DE VRAAG NAAR GROENE ENERGIE. Uitgevoerd door. Intomart te Hilversum. drs. Edith Leeuwis drs. Jan Both



Vergelijkbare documenten
ENERGIE ENQUÊTE VOORJAAR 2012

CO2 opslag Mei Een internet onderzoek in opdracht van Gemeente Barendrecht. Uitgevoerd door: Intomart GfK bv

28 november Onderzoek: Klimaattop Parijs

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Opiniepeiling Pensioenakkoord

Onderzoek Week van de Energierekening Gfk i.o. Milieu Centraal oktober 2012

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Windenergie in Noord. 5 e panelmeting stadsdeel Noord. Inleiding

Mening inwoners over energiebesparing en duurzame energie Omnibusonderzoek Gemeente s-hertogenbosch

AFM Consumentenmonitor voorjaar 2013 Roodstand

EENZAAMHEID. Juli telefonisch onderzoek. uitgevoerd door Intomart bv te Hilversum. in opdracht van. Nationale vereniging de Zonnebloem Breda

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

E-boeken in de Nederlandse bibliotheken Een onderzoek naar de behoefte van Nederlanders over de uitleen van e- boeken in bibliotheken

AFM Consumentenmonitor Q Kredietwaarschuwingszin

Evaluatie Elektronisch Patiëntendossier (EPD)

Flitspeiling Klimaatakkoord op hoofdlijnen

Resultaten 3e peiling Provinciale Statenverkiezingen februari 2011

Werkdruk in het onderwijs

Onderzoek TNS NIPO naar thuiswinkelgedrag en de bekendheid van het Thuiswinkel Waarborg in Nederland

ONDERZOEK THUIS ACCU. 29 oktober Is Nederland klaar voor de thuis accu?! Auteur Y. Lievens. Panelleden ISO gecertificeerd

Stadjers over energie en energiebesparing. Een Stadspanelonderzoek

Omnibusenquête 2013 Energiebesparende maatregelen

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

BURGERPANEL HUIZEN PEILING MILIEU

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Deventer Digipanel Energiebesparend gedrag Juni 2013

Onderzoek Passend Onderwijs

Gedragscode Defensie. Draagvlakmeting. Ministerie van Defensie. Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen

Energie. 1 Conclusies. Energiebesparing en duurzame energie in de Drechtsteden

Hiv op de werkvloer 2011

Stadjers over energie en energiebesparing. Een Stadspanelonderzoek

QURRENT OPINIE ONDERZOEK

Onderzoek naar houding en kennis van Nederlandse burgers ten aanzien van schaliegas

Attitude van Nederland, Zeeland en Borsele ten aanzien van verschillende energiebronnen. Energiemonitor 2010

Duurzame ontwikkeling

Tabel B14.1 Populatie volgens Kamer van Koophandel Bedrijfsgrootte Sectoren

LeidenPanel. Energiegebruik. BELEIDSONDERZOEK I I

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2015 kwartaal 1 Gevolgen wet werk en zekerheid (WWZ) Randstad Nederland

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Jongeren en het huwelijk. Jongeren en het huwelijk

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

SAMENVATTING RAPPORT VAN HET KWALITEITSONDERZOEK NAAR MATE VAN KLANTTEVREDENHEID OVER DIENSTVERLENING VAN ADVOCATEN

Goede voornemens 2014

Flitspeiling Warmtepompen

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Dienstverlening Amsterdam-Noord

Wind op Zee Beknopt rapport Natuur & Milieu

Meting stoppers-met-roken januari 2009

Flitspeiling begeleid wonen

Meting stoppers-met-roken juli 2008

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Hoe gaat Nederland met pensioen?

Publieksonderzoek Eerlijke bloemen met Moederdag

Opinie onderzoek windenergie

duurzaamheid en energiebesparing

BURGERPANEL CAPELLE OVER

PENSIOEN ZZP-ERS. Een kwantitatief onderzoek onder ZZP-ers in opdracht van Indexus JORIS DE JONGH MARTIJN VAN DER VEEN AMSTERDAM, DECEMBER 2018

Werkbelevingsonderzoek 2013

OMNIBUSONDERZOEK NOORD- KENNEMERLAND 2005 PSYCHISCHE GEZONDHEID

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Hoofdstuk 31. Klimaatprogramma

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Nederlanders aan het woord

Onderzoek financiële goede voornemens

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

BEZWAARMAKER PR-ONDERZOEK

Hoofdstuk 4. Contact en beoordeling gemeente

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij 2017

Hoofdstuk 5 Naamsbekendheidonderzoek

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie. Resultaten SJBN Enquête 2012

Hoofdstuk 13. Energie

Agressie en geweld Onderzoeksresultaten poll

Derde meting Kennis over de AOWpartnertoeslag. Een internetonderzoek in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede

Omnibusenquête deelrapport. Ter Zake Het Ondernemershuis

Hoe kijkt de Nederlander tegen het aankomende klimaat- en energieakkoord aan? Nathalie Vermeij 2 mei 2018 H5285

Klanttevredenheidsonderzoek

Klanttevredenheidsonderzoek

duurzaam eten November 2010 Kim Paulussen Marcel Temminghoff

WATERSCHAPSVERKIEZINGEN

Flitspeiling plastic tasjes

INWONERSPANEL CUIJK PEILING MILIEU EN DUURZAAMHEID

Continu KWALITEITSONDERZOEK NAAR MATE VAN KLANTTEVREDENHEID OVER DIENSTVERLENING VAN ADVOCATEN 4e RAPPORT

2013, peiling 2 juli 2013

Peiling energie en milieu in het dagelijks leven 2017

Meerderheid kent het EKO-keurmerk Onderzoek naar de waarde van het EKO-keurmerk onder Nederlandse boodschappers

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Klanttevredenheidsonderzoek

Hernieuwbaar energie-aandeel in Vlaamse nieuwbouwprojecten Ontdek de zonnestroomoplossingen van SMA

Samenvatting 2-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

HANS ONKENHOUT MARTIJN VAN DER VEEN AMSTERDAM, MEI 2013

Verwachtingen over de warmte van de toekomst

ONDERZOEK LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Onder werkgevers klein MKB (2 tot 20 werknemers)

Nieuwe energie anno 2016

Transcriptie:

DE VRAAG NAAR GROENE ENERGIE Een telefonisch onderzoek onder huishoudens en bedrijven in Nederland Uitgevoerd door Intomart te Hilversum drs. Edith Leeuwis drs. Jan Both In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken Hoofdafdeling Duurzame Energie Intomart, september 1999 EL/JB/NW/7.6136

INHOUD PAGINA HOOFDSTUK 1. INLEIDING 3 1.1 Doel van het onderzoek 4 1.2 De vraagstelling van het onderzoek 4 1.3 Opzet en methode van het onderzoek 5 1.4 De steekproeven en de weging 5 1.5 De responsverantwoording 8 1.6 Nauwkeurigheid van de uitkomsten 9 1.7 De wijze van rapporteren 9 HOOFDSTUK 2. DE HUISHOUDENS 10 2.1 Inleiding 11 2.2 De toegepaste energiebesparende maatregelen 11 2.3 De houding ten aanzien van de milieuproblematiek 12 2.4 De bekendheid met groene energie 12 2.5 De houding ten aanzien van groene energie 13 2.6 Het gebruik van groene energie 14 2.7 De voorkeur voor soort groene energie 15 2.8 De vraag naar groene energie 16 2.9 De verplichting om groene energie af te nemen 18 2.10 De leverancier van groene energie 19 2.11 De controle op de levering 19 2.12 Het subsidiëren door de overheid 20 HOOFDSTUK 3. DE BEDRIJVEN 21 3.1 Inleiding 22 3.2 De toegepaste energiebesparende maatregelen 22 3.3 De houding ten aanzien van de milieuproblematiek 23 3.4 De bekendheid met groene energie 23 3.5 De houding ten aanzien van groene energie 24 3.6 Het gebruik van groene energie 25 3.7 De voorkeur voor soort groene energie 26 3.8 De vraag naar groene energie 27 3.9 De verplichting om groene energie af te nemen 29 3.10 De leverancier van groene energie 30 3.11 De controle op de levering 31 3.12 Het subsidiëren door de overheid 31 HOOFDSTUK 4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 32 4.1 Inleiding 33 4.2 De huishoudens 33 4.3 De bedrijven 34 BIJLAGEN 1. VRAGENLIJSTEN 2. NOMOGRAM Rap76136.doc - 2 -

HOOFDSTUK 1 Inleiding -3-

1. INLEIDING 1.1 Doel van het onderzoek Het marktonderzoek is uitgevoerd ten behoeve van het Energierapport 1999. Het betreft een marktonderzoek naar de vraag naar groene energie in huishoudens en bedrijven in Nederland. Meer in het bijzonder gaat het om de stand van zaken met betrekking tot de bekendheid met groene energie, de houding ten aanzien van groene energie en de bereidheid tot afname van groene energie in 1999. 1.2 De vraagstelling van het onderzoek De mate van de vraag naar groene energie is van meer factoren afhankelijk. Het gaat daarbij niet alleen om de prijs die men er voor wenst te betalen, maar ook om de houding die men ten aanzien van groene energie heeft, de mate waarin men milieubehoud van belang vindt, het belang dat men hecht aan overheidsbeleid in deze en de controle op de levering. Deze factoren hebben er toe geleid dat voor het marktonderzoek de volgende centrale vragen werden geformuleerd: Wat is de mate van milieubesef en de houding ten aanzien groene energie bij huishoudens en bedrijven? In welke mate zijn de huishoudens en de bedrijven in Nederland bekend met het begrip groene energie en wat verstaan zij daaronder? In welke mate wordt momenteel groene energie zelf geproduceerd en/of van energiedistributiebedrijven afgenomen? Voor welk soort groene energie heeft men de meeste voorkeur? Welke prijs willen huishoudens en bedrijven voor de levering van groene energie betalen? Hoe denken huishoudens en bedrijven over de subsidiëring door de overheid en een eventuele verplichting tot afname van groene energie? Wie moet volgens huishoudens en bedrijven groene energie leveren? Hoe denken huishoudens en bedrijven over de controle door het Wereld Natuur Fonds? Met behulp van relevante huishoud-/persoonskenmerken en kenmerken van bedrijven kunnen in de analyse subgroepen uit de steekproeven worden gevormd, waarmee de vraag naar groene energie en op relevante punten kan worden beschreven en de marktvraag duidelijk in beeld wordt gebracht. Marktonderzoek -en zeker onderzoek op het onderhavige terrein- kampt altijd met het probleem van de sociale wenselijkheid. Milieu en groene energie zijn zaken waar men positief tegenover moet staan omdat de samenleving en een belangrijk deel van de sociale groep waartoe men behoort, deze zaken positief benaderen. Echter als het persoonlijk geld gaat kosten worden de reacties genuanceerder. In dit onderzoek blijkt dit eveneens. Mensen zijn vrijwel allemaal voor de toepassing van duurzame energie maar een meer beperkte groep heeft daar ook financieel gezien wat voor over. -4-

1.3 Opzet en methode van het onderzoek Aan de hand van de in paragraaf 1.2 geformuleerde vragen zijn in overleg met de opdrachtgever vragenlijsten samengesteld voor de huishoudens en bedrijven. Deze vragenlijsten zijn als bijlage 1 bij dit rapport gevoegd. Het onderzoek is middels computergestuurde telefonische interviews uitgevoerd onder een steekproef huishoudens en een steekproef bedrijven. De interviews zijn door -hiervoor speciaal geïnstrueerde- enquêteurs van Intomart afgenomen gedurende de maand augustus 1999. Het gemiddelde vraaggesprek had een doorlooptijd van ongeveer 15 minuten. Het veldwerk werd afgerond voordat het WNF de actie Laat de Noordpool niet smelten organiseerde, waardoor die actie dit onderzoek niet kon beïnvloeden. In de huishoudens is degene geïnterviewd die zich het meest met energiezaken of de energiekosten rekening houdt. Voor wat betreft de bedrijven waren dit, afhankelijk van de bedrijfsorganisatie, de eigenaar, de directeur, de financieel directeur, de energiecoördinator of een andere functionaris die energie in zijn of haar portefeuille heeft. Alvorens de interviews af te nemen zijn onder een beperkt aantal huishoudens en bedrijven proefinterviews gehouden. Naar aanleiding van deze proefinterviews zijn de vragenlijsten op sommige punten aangepast. 1.4 De steekproeven en de weging De huishoudens Om een betrouwbare analyse mogelijk te maken en geldige uitspraken te kunnen doen is een representatieve steekproef van 1.000 vertegenwoordigers van huishoudens geïnterviewd. Een steekproef van een dergelijke grootte geeft de mogelijkheid de vraag naar groene energie op verschillende niveaus in beeld te brengen. De bruto steekproef is getrokken uit het totaal aantal huishoudens in Nederland waarvan het telefoonnummer bekend is. Tijdens het veldwerk is gezorgd voor een representatieve spreiding naar regio. Achteraf werd de steekproef gewogen naar de werkelijke eigendomsverhouding tussen huurhuis en eigen huis. -5-

De netto gerealiseerde steekproef ziet er op de volgende kenmerken vóór en na de weging als volgt uit: Leeftijd respondent Voor de weging Na de weging 18-34 jaar 35-44 jaar 45-64 jaar 65 jaar en ouder Geslacht respondent Man Vrouw Sociale klasse 1 A/B1 B2 C/D 21% 24% 36% 19% 45% 55% 55% 18% 27% 21% 22% 36% 20% 45% 55% 52% 18% 30% Huishoudgrootte 1-2 personen 3-4 personen 5 en meer personen Wil niet zeggen 57% 32% 10% 1% 60% 31% 9% * Voor de weging Na de weging Netto inkomen per maand Minder dan ƒ 2250,= ƒ 2250,= - ƒ 3500,= ƒ 3500,= - ƒ 5500,= ƒ 5500,= en meer Wil niet zeggen Eigendomsverhouding Huurhuis Eigen huis 14% 27% 27% 14% 19% 39% 61% 18% 28% 25% 12% 18% 52% 48% De gevonden percentages verschillen te weinig met de CBS gegevens om nog een extra weging op een bepaald kenmerk toe te passen. 1 A/B1 = Hoofdkostwinner hoog opgeleid (WO/HBO), meestal leidinggevende of vergelijkbare functie en redelijk tot goed inkomen B2 = Hoofdkostwinner redelijk hoog opgeleid (HBO/MBO), redelijke functie en redelijk tot hoog inkomen C/D= Hoofdkostwinner lager opgeleid, gemiddelde functie soms leidinggevend en modaal tot laag inkomen - 6 -

De bedrijven Voor de bedrijven is een quota steekproef naar bedrijfstype en aantal werkzame personen gehanteerd die naderhand naar de werkelijke verhoudingen is gewogen. Dit is een gebruikelijke methode om met een relatief beperkte steekproefgrootte -in dit geval n=500- voldoende waarnemingen per deelsteekproef te verkrijgen. Indien geen quota steekproef zou zijn gebruikt zouden per bedrijfstak en naar aantal werkende personen een zeer grote steekproef moeten zijn benaderd om de juiste verhoudingen te realiseren. In onderstaand schema staan per bedrijfstak en naar het aantal werkzame personen de ongewogen/quota aantallen en gewogen aantallen weergegeven. De gewogen aantallen staan tussen haakjes. Bedrijfstak Aantal werkende personen Totaal 2 tot 9 10-99 100+ Landbouw 50 ( 89) 13 ( 5) - 63 ( 93) Industrie 24 ( 22) 20 (13) 20 (2) 64 ( 37) Bouw 24 ( 21) 20 (10) 20 (1) 64 ( 32) Handel/horeca 23 (163) 20 (24) 20 (1) 63 (189) Zakelijke dienstverlening 24 ( 39) 20 (10) 20 (1) 64 ( 50) Transport/communicatie 23 ( 38) 20 (10) 20 (1) 63 ( 48) Onderwijs en gezondheid 23 ( 18) 20 ( 9) 20 (1) 63 ( 29) Overig kwartair 23 ( 18) 20 ( 9) 20 (1) 63 ( 29) Totaal 214 (408) 153 (90) 140 (9) 507 (507) De functie van de ondervraagde bij bedrijven is als volgt nader verdeeld: Functie Voor de weging Na de weging (Mede) eigenaar 26% 49% (Mede) directeur 22% 25% Administratief medewerker 9% 5% Hoofd technische dienst 7% 2% Financieel manager 5% 4% Bedrijfsleider 4% 2% Secretaresse / office manager 4% 3% Hoofd facilitaire dienst 2% 0% Energiecoördinator 1% 0% Hoofd algemene zaken 1% 0% (Algemeen) manager 1% 0% Anders 18% 8% 1.5 De responsverantwoording - 7 -

De huishoudens Om 1.013 interviews met huishoudens te realiseren werden 3.881 telefoonnummers gedraaid. In het onderstaand schema wordt een overzicht gegeven van de verschillende responscategorieën. Totaal aantal gedraaide telefoonnummers 3.881 AF: oneigenlijke non-respons 3x geen gehoor 585 telefoon onjuist / afgesloten 322 zakelijk adres 25 932 RESTEERT: responsbasis 2.949 (100%) AF: eigenlijke non-respons weigering 1.789 onbereikbaar 49 taalproblemen 57 ziekte 41 1.936 (66%) RESTEERT: aantal gesprekken 1.013 (34%) De bedrijven Om 507 interviews met bedrijven te realiseren werden 1.661 telefoonnummers gedraaid. De responscategorieën zijn als volgt: Totaal aantal gedraaide telefoonnummers 1.661 AF: oneigenlijke non-respons telefoon onjuist / afgesloten 44 44 RESTEERT: responsbasis 1.617 (100%) AF: eigenlijke non-respons weigering 920 onbereikbaar 184 taalproblemen 2 ziekte 4 1.110 (69%) RESTEERT: aantal gesprekken 507 (31%) 1.6 Nauwkeurigheid van de uitkomsten - 8 -

Als bijlage bij dit rapport is een zogenaamde nomogram opgenomen. In dit nomogram kan worden afgelezen wat de nauwkeurigheidsmarges zijn bij een waarschijnlijkheid van 95%. Dit is zijn de marges behorende bij de percentages die uit de steekproef zijn verkregen in vergelijking met de totale populatie waaruit de steekproef is getrokken. Een voorbeeld: in tabel 3.3 (n=434) is te lezen dat 15% van de bedrijven onder het begrip groene energie energie uit zonneboilers verstaat. Ter hoogte van de loodlijn vanuit het punt 434 op de horizontale as met de curve van 15% of 85% wordt de nauwkeurigheidsmarge 3.5 gelezen. Dit houdt in dat de uitkomst die verkregen zou zijn als alle bedrijven in Nederland waren ondervraagd dit percentage liggen tussen (15-3.5)% en (15 + 3.5)% bij een waarschijnlijkheid van 95%, dat wil zeggen tussen 11.5% en 18.5%. Voor de nadere in de steekproeven gevonden percentages gaat men met de nomogram als volgt te werk: men kiest op de horizontale as de grootte van de steekproef of deelsteekproef, waarin de uitkomst is verkregen; men bepaalt het snijpunt van de loodlijn vanuit het punt dat de steekproefomvang aangeeft met de curve voor de uitkomst waarvan men de nauwkeurigheid wil weten; ter hoogte van dit punt op de verticale as kan men dan de nauwkeurigheidsmarge aflezen. 1.7 De wijze van rapporteren In hoofdstuk 2 worden de resultaten van het onderzoek onder huishoudens uitgebreid besproken. In hoofdstuk 3 worden op dezelfde wijze de resultaten die uit het onderzoek onder bedrijven zijn verkregen gerapporteerd. De algemene beschrijving vindt plaats middels de gewogen cijfers. De ongewogen resultaten worden gebruikt om eventuele verschillen tussen verschillende niveaus en analysegroepen aan te geven. Alleen de significante verschillen worden gerapporteerd. - 9 -

HOOFDSTUK 2 De huishoudens - 10 -

2. DE HUISHOUDENS 2.1 Inleiding De paragrafen in dit hoofdstuk volgen de lijn van algemeen naar specifiek. Allereerst worden enkele zogenaamde achtergrondkenmerken beschreven zoals de toegepaste energiebesparende maatregelen in huis beschreven en de houding ten aanzien van de milieuproblematiek. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de bekendheid met groene energie, de houding ten aanzien van deze vorm van energiewinning, het huidige gebruik van deze energievorm en de voorkeur voor soorten groene energie. Daarna wordt ingegaan op de kosten van groene energie, in casu de prijs die men bereid ervoor te betalen en de mening over de verplichting een bepaald percentage groene energie af te nemen. De laatste paragrafen gaan in de controle op de levering en de subsidiëring door de overheid. 2.2 De toegepaste energiebesparende voorzieningen in huis In een belangrijk deel van de woningen is er sprake van een behoorlijk aantal voorzieningen betreffende energiebesparing. De verschillende voorzieningen staan in tabel 2.1 in volgorde van aanwezigheid vermeld. Tabel 2.1: Toegepaste voorzieningen energiebesparing in percentages, n=1013 Voorziening % isolatie van muren en glas 74 spaarlampen 51 isolatie van leidingen 43 dakisolatie 40 HR-ketel 39 andere maatregelen 8 geen maatregelen 10 weet niet 2 Isolatie van muren en glas en spaarlampen worden het meest genoemd en dakisolatie en HR-ketel relatief het minst. Uit de antwoorden is een nieuwe variabel geconstrueerd die in drie klassen aangeeft of de woning goed, matig of slecht is voorzien van energiebesparende voorzieningen. De verdeling over deze variabel ziet er als volgt uit: 34% is goed voorzien (5 of 4 voorzieningen), 32% is matig voorzien (3 of 2 voorzieningen) en 34% is slecht voorzien (1 of 0 voorzieningen). Eigen woningen zijn beter voorzien van energiebesparende voorzieningen dan huurwoningen, evenals woningen van huishoudens met hogere inkomens en uit de hogere sociale klassen. Deze nieuw geconstrueerde variabele zal in de verdere analyse worden meegenomen en worden gerapporteerd daar waar significante verschillen optreden. 2.3 De houding ten aanzien van de milieuproblematiek - 11 -

De houding ten aanzien van de milieuproblematiek (het milieubesef) is gemeten aan de hand van enkele uitspraken 2. Op elke uitspraak kon de respondent reageren middels een vierpuntsschaal van helemaal mee eens tot helemaal niet mee eens. De resultaten zijn zogenaamde gemiddelde somscores die zijn gebaseerd op de waarden van de schaal. Hoe meer men het met de uitspraak eens is hoe hoger de gemiddelde scores. De hoogste theoretische waarde is een 4, de laagste een 1. Een score van 2.5 is het gemiddelde op een schaal van 1 t/m 4. De weet niet antwoorden worden niet in de score berekend. Van alle scores boven 2.5 kan worden gezegd dat van de personen die een mening hebben meer dan de helft het met de uitspraak eens is. In de laatste kolom van tabel 2.2 de afwijkende scores van enkele analysegroepen vermeld. Tabel 2.2: Het milieubesef in percentages, n=1013 Uitspraken Ik ben bereid extra belasting te betalen voor de milieuproblematiek De aandacht voor het broeikaseffect is sterk overdreven De milieuvervuiling wordt wel wat overtrokken Milieu en natuur mogen mij geen geld kosten Artikelen in kranten of tijdschriften lees ik altijd Ik praat met anderen over milieuonderwerpen Gemiddelde Afwijkende scores score 2.53 18-34 jr. 2.65 (+) 2.37 18-44 jr. 2.25 en 2.26 (-) 2.45 18-44 jr. 2.26 en 2.31 (-) 2.06 weinig of geen onderscheid 2.55 45 jr. en ouder 2.57 en 2.69 (+) 2.70 weinig of geen onderscheid Het zijn vooral de jongere respondenten (18-44 jaar) die een hoger milieubesef hebben dan de ouderen. 2.4 De bekendheid met groene energie De bekendheid met het begrip groene energie is relatief hoog. 70% heeft hier wel eens van gehoord. Dit zijn met name mannen (81%), respondenten uit de sociale klassen A/B1 (77%), respondenten met eigen woningen (75%), respondenten met woningen met relatief veel energiebesparende voorzieningen (76%) en respondenten met een inkomen van ƒ 3500,= tot ƒ 5500,= (79%). 2 Deze schaal is gehanteerd in het Tijdsbestedingsonderzoek, SCP, 1995 en ontwikkeld door het Instituut voor Milieuvraagstukken van de VU. - 12 -

Gevraagd naar wat men onder groene energie verstaat laat in tabel 2.3 de volgende antwoorden zien. Tabel 2.3: De inhoud van het begrip groene energie in percentages, n=709 Begrip groene energie % Milieuvriendelijke energie 34 Energie die door zonnecellen, windmolens e.d. wordt opgewekt 19 Energie die wordt gewonnen/geproduceerd uit milieuvriendelijke bronnen 17 Windmolens 14 Zonnestroom 8 Zonneboilers 6 Waterkracht 4 Biomassa 1 Passieve zonne-energie 1 Duurzame energie 3 Ander begrip dat juist is 1 Ander begrip dat onjuist is 6 weet niet 12 Uit nadere analyse waarbij ook de bekendheid wordt gerekend na de introductie van het begrip groene energie bleek dat van de totale steekproef 87% van de respondenten spontaan of geholpen bekend is met groene energie. Mannen (92%), de leeftijdsgroep 35-44 jaar (91%), respondenten met een eigen woning (92%) en respondenten met woningen met relatief veel energiebesparende voorzieningen (meer dan 90%). 2.5 De houding ten aanzien van groene energie Evenals het milieubesef is ook de houding ten aanzien van groene energie middels uitspraken gemeten. Op deze uitspraken konden de respondenten reageren door middel van een vierpuntsschaal van helemaal mee eens tot helemaal mee oneens. Met de antwoorden op deze stellingen zijn gemiddelde scores berekend. In afwijking van de presentatie van het milieubesef geven wij in de tabel 2.4 ook de percentages eens (een samentrekking van helemaal mee eens en mee eens ) en de percentages oneens (een samentrekking van mee oneens en helemaal mee oneens ). Tevens wordt in deze tabel de percentages weet niet weergegeven. - 13 -

Tabel 2.4: De houding ten aanzien van groene energie in percentages en gemiddelde scores, n=1013 Uitspraken eens oneens weet niet gem. score Groene energie is schone energie 81 8 11 3.07 Groene energie is duur 58 29 13 2.76 De levering van groene energie is betrouwbaar 41 16 43 2.75 Groene energie is belangrijk voor de toekomst 91 4 5 3.20 Groene energie geeft duidelijk aan wat men ermee bedoeld 73 24 3 2.84 Van de feiten dat groene energie schone energie is en dat het belangrijk is voor de toekomst is vrijwel iedereen overtuigd. Ook dekt het begrip groene energie voor een belangrijk deel van de respondenten de lading. Echter meer dan de helft van de respondenten denkt dat groene energie dure energie is en relatief veel respondenten weten niet of de levering betrouwbaar is. Enkele analysegroepen geven het volgende beeld: 18-34 jarigen vinden groene energie minder duur: gemiddelde score 2.63; hoe meer men voor de energierekening betaald hoe duurder men groene energie vindt: gemiddelde score 2.77 (bij ƒ 100,= of minder per maand) tot 3.00 (bij ƒ 500,= en meer per maand; huishoudens met een hoog maandinkomen (ƒ 5500,= en meer) vinden groene energie minder duur: gemiddelde score 2.61; personen die (voor het interview) niet met groene energie bekend waren, vinden de levering meer betrouwbaar: gemiddelde score 2.85; 2.6 Het gebruik van groene energie De maandelijkse energierekening Omdat het gebruik van groene energie -en verder in de analyse de vraag naar groene energie- mogelijk afhankelijk is van de hoogte van de maandelijkse energierekening is eerst deze maandelijkse rekening geïnventariseerd. Dan blijkt dat 53% van de huishoudens tussen ƒ 100,= en ƒ 300,= betaalt, 11% tot ƒ 100,= en 12% meer dan ƒ 300,=. Opvallend is dat 25% van de respondenten niet weet wat de maandelijkse energierekening is. De ontvangst van groene energie Ruim 6% van de huishoudens ontvangt groene energie in huis, te onderscheiden in 1% zelf geproduceerd en 5% via het energiebedrijf. Gezien het lage percentage dat via het energiebedrijf groene energie ontvangt, worden er geen significante verschillen tussen analysegroepen gevonden. - 14 -

Van de 41 huishoudens die groene energie via het energiebedrijf ontvangen, zegt 27% dat dit een deel van het elektriciteitsverbruik is en 37% dat dit het gehele elektriciteitsverbruik betreft. Het is opvallend dat eveneens 37% niet weet of het een deel of het totale elektriciteitsverbruik betreft. De antwoorden op de vraag naar een zuiverder beeld -het werkelijke deel of het aantal kwh dat men van het energiebedrijf ontvangt- geeft vanwege het beperkte aantal respondenten (11) geen betrouwbaar beeld. De reden dat men slechts een deel ontvangt, zijn voornamelijk de kosten die daarmee gemoeid zijn. 2.7 De voorkeur voor soort groene energie Aan de respondenten werden een aantal vormen van groene energie voorgelegd en per vorm gevraagd of men hier positief of negatief tegenover stond. In tabel 2.5 staan de voorkeuren weergegeven. Tabel 2.5: Voorkeuren vormen van groene energie in percentages, n=1013 Vorm groene energie Positief Negatief Neutraal Weet niet Energie uit waterkracht 89 1 7 3 Energie uit zonnepanelen 88 4 6 2 Energie uit windmolens 85 4 9 2 Energie uit een zonneboiler 82 4 9 5 Energie uit afval 77 7 13 3 Energie uit biomassa 69 7 16 8 Tegenover alle genoemde bronnen van groene energie staat men (zeer) positief, hoewel energie uit afval en biomassa een wat meer neutrale houding opwerpen dan de andere energiebronnen. Als we de achtergrondvariabelen in de analyse betrekken blijkt het volgende: vrouwen staan minder positief tegenover energie uit waterkracht dan mannen (87% versus 92%); respondenten uit de sociale klasse A/B1 staan positiever tegenover waterkracht dan respondenten uit de sociale klasse C/D (91% versus 86%); vrouwen staan positiever tegenover energie uit windmolens dan mannen (87% versus 82%); respondenten uit de sociale klasse A/B1 staan positiever tegenover zonneboilers dan respondenten uit de sociale klasse C/D (85% versus 77%); mannen staan positiever tegenover energie uit biomassa dan vrouwen (75% versus 64%); respondenten uit de sociale klasse A/B1 staan positiever tegenover energie uit biomassa dan respondenten uit de sociale klasse C/D (73% versus 70%). - 15 -

2.8 De vraag naar groene energie De vraag naar groene energie kan nauw samenhangen met de prijs die men er voor moet betalen, de houding tegenover groene energie en mogelijk enkele achtergrondkenmerken. Allereerst werd de respondent voorgerekend dat hij ongeveer ƒ 8,= (dit is de gemiddelde prijs) per maand meer zou moeten betalen om zijn totale elektriciteitsverbruik uit groene energie te betrekken. Waarna de vraag werd gesteld of hij bereid was dit te doen. Dan blijkt 45% van de respondenten die momenteel geen groene energie afnemen of maar een deel van hun verbruik afnemen dit te willen doen. Om deze groep nader uit te tekenen sommen we de volgende kenmerken van deze groep op: de groep bestaat uit meer jonge dan oude respondenten; de groep bestaat uit meer respondenten uit de sociale klasse A/B1 dan uit de sociale klasse C/D; de groep bestaat voor een belangrijk deel uit respondenten die reeds met groene energie bekend waren; de groep bestaat uit meer respondenten van huishoudens met een hoger dan met een lager inkomen. 38% wil geen ƒ 8,= per maand aan groene energie besteden en 16% weet het (nog) niet. De groep die geen ƒ 8,= aan groene energie wil besteden kan als volgt worden gekenschetst: meer oude dan jonge respondenten; meer mannen dan vrouwen; meer respondenten uit de sociale klasse C/D dan uit de sociale klasse A/B1; meer respondenten die tot ƒ 100,= per maand aan energiekosten kwijt zijn; meer 1 tot 2-persoonshuishoudens; meer respondenten met een lager inkomen. Aan de respondenten die niet bereid zijn om voor ƒ 8,= per maand al hun elektriciteit als groene energie af te nemen werd naar de reden hiervoor gevraagd. In tabel 2.6 staan de redenen weergegeven. Tabel 2.6: Redenen om alle elektriciteit niet als groene energie af te nemen in percentages, n=541 Redenen % Te duur 44 Weet niet hoe het moet 6 Heb nooit gehoord dat dit kan 6 Gelooft er niet in 5 Te oud / wil geen verandering 4 Wil eerst goed overleggen 3 Andere redenen 22 De reden dat het te duur is wordt voornamelijk naar voren gebracht door respondenten met een lager inkomen en die wonen in een huurhuis. - 16 -

Aan de 237 respondenten die aangaven ƒ 8,= per maand te duur te vinden, is gevraagd of men voor minder dan ƒ 8,= per maand groene energie zou willen betrekken en voor hoeveel gulden dat dan is. Uit tabel 2.7 blijkt dat 66% van deze groep er niets voor wil betalen en dat 17% niet weet wat men ervoor over zou hebben. De bedragen die wel worden genoemd staan in de volgende tabel. Tabel 2.7: De extra bedragen voor groene energie minder dan ƒ 8,= in percentages, n=237 Bedrag % 1 gulden 1 2 gulden 5 3 gulden 3 4 gulden 5 5 gulden 3 6 gulden * 7 gulden 1 Niets 66 Weet niet 17 Het gemiddelde bedrag dat men (n=42) per maand aan groene energie zou willen besteden is ƒ 3,50. Hiermee kan ongeveer de helft van de het elektriciteitsverbruik uit groene energie worden betrokken. Aan deze respondenten (n=42) die tussen 1 en 7 gulden extra per maand over hebben voor groene energie is gevraagd of zij een deel van hun elektriciteitsverbruik uit groene energie zouden willen betrekken en daarvoor met het energiebedrijf contact op zouden willen nemen. Van deze 42 respondenten zijn er 22 dit willen doen en 4 respondenten zou voor het door hun genoemde bedrag hun totale elektriciteitsverbruik uit groene energie willen betrekken. Als we deze uitkomsten nader beschouwen kan worden geconcludeerd dat -behalve de huishoudens die reeds (ten dele) groene energie ontvangen- nog 47% van de huishoudens die nu nog geen groene energie ontvangen eventueel bereid zijn groene energie (ten dele) af te nemen. Het is mogelijk dat de 466 respondenten die verklaarden bereid te zijn ƒ 8,= per maand extra te besteden aan groene energie meer dan ƒ 8,= zouden willen betalen. Bij deze respondenten is geïnventariseerd welk bedrag zij meer per maand voor groene energie zouden willen betalen dan ƒ 8,=. In tabel 2.8 zijn deze bedragen opgenomen. Uit de gegevens in deze tabel blijkt dat een belangrijk deel meer dan ƒ 8,= per maand zou willen besteden. Tabel 2.8: Meer dan ƒ 8,= per maand voor groene energie in percentages, n=466-17 -

Bedrag % 9 gulden 3 10 gulden 23 11 gulden 1 12 gulden 4 13 gulden 1 14 gulden 5 15-20 gulden 21 20 gulden en meer 13 Wil niets extra s betalen 12 Weet niet 16 Het gemiddelde bedrag dat de 336 respondenten extra aan groene energie willen besteden is meer dan ƒ 14,=. 2.9 De verplichting om groene energie af te nemen De overheid onderzoekt momenteel de mogelijkheid om 10% van het elektriciteitsverbruik verplicht als groene energie op te leggen, waarvoor ook extra moet worden betaald. Aan alle respondenten werd gevraagd of men buiten deze verplichting nog extra groene energie zou willen afnemen. Bij de vraag aan de respondenten werd om praktische reden niet verteld wat de kosten van 10% groene stroom zijn. 30% van de steekproef wil wel extra groene stroom afnemen, 54% niet en 18% weet het niet of zij naast de verplichting nog groene energie zouden afnemen. Met name de jongeren van 18-34 jaar (42%), respondenten uit de sociale klasse A/B1 (31%), respondenten met een maandelijkse energierekening tot ƒ 100,= en respondenten met een maandelijks gezinsinkomen van meer dan ƒ 3500,= (minstens 34%) zouden wel extra groene energie afnemen. Het gaat dan om de volgende percentages extra: Tabel 2.9: De extra percentages groene energie bovenop de eventueel verplichte 10% in percentages, n=283 Percentages extra groene energie % 1-10 procent 11 11-20 procent 10 21-30 procent 5 31-40 procent 10 41-50 procent 13 een hoger percentage 28 weet niet 23 Van het deel van de steekproef (n=283) dat boven de verplichte 10% nog eens extra groene energie zou willen afnemen geeft 77% zelfs daarbij een percentage aan. - 18 -

Aan alle respondenten (n=1013) is gevraagd wat men vindt van de maatregel dat de overheid 10% groene energie zou verplichten. 43% vindt dit een (heel) goed idee en 52% wijst een dergelijke verplichting af. Het profiel van de groep respondenten die het een goed idee vindt, lijkt enigszins op de profielen van de groepen die groene energie willen ontvangen of er meer voor willen betalen, namelijk: jongeren van 18-34 jaar en respondenten uit de sociale klasse A/B1. 2.10 De leverancier van groene energie Naast de afname van groene energie via het energiebedrijf kan men ook zelf groene energie opwekken met behulp van zonnepanelen of een zonneboiler. 52% van de steekproef prefereert een afname van het energiebedrijf, 30% geeft de voorkeur aan het zelf opwekken, 14% heeft geen voorkeur en 4% weet het niet. Jongeren van 18-34 jaar (59%) geven met name de voorkeur aan levering via het energiebedrijf evenals de respondenten die werkelijk bereid zijn groene energie af te nemen (64%). Ook is gevraagd of men de voorkeur heeft voor opwekking van groene energie in het buitenland in plaats van in eigen land. 62% geeft de voorkeur aan Nederland, slechts 5% aan het buitenland, 30% heeft geen voorkeur en 4% kan geen voorkeur aangeven. Het opwekken in Nederland wordt met name aangegeven door respondenten van 45-64 jaar (68%), vrouwen (67%), respondenten die groene energie via het energiebedrijf willen ontvangen (65%), respondenten uit de sociale klasse C/D (67%) en respondenten die de verplichting van 10% afname een goed idee vinden (66%). 2.11 De controle op de levering Momenteel wordt door het Wereld Natuur Fonds gecontroleerd of er niet meer groene energie wordt geleverd dan er wordt opgewekt. De vraag die aan de respondenten is voorgelegd betreft de betrouwbaarheid van het WNF in deze. 75% vindt het WNF in deze (zeer) betrouwbaar en 9% (zeer) onbetrouwbaar; 15% heeft hier geen oordeel over. Met name de respondenten die groene energie van hun energiebedrijf willen ontvangen (met 81%), vrouwen (met 79%) en respondenten die bereid zijn groene energie af te nemen (met 80%) vinden het WNF een betrouwbare controleur. Gevraagd naar mogelijke alternatieve controleurs levert een scala aan instellingen op. Onder meer worden genoemd: de overheid (38%); een accountantskantoor (8%); Greenpeace (4%) en een zogenaamde onafhankelijke instelling (3%). 2.12 Het subsidiëren door de overheid - 19 -

80% van de steekproef is het er (helemaal) mee eens dat de overheid groene energie subsidieert, 14% vindt dat de overheid dat niet moet doen en 6% weet het niet. Met name vrouwen zijn het er mee eens (85%) evenals de respondenten die de verplichting van 10% afname een (heel) goed idee vinden (90%). Een belangrijk deel van de steekproef (83%) vindt het (zeer) belangrijk dat de overheid in een reclamecampagne voor groene energie zich als subsidiënt afficheert. - 20 -