EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MILIEU De Directeur-generaal Brussel, 2 3 JAN. 2017 ENV/C2/LMR/gm Ares(2016) Zijne Excellentie de heer Pieter de Gooijer Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie Kortenberglaan 4-10 1040 Brussel BELGIË BRE@minbuza.nl Betreft: Beoordeling door de Commissie van monitoringprogramma's van de lidstaten uit hoofde van de kaderrichtlijn mariene strategie Excellentie, Overeenkomstig artikel 12 van de kaderrichtlijn mariene strategie (KRMS) (Richtlijn 2008/56/EG') beoordeelt de Commissie de door de lidstaten op grond van artikel 11, lid 3 verrichte kennisgevingen en verstrekt zij advies over alle wijzigingen die zij nodig acht. Daartoe heeft de Commissie een beoordelingsverslag over de monitoringprogramma's van de lidstaten uit hoofde van de kaderrichtlijn mariene strategie (2008/56/EC) gepubliceerd, vergezeld van een werkdocument van haar diensten. In bijlage treft u de samenvatting van de bevindingen en aanbevelingen van de Commissie voor uw land aan. Middels deze brief verzoek ik u vriendelijk zo snel mogelijk informatie te verschaffen over de wijze waarop u gevolg gaat geven aan de aanbevelingen van de Commissie om uiterlijk 2020 een goede van de mariene wateren van uw land te bereiken. Hoogachtend, / [η Daniel CALLEJA Bijlage: Bevindingen en aanbevelingen van de Commissie 1 PB L 164/19 Europese Commissie, 1049 Brussel, BELGIË - Tel. +32 22991111
Bijlage: Uittreksel van het werkdocument van de diensten van de Commissie bij HET VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD TOT BEOORDELING VAN DE MONITORINGPROGRAMMA'S VAN DE LIDSTATEN UIT HOOFDE VAN DE KADERRICHTLIJN MARIENE STRATEGIE (2008/56/EG) Deel I - SAMENVATTING VAN BEVINDINGEN EN AANBEVELINGEN PER LIDSTAAT OVER MONITORINGPROGRAMMA S, GERAPPORTEERD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 11, LID 3, VAN RICHTLIJN 2008/56/EG Algemene conclusie In algemene termen vormt het Nederlandse monitoringprogramma een overwegend geschikt kader om te voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 2008/56/EG en om de geboekte vooruitgang bij het bereiken van een goede (good environmental status - GES) te meten. Nederland heeft gemeld dat zijn monitoringprogramma in 2014 vrijwel geheel was ingevoerd, behalve voor beschrijvend element 11 (energie, waaronder onderwatergeluid), dat pas met ingang van 2018 zal worden gemonitord. De gemelde programma s voorzien in voldoende monitoring voor vijf van de dertien categorieën van beschrijvende elementen. Dit zijn commercieel geëxploiteerde vis en schaal- en schelpdieren (beschrijvend element 3), eutrofiëring (nr. 5), vervuilende stoffen (nr. 8), vervuilende stoffen in visserijproducten (nr. 9) en energie, waaronder onderwatergeluid (nr. 11). Nederland heeft leemten in de monitoring onderkend, en is van plan deze te ondervangen, voor de volgende beschrijvende elementen: vogels, zoogdieren, vissen en koppotigen, habitats van de waterkolom en de zeebodem (beschrijvende elementen 1, 4 en 6), hydrografische wijzigingen (nr. 7), vervuilende stoffen in visserijproducten (nr. 9), zwerfvuil op zee (nr. 10) en energie, waaronder onderwatergeluid (nr. 11). Er is geen plan om te voorzien in de leemten voor niet-inheemse soorten (nr. 2). BELANGRIJKSTE AANBEVELINGEN Nederland moet: a) Ervoor zorgen dat het monitoringprogramma een volledig geschikt kader vormt dat een volledige monitoring mogelijk maakt om de geboekte vooruitgang bij het bereiken van een goede te beoordelen; b) Uitvoering geven aan de gemelde plannen om de leemten in de monitoring op te vullen. 2
Nederland heeft verslag uitgebracht overeenkomstig artikel 11 van de kaderrichtlijn mariene strategie (KRMS) in oktober 2014. Het Nederlandse artikel-11-verslag omvat 28 subprogramma s die alle beschrijvende elementen bestrijken, behalve de hydrografische wijzigingen (beschrijvend element 7). Dit beschrijvend element was gemeld op het rapportageblad van het algemene monitoringprogramma. Conclusies over voor lidstaten specifieke technische beoordeling De doeltreffendheid van het Nederlandse KRMS-monitoringprogramma is beoordeeld door vast te stellen of het programma en de bijbehorende subprogramma s toereikend zijn om te voorzien in de behoefte aan monitoring voor de beoordeling van de geboekte vooruitgang bij het bereiken van een goede 2 en het bereiken van de milieudoelen die Nederland in 2013 heeft gedefinieerd. De volgende tabel geeft een overzicht (per beschrijvend element) van: - de conclusies van de technische beoordeling in hoeverre een goede en de doelstellingen worden bestreken door het monitoringprogramma en de monitoringsubprogramma s van de lidstaat; - de eigen beoordeling van de lidstaat van de datum waarop het monitoringprogramma adequaat is of zal zijn om de vooruitgang bij het bereiken van een goede en de doeleinden te meten; - de vraag of de lidstaat leemten heeft gerechtvaardigd of plannen heeft ingediend om deze op te vullen. Beschrijvend element Technische beoordeling Goede..,...,. Doelen Goede Gemelde tijdlijn Doelen Plannen/ rechtvaardigingen van de lidstaat 1, 4 Vogels 1, 4 Zoogdieren 1, 4 Vissen 1, 4 Waterkolom 1, 4, 6 Zeebodem 2 Niet-inheemse soorten 3, 4 Commercieel geëxploiteerde vis 2 Goede wordt gedefinieerd in artikel 3, lid 5, van de KRMS. De lidstaten omschrijven vervolgens een goede per beschrijvend element overeenkomstig artikel 9 van de KRMS. 3
Beschrijvend element Technische beoordeling Goede..,,.. Doelen Goede Gemelde tijdlijn Doelen Plannen/ rechtvaardigingen van de lidstaat 5 Eutrofiëring 7 Hydrografische wijzigingen 8 Vervuilende stoffen 9 Vervuilende stoffen in visserijproducten 10 Zwerfvuil op zee 11 Energie/Geluid 2018 2018 Volledige dekking Gedeeltelijke dekking Geen goede Goede niet gedefinieerd Geen doelen Doelen niet gedefinieerd Geen dekking Geen monitoring Geen monitoringprogramma gemeld Resultaten tot dusverre - Uit de technische beoordeling blijkt dat Nederland zijn monitoringprogramma en -subprogramma s consistent heeft ontwikkeld aan de hand van de milieudoelstellingen van de KRMS. Het Nederlandse monitoringprogramma is voldoende om de geboekte vooruitgang te beoordelen voor alle doelen, behalve voor hydrografische wijzigingen (beschrijvend element 7). - Wat het meten van de vooruitgang bij het bereiken van een goede betreft, is het Nederlandse programma als voldoende aan te merken voor een aantal belangrijke beschrijvende elementen, waaronder die voor commercieel geëxploiteerde vis (nr. 3), eutrofiëring (nr. 5), vervuilende stoffen (nr. 8) en vervuilende stoffen in visserijproducten (nr. 9). - Het Nederlandse monitoringprogramma is zeer consistent met de door OSPAR geproduceerde normen en richtsnoeren, waardoor een sterk regionale dimensie wordt toegevoegd aan de werkzaamheden van de lidstaat. - Nederland heeft plannen ingediend voor werkzaamheden voor een aantal beschrijvende elementen, zelfs al is het land van mening dat het monitoringprogramma voor het grootste deel al doeltreffend is om de vooruitgang bij het bereiken van een goede en de doelen te meten. Dit stemt overeen met het beginsel van aanpassingsgericht beheer. Aspecten waar verbetering nodig is 4
- Volgens de technische beoordeling vertoont het Nederlandse monitoringprogramma enkele leemten in de monitoring van een goede en de doelen voor biodiversiteit (beschrijvende elementen 1, 4 en 6) (hoewel relatief gering) en beschrijvende elementen die als minder geavanceerd zijn aan te merken in termen van kennis en methodieken, bijvoorbeeld voor nietinheemse soorten (nr. 2), zwerfvuil op zee (nr. 10) en hydrografische wijzigingen (nr. 7). - Met name voor hydrografische wijzigingen (nr. 7) heeft Nederland nog geen specifiek KRMS-monitoringsubprogramma vastgesteld en momenteel gebeurt de monitoring van hydrografische wijzigingen in het kader van andere processen (bijvoorbeeld de kaderrichtlijn water en vergunningsprocedures). Resultaat van beoordeling per beschrijvend element Nederland moet: In het algemeen: a) doorgaan met het integreren van de reeds bestaande monitoringprogramma s in het kader van de relevante Uniewetgeving en internationale overeenkomsten, met name de habitatrichtlijn, de vogelrichtlijn, de kaderrichtlijn water3 5 en 4 de verordening inzake invasieve uitheemse soorten6 in de KRMS-monitoringprogramma s, en er gelijktijdig op toezien dat er aan de voor de MSFD specifieke monitoringsbehoeften wordt voldaan, zowel wat de ruimtelijke werkingssfeer als wat de gemonitorde elementen, parameters, habitats en soorten betreft. b) doorgaan met het uitvoeren van de bestaande gecoördineerde en gezamenlijke monitoringprogramma s die op regionaal of subregionaal niveau zijn ontwikkeld, bijvoorbeeld door OSPAR. c) werken aan een betere vergelijkbaarheid en consistentie van de monitoringmethoden in zijn zeegebied - vooral wat de reikwijdte van monitoring, dekking, frequentie en keuze van indicatoren betreft - met de praktijken op regionaal niveau. In het bijzonder: Voor biodiversiteit (beschrijvende elementen 1, 4 en 6): 3 Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. 4 Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand. 5 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. 6 Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35). 5
d) de monitoringsubprogramma s voor biodiversiteit nader uitwerken om enkele van de geconstateerde geringe leemten te verhelpen (bv. dekking van relevante monitoringparameters). Voor niet-inheemse soorten (beschrijvend element 2): e) zijn monitoringprogramma verder ontwikkelen om relevante habitats of groepen van soorten te deleken (bv. in water levende niet-inheemse soorten zoals phytoplankton- en zooplaktonsoorten) met behulp van een op risico gebaseerde benadering, en bijkomende activiteiten, hotspots en introductieroutes. Voor hydrografische wijzigingen (beschrijvend element 7): f) het monitoringsubprogramma aanvullen, vooral om te garanderen dat de activiteiten buiten de kustzones worden gemonitord indien dit noodzakelijk is. Voor zwerfvuil op zee (beschrijvend element 10): g) doorgaan met het verbeteren van de monitoringsubprogramma s voor microafval en, indien noodzakelijk, de effecten op de mariene biota. 6