De statistiek per kinderbijslagfonds



Vergelijkbare documenten
Statistiek per kinderbijslagfonds

Statistiek per kinderbijslagfonds

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED)

Statistiek per kinderbijslagfonds

De statistiek per kinderbijslagfonds

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002

De statistiek per kinderbijslagfonds

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

DEMOGRAFISCH VERSLAG

De statistiek per kinderbijslagfonds

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

DEMOGRAFISCH VERSLAG

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening.

FAMIFED. Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007

Departement Controle. Betreft: Eenoudergezinnen - Verhoging van de maandelijkse toeslag - Verhoging van de inkomensgrens

Vlaanderen is sinds de zesde staatshervorming bevoegd voor de kinderbijslag.

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Departement Controle

Gezinsbijslag in 15 vragen

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2014

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2012

De kinderen in België zonder Belgische kinderbijslag

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

IV. Trimestrialisering van de sociale toeslagen

Juridisch bulletin. Wetgeving

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

DEMOGRAFISCH VERSLAG

De administrateur-generaal

Bijlage 1 bij dienstbrief 996/93bis: vragen en antwoorden

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

STATISTIEK VAN DE OVERHEID

Bedragen kinderbijslag

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Hierbij vindt u de lijst met controles en codes gebruikt in de toepassing NRW.

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2011

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Betreft: Toepassing van artikel 44bis KBW ingeval van plaatsing van het kind met een beschermd recht

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

Situatie van de kinderbijslag aan de vooravond van de splitsing. RKW - Studiedag 29 maart 2012

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Sectorfoto PSC

DE KINDERBIJSLAG IN DE OVERHEIDSSECTOR. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Juridisch bulletin.

Brevet van rechthebbende

FOCUS De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

BIJLAGEN. Bijlage 1: Bijdragereeks en de impact op het recht op kinderbijslag I II III IV V

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

FOCUS Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

FOCUS De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties

Cijferbijlage. Inhoud Algemeen 2

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

De administrateur-generaal. Betreft: Handvest van de sociaal verzekerde - Informatie- en motiveringsplicht

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Juridisch bulletin. Wetgeving

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Nieuwe maatregelen ter bestrijding van de werkloosheidsvallen, toegelicht bij CO 1362 van 16 februari 2007

FOCUS De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED)

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

BIJLAGE DERDE EDITIE ECONOMISCH GEWICHT VAN DE IZW S IN BELGIE

FOCUS De kinderbijslag voor kinderen met een aandoening: tien jaar na de hervorming. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

STATISTISCH OVERZICHT 31 DECEMBER 2015

Een terugblik op vijf decennia

DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Transcriptie:

De statistiek per kinderbijslagfonds Jaar 2013

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED) Voor alle inlichtingen kunt u terecht bij: FAMIFED Departement Ondersteuning - Research en Financiën Trierstraat 70 1000 Brussel e-mail: research@famifed.be www.famifed.be U kunt op aanvraag extra exemplaren verkrijgen. e-mail: economaat@famifed.be Uittreksels van dit rapport mogen enkel mits bronvermelding worden overgenomen. Deze studie is louter informatief en mag niet beschouwd worden als een document waaruit bepaalde rechten afgeleid kunnen worden.

INHOUDSOPGAVE Inleiding... 1 1. Methodologie... 2 1.1. Algemeen... 2 1.2. Parameters die in aanmerking genomen worden... 4 1.3. Overzicht van de bestudeerde parameters... 5 2. Socioprofessionele parameters... 8 2.1. Grootte volgens het aantal rechthebbenden... 8 2.2. Grootte van het fonds volgens het aantal rechtgevende kinderen... 10 2.3. Grootte volgens het aantal aangesloten werkgevers per fonds... 14 2.3.1. Aantal aangesloten werkgevers per fonds... 14 2.3.2. Aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever per kinderbijslagfonds... 16 2.3.3. Bewegingen van de werkgevers tussen de fondsen... 17 3. Kinderbijslag volgens sociale categorie per fonds... 20 3.1. Verdeling van de schaalcategorieën tussen de fondsen... 21 3.2. Kinderbijslag met compensatie... 26 3.3. Kinderbijslag zonder compensatie... 27 4. Typologie van de kinderbijslagfondsen op basis van de leeftijd van de rechtgevende kinderen... 30 5. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens gezinsgrootte... 33 6. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens het aantal geboortes... 35 7. Typologie per kinderbijslagfonds volgens de evolutie van de rechtgevende kinderen... 37 7.1. Algemene evolutie in percentages - alle schalen... 37 7.2. Evolutie in absolute cijfers - alle schalen... 39 7.3. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal art. 40 KBW... 41 7.4. Evolutie van de rechtgevende kinderen - schaal 42bis KBW... 42 7.5. Evolutie van de rechtgevende kinderen - schaal 50bis KBW... 44 7.6. Evolutie van de rechtgevende kinderen - schaal 50ter KBW... 44 7.7. Evolutie van het aandeel van de fondsen en van de RKW in de verhoogde schalen... 46 8. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens de geografische verdeling van de rechtgevende kinderen... 48 8.1. Algemeen profiel van de fondsen volgens percentage van de rechtgevende kinderen per gewest... 48 8.2. Percentage van rechtgevende kinderen per fonds in het Vlaams Gewest... 49 8.3. Percentage van rechtgevende kinderen per fonds in het Waals Gewest... 50 8.4. Percentage van rechtgevende kinderen per fonds in de Duitstalige Gemeenschap... 51 8.5. Percentage van rechtgevende kinderen per fonds in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest... 51 8.6. Aandeel van de rechtgevende kinderen per gewest per schaalcategorie... 52

9. Enkele financiële gegevens per kinderbijslagfonds... 55 9.1. Netto totale kinderbijslag betaald per kinderbijslagfonds... 55 9.2. Gemiddelde kinderbijslag betaald per kind per fonds... 57 10. Typologie per kinderbijslagfonds: samenvattende tabellen... 59 11. Besluit... 62

Inleiding Sinds het ontstaan van de kinderbijslagregeling voor werknemers is het aantal kinderbijslagfondsen gestaag afgenomen. Waren er in 1932 niet minder dan 82 fondsen, dan zijn er dat in 2012 nog 18 (waaronder de NMBS). De laatste fusie dateert van 2011. Het hoofddoel van deze studie is het opmaken van een typologie per kinderbijslagfonds aan de hand van een aantal socioprofessionele en demografische parameters (zie schema 2). De primaire gegevens van de analyse komen uit de demografische en geografische statistieken die de fondsen aan FAMIFED bezorgen. Ze betreffen de situatie op 31 december 2013. Daarnaast worden ook enkele financiële parameters uit de financiële verklaringen van de fondsen bekeken. De gegevens betreffen uitsluitend de werknemersregeling, in de studie eenvoudig aangeduid als de regeling, vóór de bevoegdheidsoverdracht naar de deelentiteiten. De aangeslotenen van de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag, de regeling van de overheidssector en die van de zelfstandigen komen in deze studie dus niet aan bod. Dit document bevat ook twee bijlagen. De eerste bestaat uit een reeks fiches ( fact sheet ), één per fonds, met 9 grafieken. Zo kan het betrokken fonds met de regeling worden vergeleken. De gekozen parameters betreffen zowel de aangeslotenen op 31 december 2013 als het aspect evolutie. In de tweede bijlage worden de beschikbare cijfers overzichtelijk gegroepeerd. De fondsen worden zoveel mogelijk onderling en met de werknemersregeling vergeleken. Zo kunnen de algemene tendensen, de afwijkende waarden en zelfs de atypische profielen belicht worden. Daar het historische gegevens betreft die op 2013 en de tien voorgaande jaren slaan, wordt in de studie en haar bijlagen de oude benaming van FAMIFED 1 gebruikt, zijnde RKW. 1 De RKW veranderde op 1 juli 2014 in FAMIFED. 1

1. Methodologie 1.1. Algemeen Sedert de overname in 2011 van het fonds De Regionale door het fonds ADMB telt de werknemersregeling in 2013 nog 18 betaalinstellingen: 14 vrije kinderbijslagfondsen 2, 2 bijzondere kinderbijslagfondsen 3, de RKW en de NMBS. Die laatste is aangesloten bij de Rijksdienst maar is gemachtigd om zelf de kinderbijslag te betalen aan zijn actieve personeel 4. Het schema 1 op de volgende pagina geeft de lijst met de fondsen op 31/12/2013 en hun afkortingen weer. Voor alle duidelijkheid worden de fondsen voortaan aangeduid met hun naam of hun afkorting, in plaats van met de codes gebruikt in de vorige uitgaven van deze studie. Aan de hand van de tabel kan men zien welke nieuwe en oude benamingen overeenstemmen. Ter herinnering, de afkortingen C, F en C/F staan voor: C (Caisse) fonds dat voornamelijk betaalt in het Waals Gewest (met inbegrip van de Duitstalige Gemeenschap), F (Fonds) fonds dat hoofdzakelijk in het Vlaams Gewest betaalt, C/F (Caisse/ Fonds) fonds dat betaalt in het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en voor een groot deel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 2 Dit zijn de kinderbijslagfondsen waarbij de werkgevers zich vrij kunnen aansluiten. 3 Die twee fondsen omvatten alle werkgevers van de binnenscheepvaartsector (BK4) en de ladings- en lossingsondernemingen van havens en losplaatsen (BK1) die zich daarbij moeten aansluiten. Het fonds BK1 wordt sinds 2014 door MENSURA beheerd en het fonds BK4 wordt door Groep S beheerd. 4 Vanaf 1/1/2014 worden alle nieuwe aanvragen van de NMBS en vanaf 1/4/2014 worden alle dossiers van de NMBS door FAMIFED beheerd. 2

Schema 1: Lijst met de kinderbijslagfondsen op 31.12.2013 3 3

1.2. Parameters die in aanmerking genomen worden Om een typologie op te stellen van de kinderbijslagfondsen wordt elk fonds onderzocht vanuit het oogpunt van diverse socioprofessionele maar ook demografische en geografische parameters (zie schema 2 hieronder). De financiële gegevens worden in een afzonderlijk hoofdstuk behandeld. De resultaten van deze analyse worden vervolgens achteraan de studie samengevat in een synoptische tabel (zie tabel A, p. 59). Schema 2: Typologie per kinderbijslagfonds volgens 8 parameters 4

1.3. Overzicht van de bestudeerde parameters Socioprofessionele parameters Grootte van het fonds: Die variabele meet de grootte van het fonds op basis van het aantal rechthebbenden 5, het aantal aangesloten werkgevers en het aantal rechtgevende kinderen op 31 december 2013. Op basis van die variabele worden de fondsen gerangschikt in grote, middelgrote of kleine fondsen (zie punt 2.1 voor de concrete verdeling). Zo kunnen de fondsen zich ook situeren in de benchmarking. Kinderbijslagschaal: Die variabele beschouwt het percentage van de rechtgevende kinderen per fonds in de volgende schaalcategorieën: art. 40 KBW (gewone schaal), art. 42bis KBW (toeslag op de kinderbijslag voor langdurig werklozen en gepensioneerden of ex-langdurige werklozen die het werk hervatten en tot 8 kwartalen na de werkhervatting recht hebben op de toeslag), art. 50ter KBW (toeslag op de kinderbijslag voor invaliden en ex-invaliden die het werk hervatten en tot 8 kwartalen na de werkhervatting recht hebben op de toeslag), art. 50bis KBW (verhoogde wezenbijslag) en art. 41 KBW (toeslag voor eenoudergezinnen). De studie analyseert ook de kinderbijslag toegekend op andere basis dan arbeidsprestaties zoals studenten, mindervaliden (rechthebbende of kind) of gevangenen. Die indicator is interessant vanuit het perspectief van de financiering van de regeling, want hij geeft per fonds op voor welk percentage rechtgevende kinderen er kinderbijslag wordt betaald zonder socialezekerheidsbijdragen als compensatie. 5 Kinderbijslagdossiers worden per rechthebbende geopend. 5

Demografische parameters Gezinsgroottte: Voor een overzicht van de gezinsgrootte per kinderbijslagfonds berekent men het aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende. Zo kan men aantonen in welke mate een fonds vooral kleine of grote gezinnen telt. Leeftijd van de kinderen: Deze variabele geeft de verdeling per leeftijd van de rechtgevende kinderen weer. Hiertoe geeft men voor elk kinderbijslagfonds het percentage rechtgevende kinderen van 18 of ouder weer. Onvoorwaardelijk recht op kinderbijslag wordt immers toegekend aan rechtgevende kinderen tot 31 augustus van het waarin ze 18 worden. Geboortes: Deze variabele geeft de verhouding weer tussen het aantal geboortes en het totale aantal bijslagtrekkenden voor elk fonds. Op basis hiervan kunnen de fondsen gerangschikt worden volgens hun nataliteitspercentage. Evolutie: De evolutie van de fondsen wordt onderzocht op het vlak van de rechtgevende kinderen, zowel alle schalen samen als bij de verschillende schaalcategorieën. De vergelijking wordt gemaakt voor de jaren 2003 tot 2013. Geografische parameter Geografische verdeling: Deze parameter geeft voor elk kinderbijslagfonds weer welk percentage rechtgevende kinderen verbonden is aan een bijslagtrekkende van het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, 6

de Duitstalige Gemeenschap of van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een tweede analyseniveau geeft tevens het aandeel van elk fonds in elk gewest. De verdeling werd gemaakt op basis van het percentage rechtgevende kinderen per fonds en per gewest 6. (zie grafiek 23). Financiële parameter Gemiddelde kinderbijslag per kind: De financiële parameter geeft het bedrag aan kinderbijslag dat elk fonds in 2013 betaalde. Het betreft de netto-uitgaven die men verkrijgt na aftrek van de onverschuldigde betalingen van de verschuldigde betalingen. Het gemiddelde van de per kind en per gezin betaalde kinderbijslag kan zo op basis van deze gegevens voor elk fonds berekend worden. 6 De geografische verdeling van de rechtgevende kinderen gebeurt volgens het arrondissement waar de rechthebbende gedomicilieerd is. 7

2. Socioprofessionele parameters 2.1. Grootte volgens het aantal rechthebbenden Daar de kinderbijslagdossiers worden geopend volgens de rechthebbende werd de vergelijking volgens dat criterium gemaakt. De eerste vaststelling is dat er een groot verschil is in de grootte van de fondsen. Die varieert namelijk van 356 rechthebbenden voor het kleinste (BK4) tot 146.065 voor het grootste (RKW). Die twee aantallen aangeslotenen maken in relatieve waarde respectievelijk 0,03 % en 12,77 % uit van het totale aantal rechthebbenden. Tussen die twee uitersten bieden de 16 andere fondsen uiteenlopende profielen zoals we kunnen vaststellen in grafiek 1 hierna: Grafiek 1: Aantal rechthebbenden per kinderbijslagfonds situatie op 31 december 2013 8

In schema 3 zijn de fondsen onderverdeeld in drie groepen: kleine fondsen (tot 35.000 rechthebbenden), middelgrote (van 35.001 tot 74.999 rechthebbenden) en grote (vanaf 75.000 rechthebbenden). Schema 3: Typologie per kinderbijslagfonds op basis van het aantal rechthebbenden Uit de analyse van de effectieven blijkt het volgende: De rangschikking voor 2013 van de fondsen op basis van het aantal rechthebbenden is volledig gelijk aan die van 2012. Het gemiddelde aantal is 63.558 en 10 fondsen hebben een aantal onder dat gemiddelde, dat in vergelijking met 2012 met 0,78 % is gestegen (63.068). De mediaanwaarde is 59.465 rechthebbenden 7. Er zijn in totaal 1.144.049 rechthebbenden. Met een gecumuleerd totaal van 72.740 rechthebbenden vormen alle 8 kleine fondsen 6,36 % van het totale aantal rechthebbenden, terwijl de 183.447 rechthebbenden van de 3 middelgrote fondsen 16,03 % van het totaal uitmaken. Die 11 fondsen, ongeveer twee derden van de 18 fondsen, maken dus maar 22,39 % uit van het totaal. De grote fondsen (887.862 rechthebbenden) hebben in 2013 hun relatief gewicht dus lichtjes zien afnemen (van 77,64 % naar 77,61 %). In absolute cijfers kenden ze een gecumuleerde stijging met 6.479 eenheden, of 0,74 %. De 4 grootste fondsen XERIUS, ACERTA, PARTENA en de RKW alleen nemen bijna de helft van de aangeslotenen voor hun rekening (571.507 aangeslotenen, hetzij 49,95 %). Dit 7 De mediaan is de waarde waarboven en waaronder we een gelijkwaardig aantal fondsen vinden. Er zijn dus negen fondsen met minder aangeslotenen dan de mediaanwaarde en negen met meer aangeslotenen. 9

niveau komt ongeveer overeen met dat van 2012 (49,80 %), ook al was er in 2013 een stijging met 6.111 (+ 1,08 %) voor die vier fondsen. Hoewel het totale aantal rechthebbenden steeg met 0,78 % in 2013, van 1.135.223 naar 1.144.049, kenden niet alle fondsen een stijging. Zo ziet men een sterke daling van 1.466 rechthebbenden bij ATTENTIA (-1,10 %), van 1.335 rechthebbenden bij HDP (-5,09 %) en van 1.161 rechthebbenden bij ACERTA (-0,82 %). Bij de stijgingen onderscheiden PARTENA (+ 3.140, of 2,20 %) en XERIUS (+ 3.063, of 2,25 %) zich van de andere fondsen. 2.2. Grootte van het fonds volgens het aantal rechtgevende kinderen In punt 2.1 werd de grootte van de fondsen geanalyseerd op basis van het aantal rechthebbenden. In dit punt wordt het criterium van het aantal rechtgevende kinderen gehanteerd. In grafiek 2 op de volgende pagina werden de fondsen in oplopende volgorde gerangschikt volgens het aantal rechtgevende kinderen, terwijl grafiek 3 de stijgende gecumuleerde frequentie 8 weergeeft. Hieruit blijkt het volgende: In tegenstelling tot de vorige jaren verschilt de rangschikking lichtjes van die uit grafiek 1. De RKW, die in 2012 op de derde plaats stond, is immers naar de eerste plaats doorgestoten, vóór PARTENA en ACERTA. Anderzijds zijn sommige fondsen van plaats verwisseld, zoals bij CICAF1 en de NMBS of ADMB en MENSURA. Maar men kan toch zeggen dat de fondsen op gelijkaardige wijze zijn gerangschikt, of men nu naar het aantal rechthebbenden of naar het aantal rechtgevende kinderen kijkt, behalve bij het CICAF 1 en de NMBS die in de twee grafieken van plaats wisselden. Het gemiddelde is 113.222 kinderen, of 724 meer dan in 2012 (+ 0,64 mediaanwaarde bedraagt 103.559. %). De 8 De gecumuleerde frequentie wordt berekend door de frequentie van een vaststelling (in dit geval het percentage vertegenwoordigd door een fonds) te voegen bij de som van de frequenties van de vaststellingen (van de fondsen) waarmee al rekening gehouden werd. De rangschikking begint bij de kleinste frequentie en eindigt met de grootste. Bijvoorbeeld: de 9 fondsen die ADMB voorafgaan in de grafiek met een gecumuleerde frequentie van 11,24 % en de toevoeging van het fonds ADMB, met als frequentie 5,11 %, geeft een gecumuleerde frequentie van 16,35 %, enzovoort. Het totaal is altijd 100 %. Op die manier kan men het aantal vaststellingen (van fondsen) bepalen die boven of onder een bepaalde waarde vallen. 10

De acht kleinste fondsen tellen tussen 567 et 44.410 kinderen voor een gecumuleerd totaal van 125.997 of 6,18 %. De drie middelgrote fondsen betalen voor 319.892 kinderen, hetzij 15,70 %. Die beide categorieën halen samen een percentage van 21,88 %. Dat is iets minder (- 0,51 %) dan op het vlak van de rechthebbenden. De 7 grootste fondsen vertegenwoordigen dus 78,12 % van de kinderen, hetzij een gecumuleerd totaal van 1.592.104 kinderen. In 2012 bedroeg dat aandeel 78,18 %. Net als bij de rechthebbenden nemen de vier grootste fondsen (XERIUS, ACERTA, PARTENA en de RKW) de helft van de kinderen voor hun rekening (50,51 %, hetzij ietsje meer dan de 50,24 % in 2012). Dat aandeel ligt iets hoger dan hun representativiteit op het vlak van de rechthebbenden (49,95 %). Waar het totale aantal rechtgevende kinderen steeg met 0,64 % in 2013, van 2.024.958 naar 2.037.993, kenden sommige fondsen echter een daling. De grootste dalingen betreffen de fondsen ACERTA (- 3.575, hetzij 1,38 %), Groep S (- 2.974, hetzij 1,63 %), ATTENTIA (- 2.706, hetzij - 1,16 %) en HDP (- 2.358, hetzij - 5,04 %). Wat de stijgingen betreft, onthouden we vooral die van de RKW (+ 8.380, hetzij 3,31 %), XERIUS (+ 5.526, hetzij 2,25 %) en ADMB (+ 3.383, hetzij 3,36 %). Die stijgingen zijn gedeeltelijk het gevolg van een natuurlijke toename van het aantal kinderen. Grafiek 2: Aantal rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december 2013 11

Grafiek 3: Gecumuleerd percentage van het aantal rechtgevende kinderen (fondsen gerangschikt van klein naar groot) - situatie op 31 december 2013 Zoals we kunnen vaststellen in onderstaande schema 4, zijn de percentages voor de rechtgevende kinderen en voor de rechthebbenden min of meer gelijk. Schema 4: Vergelijking tussen het percentage van de rechthebbenden en dat van de rechtgevende kinderen voor de drie categorieën van fondsen 12

Daar de percentages voor de rechtgevende kinderen en voor de rechthebbenden tamelijk gelijklopen en de meeste inlichtingen op het gebied van het kind voorhanden zijn (leeftijd, aantal geboortes, rang, enz.) zal deze analyse zich verder op de rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds concentreren. Schema 3 wordt dus aangepast om een verdeling in drie groepen te krijgen, op basis van het aantal rechtgevende kinderen: kleine fondsen (tot 59.999 kinderen), middelgrote (van 60.000 tot 129.999 kinderen) en grote (vanaf 130.000 rechthebbenden). Schema 5: Typologie per kinderbijslagfonds op basis van het aantal rechtgevende kinderen Dit schema 5 bepaalt de categorisering van de eerste kolom van tabel A, p. 59: "Grootte van het fonds". 13

2.3. Grootte volgens het aantal aangesloten werkgevers per fonds 2.3.1. Aantal aangesloten werkgevers per fonds Een derde manier om een idee te krijgen van de grootte van een fonds is via het aantal aangeslotenen. Grafiek 4 op de volgende pagina geeft een overzicht van het aantal werkgevers per kinderbijslagfonds. De drie fondsen met het grootste aantal aangeslotenen zijn de RKW (43.274), ACERTA (29.855) en ADMB (25.289): zij vertegenwoordigen respectievelijk 18,22 %, 12,57 % en 10,65 % van het totaal van 237.538 aangeslotenen. De RKW situeert zich dus ruim voor de andere, en dat zonder een actief aanwervingsbeleid te voeren om werkgevers aan te trekken. Men moet echter weten dat de werkgevers van sommige sectoren van rechtswege worden aangesloten bij de Rijksdienst (bijvoorbeeld de horecasector en de thuisarbeiders), wat ook het geval is met werkgevers die negentig dagen na het begin van hun activiteit niet bij een vrij kinderbijslagfonds zijn aangesloten (art. 34 KBW). Het is interessant op te merken dat de rangschikking van de fondsen op basis van het aantal aangeslotenen niet volledig overeenkomt met die op basis van het aantal rechthebbenden en/of rechtgevende kinderen. De fondsen met het grootste aantal rechthebbenden of rechtgevende kinderen zijn immers niet per se diegene met het grootste aantal aangesloten werkgevers en omgekeerd. Zo staat PARTENA als eerste gerangschikt voor de rechthebbenden, als tweede voor de rechtgevende kinderen, maar slechts als vijfde voor wat de aangesloten werkgevers betreft. De vergelijking van grafiek 4 hierna met grafieken 1 en 2 is op dit vlak veelzeggend. We stellen dan namelijk vast dat de RKW in tegenstelling tot de vorige jaren op de eerste plaats komt qua aantal aangeslotenen, maar ook qua aantal rechthebbenden en rechtgevende kinderen. 14

Grafiek 4: Aantal aangeslotenen per kinderbijslagfonds situatie op 31 december 2013 15

2.3.2. Aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever per kinderbijslagfonds Op 31 december 2013 telden alle fondsen gemiddeld 4,99 bijslagtrekkenden per aangeslotene. Grafiek 5 toont duidelijk de grote variaties in het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene op het vlak van de fondsen. Het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene wordt niet alleen bepaald door het aantal aangeslotenen van het fonds, maar ook door de grootte van de werkgevers die bij een fonds zijn aangesloten. Die grootte hangt echter vaak af van de sector waarin de aangeslotene actief is. Het beperkte aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene voor de RKW (3,51) kan verklaard worden door het feit dat de horecasector (die vooral kleine werkgevers telt) verplicht is zich aan te sluiten bij de RKW (op 31/12/2013 behoorde 10,37 % van de kinderen die door de RKW werden betaald tot die bedrijfstak). Het fonds BK 4 (2,33 bijslagtrekkenden per aangeslotene) vormt een ander bijzonder geval omdat zijn doelgroep (de binnenscheepvaartondernemingen) voornamelijk bestaat uit werkgevers die een beperkt aantal personen tewerkstellen. Andere fondsen kennen de omgekeerde situatie, zoals het fonds BK 1 (30,01 bijslagtrekkenden per aangeslotene) waarbij de Antwerpse havenbedrijven zijn aangesloten, die zelden van kleine omvang zijn. Grafiek 5: Gemiddeld aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever per fonds - situatie op 31 december2013 16

2.3.3. Bewegingen van de werkgevers tussen de fondsen Op basis van de statistiek van de aangesloten werkgevers kunnen ook de bewegingen van de aangeslotenen tussen de verschillende fondsen geanalyseerd worden. Grafieken 6 A en B tonen aan dat de kleine fondsen zeer weinig werkgevers aantrekken en niet veel werkgevers van andere fondsen overnemen 9. Wat het netto aantal bewegingen van aansluitingen betreft 10, komt de RKW met voorsprong op de eerste plaats. In 2013 sloten zich 10.688 werkgevers al of niet van ambtswege bij de RKW aan. Het ging daarbij om 10.675 nieuwe werkgevers en 13 die van een ander fonds overkwamen. Anderzijds hebben 9.900 werkgevers de RKW verlaten, waaronder 9.188 die niet langer verzekeringsplichtig waren en 712 die ontslag genomen hebben om zich bij een ander fonds aan te sluiten. Het aantal werkgevers dat niet meer onderworpen was bij de RKW steeg met 7,95 % in vergelijking met 2012. Een evolutie die misschien kan verklaard worden door het gestegen aantal faillissementen (+ 10,89 %) in 2013 in vergelijking met 2012 11. De horecasector, die ambtshalve aangesloten is bij de RKW, was immers een van de sectoren met het hoogste aantal faillissementen (stijging met 9,65 % voor die sector). 9 Dit zou het gevolg kunnen zijn van de activiteitssector van de werknemers, die zeer specifiek kan zijn zoals voor de fondsen BK 1 en BK 4 (binnenscheepvaart, dokwerkers), maar het zou ook verband kunnen houden met de zeer beperkte geografische zone zoals bij het fonds FZK, dat hoofdzakelijk actief is in de Duitstalige Gemeenschap. 10 De netto beweging is het resultaat van de som van de nieuwe werkgevers plus de werkgevers die ontslag nemen, min de uittredende werkgevers. 11 Volgens de FOD Economie waren er in 2013 11.740 faillissementen in België, tegenover 10.587 in 2012. 17

Grafieken 6 A: Nieuwe aangeslotenen tussen 31 december 2012 en 31 december 2013 Grafieken 6 B: Uittredende aangeslotenen tussen 31 december 2012 en 31 december 2013 18

We stippen ten slotte aan dat in 2013 de gehele regeling 26.635 nieuwe aangeslotenen registreerde (24.905 in 2012) en dat 29.196 werkgevers (27.681 in 2012) ontslag namen, wat een negatief resultaat biedt van 2.561 aangeslotenen (2.776 in 2012). Het aantal mutaties van het ene fonds naar het andere bedroeg 3.252 (3.211 in 2012). 19

3. Kinderbijslag volgens sociale categorie per fonds In dit deel wordt een typologie per fonds bepaald op basis van het aandeel van de verschillende door elk van hen betaalde schalen. Sommige fondsen worden immers gekenmerkt door een hoog percentage kinderen van werklozen (bijvoorbeeld de RKW), terwijl andere fondsen eerder een hoog percentage kinderen in de gewone schaal hebben (bijvoorbeeld ACERTA). In schema 6 staat een overzicht van de vijf schaalcategorieën 12. Schema 6: Overzicht van de schaalcategorieën In deze analyse is de gewone schaal samengesteld uit kinderen die geen sociale toeslag ontvangen voor eenoudergezinnen, werklozen, gepensioneerden, invaliden of wezen bovenop de gewone schaal. Deze kinderen kunnen echter recht geven op een toeslag als ze gehandicapt zijn. Schaal 41 KBW is van toepassing op kinderen van alleenstaande ouders die de toeslag voor eenoudergezinnen ontvangen 13 bovenop de gewone schaal. Kinderen die worden opgevoed in een eenoudergezin maar die al recht hebben op een toeslag voor invaliden (art. 50ter KBW) of een toeslag voor langdurig werklozen of gepensioneerden (art. 42bis KBW) ontvangen de 12 De voorwaarden voor de "eenoudergezinnen" en sociale toeslagen en de verhoogde wezenkinderbijslag vind je op de website van FAMIFED: www.famifed.be. 13 Voor de schalen art. 40 KBW maken deze statistieken geen onderscheid tussen de twee groepen; de kinderen van de schaal art. 41 KBW. Dat geldt ook voor de tabellen in de bijlage van die statistiek per kinderbijslagfonds. 20

eenoudertoeslag pas vanaf de derde rang en hun bestanden zijn opgenomen in de totalen van schalen art. 50ter KBW en art. 42bis KBW. Schaal art. 42bis KBW betreft langdurig werklozen, gepensioneerden en werkhervatters die nog maximum acht kwartalen recht hebben op een sociale toeslag. Schaal art. 50ter KBW heeft betrekking op invaliden en langdurig zieken die recht hebben op de sociale toeslag en op werkhervatters die voordien invalide of langdurig ziek waren. De laatste categorie is die van de wezen die recht hebben op wezenbijslag tegen de schaal 50bis KBW, die deze toeslag ontvangen op voorwaarde dat de overlevende ouder niet is hertrouwd of geen feitelijk gezin heeft gevormd. Sommige fondsen hebben een hoger percentage rechtgevende kinderen in de gewone schaal dan het gemiddelde, terwijl andere meer rechtgevende kinderen tellen in de schaal art. 42bis KBW dan het gemiddelde. Voor gedetailleerde grafieken per fonds zie de fact sheets in bijlage 1. Punt 3.1. is toegespitst op de verdeling van de verschillende kinderbijslagschalen, punt 3.2. op de kinderbijslag met compensatie op basis van de categorie arbeidsprestaties en punt 3.3. op dekinderbijslag zonder compensatie 14. 3.1. Verdeling van de schaalcategorieën tussen de fondsen Grafiek 7 op pagina 22 geeft een overzicht van het aandeel rechtgevende kinderen van alle fondsen in de verschillende schaalcategorieën en in de gehele werknemersregeling. We stellen vast dat het aandeel van elk fonds in de gehele regeling niet noodzakelijk representatief is voor het relatief deel in elke schaalcategorie. Bepaalde fondsen hebben atypische profielen. Dat is het geval voor de RKW, die 12,85 % van de rechtgevende kinderen van de volledige regeling vertegenwoordigt (alle schalen samen), maar meer dan het dubbele in de verhoogde schalen art. 50ter KBW (31,44 %) en art. 42bis KBW (28,91 %). Hij heeft ook een groot aandeel in art. 50bis KBW (19, 56 %) en art. 41 KBW (15,60 %). De RKW heeft dan ook een veel kleiner aandeel in de gewone schaal (9,49 %). 14 Dat is de kinderbijslag voor gezinnen waarvoor geen enkele sociale bijdrage aan de RSZ voor de rechthebbenden is betaald, behalve voor de personen die het werk hebben hervat en die nog gedurende maximaal 8 kwartalen de verhoogde schaal krijgen. 21

PARTENA, het tweede fonds met het grootste aantal rechtgevende kinderen na de RKW (261.768 tegenover 261.920 voor de RKW) heeft daarentegen een veel homogener profiel aangezien zijn aandeel in de verschillende schalen gelijksoortig is aan zijn aandeel (alle schalen samen) in de volledige regeling (12,84 %). Het grootste verschil is 2,55 % (bij art. 50bis KBW met 15,39 %). Dat is eveneens het geval voor de andere fondsen, met uitzondering van XERIUS, ATTENTIA en ACERTA (naast de RKW) waarvan het globale aandeel vrij duidelijk verschil van het specifieke aandeel voor elke schaal. Voor de RKW is het zelfs opvallend om vast te stellen dat hij oververtegenwoordigd is in alle verhoogde schalen. Dat is ook het geval voor UCM maar met duidelijk minder grote verschillen. De RKW is bovendien het grootste fonds bij alle verhoogde schalen. Voor de andere fondsen is het standaardprofiel eerder een oververtegenwoordiging bij de basisschaal en een ondervertegenwoordiging bij de verhoogde schalen. Dat is logisch want het grote aandeel van de RKW bij de verhoogde schalen trekt alle andere aandelen naar beneden. 22

Grafiek 7: Aandeel van de fondsen in de verschillende schaalcategorieën en in de gehele werknemersregeling (2.037.993 rechtgevende kinderen) situatie op 31 december 2013 De overige fondsen vertegenwoordigen samen 6,45% van artikel 40. De overige fondsen vertegenwoordigen samen 6,64% van artikel 41. De overige fondsen vertegenwoordigen samen 4,79% van artikel 42bis. De overige fondsen vertegenwoordigen samen 4,48% van artikel 50ter. De overige fondsen vertegenwoordigen samen samen 4,98% van artikel 50bis. De overige fondsen vertegenwoordigen samen 6,18% van het totaal stelsel. BK 4 FZK MENSURA UCM ADMB SECUREX Groep S 5,16% 4,93% 5,29% 6,81% 5,44% 5,15% 7,40% 7,29% 8,82% 9,77% 4,69% 4,53% 4,14% 6,17% 6,59% 6,76% 3,32% 3,57% 3,86% 7,96% 7,75% 6,73% 7,99% 9,19% 9,73% 5,05% 5,53% 5,11% 7,45% 8,83% BK 1 Horizon het gezin CAFWaPi CICAF 1 NMBS RKW ATTENTIA PARTENA XERIUS ACERTA 9,49% 19,56% 12,85% 15,60% 28,91% 31,44% 12,63% 11,34% 8,50% 10,73% 12,72% 5,04% 11,77% 5,53% 12,84% 13,47% 15,39% 13,25% 13,97% 12,68% 12,31% 9,53% 7,52% 3,76% 13,36% 10,90% 8,15% 9,18% 10,59% 12,50% ART. 40 ART. 41 ART. 42bis ART. 50ter ART. 50bis Totaal werknemersstelsel Totaal werknemersstelsel HDP MENSURA UCM ADMB SECUREX Groep S 1,58% 9,15% Art. 40 Art. 41 Art. 42bis Art. 50ter Art. 50bis Gewone schaal 23 79,11%

Grafiek 8 geeft voor alle fondsen de verdeling weer van het aantal kinderen over de verschillende schalen. Uit de statistieken van de regeling blijkt dat ongeveer 1 kind op 5 (20,90 %) een van de verhoogde schalen ontvangt maar er bestaan vrij grote verschillen tussen de fondsen. Wat betreft dit criterium is de RKW ook atypisch aangezien 41,60 % van de kinderen een verhoogde schaal ontvangen, in het bijzonder door een heel hoog aantal kinderen dat schaal art. 42bis KBW ontvangt (20,58 %). Als de RKW buiten beschouwing wordt gelaten is het gemiddelde van de verhoogde schalen voor de grote fondsen 18,21 % (21,55 % met de RKW). Het gemiddeld percentage van de verhoogde schalen van de middelgrote fondsen is 19,85 %. Van de kleine fondsen is dat 14,97 %. Over het algemeen kunnen de fondsen verdeeld worden volgens hun percentage verhoogde schalen (zie schema 7). Schema 7: Verdeling van de fondsen op basis van hun percentage verhoogde schalen ten opzichte van de volledige regeling (20,90 %) Dit schema is de legende van de tweede kolom van tabel A, p. 59: Percentage verhoogde kinderbijslag. 24

25 Grafiek 8: Verdeling van de schaalcategorieën tussen de fondsen en de gehele werknemersregeling (rechtgevende kinderen) op 31.12.2013

3.2. Kinderbijslag met compensatie De kinderbijslag met compensatie, m.a.w. gefinancierd door socialezekerheidsbijdragen, is opgenomen onder de benaming arbeidsprestaties. Het percentage rechtgevende kinderen in de categorie van de arbeidsprestaties geeft per fonds het aandeel weer van de kinderbijslag met compensatie 15. Grafiek 9: Percentage rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds in de categorie arbeidsprestaties - situatie op 31 december 2013 15 De ex-werklozen en de ex-invaliden die het werk hebben hervat maar die nog altijd gedurende 8 kwartalen de sociale toeslag krijgen komen in hoofdstuk 3.3. aan bod. 26

Op basis van het onderstaande schema zijn de fondsen onderverdeeld in verschillende groepen ten opzichte van het gemiddelde van de regeling (73,37 %). Uit grafiek 9 blijkt dat vier fondsen in de groep onder het gemiddelde zitten, dat drie fondsen zich rond het gemiddelde situeren (Groep S, PARTENA en SECUREX) en dat de elf andere in de hogere groepen zitten. De NMBS kent het hoogste aandeel rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties (99,80 %), wat kan worden verklaard door het feit dat deze instelling enkel kinderbijslag betaalt voor zijn actief personeel van 2013. De RKW betaalt de kinderbijslag voor de andere categorieën 16. Het overschot van 0,32 % bestaat uit de werkhervatters die nog gedurende acht kwartalen de verhoogde schalen krijgen. Schema 8: Verdeelschaal van de fondsen volgens het percentage rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties in vergelijking met die van de algemene regeling (73,37 %). Dit schema kenschetst de rangschikking van de derde kolom van tabel A, p. 59: "Percentage in de categorie arbeidsprestaties". 3.3. Kinderbijslag zonder compensatie De kinderbijslag zonder compensatie, dus niet gefinancierd door sociale bijdragen betaald door een werkgever, wordt onderverdeeld in vier groepen: werklozen, gepensioneerden, wezen en invaliden. Deze vier groepen zijn op hun beurt onderverdeeld in twee categorieën: kinderen rechtgevend aan de gewone schaal die geen recht hebben op de sociale toeslag en kinderen die een verhoogde schaal krijgen (invaliden, wezen) of met een recht op een sociale toeslag. De sociale toeslagen worden toegekend onder bepaalde voorwaarden met betrekking tot de gezinssamenstelling en -inkomsten. Merk op dat ex-werklozen en ex-invaliden die het werk hebben hervat maar de sociale toeslag gedurende een maximaal aantal van acht kwartalen blijven ontvangen, in dit hoofdstuk worden vermeld. Grafiek 10 (A en B) geeft voor alle fondsen de verdeling van het aantal rechtgevenden op kinderbijslag zonder compensatie volgens hun categorie (werklozen, invaliden, wezen, gepensioneerden) en of het al dan niet een verhoogde schaal betreft. Aan de hand van de analyse van grafiek 10 kunnen enkele atypische profielen bestudeerd worden, die het gevolg zijn van de sector waarvoor het fonds actief is. Zo worden de rechtgevenden op 16 Vanaf 1/1/2014 worden de nieuwe aanvragen van de NMBS en vanaf 1/4/2014 alle dossiers van de NMBS door FAMIFED beheerd en betaald. 27

kinderbijslag zonder compensatie van het fonds BK 1 voornamelijk geteld in de categorie van de langer dan zes maanden werklozen aan de gewone schaal (75,32 %, terwijl het gemiddelde van de fondsen 18,55 % bedraagt). Dit kan verklaard worden door het bijzonder statuut van de dokwerkers, die beschouwd worden als dagarbeiders en die, wanneer ze geen werk hebben, door de RVA beschouwd worden als volledig werklozen. Een ander voorbeeld, MENSURA, onderscheidt zich op het vlak van zijn percentage van gepensioneerden, zowel aan de verhoogde schaal (art. 42bis KBW) als aan de gewone schaal. Dat fonds was immers lange tijd het voornaamste fonds van de Limburgse mijnwerkers, een categorie van jongere gepensioneerden die dus meer kans hebben om nog rechthebbende te zijn voor hun kinderen hoewel ze met pensioen zijn. Grafiek 10 B geeft voor alle fondsen de verhouding weer van de rechtgevenden op kinderbijslag zonder compensatie ten opzichte van het totale aantal rechtgevenden. De RKW heeft met 55,82 % het hoogste percentage, ver boven het gemiddelde van de regeling (26,63 %). We stellen overigens vast dat de fondsen op dit criterium sterk uiteenlopende waarden vertonen. 28

Grafiek 10 A: Verdeling per subcategorie van kinderbijslag zonder compensatie op basis van het aantal rechtgevende kinderen per fonds op 31 december 2013 Grafiek 10 B: Percentage van de kinderen rechtgevend op kinderbijslag zonder compensatie per fonds op 31 december 2013 29

4. Typologie van de kinderbijslagfondsen op basis van de leeftijd van de rechtgevende kinderen Op basis van de demografische statistieken kan men de verdeling maken per leeftijd van de rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds voor de volgende categorieën: 0-5, 6-11, 12-17, 18-24, en ten slotte meer dan 25. In de volgende grafiek worden de kinderbijslagfondsen voorgesteld volgens de grootte van elke leeftijdsgroep. Grafiek 11: Percentage van de rechtgevende kinderen per leeftijdsgroep en per kinderbijslagfonds situatie op 31 december 2013 Een vergelijking van al die leeftijdsgroepen voor de verschillende fondsen zou te uitgebreid zijn. Om een vereenvoudigde visie van de situatie te verkrijgen zal het leeftijdsprofiel van de kinderen per kinderbijslagfonds dan ook beschouwd worden op basis van het percentage kinderen van 18 tot 24 ten opzichte van het totale aantal kinderen. Aangezien kinderbijslag onvoorwaardelijk verschuldigd is tot de leeftijd van 18, is het nuttig om het percentage van rechtgevenden te kennen dat verder studeert na 18 17. Zo kan men fondsen met "eerder jonge kinderen (laag 17 Zo kan men het gewicht ervan bepalen in het budget van de kinderbijslagregeling voor werknemers. 30

percentage kinderen van 18 tot 24 ) onderscheiden van fondsen met minder jongere kinderen (hoog percentage kinderen van 18 tot 24). In de bijlage I, met de verschillende fact sheets, wordt in grafiek B een vergelijking gemaakt tussen het percentage van de kinderen van het betrokken fonds en dat van de regeling. Grafiek 12: Percentage van de rechtgevende kinderen van 18 tot 24 per kinderbijslagfonds situatie op 31december 2013 Van alle fondsen behoort de RKW tot die welke verhoudingsgewijs het grootste aandeel jonge kinderen tellen. Het percentage kinderen van 18 tot 24 bedraagt er maar 14,65 %, tegen 17,31 % voor de regeling (een lichte stijging ten opzichte van de 17,18 % van 2012). Het lage percentage van kinderen van 18 tot 24 bij de RKW kan verklaard worden door het feit dat dit fonds veel rechtgevende kinderen van langdurige werklozen telt. Het is minder waarschijnlijk dat deze groep kinderen na hun 18 de zal voortstuderen. Studies toonden namelijk aan dat er nog altijd een groot verschil bestaat op het vlak van deelname aan het hoger 31

onderwijs op basis van het sociaal kader 18. Anderzijds kent de RKW in vergelijking met de andere fondsen een grote instroom van jonge kinderen via geboortes. Op basis van grafiek 12 op de vorige pagina zijn de fondsen verdeeld in de volgende groepen ten opzichte van het nationale gemiddelde dat 17,31 % bedraagt: Schema 9: Verdeelschaal van de fondsen volgens het percentage rechtgevende kinderen van 18-24 in vergelijking met dat van de algemene regeling (17,31 %) Dit schema geeft de typologie van de vierde kolom van tabel A, p. 59: "Percentage van kinderen van 18-24 " 18 Student in de 21 ste eeuw, Studiefinanciering voor het hoger onderwijs in Vlaanderen, Bea Cantillon, Gerlinde Verbist en Ian Segal, februari 2008. Centrum voor Sociaal Beleid. 32

5. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens gezinsgrootte De gezinsgrootte wordt bepaald in grafiek 13 door het aantal rechtgevende kinderen te delen door het aantal bijslagtrekkende gezinnen. Bijna de helft van de fondsen situeert zich in het gemiddelde van de regeling (1,72) of bijna (1,71 en 1,73), maar sommige wijken sterk af. De verschillen in gemiddelde gezinsgrootte hebben betrekking op verschillende factoren zoals de sociale samenstelling van de populatie van het fonds of zijn geografische ligging. Zo is bijvoorbeeld het fonds FZK actief in de regio Eupen, waar blijkens de geografische statistiek deze regio wordt gekenmerkt door een hoog gemiddeld aantal kinderen per gezin (1,75 tegen 1,72 voor de regeling). Het grote aandeel van gezinnen met twee kinderen verklaart de hoge gemiddelde gezinsgrootte bij de fondsen ACERTA en XERIUS (zie verder analyse grafiek 14). Grafiek 13: Gemiddeld aantal kinderen per bijslagtrekkende per fonds situatie op 31 december 2013 Die gemiddelde grootte mag men niet beschouwen als een precieze nataliteitsindicator. Ook al geeft hij het gemiddelde aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende aan, hij houdt geen rekening met de kinderen die het gezin al hebben verlaten of niet meer zijn opgenomen in de statistieken van de categorie van 18-24 omdat ze niet meer aan de toekenningsvoorwaarden voldoen. Zo telt een 33

gezin met vier kinderen, waarvan er twee ouder zijn dan 25 en twee jonger dan 18, twee kinderen, en geen vier. Op basis van grafiek 13 zijn de fondsen verdeeld in de volgende groepen ten opzichte van het nationale gemiddelde dat 1,72 kind bedraagt: Schema 10: Verdeelschaal van de fondsen volgens het aantal kinderen per bijslagtrekkende in vergelijking met dat van de algemene regeling (1,72) Dit schema geeft de typologie van de vijfde kolom van tabel A, p. 59: "Gezinsgrootte" Uit grafiek 13 mogen ook geen overhaaste conclusies getrokken worden over de werkelijke gezinsgrootte. Een gemiddelde van 1,72 kinderen kan het gevolg zijn van een mix van kleine en grote gezinnen, maar ook van hoofdzakelijk gezinnen van gemiddelde grootte. Zo telt de RKW, die zich net in het gemiddelde van 1,72 kinderen per bijslagtrekkende bevindt, het grootste aandeel gezinnen met drie kinderen of meer, zoals blijkt uit grafiek 14. De HDP daarentegen vertoont, met eenzelfde gemiddelde grootte van 1,72 kinderen, een veel evenwichtiger profiel. Om een genuanceerd beeld te hebben van de werkelijke gezinsgrootte moet men de gegevens van de grafieken 13 en 14 combineren. Grafiek 14 geeft namelijk een overzicht van de gezinsgrootte door voor elk fonds het percentage te berekenen van de gezinnen met respectievelijk één kind, twee kinderen en drie of meer kinderen. Uit deze analyse blijkt dat het percentage van de grote gezinnen (drie of meer kinderen) het hoogst is bij de RKW met 17 % (gevolgd door ACERTA, PARTENA, XERIUS en HDP). Omgekeerd, daar de gemiddelde grootte van de RKW overeenstemt met die van de regeling, telt zij noodgedwongen een tamelijk klein, zelfs het kleinste, deel van de gezinnen met twee kinderen (31 %). Het kleinste aantal grote gezinnen wordt vastgesteld bij de fondsen BK 4, BK 1 en de NMBS. 34

Grafiek 14: Overzicht van de fondsen per gezinsgrootte - situatie op 31 december 2013 6. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens het aantal geboortes Door het aantal geboortes te delen door het aantal bijslagtrekkenden kan men het nataliteitspercentage bepalen. Grafiek 15 toont de aldus verkregen ratio per fonds. In de regeling is het gemiddelde 8,40 geboortes per 100 bijslagtrekkenden en slechts zeven fondsen hebben een hogere waarde, waaronder de RKW met 9,79 geboortes. Enkel MENSURA doet met 9,90 geboorten nog beter. In de samenvattende tabel op p. 59 zijn de kinderbijslagfondsen opgedeeld als volgt ten opzichte van het gemiddelde van de regeling (8,40 geboortes per 100 bijslagtrekkenden): Schema 11: Verdeelschaal van de fondsen volgens het aantal geboortes per 100 bijslagtrekkenden in vergelijking met dat van de algemene regeling (8,40) 35

Dit schema geeft toelichting bij de rangschikking van de zesde kolom van tabel A, p. 59: "Geboortes per 100 bijslagtrekkenden". Grafiek 15: Aantal geboortes per 100 bijslagtrekkenden en per kinderbijslagfonds situatie in 2013 36

7. Typologie per kinderbijslagfonds volgens de evolutie van de rechtgevende kinderen Om de evolutie van het aantal rechtgevende kinderen per fonds correct te kunnen evalueren moet rekening gehouden worden met de diverse fusies. Om een betrouwbaar beeld van de evolutie van de effectieven te krijgen, werden ze gegroepeerd voor de jaren vóór de fusie (voor een overzicht van de fusies, zie bijlage II, p. 52) 19. Dat betekent dus dat wanneer twee fondsen fuseerden in 2011, hun effectieven werden samengeteld voor de vorige jaren tot in 2003, ons vergelijkingspunt. In bijlage I geven de grafieken E-F-G-H en I van de fact sheets een gedetailleerd overzicht per kinderbijslagfonds van de evolutie tussen 2003-2013 voor de volgende variabelen: aangeslotenen, rechtgevende kinderen en bijslagtrekkende gezinnen. De gedetailleerde cijfers vindt u in bijlage II. 7.1. Algemene evolutie in percentages - alle schalen Grafiek 16 illustreert de evolutie van het aantal rechtgevende kinderen van 2003 tot 2013, uitgedrukt in percentages. In dat decennium steeg het aantal rechtgevende kinderen voor alle kinderbijslagfondsen samen met 10,08 % (van 1.851.406 tot 2.037.993). Bij de fondsen kende de NMBS de grootste daling (- 39,74 %), gevolgd door het fonds CAFWaPi (- 14,25 %) en BK 4 (- 11,96 %). Omgekeerd zijn HDP (+ 67,01 %), XERIUS (+ 50,76 %), CICAF 1 (+ 24, 10 %) en de RKW (+ 20,68 %) de groep fondsen met een stijging van meer dan 20 %. Dat zijn uiteraard relatieve variaties die, vertaald in absolute cijfers, minder spectaculair blijken voor de kleine fondsen (zie 7.2. op p. 38). HDP kende de grootste stijging, wat kan verklaard worden door zijn integratie in de groep sociale verzekeringen HDP. Ook de RKW kende een sterkere stijging dan het gemiddelde (+ 20,68 %), vooral gekenmerkt door de groei van sommige categorieën van rechtgevende kinderen die verhoogde kinderbijslag ontvangen (zie verder). 19 In de grafieken die de evolutie geven van de schalen art. 50bis KBW, art. 50ter KBW en art. 42bisKBW werd de categorie kinderen ouder dan 25 (gehandicapten geboren voor juli 1966) weggelaten in de totalen voor 2003, aangezien dat ook het geval was voor 2013. Een juiste interpretatie van de evolutie is enkel zo mogelijk. In de bijlage werden echter de cijfers behouden zoals ze gepubliceerd werden in het verleden. 37

Grafiek 16: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds in percentages - verschil tussen de effectieven op 31.12.2003 en 31.12.2013 Een sterke stijging bij een fonds kan vaak verklaard worden doordat het aangeslotenen van andere fondsen overneemt. Sinds lange tijd is een convergentiebeweging aan de gang van een groot aantal kleine fondsen naar een beperkt aantal grote fondsen. Uit grafiek 16 kan afgeleid worden of de fondsen de tendens van de regeling (+ 10,08 %) al dan niet volgen. Zo kunnen we vaststellen welke fondsen de tendens volgden en welke ervan afweken, in beide richtingen. 38

Schema 12: Verdeling van de fondsen volgens hun afwijkingspercentage tegenover de globale regeling tussen 2003 en 2013 Schema 12 bepaalt de typologie van de zevende kolom van tabel A, pagina 59: "Evolutie 2013-2003". 7.2. Evolutie in absolute cijfers - alle schalen Aangezien de fondsen sterk variëren qua grootte, moet de relatieve analyse van de evolutie in 7.1. aangevuld worden met een onderzoek naar de verschillen in absolute cijfers. Grafiek 17 hieronder illustreert die evolutie. In de periode 2003-2013 steeg het aantal rechtgevende kinderen in de globale regeling met 186.587 kinderen. 39

Grafiek 17: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds - verschil tussen de effectieven op 31 december 2003 en 31 december 2013 De rangschikking van de fondsen verschilt van die op basis van de relatieve variaties. XERIUS - op de tweede plaats bij de relatieve evolutie - is eerste in de rangschikking van de toenames (+ 84.455 kinderen). De stijging bij de RKW is ook aanzienlijk met 44.879 kinderen extra. Ook SECUREX, Groep S en HDP (respectievelijk + 23.533, + 21.608 en + 17.819 rechtgevende kinderen) boekten ruime vooruitgang. HDP staat ditmaal echter op de vijfde plaats, hoewel het de hoogste relatieve stijging kende. PARTENA en ATTENTIA kenden de grootste terugval in absolute cijfers, met respectievelijk 18.744 en 15.675 kinderen minder. Ook de NMBS kende een sterke daling (- 12.496 kinderen). Ondanks de sterke daling van het aantal rechtgevende kinderen, is PARTENA nog altijd een van de fondsen met de grootste aantallen kinderen in de kinderbijslagregeling voor werknemers (vlak na de RKW). Drie andere fondsen (SNCB, CAFWaPi en BK 4) deden het trouwens minder goed in relatieve cijfers. Die evoluties moeten dus met de nodige nuanceringen geanalyseerd worden. 40

7.3. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal art. 40 KBW Deze vergelijking betreft de groep art. 40 KBW de kinderen die recht hebben op de basiskinderbijslag en sinds 2007 eventueel op de toeslag voor eenoudergezinnen. Het gaat voornamelijk om kinderbijslag uitgekeerd aan actieve werknemers. Onder de gewone schaal vallen echter ook de kinderen van werklozen, gepensioneerden en invaliden voor wie de voorwaarden voor de toekenning van een sociale toeslag niet vervuld zijn. Grafiek 18 geeft de evolutie van de totale groep kinderen in de schaal art. 40 KBW. Grafiek 18 toont aan dat XERIUS de grootste stijging kent met een toename van 72.673 rechtgevenden. De RKW staat op de tweede plaats met een stijging van 46.562 kinderen. De fondsen Groep S, SECUREX en HDP kenden ook grote stijgingen tijdens het decennium. Uitgedrukt in percentages is het weer het fonds HDP dat de grootste vooruitgang boekt met een stijging van 55,69 %. PARTENA, het tweede grootste fonds van de regeling, registreerde in de onderzochte periode daarentegen een daling met 9.667 rechtgevende kinderen in de schaal van art. 40 KBW. Ook twee andere fondsen kenden vrij grote dalingen in absolute cijfers: ATTENTIA (- 10.139) en de NMBS (- 12.3543). De stijging met 175.885 kinderen komt ten slotte overeen met 11,42 % (terwijl de regeling, alle schalen samen, een stijging van 10,08 % kende). 41

Grafiek 18: Evolutie van het aantal kinderen rechtgevend op de schaal art. 40 KBW in de regeling in absolute cijfers - vergelijking tussen de situatie op 31 december 2003 en de situatie op 31 december 2013 7.4. Evolutie van de rechtgevende kinderen - schaal 42bis KBW Grafiek 19 illustreert de evolutie van het aantal kinderen die recht hebben op de schaal art. 42bis KBW. Het betreft kinderen van langdurig werklozen, gepensioneerden en werklozen die recht hebben op een sociale toeslag en het werk hervatten terwijl ze de sociale toeslag behouden (als ze voldoen aan de inkomensvoorwaarden) 20. Sinds 2003 telt men 31.269 kinderen minder in de schaal art. 42bis KBW, een daling van 14,37 %. 20 Bij werkhervatting, en voor zover de inkomsten de toegelaten grens niet overschrijden, wordt de sociale toeslag (ook die toegekend in de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag) doorbetaald gedurende maximaal acht kwartalen, buiten het kwartaal in de loop waarvan de rechthebbende de activiteit aanvat. 42

De RKW, die nochtans nog altijd het grootste percentage kent van kinderen met recht op art. 42bis KBW, registreerde een daling met 18.653 kinderen. De andere fondsen met sterke dalingen zijn PARTENA (- 12.818), ATTENTIA (- 5.323) en Groep S (- 4.174). De sterkste stijging van de kinderen met recht op art. 42bis KBW werd opgetekend bij XERIUS (+ 9.431), gevolgd door HDP (+ 2.654). De evoluties, stijgend of dalend, hebben betrekking op het type van werkgevers aangesloten bij het fonds (bedrijfsgrootte, activiteitssector) en hangen ook af van het vergelijkingspunt (het 2003 in deze uitgave 2013 van de studie). Grafiek 19: Evolutie van het aantal kinderen met recht op de schaal art. 42bis KBW in de regeling - vergelijking tussen 31 december 2003 en 31 december 2013 43

7.5. Evolutie van de rechtgevende kinderen - schaal 50bis KBW Grafiek 20 illustreert de evolutie van het aantal kinderen die recht hebben op de schaal art. 50bis KBW. Het betreft de kinderen die de voorwaarden vervullen om een recht te openen op wezenbijslag 21. Het aantal kinderen met recht op de schaal art. 50bis KBW is zeer laag in vergelijking met de andere categorieën; de evoluties in absolute cijfers zijn dus beperkt. Binnen de regeling kende de categorie van de wezen een zeer kleine daling van 31 kinderen, wat erop neerkomt dat die categorie min of meer stabiel bleef (- 0,10 % in 10 ). Aangezien het totale aantal kinderen van de regeling echter steeg met 10,08 % in dezelfde tijdspanne, daalde het relatieve aandeel van de kinderen met recht op wezenbijslag uiteraard in de hele regeling (van 1,74 % naar 1,58 %). Bij de fondsen is er een stijging bij XERIUS, RKW en SECUREX. ATTENTIA zag een sterke daling, net als PARTENA en UCM. Grafiek 20: Evolutie van het aantal kinderen met recht op de schaal art. 50bis KBW in de regeling - vergelijking tussen 31 december 2003 en 31 december 2013 21 De wees van wie de overlevende ouder opnieuw trouwt of een gezin vormt, krijgt kinderbijslag aan de gewone schaal. 44

7.6. Evolutie van de rechtgevende kinderen - schaal 50ter KBW Grafiek 21 geeft de evolutie van het aantal kinderen die recht hebben op de schaal art. 50ter KBW. Het betreft kinderen van invaliden, langdurig zieken of werkhervatters na invaliditeit of langdurige ziekte, die recht hebben op een sociale toeslag. Op tien tijd kende de regeling een stijging van het aantal rechtgevende kinderen van invalide rechthebbenden met 68,12 %. Die sterke toename loopt parallel met de grote stijging van het aantal invaliden bij het RIZIV 22 en het aantal personen met een handicap met recht op een inkomensvervangende tegemoetkoming 23. Ook voor die parameter stellen we grote verschillen vast tussen de fondsen. HDP kent opnieuw de grootste relatieve toename met 329,76 % (+ 1.772). Dat was niet het enige fonds met een aanzienlijke relatieve stijging, want ook FZK (+ 136,54 %), SECUREX (+ 121,93 %) en CICAF 1 (+ 111,05 %) zagen hun effectieven meer dan verdubbelen. Over het algemeen zien alle fondsen een stijging. 22 Focus 2010-1: De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. 23 Tussen 2004 en 2013 is dat aantal gestegen met 28,07 % volgens de gegevens van de FOD Sociale Zekerheid - Directie-generaal Personen met een Handicap. 45

Grafiek 21: Evolutie van het aantal kinderen die recht hebben op de schaal art. 50ter KBW - vergelijking tussen de situatie op 31 december 2003 en de situatie op 31 december 2013 7.7. Evolutie van het aandeel van de fondsen en van de RKW in de verhoogde schalen Tot nu toe werden de statistieken onderzocht op het niveau van elk kinderbijslagfonds afzonderlijk. Uit die analyses blijkt dat de RKW een sterk afwijkend profiel heeft met een groot aantal rechtgevende kinderen in de schalen art. 42bis KBW, art. 50ter KBW en, in mindere mate, art. 50bis KBW. Grafiek 22 geeft de evolutie van het aandeel van de RKW in de verhoogde schalen. Daaruit blijkt dat het aandeel van de RKW in de verschillende schalen tijdens het laatste 46

decennium niet spectaculair is veranderd, met een variatie van ongeveer 3 %. Schaal 50ter KBW vormt echter een uitzondering, want die schaal evolueerde van 26 naar 31 %. Grafiek 22: Vergelijking (2003-2013) van de verdeling per schaalcategorie van de rechtgevende kinderen tussen de RKW en de fondsen (met inbegrip van de NMBS) 47

8. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens de geografische verdeling van de rechtgevende kinderen 8.1. Algemeen profiel van de fondsen volgens percentage van de rechtgevende kinderen per gewest Op 31 december 2012 telde de regeling 56,95 % rechtgevende kinderen in het Vlaams Gewest, 31,79 % in het Waals Gewest, 10,82 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 0,44 % in de Duitstalige Gemeenschap. De fondsen kunnen onderverdeeld worden in drie types: de fondsen die voornamelijk betalen in de Duitstalige Gemeenschap (uiterst links in grafiek 23), de fondsen die vrijwel uitsluitend betalen in het Waals Gewest (tweede kader links in grafiek 23), de fondsen die in de drie grote gewesten betalen (midden van grafiek 23) en de fondsen die hoofdzakelijk in het Vlaams Gewest betalen (rechterkant van grafiek 23). De NMBS bevindt zich bijvoorbeeld in het middenste deel omdat zijn personeel over het hele land verspreid is. UCM en BK 1 (de uitersten van grafiek 23) betalen respectievelijk hoofdzakelijk voor kinderen van het Waals en het Vlaams Gewest, terwijk FZK, dat vooral actief is in de regio rond Eupen, voornamelijk betaalt in de Duitstalige Gemeenschap. Grafiek 23: Verdeling van de rechtgevende kinderen per fonds en per Gewest - situatie op 31 december 2013 48

De volgende grafieken (24, 25, 26 en 27) geven het aandeel weer van de verschillende fondsen in de vier gewesten. Het aandeel van de rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds in de gehele kinderbijslagregeling voor werknemers wordt voor elk gewest weergegeven in bijlage II, p. 8. 8.2. Percentage van rechtgevende kinderen per fonds in het Vlaams Gewest Grafiek 24: Aandeel van het aantal rechtgevende kinderen per fonds in percentages voor het Vlaams Gewest op 31 december 2013 ACERTA, XERIUS en ATTENTIA zijn de enige fondsen die met meer dan 10 % vertegenwoordigd zijn in het Vlaams Gewest. Alle drie samen vertegenwoordigen ze overigens bijna de helft van de effectieven (47,61 %). BK 4 is voornamelijk aanwezig in Vlaanderen maar heeft zeer kleine effectieven, wat zijn positie in de grafiek verklaart. De RKW telt 12,85 % van de rechtgevende kinderen in de werknemersregeling, maar slechts 8,28 % in het Vlaams Gewest. 49

8.3. Percentage van rechtgevende kinderen per fonds in het Waals Gewest Grafiek 25: Aandeel van het totale aantal rechtgevende kinderen per fonds in percentages voor het Waals Gewest op 31 december 2013 (Duitstalige Gemeenschap niet inbegrepen 24 ) In het Waals Gewest heeft de RKW het grootste marktaandeel met 18,84 %, gevolgd door het fonds PARTENA met 16,32 %. Dat zijn echter twee fondsen die actief zijn in het hele land, terwijl het grootste specifiek Franstalige fonds UCM is met een aandeel van 14,95 % van de kinderen. Net zoals in het Vlaams Gewest, vertegenwoordigen de drie grootste fondsen ongeveer de helft van de rechtgevende kinderen (50,11 %). In tegenstelling tot het Vlaams Gewest, waar de twee grootste fondsen hoofdzakelijk in dat gewest betalen, betalen de twee grootste fondsen in dit geval zowel in het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 24 In tegenstelling tot de vorige edities van deze studie, worden de effectieven van de Duitstalige Gemeenschap niet langer bij die van het Waals Gewest geteld, zodat in de toekomst goed het onderscheid tussen de vier deelentiteiten gemaakt kan worden. 50

8.4. Percentage van rechtgevende kinderen per fonds in de Duitstalige Gemeenschap Grafiek 26: Aandeel van het aantal rechtgevende kinderen per fonds in percentages voor de Duitstalige Gemeenschap op 31 december 2013 Ook de situatie van de Duitstalige Gemeenschap met 8.703 rechtgevende kinderen werd onderzocht. FZK domineert de markt met 2.356 kinderen, of 27,07 % van het totaal. Het is een bijzonder geconcentreerde markt, aangezien de vier grootste fondsen (FZK, RKW, CICAF 1 en SECUREX) bijna vier kinderen op vijf vertegenwoordigen (80,16 %). 8.5. Percentage van rechtgevende kinderen per fonds in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest De twee best vertegenwoordigde fondsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de RKW (21,91 %) en PARTENA (21,66 %). Die twee fondsen hebben een ruime voorsprong op ATTENTIA (11,14 %). Samen vertegenwoordigen de drie 54,71 % van de rechtgevende kinderen. Interessant is dat de rechtgevende kinderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer geconcentreerd zijn bij een bepaald aantal grote fondsen dan in het Waals en zeker in het Vlaams Gewest. FZK, BK 4 en BK 1 zijn trouwens vrijwel niet vertegenwoordigd in het Brussels 51

Hoofdstedelijk Gewest wegens hun specifieke aard. Het eerste fonds is voornamelijk actief in de Duitstalige Gemeenschap en de twee andere in zeer specieke sectoren: de binnenscheepvaart en de dokken. Grafiek 27: Aandeel van het aantal rechtgevende kinderen per fonds in percentages voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 31 december 2013 8.6. Aandeel van de rechtgevende kinderen per gewest per schaalcategorie Het aandeel van de RKW en de fondsen wordt hierna onderzocht, per gewest en per schaalcategorie. In de gewone schaal is het aandeel van de vrije fondsen en van de NMBS opmerkelijk in het Vlaams Gewest (93,09 %); het aandeel van de RKW is hier het kleinst (6,91 %). Ook in de andere gewesten domineren de vrije fondsen en de NMBS ruim de markt met respectievelijk 85,93 % in het Waals Gewest, 82,77 % in de Duitstalige Gemeenschap en 82,32 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bij art. 42bis KBW ligt de situatie gevoelig anders, omdat de RKW ongeveer één kind op drie 52

vertegenwoordigt in het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In Vlaanderen is dat wat minder met iets minder dan 20 %. Het ligt echter driemaal hoger dan voor de gewone schaal. Voor de rechtgevende kinderen in de verhoogde schaal voor kinderen van invaliden (art. 50ter KBW) wordt een gelijkaardige situatie vastgesteld als voor de schaal art. 42bis KBW, maar met een meer uitgesproken aanwezigheid van de RKW (gemiddeld marktaandeel van 32,08 % tegen 29,19 % voor art. 42bis KBW). In de Duitstalige Gemeenschap heeft de RKW zelfs een marktaandeel van 46,15 %. Net zoals voor art. 42bis KBW, is hij het minst vertegenwoordigd in het Vlaams Gewest (22,98 %), dat is aanzienlijk minder dan in het Waals Gewest (39,23 %) en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (33,54 %). Voor de wezen in de verhoogde schaal art. 50bis KBW ten slotte is het aandeel van de kinderen van de RKW beperkter: een kind op vier in het Waals Gewest en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ongeveer een kind op drie in de Duitstalige Gemeenschap en slechts één kind op acht in het Vlaams Gewest. 53

Tabel 1: Aandeel van de rechtgevende kinderen van de RKW en van de fondsen per schaalcategorie en gewest in de hele regeling - situatie op 31 december 2013 art. 40 25 art. 42bis art. 50ter art. 50bis Totaal Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Brussels Hoofdstedelijk Gewest RKW 26.342 17,68% 13.732 31,60% 5.487 33,54% 985 27,29% 46.546 21,91% Fondsen (+ NMBS) 122.692 82,32% 29.729 68,40% 10.872 66,46% 2.624 72,71% 165.917 78,09% Totaal 149.034 100,- % 43.461 100,- % 16.359 100,- % 3.609 100,- % 212.463 100,- % Vlaams Gewest RKW 69.035 6,91% 12.666 19,32% 9.063 22,98% 1.871 13,24% 92.635 8,28% Fondsen (+ NMBS) 930.499 93,09% 52.878 80,68% 30.373 77,02% 12.263 86,76% 1.026.013 91,72% Totaal 999.534 100,- % 65.544 100,- % 39.436 100,- % 14.134 100,- % 1.118.648 100,- % Waals Gewest RKW 68.993 14,07% 27.196 36,33% 18.103 39,23% 3.394 26,03% 117.686 18,84% Fondsen (+ NMBS) 421.474 85,93% 47.653 63,67% 28.045 60,77% 9.645 73,97% 506.817 81,16% Totaal 490.467 100,- % 74.849 100,- % 46.148 100,- % 13.039 100,- % 624.503 100,- % Duitstalige gemeenschap RKW 1.306 17,23% 256 41,36% 168 46,15% 48 34,78% 1.778 20,43% Fondsen (+ NMBS) 6.276 82,77% 363 58,64% 196 53,85% 90 65,22% 6.925 79,57% Totaal 7.582 100,- % 619 100,- % 364 100,- % 138 100,- % 8.703 100,- % RKW 165.676 10,06% 53.850 29,19% 32.821 32,08% 6.298 20,37% 258.645 13,17% Fondsen (+ NMBS) 1.480.941 89,94% 130.623 70,81% 69.486 67,92% 24.622 79,63% 1.705.672 86,83% Totaal 1.646.617 100,- % 184.473 100,- % 102.307 100,- % 30.920 100,- % 1.964.317 100,- % 54 25 Inclusief art. 41.

9. Enkele financiële gegevens per kinderbijslagfonds In dit luik worden een aantal financiële gegevens geanalyseerd op basis van de financiële aangifte van elk fonds. De analyse heeft betrekking op twee niveaus: - de totale kinderbijslag betaald per fonds; - de gemiddelde kinderbijslag betaald per rechtgevend kind, per fonds. 9.1. Netto totale kinderbijslag betaald per kinderbijslagfonds Het nettototaal van de kinderbijslag wordt berekend door de ten onrechte betaalde kinderbijslag af te trekken van de betaalde kinderbijslag. Uit de analyse van de effectieven blijkt een sterke concentratie van het aantal dossiers bij enkele grote fondsen. Logischerwijs wordt een identiek verschijnsel vastgesteld bij de uitgaven. De rangschikking van de fondsen verschilt echter naargelang het aantal dossiers of het financiële luik. Op basis van het aantal dossiers heeft de RKW, als grootste fonds, slechts een lichte voorsprong op het tweede fonds PARTENA (0,06 % kinderen meer voor de RKW), maar wat betreft de betalingen is het verschil aanzienlijk groter (de RKW betaalt 12,78 % meer). Dat komt voornamelijk omdat de Rijksdienst in verhouding meer rechtgevenden in de verhoogde schalen telt. 55

Grafiek 28: Uitgaven per kinderbijslagfonds in 2013 Grafiek 29 toont duidelijk de concentratie van de betalingen bij enkele grote fondsen. Die concentratie is overigens nog meer uitgesproken dan bij de rechtgevende kinderen, aangezien de vier grootste fondsen 51,15 % van het budget vertegenwoordigen voor een aandeel van 50,51 % van de kinderen. De categorie van de grote fondsen maakt 78,36 % uit van de betaalde sommen. De negen kleinste fondsen samen nemen echter slechts 10 % van het budget voor hun rekening. 56

Grafiek 29: Cumulatieve verdeling van de uitgaven per kinderbijslagfonds in 2013 9.2. Gemiddelde kinderbijslag betaald per kind per fonds Om de gemiddelde kost per kind per maand te berekenen worden de netto-uitgaven voor 2013 gedeeld door het aantal kinderen dat het fonds telde op 31 december 2013 en daarna gedeeld door 12. In vergelijking met 2012 is er een stijging met 3,96 EUR voor de hele regeling (tussen 2011 en 2012 bedroeg de stijging 4,81 EUR), zodat de gemiddelde kost per kind per maand nu 188,41 EUR bedraagt. Uit onderstaande grafiek blijkt duidelijk dat de gemiddelde kost per kind bij de RKW veel hoger ligt dan het gemiddelde (+13,86 %). Dat houdt uiteraard verband met het groter aandeel van de verhoogde schalen dan bij de andere fondsen (zie 8.5.). 57

Grafiek 30: Gemiddelde kost per kind per kinderbijslagfonds in 2013 Een andere factor die bepalend is voor de gemiddelde kost, is het aantal kinderen per gezin, omdat de rang van het kind een invloed heeft op het bedrag van de kinderbijslag. Zo telt de RKW bijvoorbeeld een groot aantal gezinnen met drie kinderen of meer. De gezinsgrootte verklaart bijvoorbeeld ook de hoge gemiddelde kost van de FZK (zie grafiek 14, p. 34). Het aandeel van de verhoogde schalen, de gezinsgrootte of nog de verdeling per leeftijdsgroep verklaren de verschillen in de gemiddelde kost uit grafiek 30. 58

10. Typologie per kinderbijslagfonds: samenvattende tabellen De typologie van de fondsen in deze studie werd systematisch opgesteld op basis van de parameters gedefinieerd in schema 2 op p. 4. Tabel A geeft een globaal overzicht van de waarden toegekend aan elk fonds. De specifieke legenda bij alle parameters werden gedefenieerd in de overeenkomstige hoofdstukken (hoofdstukken 2 tot 9). Een gedetailleerd overzicht van de cijfers wordt gegeven in tabel B. De resultaten uit tabel A geven snel een beeld van het profiel van de fondsen. Om een meer genuanceerd beeld te krijgen, worden best de studie zelf of de cijfers en grafieken als bijlage geraadpleegd. 59

Tabel A: Typologie per kinderbijslagfonds volgens 7 parameters (2013) Fonds Grootte van het fonds % verhoogde kinderbijslag % in de categorie arbeidsprestaties (gemiddelde=73,37%) % van de kinderen van 18-24 (gemiddelde=17,31%) Gezinsgrootte (gemiddelde=1,72) Geboorten per 100 bijslagtrekkenden (gemiddelde=8,403) Evolutie 2013-2003 CICAF 1 Klein - Boven Gemiddeld Gemiddeld Onder + Groep S Groot = Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld = MENSURA Middelgroot - Gemiddeld Onder Onder Boven = ATTENTIA Groot -- Boven Boven Gemiddeld Onder - ACERTA Groot -- Boven Boven Boven Gemiddeld = CAFWaPi Klein = Gemiddeld Boven Duidelijk onder Onder -- SECUREX Groot = Gemiddeld Onder Gemiddeld Gemiddeld + ADMB Middelgroot -- Boven Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld = PARTENA Groot = Gemiddeld Boven Gemiddeld Onder - UCM Middelgroot + Onder Boven Onder Onder - XERIUS Groot -- Boven Gemiddeld Boven Gemiddeld +++ HDP Klein + Onder Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld +++ FZK Klein -- Boven Boven Gemiddeld Gemiddeld = Horizon het gezin Klein -- Boven Gemiddeld Gemiddeld Gemiddeld - BK 1 Klein -- Duidelijk onder Onder Zeer duidelijk onder Duidelijk onder - BK 4 Klein -- Boven Boven Zeer duidelijk onder Zeer duidelijk onder -- SNCB Klein --- Duidelijk boven Boven Zeer duidelijk onder Onder --- ONAFTS Groot +++ Duidelijk onder Onder Gemiddeld Boven + 60 59

Tabel B: Typologie per kinderbijslagfonds volgens 8 parameters - basisgegevens (2013) Fonds Totaal aantal rechtgevende kinderen Aantal rechtgevende kinderen in de gewone kinderbijslag Met art. 41 Zonder art.41 Aantal rechtgevende kinderen in de verhoogde schalen Aantal rechtgevende kinderen in de arbeidsprestaties Rechtgevende kinderen 18-24 (%) Gezinsgrootte Geboortes (per 100 bijslagtrekkenden) Evolutie 2013-2003 CICAF 1 19.719 1.213 15.976 2.530 15.342 16,28% 1,71 7,480 + 24,10% Groep S 179.879 10.131 142.190 27.558 129.677 16,48% 1,71 8,462 + 13,65% MENSURA 103.010 5.108 83.126 14.776 78.236 15,98% 1,69 9,900 + 13,82% ATTENTIA 231.057 8.815 203.658 18.584 193.992 20,63% 1,72 7,297-6,35% ACERTA 254.760 11.299 215.348 28.113 204.641 18,76% 1,75 8,207 + 6,04% CAFWaPi 16.898 980 13.457 2.461 12.812 18,27% 1,64 6,445-14,25% SECUREX 151.868 7.554 119.276 25.038 110.268 14,68% 1,72 8,607 + 18,34% ADMB 104.107 5.344 87.633 11.130 84.218 16,37% 1,69 8,370 + 12,64% PARTENA 261.768 12.198 205.024 44.546 190.050 18,64% 1,73 7,672-6,68% UCM 112.775 7.055 85.216 20.504 78.568 18,77% 1,68 7,724 + 1,24% XERIUS 250.852 13.148 213.614 24.090 214.022 16,58% 1,76 8,810 + 50,76% HDP 44.410 2.785 33.874 7.751 30.807 16,99% 1,72 8,432 + 67,01% FZK 3.723 221 3.151 351 3.136 18,61% 1,75 8,357 + 13,92% Horizon het gezin 12.783 626 10.847 1.310 10.291 16,15% 1,70 8,959-3,77% BK 1 8.946 305 7.970 671 4.140 15,82% 1,54 5,906 + 2,56% BK 4 567 18 503 46 476 19,58% 1,53 3,774-11,96% NMBS 18.951 698 18.196 57 18.891 20,36% 1,61 7,849-39,74% RKW 261.920 16.169 152.960 92.791 115.714 14,65% 1,73 9,793 + 20,68% STELSEL 2.037.993 103.667 1.612.019 322.307 1.495.281 17,31% 1,72 8,403 + 10,08% 61

11. Besluit Sinds vele jaren is er een groepering van aangeslotenen, rechthebbenden en rechtgevende kinderen bij de grootste kinderbijslagfondsen. Dat is voornamelijk het gevolg van de vele fusies in de sector. Zo vertegenwoordigen XERIUS, de RKW, ACERTA en PARTENA - de 4 grootste fondsen op een totaal van 18 - bijvoorbeeld wel 50,51 % van de kinderen. De 8 kleinste fondsen tellen echter minder dan 7 % van de rechtgevende kinderen. Zelfs met de 3 middelgrote fondsen erbij komen ze niet aan 1 kind op 4 (21,88 %). Die percentages zijn vergelijkbaar met die van 2012. Bij de verdeling tussen de verschillende schalen stellen we vast dat 20,90 % van de kinderen een sociale toeslag of wezenbijslag krijgen. Dat is echter maar een gemiddelde en sommige fondsen hebben op dat vlak zeer verschillende profielen. Zo telt de RKW 41,60 % van de verhoogde schalen. De NMBS betaalt daarentegen bijna uitsluitend basisschalen. Het is dan ook logisch dat de RKW het grootste marktaandeel heeft in alle verhoogde schalen. Zo wordt 28,91 % van alle kinderen in de verhoogde schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden betaald door de RKW. Voor de kinderen van invaliden met recht op een sociale toeslag bedraagt het aandeel 31,44 % en 19,56 % voor de kinderen met wezenbijslag. Dat is ten minste drie tot viermaal meer dan bij de andere fondsen. Een hoog aandeel bij de verhoogde schalen hangt uiteraard samen met een relatief laag aandeel bij de gewone schaal: met 9,49 % komt de RKW maar op de vijfde plaats, terwijl hij het eerste fonds is voor alle schalen samen (12,85 % van het totaal). In deze studie werd ook de evolutie van het aantal rechtgevende kinderen in de werknemersregeling in de loop van de laatste jaren bestudeerd. Daaruit bleek dat het aantal rechtgevende kinderen steeg met 186.587 sinds 2003 (+ 10,08 %). Die evolutie verschilt echter sterk van schaal tot schaal, met stijgingen voor art. 50ter KBW (+ 42.002, of 68,12 %) en art. 40 KBW (+ 175.885, of 11,42 %), een status quo voor art. 50bis KBW (- 31, of - 0,10 %) en een daling voor art. 42bis KBW (- 31.269, of 14,37 %). De toename bij art. 40 KBW is voor bijna de helft te danken aan het fonds XERIUS (+ 72.673 rechtgevende kinderen). Dat geldt overigens ook voor de algemene stijging, aangezien de toename met 84.455 rechtgevende kinderen bij XERIUS 45,26 % van het totaal vormt. De schaal art. 42bis KBW kende een grote daling, maar ook daar grote verschillen per fonds. De RKW (- 18.653), PARTENA (- 12.818) en ATTENTIA (- 5.323) registreerden de grootste dalingen in absolute cijfers, terwijl XERIUS (+ 9.431) en HDP (+ 2.654) de meest spectaculaire stijgingen sinds 2003 zagen. 62

Op 31 december 2013 telde de regeling 56,95 % rechtgevende kinderen in het Vlaams Gewest, 31,79 % in het Waals Gewest, 0,44 % in de Duitstalige Gemeenschap en 10,82 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In de Duitstalige Gemeenschap en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de grootste concentratie bij de grote fondsen vastgesteld. Omgekeerd is de markt het meest opgesplitst in het Vlaams Gewest. In laatste instantie werden de financiële parameters onderzocht. daaruit blijkt dat de RKW op het vlak van uitgaven ruim het grootste fonds is, hoewel hij maar net boven het tweede fonds PARTENA uitsteekt wat betreft het aantal rechtgevende kinderen. Dat kan verklaard worden door het hoge aantal verhoogde schalen bij de RKW, wat de gemiddelde kost per kind uiteraard omhoog trekt. De gemiddelde maandelijkse kost varieert overigens sterk van fonds tot fonds, van 170,83 EUR (SNCB) tot 214,54 EUR (RKW). Die diversiteit komt tot uiting in de sterk verschillende profielen op het vlak van de rechthebbenden en/of de rechtgevende kinderen. In het algemeen volgt de uitgave 2013 de tendens van de vorige edities, waarbij de begrippen concentratie en diversiteit actueler dan ooit zijn. 63

BIJLAGE I "FACT SHEETS" PER KINDERBIJSLAGFONDS

NUMMER VAN HET FONDS BENAMING VAN HET FONDS IN 2013 PAGINA C 1 CICAF1 - Caisse Interprofessionnelle de Compensation pour Allocations Familiales C/F 2 Groep S - Kinderbijslagfonds voor Werknemers 2 F 3 MENSURA KINDERBIJSLAG 3 C/F 13 ATTENTIA kinderbijslag 4 F 19 ACERTA Kinderbijslagfonds 5 C 24 Kinderbijslagfonds van Picardisch Wallonië 6 C/F 32 Kinderbijslagfonds SECUREX 7 F 35 ADMB Kinderbijslagfonds 8 C/F 39 PARTENA Kinderbijslagfonds 9 C 41 Kinderbijslagfonds UCM 10 F 43 Xerius Kinderbijslagfonds 11 C/F 53 HDP Verrekenkas voor kinderbijslag 12 1 C 62 Familienzulagenkasse Ostbelgien - Caisse d'allocations familiales de l'est de la Belgique 13 F78 Kinderbijslagfonds Horizon Het Gezin 14 F 80 F83 Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders gebezigd door de Ladings- en Lossingsondernemingen en door de Stuwadoors in de Havens, Losplaatsen, Stapelplaatsen en Stations (BK 1) Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders der Ondernemingen voor Binnenscheepvaart (BK 4) 15 16 C/F 98 NMBS-HOLDING 17 C/F 99 RKW (Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers) 18

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C 1 "CAISSE INTERPROFESSIONNELLE DE COMPENSATION POUR ALLOCATIONS FAMILIALES" 1 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 3.500 3.100 art. 40 art. 42bis CICAF 1 art. 50ter stelsel art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel CICAF 1 stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 CICAF 1 12-17 18-24 stelsel + 25 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem CICAF 1 nieuw systeem stelsel G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel 150 130 110 90 70 Gezinnen CICAF 1 Kinderen CICAF 1 H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 CICAF 1 art. 42bis CICAF 1 40 art. 50ter CICAF 1 art. 50bis CICAF 1 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** CICAF 1 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel CICAF 1 stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 200 160 120 80 2.700 130 160 2.300 110 120 1.900 90 80 1.500 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C/F 2 "GROEP S, KINDERBIJSLAGFONDS VOOR WERKNEMERS" 2 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% art. 40 art. 42bis Groep S art. 50ter stelsel art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 Groep S 18-24 + 25 stelsel DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel 150 Gezinnen Groep S Kinderen Groep S 130 110 90 70 80% 60% 40% 20% 0% 20.000 19.000 Groep S stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem Groep S nieuw systeem H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 Groep S art. 42bis Groep S 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** Groep S 170 240 Groep S stelsel art. 40 stelsel art. 42bis stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel stelsel 200 160 120 80 art. 50ter Groep S art. 50bis Groep S 18.000 130 160 17.000 110 120 16.000 90 80 15.000 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ F 3 "MENSURA KINDERBIJSLAG" 3 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 16.000 15.000 14.000 13.000 12.000 11.000 art. 40 art. 42bis MENSURA art. 50ter stelsel art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel MENSURA stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel MENSURA stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel MENSURA stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 MENSURA art. 42bis MENSURA 200 art. 50ter MENSURA art. 50bis MENSURA 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** MENSURA 170 240 MENSURA stelsel art. 40 stelsel art. 42bis stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 130 110 90 + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 160 120 80 Gezinnen MENSURA Kinderen MENSURA 10.000 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C/F 13 "ATTENTIA KINDERBIJSLAG" 4 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel ATTENTIA stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 5.500 5.400 5.300 5.200 5.100 5.000 4.900 4.800 4.700 4.600 4.500 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel ATTENTIA stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel ATTENTIA stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel ATTENTIA stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 ATTENTIA art. 42bis ATTENTIA 200 art. 50ter ATTENTIA art. 50bis ATTENTIA 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** ATTENTIA 170 240 ATTENTIA stelsel art. 40 stelsel art. 42bis stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 130 110 90 70 + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 160 120 80 40 Gezinnen ATTENTIA Kinderen ATTENTIA *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ F 19 "ACERTA KINDERBIJSLAGFONDS" 5 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel ACERTA stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 32.200 31.500 30.800 30.100 29.400 28.700 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel ACERTA stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel ACERTA stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel ACERTA stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 ACERTA art. 42bis ACERTA 200 art. 50ter ACERTA art. 50bis ACERTA 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** ACERTA 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel ACERTA stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 130 110 90 + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 160 120 80 Gezinnen ACERTA Kinderen ACERTA 28.000 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C 24 "KINDERBIJSLAGFONDS VAN PICARDISCH WALLONIE" 6 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel CAFWaPi stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 1.900 1.850 1.800 1.750 1.700 1.650 1.600 1.550 1.500 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel CAFWaPi stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel CAFWaPi stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel CAFWaPi stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 CAFWaPi art. 42bis CAFWaPi 200 art. 50ter CAFWaPi art. 50bis CAFWaPi 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** CAFWaPi 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel CAFWaPi stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 130 110 90 70 + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 160 120 80 40 Gezinnen CAFWaPi Kinderen CAFWaPi *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C/F 32 "KINDERBIJSLAGFONDS SECUREX" 7 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel SECUREX stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 30.000 27.000 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel SECUREX stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel SECUREX stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel SECUREX stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 SECUREX art. 42bis SECUREX art. 50ter SECUREX art. 50bis SECUREX 200 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** SECUREX 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel SECUREX stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 Gezinnen SECUREX Kinderen SECUREX 24.000 130 160 21.000 110 120 18.000 90 80 15.000 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ F 35 "ADMB KINDERBIJSLAGFONDS" 8 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel ADMB stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 25.900 25.200 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel ADMB stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel ADMB stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel ADMB stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 ADMB art. 42bis ADMB 200 art. 50ter ADMB art. 50bis ADMB 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** ADMB 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel ADMB stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 Gezinnen ADMB Kinderen ADMB 24.500 130 160 23.800 110 120 23.100 90 80 22.400 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C/F 39 "PARTENA KINDERBIJSLAGFONDS" 9 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel PARTENA stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 35.000 32.000 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel PARTENA stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel PARTENA stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel PARTENA stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 PARTENA art. 42bis PARTENA 200 art. 50ter PARTENA art. 50bis PARTENA 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** PARTENA 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel PARTENA stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 Gezinnen PARTENA Kinderen PARTENA 29.000 130 160 26.000 110 120 23.000 90 80 20.000 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C 41 "KINDERBIJSLAGFONDS UCM" 10 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel UCM stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 19.500 18.000 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel UCM stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel UCM stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel UCM stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 UCM art. 42bis UCM 200 art. 50ter UCM art. 50bis UCM 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** UCM 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel UCM stelsel art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 150 200 + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 Gezinnen UCM Kinderen UCM 16.500 130 160 15.000 110 120 13.500 90 80 12.000 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ F 43 "XERIUS KINDERBIJSLAGFONDS" 11 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel XERIUS stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 25.000 22.000 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel XERIUS stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel XERIUS stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel XERIUS stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 XERIUS art. 42bis XERIUS 200 art. 50ter XERIUS art. 50bis XERIUS 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** XERIUS 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel XERIUS stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 Gezinnen XERIUS Kinderen XERIUS 19.000 130 160 16.000 110 120 13.000 90 80 10.000 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C/F 53 "HDP VERREKENKAS VOOR KINDERBIJSLAG" 12 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel HDP stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel HDP stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel HDP stelsel AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel HDP stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% 0-5 oud systeem 6-11 12-17 nieuw systeem 18-24 G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 240 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 500 450 art. 40 HDP art. 42bis HDP 400 art. 50ter HDP art. 50bis HDP 350 300 250 200 150 100 50 0 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** HDP 170 240 HDP stelsel art. 40 stelsel art. 42bis stelsel art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 150 200 130 110 90 + 25 200 160 120 80 160 120 80 Gezinnen HDP Kinderen HDP 0 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C 62 "FAMILIENZULAGENKASSE OSTBELGIEN - CAISSE D'ALLOCATIONS FAMILIALES DE L'EST DE LA BELGIQUE" 13 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel FZK stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 230 220 210 200 190 180 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel FZK stelsel B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel FZK stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel FZK stelsel 3,0% 2,0% 1,0% G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 250 100 0,0% rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 oud nieuw 50 art. 40 FZK art. 42bis FZK en + systeem systeem art. 50ter FZK art. 50bis FZK 0 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** FZK 170 240 FZK art. 40 stelsel art. 42bis stelsel 150 stelsel 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 130 110 90 18-24 + 25 150 130 110 90 70 200 150 160 120 80 Gezinnen FZK Kinderen FZK 170 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ F 78 "KINDERBIJSLAGFONDS HORIZON HET GEZIN" 14 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 2.000 1.800 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 art. 40 Horizon het Gezin art. 42bis art. 50ter stelsel art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel Horizon het Gezin stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 Horizon het Gezin 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel Horizon het Gezin stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel 150 Gezinnen Horizon het Gezin Kinderen Horizon het Gezin H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 Horizon het Gezin art. 42bis Horizon het Gezin 200 art. 50ter Horizon het Gezin art. 50bis Horizon het Gezin 160 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** 210 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel Horizon het Gezin stelsel Horizon het Gezin 190 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 200 170 150 130 110 90 70 stelsel + 25 130 110 90 70 120 80 160 120 80 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ F 80 "BK 1 (bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders gebezigd door ladings- en lossingsondernemingen en door de stuwadoors in de havens, losplaatsen, stapelplaatsen en stations)" 15 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel BK 1 stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel BK 1 stelsel B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel BK 1 stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 + 25 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel BK 1 stelsel 3,0% 2,0% 1,0% G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel 150 Gezinnen BK 1 Kinderen BK 1 130 110 90 70 H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 150 125 100 75 0% 195 194 193 192 191 190 189 188 187 186 185 rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + 0,0% 150 130 110 90 70 oud systeem BK 1 nieuw systeem stelsel art. 40 BK 1 art. 42bis BK 1 0 art. 50ter BK 1 art. 50bis BK 1 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** BK 1 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel 50 25 200 160 120 80 40 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ F 83 "BK 4 (bijzondere verrekenkas voor gezinsvergeodingen ten bate van de arbeiders der ondernemingen voor binnenscheepvaart)" 16 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% art. 40 art. 42bis BK 4 art. 50ter stelsel art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel BK 4 stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 + 25 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel 150 Gezinnen Groep BK 4 Kinderen Groep BK 4 130 110 90 70 80% 60% 40% BK 4 stelsel 3,0% 2,0% BK 4 stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 175 art. 40 Groep BK 4 art. 42bis Groep BK 4 150 art. 50ter Groep BK 4 art. 50bis Groep BK 4 125 20% 1,0% 100 0% 300 250 200 150 100 50 rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + 0,0% oud systeem nieuw systeem 25 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** BK 4 190 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel 170 BK 4 stelsel 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 150 130 110 90 75 50 160 120 80 0 70 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C/F 98 "NMBS-HOLDING" 17 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel NMBS stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel NMBS stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel NMBS stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 + 25 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel NMBS stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem I E. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 160 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel 140 Gezinnen NMBS Kinderen NMBS 120 100 80 60 40 F. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 160 120 80 40 *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2013 BIJ C/F 99 "RIJKSDIENST VOOR KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS (RKW)" 18 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 2003-2013 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het stelsel RKW stelsel 100% 80% 60% 40% 20% 0% 80% 60% 40% 20% 0% 51.000 49.500 48.000 46.500 45.000 43.500 42.000 40.500 39.000 37.500 art. 40 art. 42bis art. 50ter art. 50bis C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het stelsel RKW stelsel rang 1 rang 2 rang 3 rang 4 rang 5 en + B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het stelsel RKW stelsel 40% 30% 20% 10% 0% 0-5 6-11 12-17 18-24 DD. Percentage kinderen met een aandoening in het totale aantal kinderen bij het fonds en in het stelsel RKW stelsel 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% oud systeem nieuw systeem G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het stelsel** 170 Gezinnen stelsel Kinderen stelsel H. Evolutie van de kinderen per schaal schaalcategorie bij het fonds** 240 art. 40 RKW art. 42bis RKW 200 art. 50ter RKW art. 50bis RKW 40 AANGESLOTEN LEDEN 2003-2013 I E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het stelsel** I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het stelsel** RKW 170 240 art. 40 stelsel art. 42bis stelsel RKW stelsel 150 200 art. 50ter stelsel art. 50bis stelsel 130 110 90 70 + 25 150 130 110 90 70 160 120 80 160 120 80 40 Gezinnen RKW Kinderen RKW *Stelsel = kinderbijslagstelsel voor werknemers **Index basis 2003 = 100