest Scandinavië, het grensgebied van Oostenrijk/Hongarije/Tsjechië (Neusiedler See) en Nederland. Deze geïsoleerde gebieden zijn relicten van een veel groter areaal tijdens de laatste ijstijd; de populaties binnen deze gebieden worden gezien als ondersoorten. Afbeelding 6. Verspreiding van de noordse woelmuis (Microtus oeconomus) in Europa (uit: Mitchell-Jones et. al. 1999). De in Nederland voorkomende ondersoort van de noordse woelmuis (Microtus oeconomus arenicola) is endemisch, wat wil zeggen dat deze ondersoort nergens anders ter wereld voorkomt. Daarmee is de noordse woelmuis de meest bijzondere zoogdierensoort van ons land. De soort heeft een belangrijke status in bescherming en beleid: de noordse woelmuis staat als kwetsbaar op de Rode lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren in Nederland (Zoogdiervereniging VZZ 2007; Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2009) en is als prioritaire soort opgenomen in de bijlagen II en IV van de Europese Habitatrichtlijn, wat betekent dat het een soort is die een strikte bescherming behoeft en waarvoor speciale beschermingszones aangewezen moeten worden. Daarnaast is de noordse woelmuis een doelsoort voor het Nederlandse natuurbeleid (Bal et al. 2001). De noordse woelmuis is een soort die kan voorkomen in zeer uiteenlopende habitats. De belangrijkste zijn rietland en -ruigte en nat schraalgrasland. De soort ondervindt concurrentie van de veldmuis (Microtus arvalis) en de aardmuis (Microtus agrestis). Zonder concurrentie komt de noordse woelmuis in een veel bredere range van biotopen voor dan met concurrentie, getuige bijvoorbeeld de situatie op Texel (o.a. Bekker & Koelman 2007) en sommige eilanden in het Deltagebied. Indien de noordse woelmuis in een gebied tezamen met de veld- en aardmuis voorkomt zal hij worden teruggedrongen tot de meer karakteristieke, zeer natte biotopen. Indien deze biotopen ontbreken zal de soort worden verdreven. 11

De noordse woelmuis is een soort die in verhouding tot andere woelmuissoorten goed aangepast is aan het leven in gebieden met een sterk wisselende waterstand. Eén van de sleutelfactoren voor het voorkomen van de noordse woelmuis in gebieden waar ook de aardmuis en veldmuis voorkomen lijkt te worden gevormd door een sterk wisselende waterstand in de loop van een jaar. In gebieden die s winters regelmatig overstromen of een hoge waterstand kennen, kan de noordse woelmuis zich dan naast de veldmuis en aardmuis handhaven. Geschikte leefgebieden dienen een omvang te hebben van tenminste 7,5 hectare (La Haye & Drees 2004). De laatste jaren gaat de noordse woelmuis in Nederland sterk achteruit. De verspreiding van de soort beperkt zich momenteel tot een aantal natte gebieden op het vaste land (Zuid- Holland/Utrecht, centraal Noord-Holland, Friesland) en het Deltagebied en Texel. De kaart van afbeelding 7 geeft een goed beeld van de huidige verspreiding in Nederland. Afbeelding 7. Verspreiding van de noordse woelmuis in Nederland in de periode 1999-2008. Bron: Zoogdiervereniging. Bronnen Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek Natuurdoeltypen. Tweede, geheel herziene editie. Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Wageningen. Bekker, D.L. & R.M. Koelman, 2007. Inhaalslag Verspreidingsonderzoek Nederlandse Zoogdieren VONZ 2006, Deel 2. De noordse woelmuis. VZZ rapport 2007.018. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. La Haye, M. & J.M. Drees, 2004. Beschermingsplan Noordse woelmuis. Ministerie van LNV. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2009. Besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Besluit nr. 25344, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Zoogdiervereniging VZZ, 2007. Basisrapport voor de Rode Lijst Zoogdieren volgens Nederlandse en IUCN-criteria. VZZ rapport 2006.027; tweede, herziene druk. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. 12

Bijlage 2 Vegetatietypes noordse woelmuis In onderstaande afbeeldingen zijn een aantal voorbeelden te zien van vegetatietypen waarin noordse woelmuizen zijn aangetroffen. Vergelijkbare vegetatietypen zullen naar verwachting bij een juist uitgevoerd beheer ook ontstaan in het terreingedeelte met nieuwe natuur op het Fort benoorden Spaarndam. Afbeelding 8. Rietvegetatie in de randzones van het schapenweitje op het terrein van Fort benoorden Spaarndam. Hier werd in september 2009 een noordse woelmuis gevangen. Foto: S. Westra - Zoogdiervereniging. Afbeelding 9. Biotoop noordse woelmuis: drassige vegetatie met riet, grote zegge en pitrus in het Kortenhoefse Plassen-gebied. Foto: R.M. Koelman - Zoogdiervereniging. 13

Afbeelding 10. Biotoop noordse woelmuis: licht drassige vegetatie met grote zegge en grassen in de Horstermeerpolder. Foto: R.M. Koelman - Zoogdiervereniging. Afbeelding 11. Biotoop noordse woelmuis: licht drassige vegetatie met pitrus en grassen in het Kortenhoefse Plassen-gebied. Foto: R.M. Koelman - Zoogdiervereniging. 14

Afbeelding 12. Biotoop noordse woelmuis: drassige vegetatie met pitrus en grassen op Texel (Büttikofers Mieland). Foto: R.M. Koelman - Zoogdiervereniging. 15