Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen.

Vergelijkbare documenten
Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan een derde.

Een onderzoek naar een klacht over de afwikkeling van in beslag genomen voorwerpen.

Een onderzoek naar de toekenning van een sepotcode door het Openbaar Ministerie.

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Rapport over een klacht over het Bureau Ontnemingswetgeving van het Openbaar Ministerie. Datum: Rapportnummer: 2013/053

Datum 14 februari 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Onschuldig en toch voor het leven gestraft

Rapport. Rapport over een klacht over Openbaar Ministerie te Haarlem. Datum: Rapportnummer: 2012/119

Rapport. Rapport over een klacht over het regioparket Utrecht-Lelystad. Datum: 20 maart Rapportnummer: 2012/040

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/297

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 6 juni Rapportnummer: 2013/064

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Friesland uit Leeuwarden. Datum: 12 april 2011

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 24 augustus Rapportnummer: 2012/131

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: 7 juli 2015 Rapportnummer: 2015/109

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het arrondissementsparket te Rotterdam. Datum: 3 augustus Rapportnummer: 2011/226

Een onderzoek naar het geen gevolg geven aan een rechterlijke uitspraak door het Openbaar Ministerie te Den Haag

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn. Datum: 28 december Rapportnummer: 2011/366

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/389

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/388

t.a.v. de hoofdofficier van justitie ONS KENMERK z

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Een onderzoek naar de betaling door de Belastingdienst van een belastingteruggaaf op een niet gewenst bankrekeningnummer.

Rapport. Datum: 25 januari 2002 Rapportnummer: 2002/013

Rapport. Datum: 26 april 1999 Rapportnummer: 1999/195

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord-Nederland. Datum: 28 juli 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Openbaar Ministerie. en het Centraal Justitieel Incassobureau.

Een onderzoek naar een onduidelijke intrekkingsbrief van het Openbaar Ministerie.

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren

Een onderzoek naar het verstrekken van een strafdossier door het Openbaar Ministerie aan een curator.

Rapport. Datum: 1 december 2006 Rapportnummer: 2006/377

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 31 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/368

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Rapport. Een onderzoek naar het niet terugstorten door de gemeente Doetinchem van op basis van een dertig jaar oude machtiging geïnde belasting

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Rapport. Rapport over een klacht over de hoofdofficier van justitie te Den Haag. Datum: 3 juni Rapportnummer: 2014/044

De minister van Veiligheid en Justitie T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman mevrouw XXX Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Blok,

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het voormalig arrondissementsparket Arnhem (thans arrondissementsparket Oost-Nederland).

Rapport. Datum: 7 september 2001 Rapportnummer: 2001/271

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de officier van justitie te Den. Haag. Publicatiedatum: 29 september 2014

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk gegrond.

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie eenheid Amsterdam en het Openbaar Ministerie te Amsterdam

Rapport. Datum: 14 juli 2005 Rapportnummer: 2005/197

Beoordeling. h2>klacht

Een onderzoek naar aanleiding van een klacht over beslag en het geen gevolg geven aan een last tot teruggave door het arrondissementsparket Limburg

Een onderzoek naar het uitbetalen van een schadevergoeding door het Openbaar Ministerie te Den Haag.

Rapport. Datum: 18 september 2006 Rapportnummer: 2006/322

Rapport. 2014/108 de Nationale ombudsman 1/6

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Zaanstreek-Waterland, thans regionale politie-eenheid Noord-Holland.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Functioneel Parket te Den Haag. Datum: 4 juni Rapportnummer: 2012/092

Een onderzoek naar het door het Centraal Justitieel Incassobureau terugstorten op een verkeerde rekening van een ten onrechte geïnd geldbedrag.

Een onderzoek naar de verwerking van een adreswijziging van een burger.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 19 juni 2007 Rapportnummer: 2007/122

Rapport. Datum: 18 maart 1999 Rapportnummer: 1999/112

Aanhouding en inverzekeringstelling

Rapport. Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 18 februari 2002 Rapportnummer: 2002/054

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

V. stelde verzoeker van deze overdracht bij brief van dezelfde datum op de hoogte.

5 Vervolging. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

Rapport. Een onderzoek naar aanleiding van een opgelegde sepotcode door het arrondissementsparket Amsterdam. Oordeel

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 29 december 1998 Rapportnummer: 1998/585

Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland en het arrondissementsparket Amsterdam.

Rapport. Datum: 19 september 2005 Rapportnummer: 2005/275

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Raad voor Rechtsbijstand.

Rapport. Datum: 20 januari 2005 Rapportnummer: 2005/015

Een onderzoek naar klachtbehandeling door de Sociale Dienst Drechtsteden

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Rapport over een klacht over het arrondissementsparket Zwolle. Datum: 1 mei Rapportnummer: 2012/072

Rapport. Datum: 15 mei 1998 Rapportnummer: 1998/177

Rapport. Datum: 10 juni 1999 Rapportnummer: 1999/261

Rapport. Datum: 31 maart Rapportnummer: 2014/029

GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE raadkamer BESCHIKKING

STAATSCOURANT. Aanwijzing gebruik sepotgronden. Samenvatting. Achtergrond. Afdoening door het Openbaar Ministerie (OM) 26 augustus 2009

Deze brochure 3. Aanhouding en verhoor 3. Inverzekeringstelling 4. De reclassering 5. Verlenging van de inverzekeringstelling of niet 5

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie. Datum: 28 februari Rapportnummer: 2011/065

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 9 mei Rapportnummer: 2012/077

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/333

Rapport. Datum: 23 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/278

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over informatieverstrekking aan derden. Oordeel

Rapport. Datum: 7 juli 1999 Rapportnummer: 1999/299

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Een onderzoek naar de gang van zaken rond de aanslagregeling vennootschapsbelasting.

Bij beschikking van 7 juli 2005 heeft het gerechtshof te Den Haag het beklag gegrond verklaard en een gerechtelijk vooronderzoek gelast.

Rapport. Datum: 4 december 1998 Rapportnummer: 1998/540

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Transcriptie:

Rapport Geen vervolging, geen sepot Een onderzoek naar de registratie van een beslissing om niet verder te vervolgen. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over de hoofdofficier van justitie te 's-hertogenbosch. Datum: 19 juli 2016 Rapport: 2016/066

2 DE KLACHT Verzoekster is in 2002 als verdachte aangemerkt voor valsheid in geschrifte en op bevel van de officier van justitie voor de duur van twee dagen in voorlopige hechtenis gesteld. Zij klaagt er over dat zij nooit een sepotbericht (voorzien van een sepotcode) van het Openbaar Ministerie heeft ontvangen, noch dat er een sepot is geregistreerd in haar Justitiële documentatie. BEVINDINGEN Verzoekster is op 16 mei 2002 buiten heterdaad en in opdracht van de officier van justitie aangehouden op verdenking van valsheid in geschrifte. De verdenking vond zijn oorsprong in een groot opsporingsonderzoek naar handel in verdovende middelen, waarbij er ook een strafrechtelijk financieel onderzoek was gestart. Gedurende het onderzoek naar de hoofdverdachten, kwam verzoekster in beeld als werkneemster van één van de door de hoofdverdachten geëxploiteerde bedrijven. Zij werd verdacht van 'zwartwerken'. Zij is over dit feit als verdachte gehoord en na een inverzekeringstelling van twee dagen heengezonden. Verzoekster heeft altijd ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan fraude. Verzoekster is voor deze strafzaak nooit verder vervolgd. Zij klaagt er over dat er van de beslissing om niet verder te vervolgen geen OM-sepot is geregistreerd. Zij is van mening dat dit haar procesbelang schaadt omdat zij de sepotbeslissing nodig heeft in haar schadevergoedingsprocedure tegen de Staat. Informatie 2002-2004 Uit correspondentie met het arrondissementsparket 's-hertogenbosch blijkt dat er in 2003 en 2004 door het Openbaar Ministerie is gereageerd op vragen van verzoekster omtrent haar strafrechtelijke vervolging. Op 17 november 2003 schrijft de toenmalige hoofdofficier van justitie in een brief aan haar advocaat dat verzoekster is aangehouden op verdenking van frauduleuze activiteiten. Tevens geeft hij aan dat verzoekster voor dit feit niet verder strafrechtelijk vervolgd zal worden omdat de fiscus al een sanctie opgelegd zou hebben. Later komt de hoofdofficier hier op terug in zijn brief van 29 juli 2004 en geeft hij aan dat hij abusievelijk in de veronderstelling was dat de fiscus een sanctie had opgelegd en dit kennelijk niet zo was. Verder schrijft de hoofdofficier in deze brief uit 2004 dat er tijdens het (grootschalige) opsporingsonderzoek en nadat verzoekster was gehoord als verdachte, op enig moment door het Openbaar Ministerie is besloten om sommige zaken verder door politie en justitie te laten aanpakken en andere zaken over te dragen aan de fiscus ter afdoening. Het onderdeel van de illegale praktijken waar ook verzoekster bij betrokken zou zijn

3 geweest, is volgens de hoofdofficier voor verdere uitwerking overgedragen aan de Belastingdienst. Vervolg in 2015 Op 7 februari 2015 komt verzoekster bij het Openbaar Ministerie terug op deze zaak. Zij schrijft aan de huidige hoofdofficier van justitie dat haar bij inzage in haar Justitiële Documentatie bleek dat er daar niets is geregistreerd over deze zaak. Verzoekster trok uit dit feit de conclusie dat dit conform de wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens inhoudt dat dit feit blijkbaar is afgedaan met een sepotgrond 01 (ten onrechte als verdachte aangemerkt). Zij verzocht daarom de hoofdofficier om haar deze sepotbeslissing alsnog per ommegaand te doen toekomen. Het Openbaar Ministerie antwoordde haar hierop dat er geen sepotbrief meer kan worden toegezonden omdat navraag bij de politie op had geleverd dat de stukken, inclusief de sepotbrief, van haar zaak inmiddels volgens de daarvoor geldende termijnen waren vernietigd. De hoofdofficier van justitie reageert op de klacht van verzoekster hierover dat de zaak destijds door middel van een politiesepot is afgedaan. Bij een dergelijk politiesepot worden er geen gegevens opgenomen bij de Justitiële Documentatie. Tevens schrijft hij dat, ondanks dat de zaak middels een politiesepot werd afgedaan, verzoekster destijds wel van de zijde van het Openbaar Ministerie is bericht over deze sepotbeslissing, onder meer middels de bovengenoemde brief van de toenmalig hoofdofficier van justitie. De minister van Veiligheid en Justitie sluit zich in zijn reactie op het verslag van bevindingen aan bij de visie van de hoofdofficier van justitie en acht de klacht van verzoekster niet gegrond. Tot slot schrijft verzoekster aan dat zij bij nader onderzoek van haar klacht tot de conclusie is gekomen dat er haars inziens met betrekking tot haar zaak geen sprake was van een OM-sepot en ook niet van een politiesepot. Zij geeft aan dat zij van mening is dat, nu de zaak nooit is geregistreerd in COMPAS (het administratiesysteem van het parket), er ook nooit een strafzaak tegen haar is geweest. Dat leidt bij haar ook tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie de zaak ook niet heeft over kunnen dragen aan de fiscus, nu deze immers nooit is geregistreerd. " ( ) Er is geen zaak, geen sepotbeslissing en niet overgedragen, maar wel onrechtmatig aangehouden en in verzekering gesteld.. Hier is conform de wet sprake van, opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving ( )". BEOORDELING De Nationale ombudsman toetst hier aan het vereiste van goede organisatie. Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid er voor zorgt dat haar organisatie en haar administratie de dienstverlening aan de burger ten goede komt. Zij werkt secuur en vermijdt slordigheden. Eventuele fouten worden zo snel mogelijk hersteld.

4 Binnen het huidige beleid dat ziet op beslissingen omtrent de vervolging is het zo dat de politie, zeker bij veel voorkomende criminaliteit (VVC-zaken), binnen de daarvoor gestelde kaders zelf bepaalt of in een zaak tot opsporing wordt overgegaan. Dat is aan de orde bij zaken waarbij is vastgesteld dat er onvoldoende indicatie voor verder opsporingsonderzoek is, zoals het geval is wanneer er geen verdachte kan worden geïdentificeerd. Het vroegtijdig beëindigen ("opleggen") van een zaak door de politie is geen sepotbeslissing; er is sprake van een beslissing om niet (verder) op te sporen, en dus niet van een beslissing om niet (verder) te vervolgen. In bijzondere gevallen kan het OM de beslissing van de politie heroverwegen. Ook een aangever die het niet eens is met een dergelijke politiebeslissing kan het OM vragen om heroverweging daarvan. Op basis van de huidige jurisprudentie op dit gebied is het mogelijk om ook bij een politiesepot een schadevergoeding te eisen. Bij beëindiging van een zaak waarin een verdachte is geïdentificeerd, is vaak wel sprake van een sepotbeslissing. Dan is immers sprake van een beslissing over niet (verder) vervolgen. Dat is een verantwoordelijkheid van het OM. Een aangever die het niet eens is met de OM-beslissing kan het Hof vragen om heroverweging van de genomen beslissing. (beklag over niet vervolgen ex art. 12 Wetboek van Strafvordering). De Nationale ombudsman is hier van oordeel dat het Openbaar Ministerie ook in 2002, toen er een andere wet- en regelgeving gold, deze zaak met een OM-sepot had moeten beëindigen. Het gehele opsporingsonderzoek naar de grootschalige handel in verdovende middelen stond immers onder leiding van de officier van justitie. Ook heeft de officier van justitie de aanhouding bevolen van verzoekster, toen deze binnen het onderzoek naar boven kwam als verdachte van 'zwart werken'. Nadat verzoekster is verhoord, waarbij zij heeft ontkend zich te hebben schuldig gemaakt aan fraude, is zij in overleg met de officier van justitie heengezonden. Het Openbaar Ministerie besluit dan op een later tijdstip binnen het onderzoek om vanuit het oogpunt van opportuniteit een aantal verdachten niet verder strafrechtelijk te vervolgen. Verzoekster is ook door het Openbaar Ministerie in kennis gesteld van de beslissing om haar niet verder strafrechtelijk te vervolgen. Het sepot is daarmee naar het oordeel van een beslissing geweest van het Openbaar Ministerie. Hierbij kan de verantwoordelijkheid voor een juiste registratie van deze beslissing niet kan worden overgedragen aan de politie. Het procesverbaal had moeten worden ingezonden naar het Openbaar Ministerie, daar worden ingeboekt in COMPAS en daarbij ook de van toepassing zijnde OM-sepot code moeten worden geregistreerd. Gezien de beslissing van de officier van justitie om niet verder strafrechtelijk te vervolgen maar de zaak over te dragen aan de fiscus, is het aannemelijk dat er een sepotcode 20 was geregistreerd (ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleert). Zo'n beleidssepot wordt toegepast als een succesvolle vervolging weliswaar technisch haalbaar zou zijn, maar op gronden aan het algemeen belang ontleend

5 (verdere) vervolging onwenselijk is (opportuniteitsbeginsel) wordt een beleidssepot toegepast. Het lange tijdsverloop maakt het onmogelijk om nog inhoudelijk te kunnen oordelen over de mate van verdenking jegens verzoekster en de grondslag voor het sepot. Nu het Openbaar Ministerie echter naar het oordeel van deze zaak op zijn minst gezegd slordig heeft afgerond komt hij tot het oordeel dat de klacht van verzoekster gegrond is. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van de hoofdofficier van justitie te 's-hertogenbosch is gegrond, wegens schending van het vereiste van een goede organisatie. AANBEVELING Nu het aan het Openbaar Ministerie te verwijten valt dat de administratieve afwikkeling van deze zaak niet zorgvuldig is gelopen, beveelt aan om uit coulance overwegingen verzoekster alsnog de gebruikelijke schadevergoeding toe te kennen voor de duur van de inverzekeringstelling. De Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen