Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Molenstraat 47-53, Zundert, Gemeente Zundert. L.R.

Vergelijkbare documenten
Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Programma van Eisen AK PUTTEN T (0341) E mstruijs@putten.nl. Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Regio Noord-Veluwe

Rotterdamseweg 202 in Delft

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Plangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat. Archeologische begeleiding conform protocol proefsleuvenonderzoek. M.E. Hemminga. Archol.

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag


Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Selectiebesluit archeologie Liesboslaan 30-32

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Selectiebesluit archeologie Hoeveneind tussen 7 en 21 Teteringen

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

memo Locatiegegevens: Inleiding

Plan van Aanpak. PvA A I / Johan de Wittlaan 13 te Woerden (gemeente Woerden) 1

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven Bouwlocatie Wouwsestraat 24 en 26, Steenbergen, Gemeente Steenbergen. F. G. R.

BIJLAGE IV WAARDEREN VAN VINDPLAATSEN

Gageldijk. GAG: Archeologische begeleiding rond de aanleg van een fietsviaduct aan de Gageldijk, gemeente Utrecht. Basisrapportage Archeologie 109

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

Baarschot, Baarschotsestraat 64 (gem. Hilvarenbeek) rapport 972

Bijlage 5a. De AMZ-cyclus op land

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Handel, Rector van de Laarschotstraat. E.N.A. Heirbaut

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

RAAP-rapport Resultaten geofysisch onderzoek

Bijlage 11 bij toelichting Bestemmingsplan Verbreding N444 en reconstructie Nagelbrug, Voorhout

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Colofon. Alphen aan den Rijn, Gouwsluisseweg Gemeente Alphen aan den Rijn. CIS-code: 27498

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Bijlage C. Waarderingssystematiek voor het aanwijzen van archeologische monumenten

Verkennend en waarderend archeologisch. onderzoek. R. de Leeuwe. Erp Aa, plangebied EVZ Leigraaf, deeltraject Veluwe

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven Bouwlocatie Napoleonsweg, Neer, Gemeente Leudal. A. C. Mientjes

Senior Regioarcheoloog namens de gemeente. dhr. G. van Haaster Antwerpseweg 30a 4891 CP Rijsbergen

evaluatierapport zaltbommel-ruiterstraat 8 archeologische begeleiding

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Elburg, Vossenakker. Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek middels proefsleuven Steekproefrapport /05

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

0 Archeologische begeleiding (AB) Opsteller Naam, adres, telefoon, datum paraaf Auteur

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

30 sept OU

Dordrecht Ondergronds Waarneming 6 VEST 124, GEMEENTE DORDRECHT

Gemeente Alphen-Chaam. Plangebied Centrumplan te Alphen. Definitieve opgraving. BAAC-evaluatierapport A

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Roermond, Swalmen schorsdepot

Heesch - Beellandstraat

Advies Archeologische Monumentenzorg 2013 nr. 83

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Dordrecht Ondergronds 51. Gemeente Dordrecht, Schrijversstraat 7. Een archeologisch bureauonderzoek.

Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven Plangebied Noordwal en Bergstraat, Leerdam, Gemeente Leerdam. L. R.

BIJLAGE IVwb WAARDEREN VAN VINDPLAATSEN

Slingeraklaan. Utrecht.nl

N76, Zwartberg, gemeente Genk

Lucasbolwerk. LUC04: Archeologische begeleiding op het terrein van de Stadsschouwburg van Utrecht Basisrapportage Archeologie 137. Utrecht.

Pagina 1 van 7. Archeologie West-Friesland Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum rapport 2022

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Kampen Reevediep R.C.A. Geerts (ADC ArcheoProjecten)

Archeologische Quickscan

Adres: Derringmoerweg 7 Plaats: Arnemuiden Gemeente: Middelburg eventueel (centrum)coördinaat (en):

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Ringbaan Noord-Maasstraat te Tilburg. Koen Hebinck

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Tuurkesweg (familie Koppen) Gemeente Weert, sectie AF, nr 218. Tuurke, Tungelroy

Archeologisch Onderzoek Uitbreiding Bestemmingsplan De Poel II, Goes, Vindplaats 10: een geactualiseerd overzicht. J. Ras

Bijlage. Aanvulling

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Inventariserend Proefonderzoek door middel van proefsleuven

Archeologisch booronderzoek Eefselerweg 13a te Lievelde, gemeente Oost Gelre (GLD)

Nieuw Delft veld 6, 8 (oostelijk deel), 9 en kademuur Nieuwe Gracht Zuid

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

EVALUATIEVERSLAG ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING BENSCHOPPERSTRAAT 28 TE IJSSELSTEIN, GEMEENTE IJSSELTEIN (PROJECT A N)

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

Een archeologische begeleiding op het Marktplein te Geldermalsen, briefrapport.

ArcheoPro Archeologische rapporten nr Archeologische bouwbegeleiding Klimmen gemeente Voerendaal. Souterrains Partner of ArcheoPro

Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein

Transcriptie:

Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Molenstraat 47-53, Zundert, Gemeente Zundert L.R. van Wilgen

Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Molenstraat 47-53, Zundert, Gemeente Zundert L. R. van Wilgen

Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Molenstraat 47-53, Zundert, Gemeente Zundert L. R. van Wilgen SOB Research, Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek SOB Research Heinenoord, juli 2013 ISBN/EAN 978-94-6192-177-2 Projectnummer: 2060-1302

Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Molenstraat 47-53, Zundert, Gemeente Zundert Inhoud 1. Inleiding 3 1.1 Planontwikkeling 3 1.2 Archeologisch onderzoek 3 1.3 Opdrachtverlening 4 1.4 Doel van het onderzoek 5 1.5 Fasering 5 1.6 Onderzoeksteam 5 2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 7 2.1 Strategie 7 2.2 Fysisch-geografisch onderzoek 10 3. Archeologische verwachting 11 4. Resultaten IVO-P 13 4.1 Uitvoering onderzoek 13 4.2 Bodemopbouw 14 4.3 Structuren en grondsporen 15 4.4 Archeologisch vondstmateriaal 33 4.5 Monsters 34 4.6 Beantwoording vraagstelling en onderzoeksvragen 34 4.7 Waardering 37 5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 41 5.1 Samenvatting en conclusies 41 5.2 Aanbevelingen 43 Literatuur 45 Verklarende woordenlijst 47 Bijlage 1: Administratieve gegevens 49 Bijlage 2: Archeologische en geologische tijdschaal 51 Bijlage 3: Profielkolommen 53 Bijlage 4: Sporenlijst 55 Bijlage 5: Vondstenlijst 57 1

Bijlage 6: Vondstenlijst aardewerk 59 Bijlage 7: Vondstenlijst metaal 63 Bijlage 8: Vondstenlijst glas 65 Bijlage 9: Vondstenlijst organisch 67 Bijlage 10: Vondstenlijst bouwmateriaal 69 Bijlage 11: Monsterlijst 71 Bijlage 12: Fotolijst 73 Bijlage 13: SOB Research: Gegevens 75 2

1. Inleiding 1.1 Planontwikkeling Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vergunningverlening voor de sloop van een deel van de bestaande bebouwing en de uitbreiding van het huidige winkelpand ter plaatse van de Molenstraat 47-53 te Zundert (Gemeente Zundert). Dit betreft de uitbreiding van de bestaande vestiging van de Aldi supermarkt, met een aanbouw aan de zuidzijde. De nieuwbouw zal worden gefundeerd op geboorde palen, met daarop dwarsbalken, die zullen worden aangelegd tot op een diepte van 0.9 meter en 1.5 meter beneden het maaiveld. De oppervlakte van het onderzoeksgebied bedroeg circa 1130 m². Afbeelding 1. Ligging van het onderzoeksgebied (rode stip) in Nederland. 1.2 Archeologisch onderzoek Op de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Zundert (Klerks en Simons, 2011) wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven met de aanduiding Archeologisch waardevol gebied 2: Waarde archeologie hoog (archeologisch waardevolle terreinen). Voor een dergelijke zone geldt op basis van het vigerende gemeentelijk beleid een archeologische onderzoeksplicht bij bodemverstoringen met een oppervlakte van meer dan 100 vierkante meter en met een diepte van meer dan 0.4 meter. In 2010 is door ADC Archeoprojecten een Archeologisch Bureauonderzoek met controleboringen uitgevoerd. 1 Op basis van het bureauonderzoek werden direct beneden het maaiveld archeologische resten uit de Nieuwe Tijd en mogelijk ook de Late Middeleeuwen verwacht. Dit betrof de mogelijk aanwezige archeologische resten van funderingen, waterputten, beerputten of andere bewoningssporen. Om deze verwachting te toetsen, is in het plangebied een booronderzoek (IVO- Overig) uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het booronderzoek is geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied een bodemopbouw aanwezig was met recente ophooglagen, op een esdek, op pleistoceen dekzand. Het esdek had een dikte van circa 0.7 meter en bevatte baksteen- en puinresten. Boring nr. 3 stuitte op een diepte van 1.55 meter beneden het maaiveld, mogelijk op funderingrestanten. Ter plaatse van het noordelijke deel van het plangebied was de top van het esdek gedeeltelijk afgegraven; het plangebied was hier opgehoogd met bouwzand. 1 Beckers & Blom, 2010 3

Op basis van de resultaten van het Archeologisch Bureauonderzoek en het IVO-Overig is door het ADC geadviseerd om in het plangebied een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) uit te doen voeren, teneinde de gaafheid, omvang, datering en conservering van de archeologische resten te onderzoeken. Optioneel zou rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid van een doorstart naar een opgraving. Dit advies is door de bevoegde overheid inzake archeologie, het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Zundert, overgenomen. Door de Gemeente Zundert is, op basis van het advies van de Regioarcheoloog (mevrouw Weterings- Korthorst, Regio West-Brabant), dan ook besloten dat in het kader van de vergunningsprocedure een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P), moest worden uitgevoerd. Daartoe is door het ADC een Programma van Eisen (PvE) opgesteld. 2 1.3 Opdrachtverlening Op basis van het door SOB Research opgestelde plan van aanpak ( Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Molenstraat 47-53, Zundert, Gemeente Zundert, d.d. 22 januari 2013) heeft Anta BV uit Zundert, via DHONDT Stedenbouw en Architectuur uit Breda, SOB Research opdracht verleend om het Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven uit te voeren. Afbeelding 2. De ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Schaal 1: 10.000. Bron: Topografische Dienst, Emmen. 2 Huisman, 2011 4

1.4 Doel van het onderzoek Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven was om na te gaan of er in het plangebied archeologische resten aanwezig waren. Wanneer dat het geval was dienden deze archeologische resten te worden gedocumenteerd en gewaardeerd. Dit betrof het vaststellen van de aard, de ouderdom, de globale omvang, de diepteligging, de gaafheid en de conservering van de archeologische resten. De waardering en het daarop gebaseerde selectieadvies moesten voldoende basis bieden voor een door de bevoegde overheid daarop te baseren selectiebesluit. Op basis van het ten behoeve van het IVO-P door ADC Archeoprojecten opgestelde Programma van Eisen (PvE) 3 diende, indien mogelijk, een antwoord op de volgende vraagstelling en onderzoeksvragen te worden verkregen: Vraagstelling Zijn er één of meerdere vindplaatsen aanwezig in het onderzoeksgebied, en zo ja, hoe worden deze gewaardeerd? Bij afwezigheid van archeologische resten; wat is hiervoor de verklaring? Wat is de omvang van eventuele verstoringen? Onderzoeksvragen 1. Zijn er sporen en/of structuren aanwezig? Zo ja, wat is de aard, omvang, datering en conserveringstoestand van de sporen en structuren? 2. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig en hoe is de conserveringstoestand van de diverse materiaalcategorieën? 3. Wat is de ruimtelijke spreiding van de archeologische resten, zowel horizontaal als verticaal/ stratigrafisch? 4. Hoe ziet de bodemopbouw eruit en komt dit overeen met het beeld van het vooronderzoek? 5. Zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van een bewoningsplaats? 6. Welke nadere informatie kan dit onderzoek opleveren met betrekking tot het ontstaan en de bewoningsgeschiedenis van het gebied? 7. In het geval van een vindplaats; welke relatie kan worden gelegd tussen de betreffende vindplaats en bekende vindplaatsen in de wijdere omgeving? 1.5 Fasering Na voorbereiding van het onderzoek is het veldwerk uitgevoerd, op 6 en 7 mei 2013. Vervolgens is, op basis van de verkregen gegevens, een overzicht samengesteld van de aangetroffen archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies, alsook de op basis daarvan tot stand gekomen adviezen zijn uitgewerkt in het nu voorliggende rapport. 1.6 Onderzoeksteam Het onderzoeksteam van SOB Research bestond uit: G. M. H. Benerink veldwerk, vondstdeterminatie H. H. J. Uleners veldwerk, digitale grafische uitwerking L. R. van Wilgen veldwerk, gegevens verwerking, vondstdeterminatie, rapportage J. E. van den Bosch eindredactie 3 Huisman, 2011 5

Afbeelding 3. Ligging van het onderzoeksgebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN). Schaal 1: 2.500. 6

2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 2.1 Strategie Het veldwerk is uitgevoerd in overeenstemming met het opgestelde Programma van Eisen en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2 (2010), processchema Opgraven en bijbehorende beschrijving. Voor de onderzoekslocatie gold een archeologische verwachting ten aanzien van resten uit het Laat-Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Direct beneden het maaiveld konden resten uit de Nieuwe Tijd en mogelijk ook uit de Late Middeleeuwen worden verwacht. Het vondstniveau van het Laat-Paleolithicum tot de Middeleeuwen werd verwacht onderin het (mogelijk) aanwezige esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. Het veldwerk werd uitgevoerd op 6 en 7 mei 2013. Het onderzoeksgebied diende onderzocht te worden door middel van 1 zuidwest-noordoost georiënteerde proefsleuf, met een omvang van 30 x 4 meter. Een deel van de aan te leggen proefsleuf viel binnen een braakliggend deel van het terrein achter een schutting. Omdat tot dit terrein geen toegang kon worden verkregen anders dan de schutting te slopen, is dit deel van de proefsleuf, na overleg met de archeologisch adviseur van de Gemeente Zundert, niet uitgevoerd. Om de onderzoeksdoelstelling(en) te kunnen verwezenlijken, werd 1 proefsleuf aangelegd met een omvang van 25 x 3.5-4.0 meter (circa 95 vierkante meter). Afbeelding 4. Aanvang van het onderzoek: het verwijderen van de aanwezige klinkerbestrating. 7

Om de toegang tot de Aldi supermarkt te garanderen en in de wetenschap dat er op maandagochtend bevoorrading plaats zou vinden, werd de proefsleuf in twee delen aangelegd. Op maandag 6 mei werd begonnen aan de oostkant en werd de proefsleuf over een lengte van circa 15 meter aangelegd. Na documentatie is dit deel van de proefsleuf weer gedicht, waarbij de vrijgekomen grond in lagen van 40 centimeter is teruggestort en per laag door een stratenmaker van aannemingsbedrijf Gebr. Mertens uit Achtmaal werd aangetrild. Nadat dit deel van de sleuf was gedicht, zijn er rijplaten overheen gelegd. Op dinsdag 7 mei is het westelijke deel van de proefsleuf aangelegd. Na documentatie is ook hier volgens het op de maandag gevolgde stramien de proefsleuf weer gedicht. Vervolgens is de locatie opnieuw bestraat. Afbeelding 5. Het verdiepen van de proefsleuf. Het onderzoek werd uitgevoerd door L. R. (René) van Wilgen (Senior KNA Archeoloog), H. H. J. (Hendrik) Uleners (KNA Archeoloog) en G. M. H. (Sascha) Benerink (KNA Archeoloog). Bij de aanleg van de proefsleuf is gebruik gemaakt van een graafmachine met een platte bak. De inzet van een schaafbak bleek niet mogelijk, vanwege de in de ondergrond aanwezige puin- en muurresten. 8

Er zijn twee vlakken aangelegd: Vlak 1, een beperkt vlak ter plaatse van op en in het esdek voorkomend muurwerk (Spoor nr. 1 en 10), op een diepte van 1.04-1.07 meter beneden het maaiveld (11.13 meter +NAP) en Vlak 2, tevens het eindvlak, in de top van de C-horizont, op een diepte van 1.62-1.86 meter beneden het maaiveld (10.58-10.32 meter +NAP). De aangelegde vlakken zijn handmatig geschaafd. In het vlak aanwezige sporen werden aangekrast, waarop het vlak fotografisch werd gedocumenteerd. De proefsleuf, de aanwezige sporen, de hoogteligging van het maaiveld en de vlakken en de posities van de gedocumenteerde profielkolommen zijn vastgelegd met gebruikmaking van een GPS-systeem. Dit systeem had een nauwkeurigheid van circa 3 centimeter. Met uitzondering van een waterput, die in overleg met de archeologisch adviseur van de bevoegde overheid intact in situ is behouden, zijn alle sporen met de hand gecoupeerd. Het afwerken van de sporen werd uitgevoerd met schep en troffel. Bij het aanleggen van de vlakken en bij het afwerken van sporen is gebruik gemaakt van een metaaldetector. Alle coupes zijn fotografisch gedocumenteerd en getekend (schaal 1: 20). Bij een gelijkblijvende bodemopbouw zijn ter plaatse van de noordelijke zijde van de proefsleuf een drietal profielkolommen fotografisch gedocumenteerd, ingemeten en beschreven. Alle sporen en lagen zijn beschreven en gedocumenteerd. De archeologische vondsten zijn verzameld en van een identificatienummer voorzien. Van het aangetroffen muurwerk zijn bakstenen bemonsterd. Er zijn geen zoölogische en/of botanische grondmonsters genomen. Van een tweetal dierbegravingen is bot verzameld ten behoeve van determinatie. De verwerking van het vondstmateriaal (wassen, tellen, wegen en determinatie door middel van een quickscan) is na de afronding van het veldonderzoek uitgevoerd in de bedrijfsruimte van SOB Research te Westmaas. De tekeningen zijn gedigitaliseerd in een GIS-toepassing. Afbeelding 6. Toestand van het terrein na dichten van de proefsleuf. 9

2.2 Fysisch-geografisch onderzoek Vanwege een gelijkblijvende bodemopbouw zijn alleen een drietal profielkolommen gedocumenteerd ter plaatse van de noordelijke wand van de proefsleuf. 10

3. Archeologische verwachting Onderstaand is de Archeologische Verwachting, zoals verwoord in het Programma van Eisen 4, samengevat. Regionale archeologische en (cultuur)landschappelijke context Het plangebied is gelegen in het zuidelijk zandgebied, met in de ondergrond Vroeg Pleistocene afzettingen van lokale rivieren (Formatie van Stramproy), afgedekt door eolische afzettingen uit de laatste ijstijd, het Weichselien (120.000-11.700 jaar geleden), in de vorm van dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). Zundert is gelegen op een dekzandrug, die wordt geflankeerd door het beekdal van de Mortelbeek in het zuidwesten en het beekdal van de Kleine Beek in het noordoosten. Op de Bodemkaart van Nederland wordt ter plaatse van het plangebied een zone weergegeven die is aangeduid als niet-gekarteerd, bebouwd gebied. Op de bodemkaar wordt direct buiten de bebouwde kom een zone weergegeven met de code zez23 (hoge zwarte enkeerdgronden). Dit bodemtype is ontstaan als gevolg van langdurige bemesting (vanaf de late Middeleeuwen) met een mengsel van heideplaggen en zand, waardoor de oude bodem bedekt is geraakt met een pakket humeus zand. Bij het door ADC Archeoprojecten uitgevoerde booronderzoek, waarbij 5 boringen zijn gezet, werd vastgesteld dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een bodeopbouw met een (sub)recent pakket met fijn tot matig grof zand, op een esdek, op geelkleurig, fijn dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). De top van het dekzand was omgewerkt en in het bovenliggende esdek opgenomen. Historische situatie De oudste vermelding van Zundert stamt uit 1157. Mogelijk heeft de plaats een grotere ouderdom, die teruggaat tot in de Romeinse Tijd. De weg van Breda naar Antwerpen heeft ten minste vanaf 1670 door Zundert gelopen. De Molenstraat heeft waarschijnlijk deel uitgemaakt van deze belangrijke doorgangsweg. Het is zeker dat aan beide zijden van deze straat ten minste vanaf 1670 (en vermoedelijk al in de Late Middeleeuwen) bebouwing aanwezig was. Op de kadastrale minuut uit 1811-1832 worden ter plaatse van het plangebied drie woningen langs de Molenstraat (op deze kaart nog weergegeven als de Weg van Brussel naar Amsterdam ) en drie bijgebouwen op het achtererf weergegeven. Het meest zuidelijke deel van deze percelen was toen in gebruik als moestuin. Op de Bonnekaart uit 1899 wordt ten zuiden van deze percelen een straat, de huidige Achtertuin, weergegeven. Tevens wordt op deze kaart ter plaatse van het oostelijke deel van het plangebied een schuur weergegeven. Op basis van de latere topografische kaarten kan worden geconcludeerd dat deze schuur tussen 1958 en 1967 is gesloopt. Archeologie In de omgeving van het plangebied zijn eerder al verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd. Bij deze onderzoeken zijn aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van bewoning in de Late Middeleeuwen en/of de Nieuwe Tijd. 4 Huisman, 2011, gebaseerd op rapportage Beckers & Blom, 2010 11

Aard en ouderdom van de vindplaats(en) In het plangebied zouden archeologische grondsporen kunnen worden aangetroffen uit het Laat- Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Direct onder het maaiveld werden archeologische resten uit de Nieuwe Tijd en mogelijk ook uit de Late Middeleeuwen verwacht. Het vondstniveau van het Laat Paleolithicum tot de Middeleeuwen werd verwacht onderin het aanwezige esdek en in de top van het dekzand. Begrenzing en oppervlakte van de vindplaats(en) Niet bekend. Structuren en sporen Archeologische (grond)sporen die zouden kunnen worden aangetroffen betreffen: waterputten, beerputten, kuilen, paalkuilen, greppels, sloten en funderingsresten. Anorganische artefacten Anorganische artefacten die zouden kunnen worden aangetroffen, betreffen aardewerk, natuursteen, metaal, bouwmateriaal en glas. Organische artefacten Naar verwachting zouden organische resten (zoals bot, hout, leer en textiel) door de boven het hoogste grondwaterpeil (1 meter -mv) heersende relatief droge en zure omstandigheden slecht geconserveerd zijn. In diepere sporen onder de grondwaterspiegel zouden mogelijk organische artefacten bewaard kunnen zijn gebleven, bijvoorbeeld in water- en beerputten. Mogelijke resten: artefacten van hout, leer of bot. Archeozoölogische en botanische resten Botten, graten, pitten en zaden zouden kunnen worden aangetroffen in verkoolde staat. In diepere sporen onder de grondwaterspiegel zouden onverbrande paleo-ecologische resten bewaard kunnen zijn gebleven. Archeologische stratigrafie en diepte van vondstlagen Er werden in het plangebied twee potentiële archeologische niveaus verwacht: direct onder het maaiveld en op de overgang van het esdek naar de C-horizont. Gaafheid en conservering Organische resten (zoals bot, hout, leer en textiel) zouden door de relatief droge omstandigheden matig tot slecht kunnen zijn geconserveerd. Andere typen indicatoren (aardewerk) zouden waarschijnlijk matig goed kunnen zijn geconserveerd. 12

4. Resultaten IVO-P 4.1 Uitvoering onderzoek De proefsleuf is aangelegd ter plaatse van het parkeerterrein, aan de zuidkant van de Aldi supermarkt. De proefsleuf had een omvang van 25 x 3.5-4.5 meter (circa 95 vierkante meter). Na het verwijderen van de aanwezige klinkerbestrating werd laagsgewijs verdiept, tot de top van het onverstoorde esdek en vervolgens tot de top van het dekzand. De proefsleuf en de aangetroffen archeologische sporen zijn digitaal ingetekend met behulp van een GPS-systeem (Rover GPRS). Dit systeem heeft een nauwkeurigheid van +/- 3 centimeter. Tevens werden met behulp van dit systeem de hoogtes van het maaiveld, van het vlak en van de gedocumenteerde profielen ingemeten. Na de documentatie van het vlak zijn de aangetroffen sporen gecoupeerd en afgewerkt. De enige uitzondering hierop vormde een waterput (Spoor nr. 26), die na overleg hierover met de archeologisch adviseur van de Gemeente Zundert, in situ is behouden. Vanwege een gelijkblijvende bodemopbouw zijn ter plaatse van de noordelijke wand van de proefsleuf alleen een drietal profielkolommen gedocumenteerd. De aangelegde vlakken en de depotgrond werden onderzocht met een metaaldetector. Afbeelding 7. De ligging van het plangebied (rood omkaderd) en de locatie van de proefsleuf, geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de topografische kaart. Schaal 1: 2500. 13

4.2 Bodemopbouw Op basis van het opgestelde Archeologische Verwachtingsmodel en het uitgevoerde booronderzoek was duidelijk dat ter plaatse van het onderzoeksgebied een bodemopbouw aanwezig was met een opgebracht zandpakket, op een esdek, op dekzand. Om de bodemopbouw te documenteren zijn een drietal profielkolommen gedocumenteerd (zie Afbeelding 11 voor de locaties van de profielkolommen). Geheel in overeenstemming met de bevindingen van het IVO-Overig werd bij dit onderzoek een bodemopbouw aangetroffen met een opgebracht zandpakket, op een esdek, op dekzand. De dikte van het in verschillende te onderscheiden lagen opgebrachte, (sub)recente zandpakket (met matig grof tot matig fijn, overwegend geel en grijs zand) bedroeg 1.05-1.20 meter. Onder dit opgebrachte zandpakket werd een intact esdek aangetroffen, bestaande uit donkergrijs tot donkerbruingrijs, matig fijn zand, vermengd met vlekken geel en grijs zand, met daarin puinbrokjes, puinspikkels en houtskoolspikkels. De dikte van het esdek varieerde van 0.62 tot 0.81 meter. Het onder het esdek aanwezige dekzand betrof geelgrijs, matig fijn zand, met roestvlekken en bioturbatiesporen in de top. De top van het dekzand was door ploegen in de basis van het aanwezige esdek opgenomen. De top van het dekzand werd bereikt op een diepte van 1.82-1.86 meter beneden het maaiveld (circa 10.45 meter +NAP). Afbeelding 8 (links). Kolomopname Profiel 1 (maaiveldhoogte: 12.31 meter +NAP). Beschrijving (van boven naar onder): 0.00-0.08 straatklinker, 0.08-1.14 zand, opgebracht (Aan1), 1.14-1.99 esdek (Aan2), 1.99-2.22 greppel Spoor 5, 2.22-2.32 dekzand (C-horizont). Afbeelding 9 (rechts). Kolomopname Profiel 3 (maaiveldhoogte: 12.28 meter +NAP). Beschrijving (van boven naar onder): 0.00-0.08 straatklinker, 0.08-1.20 zand, opgebracht (Aan1), 1.20-1.82 esdek (Aan2), 1.82-2.32 dekzand (Chorizont). 14

Afbeelding 10. Kolomopname Profiel 2 (maaiveldhoogte: 11.64 +NAP). In het profiel muurtje (Spoor 1) met insteek en grondverbetering met zand en baksteenpuin onder het muurtje. Beschrijving (van boven naar onder): 0.00-0.08 straatklinker, 0.08-1.05 zand, opgebracht (Aan1), 1.05-1.86 esdek (Aan2), 1.86-1.90 dekzand (C-horizont). 4.3 Structuren en grondsporen In de proefsleuf werden twee vlakken aangelegd: Vlak 1, een beperkt vlak ter plaatse van het op en in het esdek voorkomend muurwerk (Spoor nr. 1 en 10), op een diepte van 1.13-1.25 meter beneden het maaiveld (11.13-11.03 meter +NAP) en Vlak 2, tevens het eindvlak, in de top van de C-horizont, op een diepte van 1.62-1.86 meter beneden het maaiveld (10.68-10.42 meter +NAP). Voor een overzicht van de in Vlak 1 aangetroffen sporen zie Afbeelding 11 t/m 18. Voor een overzicht van de in Vlak 2 aangetroffen sporen zie Afbeelding 19 t/m 49. Sporen Vlak 1 Spoor nr. 1: Dit spoor betrof een noordwest - zuidoost georiënteerde, 2-steens brede (20 centimeter) muur, opgebouwd met oranje en oranje-rode bakstenen, met het formaat 20 x 10 x 4 centimeter. De steenlagen waren om en om kops en streks gelegd. De bakstenen waren met kalkmortel gevoegd. De vijflagen-maat in de hoogte bedroeg 25 centimeter. De vijflagen-maat in de lengte bedroeg 80 centimeter. De muur/ fundering was tot een hoogte van 6-steenlagen bewaard gebleven. Op de vlijlaag volgde nog een steenlaag, waarna in de opbouw een versnijding volgde van 4 centimeter. Onder de muur, die in het esdek was ingegraven, was een grondverbetering aangebracht in de vorm van een zandbed, vermengd met baksteenpuin en fragmenten aardewerk uit de 19 de eeuw. De bovenkant van het spoor lag op een diepte van 11.03 meter +NAP. 15

Afbeelding 11. Alle sporen kaart. De locaties van de gedocumenteerde profielen zijn lichtgroen gemarkeerd. Schaal 1: 200. Afbeelding 12. Vlak 1: Spoor nr. 1. Foto (Fotonummer 1) genomen naar het noordwesten. 16

Afbeelding 13. Zijaanzicht van Spoor nr. 1. Foto (Fotonummer 2) genomen naar het zuidwesten. Afbeelding 14. Overzicht van de in Vlak 1 aangetroffen sporen. Schaal 1: 200. 17

Spoor nr. 10: Dit spoor betrof, evenals Spoor nr. 1, een noordwest-zuidoost georiënteerde, 2-steens brede (20 centimeter) muur, opgebouwd met oranje en oranje-rode bakstenen, met het formaat 20 x 10 x 4 centimeter. Er waren 4 steenlagen bewaard gebleven. Een versnijding werd niet waargenomen. De steenlagen waren afwisselend kops en streks gelegd. De bakstenen waren met kalkmortel gevoegd. De fundering/ muur was in het esdek ingegraven en koud op het zand gezet. Er was onder deze fundering/ muur geen sprake van grondverbetering. De bovenkant van dit spoor lag op een diepte van 11.13 meter +NAP. Langs de buitenzijde (westkant) was tegen deze 2-steens brede muur een 31 centimeter brede goot aangebracht. De goot was opgebouwd met rode bakstenen, met het formaat 16 x 8 x 4 centimeter. Tegen de muur waren op de smalle, lange kant bakstenen gezet. Hierna volgden twee rijen van plat gelegde bakstenen, die weer werden begrensd door een rij op de korte, smalle kant ingezette bakstenen en een rij van op de smalle, lange kant ingezette bakstenen. Afbeelding 15. Vlak 1: Spoor nr. 10. Foto (Foto nr. 13) genomen naar het noorden. 18

Afbeelding 16. Bovenaanzicht van een segment van Spoor nr. 10, met aan de oostkant de 2-steens muur (1) en aan de westkant de goot (2). Schaal 1: 20. Afbeelding 17. Zijaanzicht van Spoor nr. 10, Vlak 1. Foto (Foto nr. 13) genomen naar het oosten. De beide op het niveau van Vlak 1 aangetroffen muurtjes/ funderingen, die 5.0 meter uit elkaar lagen, kunnen tot een structuur (Structuur nr. 1) worden herleid, waarbij aan een op het achtererf gelegen schuur of een bijgebouw moet worden gedacht. Op de kadastrale kaart uit 1811-1832 wordt ter plaatse van perceel 1125 achter bebouwing aan de Molenstraat een fors bijgebouw, mogelijk een schuur, weergegeven. De in de proefsleuf aangetroffen muur-/ funderingsresten liggen 4 meter zuidelijker, op het erf direct ten westen van het erf met het op de kaart weergegeven bijgebouw (zie Afbeelding 51). 19

Afbeelding 18. Detail zijaanzicht van Spoor nr. 10, Vlak 1. Foto (Foto nr. 14) genomen naar het oosten. Afbeelding 19. Overzicht Vlak 2 - oostelijke deel van de proefsleuf. Afbeelding 20 (rechts). Overzicht Vlak 2 - westelijke deel van de proefsleuf. 20

Afbeelding 21. Overzicht van de in Vlak 2 aangetroffen sporen. De sporen die wit zijn gelaten, zijn (na het couperen) vervallen. Schaal 1: 100. 21

22

Sporen Vlak 2 Paalkuilen In Vlak 2 werden in totaal 13 paalkuilen aangetroffen (zie Tabel 1). Spoornummer Vorm in het vlak Omvang in het vlak Maximale diepte 2 rechthoekig 26 x 31 cm 33 cm 3 rechthoekig 30 x 30 cm 36 cm 4 rechthoekig 30 x 28 cm 7 cm 6 rechthoekig 30 x 20 cm 34 cm 8 ovaal (?) 65 cm 9 rond (?) 52 cm 11 ovaal 60 x 40 cm 36 cm 12 rechthoekig 30 x 30 cm 43 cm 14 rechthoekig 30 x 20 cm 19 cm 15 ovaal (?) 70 x 40 cm 31 cm 19 rechthoekig 40 x 40 cm 23 cm 21 rechthoekig 40 x 30 cm 23 cm 25 rechthoekig 10 x 10 cm 20 cm Tabel 1. Overzicht van de in Vlak 2 aangetroffen paalkuilen. Voor alle paalkuilen gold dat de vulling bestond uit bruingrijs tot donkerbruingrijs, fijn tot matig fijn zand, met (veel) vlekken geel zand en puinspikkels- en puinbrokjes. Afbeelding 22 (links). Coupe Spoor nr. 2. Foto (Foto nr. 7) genomen naar het zuidoosten. Afbeelding 23 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 2. Schaal 1: 20. 23

Afbeelding 24 (links). Coupe Spoor nr. 3. Foto (Foto nr. 8) genomen naar het noordwesten. Afbeelding 25 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 3. Schaal 1: 20. Afbeelding 26 (links). Coupe Spoor nr. 4. Foto (Foto nr. 9) genomen naar het noordwesten. Afbeelding 27 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 4. Schaal 1: 20. 24

Afbeelding 28. Coupe Spoor nr. 6 en 7. Foto (Foto nr. 12) genomen naar het noordwesten. Afbeelding 29. Coupetekening Spoor nr. 6 en 7. Schaal 1: 20. 25

Afbeelding 30 (links). Coupe Spoor nr. 8. Foto (Foto nr. 10) genomen naar het noordoosten. Afbeelding 31 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 8. Schaal 1: 20. Afbeelding 32 (links). Coupe Spoor nr. 9. Foto (Foto nr. 11) genomen naar het noordoosten. Afbeelding 33 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 9. Schaal 1: 20. 26

Afbeelding 34 (links). Coupe Spoor nr. 11. Foto (Foto nr. 17) genomen naar het noordwesten. Afbeelding 35 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 11. Schaal 1: 20. Afbeelding 34 (links). Coupe Spoor nr. 12. Foto (Foto nr. 18) genomen naar het noordwesten. Afbeelding 35 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 12. Schaal 1: 20. 27

Afbeelding 36 (links). Coupe Spoor nr. 14. Foto (Foto nr. 19) genomen naar het noordwesten. Afbeelding 37 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 14. Schaal 1: 20. Afbeelding 38 (links). Coupe Spoor nr. 15. Foto (Foto nr. 19) genomen naar het zuidwesten. Afbeelding 39 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 15. Schaal 1: 20. 28

Afbeelding 40 (links). Coupe Spoor nr. 19. Foto (Foto nr. 22) genomen naar het zuidoosten. Afbeelding 41 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 19. Schaal 1: 20. Afbeelding 42 (links). Coupe Spoor nr. 21. Foto (Foto nr. 23) genomen naar het zuidoosten. Afbeelding 43 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 21. Schaal 1: 20. 29

Afbeelding 44 (links). Coupe Spoor nr. 25. Foto (Foto nr. 25) genomen naar het noordoosten. Afbeelding 45 (rechts). Coupetekening Spoor nr. 25. Schaal 1: 20. Verspreid over het vlak was sprake van de aanwezigheid van een viertal palenclusters. In de noordoostelijke hoek van de proefsleuf lagen de op een rij liggende paalkuilen Spoor nr. 6, 8 en 9) langs een greppel (Spoor nr. 5). Ter plaatse van het centrale deel van de proefsleuf werden een tweetal clusters van drie paalkuilen aangetroffen: een cluster bestaande uit de paalkuilen Spoor nr. 2, Spoor nr. 3 en Spoor nr. 4 en een cluster bestaande uit de paalkuilen Spoor nr. 11, 12 en 14. Deze beide clusters zijn mogelijk onderdeel geweest van één structuur (Structuur nr. 2). Ter plaatse van het zuidwestelijke deel van de proefsleuf werd een vierde cluster met paalkuilen aangetroffen, bestaande uit op een rij liggende paalkuilen Spoor: nr. 15, 19 en 2, die mogelijk onderdeel van een structuur waren (Structuur nr. 3). Deze structuren kunnen worden beschouwd als de resten van een schuren of bijgebouwen. Paalkuil nr. 25 stond op zichzelf, maar heeft mogelijk een functie gehad die samenhing met de waterput (Spoor nr. 26) gehad. Spoor nr. 7 betrof een mogelijke paalkuil, maar dit spoor zou ook een andersoortige kuil kunnen betreffen. Dit rechthoekige of ovale spoor was komvormig, met een maximale diepte van 0.34 meter. Greppel Spoor nr. 5 betrof een greppel, die vanaf de noordoostelijke hoek van de proefsleuf werd aangetroffen en 7.2 meter ten westen daarvan weer tot buiten de proefsleuf doorliep (zie Afbeelding 19). De maximale breedte van deze greppel bedroeg 0.3 meter. De greppel had nog een diepte van 0.23 meter. De vulling bestond uit bruingrijs, matig fijn zand. De greppel werd doorsneden door een (sub)recente verstoring, waar een riool was ingegraven. Waterput Ter plaatse van het westelijke deel van de proefsleuf werd een waterput aangetroffen, waarvan het noordelijke deel net buiten de aangelegde proefsleuf viel (zie Afbeelding 19). De ovale put had een maximale doorsnede van 2.1 meter. De insteek van de put had een gemêleerde vulling met geel, geelbruin, bruingrijs en grijsbruin, matig fijn zand. De vulling van de kern bestond uit donkergrijs zand. 30

Door middel van een boring met een gutsboor werd vastgesteld dat de vulling van de put nog in ieder geval tot een diepte van 0.9 meter beneden het aangelegde vlak aanwezig was. 5 De waterput is in overleg met de archeologische adviseur van de gemeente Zundert niet gecoupeerd, maar in situ behouden. Dierbegravingen Eveneens ter plaatse van het westelijke deel van de proefsleuf werden ten zuidoosten en ten zuidwesten van de waterput een tweetal dierbegravingen aangetroffen. Spoor nr. 16 Dit spoor betrof een dierbegraving in een kuil met een omvang van 1.5 x 1.2 meter, met een (nog) maximale diepte van 0.17 meter. Op basis van de in de kuil aangetroffen gebitselementen en pijpbeenderen is geconcludeerd dat hier (een deel van) een paard was begraven. Afbeelding 46. Coupe Spoor nr. 16. Foto (Foto nr. 21) genomen naar het noorden. Afbeelding 47. Coupetekening Spoor nr. 16. Schaal 1: 20. 5 Het vlak lag hier op een diepte van 10.41 meter +NAP, de onderkant van de vulling van de waterput ligt naar verwachting op een diepte van circa 9.5 meter +NAP. 31

Spoor nr. 22 Dit spoor betrof een dierbegraving in een kuil met een omvang van 1.3 x 1.2 meter en een (nog) maximale diepte van 0.14 meter. Op basis van de in de kuil aangetroffen gebitselementen is geconcludeerd dat hier (een deel van) een rund is begraven. De dierbegraving was aan de westelijke zijde doorsneden door een rechthoekige kuil (Spoor nr. 23). Afbeelding 48. Coupe Spoor nr. 22. Foto (Foto nr. 24) genomen naar het noordwesten. Afbeelding 49. Coupetekening Spoor nr. 22 en 23. Schaal 1: 20. Overige grondsporen Een aantal van de in het vlak zichtbare verkleuringen werden van een spoornummer voorzien (Spoor nr. 13, 17, 18, 20, 24 en 27). Na het couperen bleken deze verkleuringen geen archeologische sporen te betreffen. Deze sporen zijn daarom komen te vervallen. 32

4.4 Archeologisch vondstmateriaal Inleiding In de proefsleuf werden aardewerkfragmenten, een fragment metaal, een fragment glas en dierlijk botmateriaal, afkomstig uit een tweetal dierbegravingen, aangetroffen. Aardewerk In totaal werden 61 aardewerkfragmenten aangetroffen, met een totaal gewicht van 2.672 kilo. De aangetroffen fragmenten betroffen 10 randfragmenten (16.4%), 8 bodemfragmenten (13.1% ) en 43 wandfragmenten (70.5%). 6 Afbeelding 50. Procentuele verdeling van het aardewerk naar soort. 7 Van de in totaal 61 aangetroffen aardewerkfragmenten kunnen 44 fragmenten (72.1%) in de laatste fase van de Nieuwe Tijd B en in de Nieuwe Tijd C, meer specifiek in de 19 de eeuw worden gedateerd. Deze fragmenten zijn afkomstig uit de insteek van en de grondverbetering onder Spoor nr. 1. Het betreft 20 fragmenten van 4 verschillende mineraalwaterflessen van steengoed, afkomstig uit Frechen, 12 fragmenten van meerdere teilen, 2 fragmenten van een grape, 4 fragmenten van potten en één fragment van een bord van roodbakkend aardewerk, afkomstig uit Bergen op Zoom. Op één van de wandfragmenten van een pot was als graffito het getal VI ingekrast. Naast aardewerk uit de Nieuwe Tijd werden 17 aardewerkfragmenten (27.9%) uit de Late Middeleeuwen aangetroffen. Ter plaatse van de oostelijke zijde van de proefsleuf werd bij de aanleg van Vlak 2 (0-5 meter) één wandfragment van grijsbakkend aardewerk aangetroffen. In de vulling van de greppel (Spoor nr. 5) werden in totaal 10 wandfragmenten van grijsbakkend aardewerk aangetroffen. Het grijsbakkend aardewerk kan worden gedateerd in de 14 de eeuw. In de vulling van een kuil (Spoor nr. 7) werd een wandfragment van Maaslands aardewerk aangetroffen. Dit fragment kan worden gedateerd in de tweede helft van de 13 de t/m de eerste helft van de 15 de eeuw. In de vulling van paalkuil Spoor nr. 11 werd een randfragment van een grape van roodbakkend aardewerk aangetroffen. Ter plaatse van het westelijke deel van de proefsleuf werden bij de aanleg van Vlak 2 in de basis van het esdek een drietal wandfragmenten en een bodemfragment van roodbakkend aardewerk aangetroffen. Het roodbakkend aardewerk kan worden gedateerd in de 14 de t/m de eerste helft van de 15 de eeuw. 6 Twee pijpenkoppen zijn tot de randfragmenten gerekend. 7 Grijsbakkend: 11 fragmenten (18.0%), Steengoed: geglazuurd 22 fragmenten (36.1%), Roodbakkend: 25 fragmenten (41.0%), Maaslands: 1 fragment (1.6%) en Pijpaardewerk: 2 fragmenten (3.3%). 33

Metaal Bij de aanleg van de proefsleuf werd de metaaldetector gehanteerd. In de vulling van paalkuil Spoor nr. 12 werd een fragment ijzer aangetroffen, waarschijnlijk een sterk gecorrodeerde spijker. Glas In de vulling van paalkuil Spoor nr. 12 werd een niet nader te determineren wandfragmentje van lichtgroen glas aangetroffen. Bouwmateriaal Uit het muurtje/ fundering van Spoor nr. 1 werden een tweetal bakstenen bemonsterd. Het betreft oranje-rode bakstenen met het formaat 19.4 x 9.2 x 4.3 centimeter en 19.2 x 9.6 x 4.2 centimeter. Uit het gootje (Spoor nr. 10) werd 1 baksteen bemonsterd. Het betreft een bruinrode baksteen van het formaat 16.1 x 8.1 x 4.4 centimeter. Verspreid door het esdek werden puinspikkels en brokjes rode, oranje-rode en bruinrode baksteen aangetroffen, evenals in de insteek van en de puinverharding onder het muurtje/ fundering (Spoor nr. 1). Deze zijn niet verzameld. Dierlijk bot Uit beide dierbegravingen is botmateriaal verzameld om de diersoort te kunnen bepalen. Het botmateriaal was slecht geconserveerd. Uit Spoor nr. 16 konden een tiental gebitselementen, een drietal pijpbeenderen en een zestal voetbeenderen worden verzameld. Op basis van de gebitselementen kon worden vastgesteld dat in deze kuil een paard of delen van een paard waren begraven. Uit Spoor nr. 22 konden een gebitselement en een pijpbeen worden verzameld. Op basis van het gebitselement kon worden vastgesteld dat in deze kuil een rund of delen van een rund waren begraven. 4.5 Monsters In het kader van het onderzoek zijn geen monsters ten behoeve van archeobotanisch onderzoek genomen. 4.6 Beantwoording vraagstelling en onderzoeksvragen In onderstaande paragraaf worden de vraagstelling en de onderzoeksvragen uit het PvE herhaald en beantwoord, dan wel wordt aangegeven of de onderzoeksresultaten het toelaten deze te kunnen beantwoorden. Vraagstelling Zijn er één of meerdere vindplaatsen aanwezig in het onderzoeksgebied, en zo ja, hoe worden deze gewaardeerd? Bij het aantreffen van sporen die in de Late Middeleeuwen en in de Nieuwe Tijd kunnen worden gedateerd, kan worden gesteld dat er in het onderzoeksgebied meerdere vindplaatsen aanwezig zijn. Een waardering van de vindplaatsen volgt in paragraaf 4.7. 34

Bij afwezigheid van archeologische resten; wat is hiervoor de verklaring? Bij aanwezigheid van archeologische resten behoeft deze vraag niet te worden beantwoord. Wat is de omvang van eventuele verstoringen? Ter plaatse van het oostelijke deel van de proefsleuf was er sprake van een verstoring als gevolg van het (sub)recent ingraven van een riool, tot in het dekzand. De breedte van deze verstoring bedroeg 1.2 meter. Onderzoeksvragen 1. Zijn er sporen en/of structuren aanwezig? Zo ja, wat is de aard, omvang, datering en conserveringstoestand van de sporen en structuren? In de aangelegde proefsleuf werden op een tweetal niveaus archeologische sporen aangetroffen. Op het hoogste niveau (Vlak 1) betrof het resten van muurwerk/ fundering. Op het niveau van Vlak 2, aangelegd in de top van de C-horizont, betrof het paalkuilen, kuilen, een greppel, een waterput en een tweetal dierbegravingen. De sporen werden over de gehele lengte van de proefsleuf aangetroffen, maar de hoeveelheid sporen was ter plaatse van de westelijke helft van de proefsleuf beduidend groter, dan ter plaatse van de oostelijke helft van de proefsleuf. De op het niveau van Vlak 1 aangetroffen sporen dateren uit de eindfase van de Nieuwe Tijd B - Nieuwe Tijd C, meer specifiek uit de eerste helft van de 19 de eeuw. Voor een deel van de op het niveau van Vlak 2 aangetroffen sporen geldt dat deze op basis van het in de vulling aangetroffen aardewerk kunnen worden gedateerd in de 14 de t/ de eerste helft van de 15 de eeuw (Late Middeleeuwen B). Voor sporen waaruit geen vondsten zijn geborgen geldt dat deze uit de Late Middeleeuwen B kunnen dateren, maar dat een datering in de Nieuwe Tijd niet volledig kan worden uitgesloten. 2. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig en hoe is de conserveringstoestand van de diverse materiaalcategorieën? Bij het onderzoek werden aardewerk, metaal, glas en dierlijk bot aangetroffen. Het aardewerk en het glas zijn uitstekend geconserveerd bewaard gebleven. Het aangetroffen fragment metaal was sterk gecorrodeerd. Het dierlijke botmateriaal is door ontkalking slecht bewaard gebleven. Alleen gebitselementen waren goed geconserveerd aanwezig. 3. Wat is de ruimtelijke spreiding van de archeologische resten, zowel horizontaal als verticaal/ stratigrafisch? Op het niveau van Vlak 1, op een diepte van 1.13-1.25 meter beneden het maaiveld (11.13-11.03 meter +NAP), werden centraal in de proefsleuf, in en door het esdek gegraven resten van een tweetal muren/ funderingen aangetroffen. Op het niveau van Vlak 2, onder het esdek en in de top van het dekzand (C-horizont), op een diepte van 1.62-1.86 meter beneden het maaiveld (10.68-10.42 meter +NAP), werden over de volledige lengte van de proefsleuf sporen aangetroffen, maar werden de meeste sporen aangetroffen ter plaatse van het centrale en westelijke deel van de proefsleuf. 4. Hoe ziet de bodemopbouw er uit en komt dit overeen met het beeld van het vooronderzoek? De aangetroffen bodemopbouw komt overeen met het beeld van het vooronderzoek en bestond uit een in verschillende lagen opgebracht recent pakket ophoogzand, op een homogeen esdek, op dekzand. De top van het dekzand was in de onderzijde van het esdek opgenomen (zie paragraaf 4.2). 35

Op basis van de datering van de sporen in Vlak 1 en Vlak 2 en op basis van de Kadastrale Kaart uit 1811-1832 - kan worden geconcludeerd dat het esdek is opgebracht tussen het midden van de 15 de eeuw en het begin van de 19 de eeuw. Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek ter plaatse van de Molenstraat 176-178 8, kan niet worden uitgesloten dat het in het onderzoeksgebied aanwezige esdek pas vanaf de tweede helft van de 16 de eeuw, of vanaf de 17 de eeuw is opgebracht. 5. Zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van een bewoningsplaats? Op basis van de aangetroffen sporen, op het hogere niveau in de vorm van muurwerk/ funderingen van een schuur of bijgebouw en op het diepere niveau in de vorm van paalkuilen, kuilen, een greppel, een waterput en een tweetal dierbegravingen, kan worden gesteld dat er sprake is van de aanwezigheid van een bewoningsplaats. De aangetroffen sporen kunnen worden gerelateerd aan de aanwezigheid van een oud (achter)erf. De eigenlijke hoofdbebouwing lag dichter bij de Molenstraat. 6. Welke nadere informatie kan dit onderzoek opleveren met betrekking tot het ontstaan en de bewoningsgeschiedenis van het gebied? Op basis van de aangetroffen laatmiddeleeuwse sporen is het duidelijk dat er in de in de 14 de / 15 de eeuw te Zundert sprake was van bewoning, die was geconcentreerd langs de huidige Molenstraat, als onderdeel van een doorgaande route die mogelijk al teruggaat tot in de Romeinse Tijd. Grondsporen van houten gebouwen uit de Late Middeleeuwen B zijn in Nederland betrekkelijk zeldzaam. De aangetroffen laatmiddeleeuwse sporen worden afgedekt door een esdek. In de basis van het esdek werden enkele fragmenten van roodbakkend aardewerk uit de 14 de / 15 de eeuw aangetroffen. Hieruit kan worden afgeleid dat na een aanvankelijk periode van bebouwing en bewoning in de Late Middeleeuwen B het terrein onbebouwd is geraakt en tijdens de eindfase van de Late Middeleeuwen B of in de Nieuwe Tijd A (1500-1650 na Chr.) voor landbouwdoeleinden is gebruikt. De eerstvolgende sporen die op de aanwezigheid van bebouwing duiden, dateren uit de 18 de / 19 de eeuw. Bij recent onderzoek ter plaatse van de Molenstraat 96-98 werden op een diepte van 0.3-0.5 meter beneden het maaiveld resten van een huis uit de 18 de / 19 de eeuw aangetroffen. Op een dieper niveau, op circa 1.0 meter beneden het maaiveld, werden diverse laatmiddeleeuwse grondsporen aangetroffen, waaronder de mogelijke resten van een huisplattegrond. Deze structuur dateert vermoedelijk uit de 14 de / 15 de eeuw. 9 Het ter plaatse van de Molenstraat 96-98 aangetroffen beeld vertoont sterke overeenkomsten met de situatie ter plaatse van de huidige onderzoekslocatie. 7. In het geval van een vindplaats; welke relatie kan worden gelegd tussen de betreffende vindplaats en bekende vindplaatsen in de wijdere omgeving? Op basis van de resultaten van het recente onderzoek ter plaatse van de Molenstraat 96-98 en de gegevens uit eerdere onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er in Zundert in de Late Middeleeuwen en later sprake is geweest van lintbebouwing, ter weerszijden van een doorgaande route, waar de huidige Molenstraat deel van uitmaakt. Op basis van archeologische vondsten die werden gedaan te Rijsbergen wordt verondersteld dat deze doorgaande route mogelijk zijn oorsprong had in de Romeinse Tijd. 8 Uleners 2012 9 Mondelinge en schriftelijke mededeling mevr. L. Weterings-Korthorst, senior Regioarcheoloog en Teamcoördinator archeologie en cultuurhistorie bij Regio West-Brabant. 36

4.7 Waardering Het waarderen van een vindplaats in overeenstemming met de KNA 3.2, deelproces Waarderen (VS06), houdt in dat wordt bepaald of er sprake is van behoudenswaardige archeologische resten. Het vaststellen van de kwaliteit geschiedt op basis van belevingsaspecten, fysieke criteria en inhoudelijke criteria, die elk een score toegekend krijgen. Bij de eerste stap wordt nagegaan of een archeologische vindplaats vanwege zijn belevingswaarde, op basis van zijn schoonheid of herinneringswaarde, als behoudenswaardig kan worden aangemerkt. Vervolgens wordt bij de fysieke waardebepaling de archeologische vindplaats getoetst op basis van de criteria gaafheid en conservering. Wanneer deze criteria samen leiden tot een bovengemiddelde score (vijf of zes punten), wordt de vindplaats als behoudenswaardig aangemerkt. Bij de laatste stap, op basis van inhoudelijke criteria, wordt de vindplaats gewaardeerd op basis van het wetenschappelijk belang. Deze wetenschappelijke waarde wordt vastgesteld op basis van de criteria zeldzaamheid, informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit. Zo kunnen vindplaatsen die middelmatig tot laag scoren voor wat betreft de fysieke kwaliteit toch als behoudenswaardig worden aangemerkt op basis van hun grote inhoudelijke belang, wanneer sprake is van een score van zeven punten of meer. Waardering van de archeologische vindplaats uit de Nieuwe Tijd Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag Beleving Schoonheid Niet van toepassing Herinneringswaarde Niet van toepassing Fysieke kwaliteit Gaafheid 3 Conservering 2 Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2 Informatiewaarde 2 Ensemblewaarde 3 Representativiteit 2 Tabel 2. Scoretabel waarderingscriteria vindplaats Nieuwe Tijd. Waardering op basis van belevingsaspecten Schoonheid: dit belevingsaspect is niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een zichtbaar landschapselement. Herinneringswaarde: ook dit belevingsaspect is niet van toepassing. Er is geen sprake van een directe relatie met een historische gebeurtenis en verder speelt de locatie geen rol in de beleving van het landschap of is er sprake van een associatie in overlevering met sagen of legenden. Waardering op basis van fysieke criteria Gaafheid: De gaafheid van de vindplaats wordt als hoog beschouwd. De muren/ fundering zijn goed geconserveerd bewaard gebleven. Er is geen sprake van verstoring(en). Conservering: de conservering van de vindplaats wordt als middelhoog gewaardeerd, op basis van de volgende parameters. De conservering van de gevonden artefacten van de anorganische vondstcategorieën is goed. De conserveringsgraad van organisch en ecologisch vondstmateriaal kan niet worden vastgesteld, omdat deze niet zijn aangetroffen. Op basis van het aspect fysieke kwaliteit moeten deze archeologische resten als behoudenswaardig (score 5 punten) worden aangemerkt. 37

Waardering op basis van inhoudelijke criteria De zeldzaamheid van de aangetroffen muurresten is middelhoog. Van Zundert is weinig bekend over het ontstaan en de ontwikkeling van de historische kern. Er zijn ook nog weinig archeologische vindplaatsen uit de 18 de, of het begin van de 19 de eeuw, opgegraven. Ook de informatiewaarde van de aangetroffen archeologische resten kan op basis daarvan als middelhoog worden gekwalificeerd. Op basis van de aanwezigheid van een archeologische context, het onderzoeksgebied maakt deel uit van de historische kern van Zundert en een landschappelijke context, de resten van het oorspronkelijke landschap zijn nog grotendeels aanwezig, is de ensemblewaarde hoog. De representativiteit kan als middelhoog worden aangemerkt. Dit vooral omdat de aangetroffen resten deel uit maken van een bebouwingscomplex dat kan worden gekoppeld aan historische informatie, niet alleen voor wat betreft dit complex, maar ook als onderdeel van de toenmalige dorpskern van Zundert. Ook op basis van de inhoudelijke kwaliteit moeten deze archeologische resten als behoudenswaardig worden gekwalificeerd. Waardering van de archeologische vindplaats uit de Late Middeleeuwen Waarden Criteria Scores Hoog Midden Laag Beleving Schoonheid Niet van toepassing Herinneringswaarde Niet van toepassing Fysieke kwaliteit Gaafheid 3 Conservering 2 Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 3 Informatiewaarde 2 Ensemblewaarde 3 Representativiteit 1 Tabel 3. Scoretabel waarderingscriteria vindplaats Late Middeleeuwen B. Waardering op basis van belevingsaspecten Schoonheid: dit belevingsaspect is niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een zichtbaar landschapselement. Herinneringswaarde: ook dit belevingsaspect is niet van toepassing. Er is geen sprake van een directe relatie met een historische gebeurtenis en verder speelt de locatie geen rol in een beleving van het landschap of is er sprake van een associatie in overlevering met sagen of legenden. Waardering op basis van fysieke criteria Gaafheid: De gaafheid van de vindplaats wordt als hoog aangemerkt. Alleen ter plaatse van het oostelijke deel van de proefsleuf is er sprake van een kleine verstoring als gevolg van de aanleg van een rioolbuis. Conservering: de conservering van de vindplaats wordt als middelhoog aangemerkt. Dit op basis van de volgende parameters. De conservering van de gevonden artefacten van de anorganische vondstcategorieën is goed. De conserveringsgraad van organisch vondstmateriaal is matig tot slecht. De conserveringsgraad van ecologisch vondstmateriaal kon niet worden vastgesteld, omdat deze niet zijn aangetroffen. Op basis van het aspect fysieke kwaliteit wordt de onderzoekslocatie als behoudenswaardig (score 5 punten) beschouwd. 38

Waardering op basis van inhoudelijke criteria De zeldzaamheid van de aangetroffen laatmiddeleeuwse sporen, met name de grondsporen in verband met één of meerdere houten structuren, is hoog. Van Zundert is weinig bekend over het ontstaan en de ontwikkeling van de historische kern. De informatiewaarde van de aangetroffen archeologische resten moet dan ook minimaal als middelhoog worden gekwalificeerd. Op basis van de aanwezigheid van een archeologische context, het onderzoeksgebied maakt deel uit van de historische kern van Zundert en van een landschappelijke context, de resten van het oorspronkelijke landschap zijn nog grotendeels aanwezig en/of herkenbaar, is de ensemblewaarde hoog. De representativiteit kan als hoog worden gekwalificeerd. Op basis van het aspect inhoudelijke kwaliteit is de onderzoekslocatie behoudenswaardig. Uit de waardering van de vindplaats uit de Late Middeleeuwen B op basis van fysieke en inhoudelijke criteria, zoals bepaald in het deelproces Waarderen (VS06) in de KNA 3.2, kan de onderzochte archeologische vindplaats zowel fysiek als inhoudelijk als behoudenswaardig worden aangemerkt. 39

40

5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5.1 Samenvatting en conclusies Op basis van de door Anta BV, via DHONDT Stedenbouw en Architectuur uit Breda, verleende opdracht heeft SOB Research op 6 en 7 mei 2013 een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd, ter plaatse van het Plangebied Molenstraat 47-53 te Zundert (Gemeente Zundert). Het archeologisch onderzoek moest worden uitgevoerd in het kader van de vergunningverlening voor de uitbreiding van de bestaande vestiging van de Aldi supermarkt, met een aanbouw aan de zuidzijde. Het bouwplan voorziet in de sloop van een deel van de bestaande bebouwing en de uitbreiding van het huidige winkelpand. De nieuwbouw zal worden gefundeerd op geboorde palen, met daarop dwarsbalken, die zullen worden aangelegd tot op een diepte van 0.9 meter en 1.5 meter beneden het maaiveld. Als gevolg van de te voorziene bodemingrepen (bouw- en graafwerkzaamheden) zouden archeologisch relevante horizonten kunnen worden verstoord. Op basis van het vigerende gemeentelijke beleid ten aanzien van archeologie, moet daarom een verantwoorde inschatting en afweging te worden gemaakt van de in het geding zijnde archeologische belangen. Daarom is in eerste instantie door ADC Archeoprojecten een Archeologisch Bureauonderzoek met controleboringen uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd geconcludeerd dat hier direct beden het maaiveld archeologische resten uit de Nieuwe Tijd en mogelijk ook uit de Late Middeleeuwen konden worden aangetroffen. Om deze verwachting te toetsen is door het ADC vervolgens een booronderzoek uitgevoerd (IVO- Overig). Op basis van de resultaten van het booronderzoek is geconstateerd dat de ondergrond van het plangebied een bodemopbouw aanwezig was met een (sub)recente ophooglaag, op een esdekhorizont, op dekzand. Het esdek was ongeveer 0.7 meter dik en bevatte baksteen- en puinresten. Boring nr. 3 stuitte, op een diepte van 1.55 meter beneden het maaiveld, mogelijk op funderingsrestanten. Op basis van de onderzoeksresultaten werd geadviseerd om in het plangebied een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) uit te doen voeren. Dit om de gaafheid, omvang, datering en conservering van de archeologische resten te onderzoeken, waarbij er mogelijk een doorstart naar een opgraving zou moeten plaatsvinden. Dit advies is door de Gemeente Zundert, na advisering door de Regioarcheoloog, overgenomen. Het proefsleuvenonderzoek (IVO-P) is door SOB Research uitgevoerd op basis van het daartoe door het ADC opgestelde PvE en in overeenstemming met de KNA 3.2, Protocol Opgraven. Het veldwerk is uitgevoerd op 6 en 7 mei 2013. Daarbij is een proefsleuf aangelegd ter plaatse van het parkeerterrein, ten zuiden van de Aldi supermarkt. De proefsleuf had een omvang van 25 x 3.5-4.5 meter (circa 95 vierkante meter). Na het verwijderen van de aanwezige klinkerbestrating werd laagsgewijs verdiept, tot de top van het onverstoorde esdek en vervolgens tot de top van het dekzand. Geheel in overeenstemming met de bevindingen van het IVO-Overig werd bij dit onderzoek een bodemopbouw aangetroffen met een opgebracht zandpakket, op een esdek, op dekzand. In de proefsleuf werden twee vlakken aangelegd: Vlak 1, een beperkt vlak ter plaatse van de op en in het esdek voorkomende muren (Spoor nr. 1 en 10), op een diepte van 1.13-1.25 meter beneden het maaiveld (11.13-11.03 meter +NAP) en Vlak 2, tevens het eindvlak, in de top van de C-horizont, op een diepte van 1.62-1.86 meter beneden het maaiveld (10.68-10.42 meter +NAP). Ter plaatse van het centrale deel van de proefsleuf werden op het niveau van Vlak 1 een tweetal archeologische sporen (Spoor nr. 1 en 10) aangetroffen. Het betrof de restanten van 2 muren/ funderingen, die onderling 5.0 meter uit elkaar lagen. De muren waren opgetrokken met oranje-rode bakstenen, globaal met het formaat 20 x 10 x 4 centimeter. Langs de buitenzijde van de westelijke muur/ fundering was een gemetselde goot aangebracht. 41

Deze muren betreffen de resten van een bijgebouw (een schuur), dat niet op de kadastrale minuutkaart van 1811-1832 wordt weergegeven. Wel wordt op deze kaart een groot bijgebouw weergegeven ter plaatse van het direct aangrenzende perceel, op een afstand van circa 4 meter ten noordoosten van de oostelijke muur (zie Afbeelding 51). Op basis van het in de insteek van - en de grondverbeteringslaag onder - de oostelijke muur/ fundering (Spoor nr. 1) aangetroffen aardewerk kan deze vindplaats worden gedateerd in de eerste helft van de 19 de eeuw. Afbeelding 51. Het plangebied (lichtblauw omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Kadastrale Minuutkaart uit 1811-1832 (Sectie K, Blad 03). De proefsleuf, met de daar in aangetroffen sporen in Vlak1, is donkerblauw omkaderd). Bron: www.watwaswaar.nl, 2013. Schaal 1: 500. 42

De archeologische vindplaats uit de Nieuwe Tijd moet op basis van de fysieke en de inhoudelijke criteria, zoals bepaald in het deelproces Waarderen (VS06) in de KNA 3.2, als behoudenswaardig worden aangemerkt. Op het niveau van Vlak 2 werden verspreid door de proefsleuf, maar met name ter plaatse van het centrale en het westelijke deel van de proefsleuf, een groot aantal archeologische sporen aangetroffen. Dit betrof paalkuilen, een kuil, een greppel, een waterput en een tweetal dierbegravingen. Een aantal van deze sporen kan op basis van het in de vulling aangetroffen aardewerk in de Late Middeleeuwen worden gedateerd (14 de eeuw en de eerste helft 15 de eeuw). De aangetroffen laatmiddeleeuwse sporen, die voor wat betreft de paalkuilen tot een tweetal structuren kunnen worden herleid, zijn gelegen ter plaatse van een oud (achter)erf. De hoofdbebouwing zal dichter bij de Molenstraat hebben gelegen. 10 De archeologische vindplaats uit de Late Middeleeuwen B moet op basis van de fysieke en de inhoudelijke criteria, zoals bepaald in het deelproces Waarderen (VS06) in de KNA 3.2, als behoudenswaardig worden aangemerkt. Op basis van de aanwezigheid van het esdek zou kunnen worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van een bewoningshiaat tussen de periode met bebouwing tijdens de Late Middeleeuwen en de periode met bebouwing vanaf de 18 de, of het begin van de 19 de eeuw. Op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek ter plaatse van de Molenstraat 176-178 11, kan niet worden uitgesloten dat het in het onderzoeksgebied aanwezige esdek pas in de tweede helft van de 16 de eeuw, of in de 17 de eeuw is opgebracht. 5.2 Aanbevelingen Het bouwplan voorziet in de sloop van een deel van de bestaande bebouwing en de uitbreiding van het huidige winkelpand. De nieuwbouw zal worden gefundeerd op geboorde palen, met daarop dwarsbalken die worden aangelegd tot op een diepte van 0.9 meter en 1.5 meter beneden het maaiveld. In totaal zullen er 53 heipalen worden aangebracht (zie Afbeelding 52). De totale oppervlakte van de bodemverstoringen die zullen ontstaan bij het aanbrengen van de heipalen bedraagt circa 7 vierkante meter. In verhouding tot de oppervlakte van het plangebied (circa 1100 vierkante meter) betreft dit een relatief zeer kleine verstoring van het aanwezige bodemarchief (puntlocaties). Op basis hiervan wordt nader archeologisch onderzoek in de vorm van een opgraving niet noodzakelijk geacht. Ter plaatse van de proefsleuf zijn archeologische sporen aangetroffen op een diepte van 1.13-1.25 beneden het maaiveld (Vlak 1) en 1.62-1.86 meter beneden het maaiveld (Vlak 2). Op basis van het huidige bouwplan zullen ten behoeve van het plaatsen van funderingsbalken sleuven worden uitgegraven tot op een diepte van 0.9 meter en 1.5 meter beneden het maaiveld. Omdat naar verwachting de top van het aanwezige dekzand, met daarin ook het sporenniveau naar het noorden, in de richting van de Molenstraat, fors op zal lopen, maar hierover geen nadere gegevens bekend zijn, wordt aanbevolen om de ondergrondse sloop van de bestaande bebouwing en het uitgraven van de funderingssleuven in de zone ten noorden van de aangelegde proefsleuf onder Archeologische Begeleiding uit te voeren (zie Afbeelding 52, de geel gemarkeerde zone). 10 Bij recent onderzoek ter plaatse van de Molenstraat 96-98 werden direct langs de Molenstraat de resten van een huisplattegrond uit de 18 de / 19 de eeuw en een huisplattegrond uit de Late Middeleeuwen (uit de 14 de eeuw/ 15 de eeuw). aangetroffen. De archeologische resten uit de 18 de / 19 de eeuw werden aangetroffen vanaf een diepte van 0.3-0.5 meter beneden het maaiveld. archeologische resten uit de Late Middeleeuwen werden aangetroffen vanaf een diepte van 1.0 meter beneden het maaiveld 11 Uleners, 2012 43

Ter plaatse van de zone ter hoogte van de aangelegde proefsleuf - en het deel van het plangebied ten zuiden daarvan - geldt dat het in de top van het dekzand aangetroffen laatmiddeleeuwse sporenniveau zo diep ligt dat het bij de graafwerkzaamheden voor de funderingssleuven niet zal worden aangesneden en hier dus niet zal worden verstoord. Dit geldt niet voor de in Vlak 1 aangetroffen behoudenswaardige archeologische resten uit de Nieuwe Tijd. Deze kunnen bij het uitgraven van de funderingssleuven wel degelijk worden aangesneden en dus ook worden aangetast. Aanbevolen wordt om het uitgraven van de funderingssleuven in de zone waar deze resten aanwezig zijn eveneens onder Archeologische Begeleiding te laten plaatsvinden (zie Afbeelding 52, de rood gemarkeerde zone). Op basis van de onderzoeksresultaten van dit onderzoek en de uitkomsten van reeds eerder in de historische kern van Zundert uitgevoerde archeologische onderzoeken is buiten de oude bebouwing de bodemopbouw zodanig intact dat hier bij toekomstige ontgravingen rekening gehouden dient te worden met de kans op de aanwezigheid van archeologische resten. Afbeelding 52. De zones waarvoor Archeologische Begeleiding wordt aanbevolen bij de ondergrondse sloopwerkzaamheden en bij het uitgraven van de funderingssleuven (geel en rood gemarkeerd). De locaties van de heipalen, waarboven de funderingssleuven zullen worden uitgegraven, zijn weergegeven met blauwe punten. Schaal 1: 500. 44

Literatuur - Beckers, I. S. J. & J. M. Blom: Molenstraat 47 t/m 53. Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek, ADC-rapport 2340; Amersfoort: 2010 - Huisman, N: Programma van Eisen Plangebied Molenstraat 47 t/m 53 te Zundert, definitieve versie 06-09-2011; ADC, Amersfoort: 2011 - Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhof en T.E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003 - Ras, J.: PvE Archeologische Begeleiding en Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven Plangebied Molenstraat 176-178, Zundert, Gemeente Zundert; SOB Research, Heinenoord: 2012 - Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE): Archeologisch Informatie Systeem (Archis2); RCE, Amersfoort: 2013. - Uleners, H. H. J.: Archeologische Begeleiding en Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven Plangebied Molenstraat 176-178, Zundert, Gemeente Zundert; SOB Research, Heinenoord: 2012 - Vestigia: Archeologische Beleidskaart Zundert; Amersfoort: 2011 - Weterings-Korthorst, L.: Nota Archeologie Gemeente Zundert; Zundert: 2011 - Wilgen, L. R. van: Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Plangebied Molenstraat 176-178 te Zundert, Gemeente Zundert; SOB Research, Heinenoord: 2008 45

46

Verklarende woordenlijst antropogeen archeologische indicator C14 datering C-horizont bioturbatie dekzand Edelmanboor esdek Holoceen in situ veroorzaakt door menselijk handelen aanwijzing voor de aanwezigheid in het verleden van mensen. bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D. moerige of minerale laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen door dieren en planten veroorzaakte sporen in een grondlaag fijnzandige afzettingen die onder peri-glaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn. grondboor, te vergelijken met een palenboor verhoogd bouwland ontstaan door ophoging door bemesting. Voor de bemesting werd potstalmest vermengd met zand, plaggen of bosstrooisel gebruikt. Ontstaan in de Late-Middeleeuwen. Een esdek is tenminste 40 cm dik. jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd:circa 11000 BP tot heden) bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten periglaciaal esdek Pleistoceen sediment - gebied dat grenst aan de ijskap tijdens een IJstijd - klimaatzone in grensgebied ijsbedekking tijdens een IJstijd - kenmerkende verschijnselen van grensgebied ijsbedekking zie esdek geologisch tijdperk dat ongeveer 2,3 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen afzetting gevormd door bezinksel of neerslag 47

48

Bijlage 1 Administratieve gegevens Projectnaam: Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven Plangebied Molenstraat 47-53, Zundert, Gemeente Zundert Opdrachtgever: Anta BV Postbus 125, 4880 AC Zundert Uitvoerder: Bevoegde overheid: Archeologisch adviseur van de bevoegde overheid: Via : Datum opdracht: 21 februari 2013 Datum conceptrapport: 5 juni 2013 Datum definitief rapport: 6 juli 2013 DHONDT Stedenbouw en Architectuur Contactpersoon: mevrouw A. Posset Baronielaan 23, 4818 PA Breda Tel.: 076-5229520 E-mail: annemarie.posset@dhondt.nl SOB Research Hofweg 13, Heinenoord Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186-604432/ 0575-476439 Fax: 0575-476139 E-mail: sobresearch@wxs.nl Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Zundert Postbus 10001, 4880 GA Zundert Contactpersoon: de heer A. de Rooij Tel.: 076-596 98 25 Fax: 076-599 56 66 E-mail: a.drooij@zundert.nl Regio West-Brabant Mevrouw F. Timmermans Postbus 503, 4870 AM Etten-Leur Tel.: 076-5027215 E-mail: floor.timmermans@west-brabant.eu Plaats: Zundert Gemeente: Zundert Provincie: Noord-Brabant Toponiem: Molenstraat 47-53 Kadastrale gegevens: Kadastrale Gemeente Zundert, Sectie K, nr. 8453 (A1 t/m A7) en 8765. Huidig grondgebruik: Bebouwd, parkeerterrein. Toekomstige situatie: Bebouwing. Kaartblad: 50C Geologie: Ophoogpakket van zand, op een esdek, op dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel, voorheen Formatie van Twente). Geomorfologie: Bodemtype: Dekzandrug, al dan niet met oud- bouwlanddek (code 3K14). Hoge zwarte enkeerdgrond (code zez23). 49

Grondwatertrap: NAP-hoogte maaiveld: Coördinaten: VI/ VII Circa 12.17-12.31 meter +NAP. Zuidwest: 104.555/ 386.951 Zuidoost: 104.603/ 386.974 Noordwest: 104.512/ 387.048 Noordoost: 104.556/ 387.069 Circa 1130 vierkante meter. Circa 1130 vierkante meter. Oppervlakte onderzoeksgebied: Oppervlakte plangebied: Kaart plangebied: Zie Afbeelding 2 en 3. CMA/ AMK-status: N.v.t. CAA -nr.: N.v.t. CMA -nr.: N.v.t ARCHIS-Monument nr.: N.v.t ARCHIS-Waarneming nr.: N.v.t. ARCHIS-Vondstmelding nr. nieuw 422.176 aangetroffen archeologische vindplaatsen: Complextype nieuw aangetroffen NX-nederzetting, onbepaald. archeologische vindplaatsen: Datering nieuw aangetroffen Late Middeleeuwen B archeologische vindplaatsen Nieuwe Tijd B - Nieuwe Tijd C ARCHIS-Onderzoeksmelding nr.: 55.857 Deponering documentatie en vondstmateriaal: Deponering digitale documentatie: Provinciaal Depot Noord-Brabant Directie SCO, Bureau Cultuur Depotbeheerder: de heer R. Louer Postbus 90151, 5200 MC s-hertogenbosch Tel: 06-5384454319 e-depot (www.edna.nl) 50

Bijlage 2 Archeologische en geologische tijdschaal Op het hierbij geboden overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de linkerkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en geven de betrouwbaarste dateringen. Bron: ROB, 1988. 51