Leerstijlentest van Kolb Richard Van WP16.c David Kolb onderscheidt vier gedragingen en vier bijhorende leerstijlen. Doener, vertonen een combinatie van actief experimenteren en concrete ervaring. Ze hebben een voorkeur voor situaties waarin ze zo snel mogelijk aan de slag kunnen en leren het best wanneer er ruimte is voor oefenmomenten. De leerprocessen die doeners hanteren, steunen vooral op gissen en missen. Dromer, zij hebben een voorkeur voor concrete ervaring en overdenkende observatie. Ze zoeken leersituaties op waarin zij zelf kunnen meemaken hoe iets in de praktijk uitpakt. Zij hebben de neiging problemen van alle kanten te bekijken en zien steeds weer nieuwe ingangen en oplossingen. Dromers leren heel snel via identificatie. Denker, combineren het overdenkende observatie en abstracte begripsvorming. Zij zijn het liefst bezig met het vertalen van observaties in hypothesen en theorieën. Ze kunnen goed redeneren en zijn graag intellectueel bezig. Ze werken graag zelfstandig om de gelegenheid te krijgen zelf eerst een beeld te vormen van de theorie. Beslisser, zijn goed in en hebben een voorkeur voor abstracte begripsvorming en actief experimenteren. Zij gaan het liefst theorieën uitproberen in de praktijk en in experimenten. Ze nemen initiatief en durven experimenteren. Bij het hanteren van een probleem gaan zij deductief en probleemoplossend te werk. Ze functioneren optimaal als zij een leertaak kunnen beginnen met kennisname van duidelijk en beknopt geformuleerde regels en principe, die zij dan in een oefensituatie kunnen verwerken.
Mijn test Hieronder staan de vragen die tot de uitslag van de test hebben geleid. 1. a. Je zoekt naar verschillen en onderscheidingen. b. Je wilt in eerste instantie eens uitproberen. c. Je voelt jezelf erbij betrokken. d. Je bent gericht op het nut voor praktische oefening. 2 1 3 4 2. a. Je laat de dingen op je af komen ongeacht wat het is. b. Je bent vooral gericht op wat relevant is. c. Je analyseert de situatie. d. Je kent geen waarde-oordelen toe, je kiest niet voor bepaalde standpunten. 2 3 4 1 3. a. Je let vooral op wat je zelf ervaart en voelt. b. Je kijkt vooral, je let op hetgeen je gewaar wordt. c. Je denkt er vooral over na. d. Je bent vooral bezig, je wilt er iets aan doen. 1 2 3 4 4. a. Je neemt dingen zoals ze zijn. b. Je neemt risico s met wat je doet of zegt. c. Je kent waarde-oordelen toe. d. Je probeert je steeds sterk bewust te zijn van wat er gebeurt. 1 4 2 3
5. a. Je gaat vooral intuïtief te werk. b. Je bent vooral gericht op resultaten. c. Je probeert in eerste instantie logisch te denken. d. Je stelt jezelf vooral vragen. 2 4 3 1 6. a. Je vindt abstractie en begripsvorming belangrijk. b. Je kijkt en luistert vooral. c. Je hebt voorkeur voor het concrete. d. Je bent vooral actief en praktisch bezig. 1 3 2 4 7. a. Je bent met name op het heden, het hier en nu gericht. b. Je laat eerst alles nog eens door je hoofd gaan en denkt erover na. c. Je bent met name gericht op wat er nog gaat (zal) gebeuren. d. Je bent vooral pragmatisch ingesteld. 2 3 1 4 8. a. Je bent vooral gericht op het opdoen van ervaringen. b. Je bent vooral luisterend en kijkend gegevens aan het verzamelen. c. Je brengt vooral verschijnselen onder in een samenhangend begrippenkader. d. Je bent vooral ideeën en vermoedens aan het toetsen en experimenteert met je gedrag in situaties. 4 2 1 3 9. a. Wat er gebeurt, beleef je vooral gevoelsmatig en intens. b. Je houdt bij voorkeur enige afstand t.a.v. wat er gebeurt. c. Je benadert wat er gebeurt met name verstandelijk. d. Je bent actief medeverantwoordelijk voor wat er gebeurt. 1 2 3 4
Score Vraag 1 X 1 X 4 2 2 X 4 X 3 1 2 3 4 4 1 X 2 X 5 2 X 3 X 6 X 3 X 4 7 2 3 X 4 8 4 2 1 3 9 X 2 3 4 Totaal 12 13 16 23
Conclusie Volgens de diagram ben ik zowel een doener als een beslisser. Voor een grote deel klopt deze resultaten wel. Graag wil ik vaak actief experimenteren om te kijken hoe een bepaald probleem opgelost kan worden. Zelf zie ik mijzelf ook meer als een denker. Ik denk en analyseer eerst iets hoe een probleem moet worden aangepakt.