P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet 978-90-01-83406-7. Zutekouw / van Oort



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:GHARN:2006:AY5993

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

Hoge Raad der Nederlanden

P. Kruit, C. Loonstra en E. van Vliet

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

ECLI:NL:RBUTR:2008:BD1278

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:CRVB:2015:196

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

uitspraak van de week

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2007:BA6231

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4216

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

Uitleg van de werkingssfeer van cao s CAO S IN DE PRAKTIJK. Workshop. Mr. dr. Esther Koot-van der Putte

Loondoorbetaling na 104 weken ziekte

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:GHSGR:2004:AR5351 Gerechtshof 's-gravenhage Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C03/1510 KA KG

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

Ambulancezorg Nederland, hierna te noemen de werkgeversvertegenwoordiging, enerzijds

» Samenvatting. JAR 2012/183 Gerechtshof 's-gravenhage 5 juni 2012, /01. ( mr. Mellema mr. Van Coeverden mr.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ5210

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBDOR:2011:BW2567

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

Hoge Raad , BJN , (Sietses/Sneek)

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

I n z a k e: T e g e n:

Water in wijn: de wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid

Inleiding in het ontslagrecht

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

3. De brief met bijlagen van Consument van 12 februari 2010

ECLI:NL:RBLEE:2007:BB5165

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

Casus 9 Passief roken

LJN: BW2572,Sector kanton Rechtbank Dordrecht, CV EXPL

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

de besloten vennootschap met beperkte aanprakelijkheid gevestigd te Hoofddorp, gedaagde partij, gemachtigde: mr. M.A.M. Lem.

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen 2008

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris)

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ECLI:NL:CRVB:2016:1273

Hoge Raad , BJN , (Den Haan/The Box Fashion)

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

IN NAAM DER KONINGIN

ECLI:NL:GHARL:2016:3541

1 Arbeidsovereenkomst

zaak.nummer rechtbank Amsterdam : \ CV EXPL arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 december 2016

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

ECLI:NL:RBROT:2016:229

Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Consument heeft met het door haar ondertekende

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

een bad hair day? De Billijke vergoeding:

UITKERINGSVERORDENING vrijwillig vervroegd uittreden.

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:416, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:752, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBAMS:2017:2373

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

ECLI:NL:RBZWO:2003:AN9008

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:HR:2014:156. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00392

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken

ECLI:NL:CRVB:2015:3138

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz

2. Conclusie Op grond van al het vorenstaande kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Wij verzoeken Uw Raad daarom de uitspraak van het Hof te

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:CRVB:2017:221

ECLI:NL:RBHAA:2009:BM7588

ECLI:NL:CRVB:2017:1859

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict

Transcriptie:

Rechtspraak Instantie Hoge Raad Datum 14 maart 2008 Vindplaats LJN BC6699 Naam Zutekouw / van Oort Essentie uitspraak: Een wegens ziekte arbeidsongeschikte werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling als de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt (artikel 7:629 lid 3 sub a BW). Werkgever en werknemer, dan wel cao-partijen, kunnen het verlies van het recht op een bovenwettelijke, contractuele suppletie verbinden aan ook andere gedragingen van de werknemer dan die als opzet op het ontstaan van de ziekte zijn aan te merken (bijvoorbeeld schuld of toedoen). Dit geldt niet voor de wettelijk gewaarborgde minimumuitkering ex artikel 7:629 lid 1 BW. 3. Beoordeling van de middelen 3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) Zutekouw is sinds 7 maart 1995 als chauffeur in dienst bij Van Oort. (ii) Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de CAO voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de CAO) van toepassing. Art. 12 van de CAO, zoals die tot en met 31 maart 2003 heeft gegolden, bepaalde, voor zover in cassatie van belang: "Algemeen Het bepaalde onder A in dit artikel is een aanvulling op de wettelijke loondoorbetalingsverplichting krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek. A. Loon bij arbeidsongeschiktheid 1. a. Tenzij schriftelijk gunstiger voorwaarden overeengekomen zijn, is, wanneer de werknemer ten gevolge van arbeidsongeschiktheid verhinderd is zijn arbeid te verrichten behalve indien de arbeidsongeschiktheid door zijn schuld of toedoen veroorzaakt is (...) de werkgever verplicht om over de dagen waarop de werknemer ten gevolge van arbeidsongeschiktheid (waaronder te verstaan ziekte en ongeval) verhinderd is zijn arbeid te verrichten, het nettoloon te betalen. (...) e. In geval van arbeidsongeschiktheid wordt onder loon in de zin van dit artikel verstaan het nettoloon, vastgesteld op basis van het functieloon verhoogd met het bedrag dat de betrokken werknemer gemiddeld gedurende de periode van 52 weken voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid heeft genoten aan overuren (met een maximum van Praktisch Socialezekerheidsrecht Rechtspraak 1

15 overuren per week) (...). Het bovenstaande wil zeggen, dat de werknemer een uitkering zal worden toegekend tot het hierboven omschreven nettoloon (maximaal dagloon ZW). (...)." Deze en andere bepalingen van de CAO zijn bij besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 maart 2001, Bijvoegsel Stcrt. 2001, 51, voor de periode van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2003 algemeen verbindend verklaard. Art. 12 van de CAO komt inhoudelijk overeen met art. 16 van de CAO, zoals die vanaf 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 gold. (iii) Zutekouw is regelmatig gedurende langere perioden arbeidsongeschikt geweest, als gevolg van blessures die hij tijdens het (zaal)voetballen had opgelopen. In de periode van juni 2000 tot en met augustus 2004 is dat gedurende omstreeks 24 maanden het geval geweest. Tijdens het grootste deel van de perioden waarin hij arbeidsongeschikt was, is Zutekouw op arbeidstherapeutische basis werkzaam geweest. (iv) Van Oort heeft Zutekouw een aantal malen duidelijk gemaakt dat zij wenste dat hij zou stoppen met (zaal)voetballen, onder meer bij brieven van 17 juni 2002 en 21 januari 2003. In eerstgenoemde brief heeft Van Oort Zutekouw te kennen gegeven dat zij overwoog, indien Zutekouw opnieuw langdurig arbeidsongeschikt zou raken ten gevolge van een sportblessure, het ziekengeld niet aan te vullen. (v) Nadat Zutekouw op 25 februari 2003 weer arbeidsongeschikt was geraakt als gevolg van een bij het voetballen opgelopen knieblessure, heeft Van Oort hem op 26 februari 2003 schriftelijk medegedeeld hem gedurende zijn arbeidsongeschiktheid geen salaris te zullen betalen, omdat de arbeidsongeschiktheid door schuld of toedoen van Zutekouw was veroorzaakt. Uiteindelijk heeft Van Oort aan Zutekouw over de periode van 25 februari 2003 tot en met 23 maart 2003 wel het basisloon en het vakantiegeld daarover betaald. (vi) Vanaf 24 maart 2003 was Zutekouw op arbeidstherapeutische basis werkzaam en heeft Van Oort hem het basisloon, vermeerderd met het loon over het in art. 12 van de CAO bedoelde gemiddeld aantal overuren, betaald. (vii) Sinds januari 2005 is Zutekouw volledig arbeidsgeschikt. Sedert zijn laatste arbeidsongeschiktheid voetbalt hij niet meer. 3.2.1 Zutekouw vordert in dit geding, kort gezegd, het onbetaald gebleven gedeelte van zijn volledige netto-loon, vermeerderd met de vergoeding over het gemiddeld aantal overuren dat hij in de voorafgaande 52 maanden betaald heeft gekregen, een en ander overeenkomstig de CAObepalingen, bedoeld hiervoor in 3.1 onder (ii). De hiervoor onder 1 weergegeven reconventionele vordering baseert Van Oort, voor zover in cassatie van belang, op haar stelling dat Zutekouw zijn arbeidsongeschiktheid opzettelijk heeft veroorzaakt in de zin van art. 7:629 lid 3 BW, althans dat zijn arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door zijn schuld of toedoen in de zin van de eerderbedoelde bepalingen van de Praktisch Socialezekerheidsrecht Rechtspraak 2

CAO. 3.2.2 De kantonrechter heeft de vordering van Zutekouw (grotendeels) toegewezen en die van Van Oort afgewezen. Het hof heeft dat vonnis, zowel in conventie als in reconventie, vernietigd, de vordering van Zutekouw afgewezen en die van Van Oort in zoverre toegewezen dat het voor recht heeft verklaard dat Van Oort, bij arbeidsongeschiktheid van Zutekouw ten gevolge van (zaal)voetbal, slechts gehouden is hem loon te betalen op de voet van art. 7:629 BW, exclusief de aanvullingen als bedoeld in art. 12 dan wel 16 van de CAO. Het heeft daartoe, voor zover in cassatie van belang, de volgende uitgangspunten gehanteerd. Met art. 12 A lid 1, onder a en e, van de CAO is ten gunste van Zutekouw als werknemer afgeweken van het bepaalde in art. 7:629 BW, zoals lid 9 toestaat, door opneming van een aanvulling op de in lid 1 neergelegde wettelijke verplichting tot loondoorbetaling. Een dergelijke aanvulling mogen CAO-partijen afhankelijk stellen van voorwaarden en zij mogen ook overeenkomen dat de werknemer in bepaalde gevallen daarop geen aanspraak heeft. De uitsluitingsgrond van art. 12 A lid 1, onder a, mag afwijken van die van art. 7:629 lid 3, onder a. (rov. 5.11). Voorts, dat als vaststaand moet worden aangenomen dat de langdurige arbeidsongeschiktheid van Zutekouw, bedoeld hiervoor in 3.1 onder (iii), is veroorzaakt door (zaal)voetbal. Vervolgens heeft het hof onderzocht of de arbeidsongeschiktheid van Zutekouw in de periode waarover hij suppletie vordert, is veroorzaakt door zijn opzet - welke vraag het ontkennend heeft beantwoord, zodat de door Van Oort primair in reconventie gevorderde verklaring voor recht niet voor toewijzing in aanmerking kwam (rov. 5.16-5.17) - dan wel door zijn schuld of toedoen in de zin van art. 12 CAO. Dit laatste is naar het oordeel van het hof wel het geval geweest. Het overwoog daartoe dat voor 'schuld of toedoen' in de zin van de CAO vereist is dat Zutekouw een (rechtens) relevant verwijt van het ontstaan van zijn arbeidsongeschiktheid kan worden gemaakt en dat daarbij van belang is dat Zutekouw redelijkerwijs heeft moeten voorzien dat zijn sportbeoefening tot arbeidsongeschiktheid zou kunnen leiden en heeft nagelaten maatregelen te treffen die dat zouden kunnen voorkomen, hoewel dat in zijn vermogen lag. Het hof heeft voorts in zijn overwegingen betrokken dat zaalvoetbal (een van) de meest risicovolle sport(en) is wat betreft de kans op blessures, dat gesteld noch gebleken is dat de herhaalde en langdurige arbeidsongeschiktheid van Zutekouw een andere oorzaak dan (zaal)voetbal heeft gehad, dat Zutekouw, die vaker dan de gemiddelde sporter met blessures door zaalvoetballen is geconfronteerd, wist dat die sport in zijn geval kennelijk een groter dan normaal risico op arbeidsuitval meebracht en dat Van Oort Zutekouw herhaalde malen, tevergeefs, heeft verzocht zijn keuze voor (zaal)voetbal te heroverwegen en hem heeft gewezen op de nadelige financiële consequenties die een nieuwe arbeidsongeschiktheid ten gevolge van (zaal)voetbal zou kunnen hebben. (rov. 5.18-5.26). 3.3 Het eerste middel richt zich tegen rov. 5.11 en betoogt dat het hof ten onrechte voor uitsluiting van de suppletie van art. 12 A CAO een andere maatstaf van toepassing acht dan enkel opzet, als neergelegd in art. 7:629 Praktisch Socialezekerheidsrecht Rechtspraak 3

lid 3, onder a. Deze klacht faalt. Dat laatstgenoemde wetsbepaling de werknemer het recht op doorbetaling van het in art. 7:629 lid 1 bedoelde gedeelte van zijn loon bij arbeidsongeschiktheid ontzegt ingeval de ziekte door zijn opzet is veroorzaakt, belet niet dat werkgever en werknemer, dan wel CAO-partijen, het verlies van het recht op een bovenwettelijke, contractuele suppletie op de wettelijk gewaarborgde minimumuitkering verbinden aan ook andere gedragingen van de werknemer dan die als opzet op het ontstaan van de ziekte zijn aan te merken. Dat de in de CAO overeengekomen grond voor het vervallen van de aanspraak op suppletie in strijd komt met enig rechtsbeginsel dat in arbeidsverhoudingen in acht behoort te worden genomen, valt niet in te zien en is door Zutekouw ook niet aan zijn vordering ten grondslag gelegd. Voor zover het middel betoogt dat een andere dan de daarin verdedigde opvatting in strijd komt met het maatschappelijk aanvaarde en in het recht verankerde beginsel van het 'risque social' - het bestaan van een dergelijke rechtsbeginsel daargelaten - miskent het dat de omstandigheid dat art. 7:629 zich niet beperkt tot de risico's van beroepsziekten en -ongevallen niet eraan in de weg staat dat, zoals hier geschied is, de aanspraak op een bovenwettelijke aanvulling contractueel aldus wordt beperkt dat arbeidsongeschiktheid, veroorzaakt door buiten de werksfeer liggende gedragingen of activiteiten van de werknemer, die aanspraak doet vervallen. 3.4 Het tweede middel bestrijdt 's hofs oordeel dat de arbeidsongeschiktheid van Zutekouw door zijn eigen schuld of toedoen is veroorzaakt. Het betoogt in de eerste plaats dat het hof niet heeft vastgesteld dat het Zutekouw om medische redenen was ontraden of verboden om te voetballen en verbindt daaraan kennelijk de klacht dat het Zutekouw daarom vrijstond de wens van Van Oort naast zich neer te leggen zonder dat daaraan de gevolgtrekking mag worden verbonden dat van schuld of toedoen in meerbedoelde zin sprake is. Voorts klaagt het middel dat het hof het begrippenpaar 'schuld of toedoen' te licht heeft ingevuld omdat het een zekere mate van opzettelijk handelen vereist. Ook dit middel mist doel. Het hof heeft het algemeen verbindend verklaarde art. 12 A lid 1, onder a, van de CAO aldus uitgelegd dat het begrippenpaar 'schuld of toedoen' niet dient te worden gelijkgesteld met opzet, maar inhoudt dat de werknemer een (rechtens) relevant verwijt moet kunnen worden gemaakt. Voor de wijze waarop CAO-bepalingen dienen te worden uitgelegd geldt als uitgangspunt dat de bewoordingen van de CAO-bepalingen en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO, voor zover deze niet uit de CAO-bepalingen en de toelichting daarbij kenbaar zijn, maar op de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de CAO gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden (HR 11 april 2003, nr. C01/248, NJ 2003, Praktisch Socialezekerheidsrecht Rechtspraak 4

430). Mede gelet op het gebruik elders in de CAO van de term 'opzet' - zoals in art. 5 lid 4, onder b, en 19 A, onder a - en de gangbare betekenis van de woorden 'schuld' en 'toedoen', is 's hofs uitleg juist. Het oordeel van het hof dat de keuze van Zutekouw om met (zaal)voetbal door te gaan, hoewel hij wist dat deze sport in zijn geval een groter risico dan normaal op arbeidsuitval meebracht, en deze arbeidsuitval ook al bij herhaling daardoor had plaatsgevonden, en in weerwil van de herhaalde verzoeken van Van Oort aan hem met (zaal)voetbal te stoppen, meebrengt dat de opnieuw als gevolg van sportblessures opgetreden arbeidsongeschiktheid aan zijn schuld of toedoen te wijten is geweest, is onjuist noch onbegrijpelijk. Daaraan doet niet af dat het Zutekouw niet om medische redenen ontraden of verboden was te voetballen, noch dat het voetballen de arbeidssatisfactie van Zutekouw bevorderde, zoals het middel betoogt, overigens zonder te vermelden waar Zutekouw in feitelijke instanties zodanige stellingen heeft betrokken. 3.5 Het derde middel, gericht tegen rov. 5.27 en 5.28, behelst geen zelfstandige klachten, zodat dit het lot van de voorgaande middelen moet delen. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt Zutekouw in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Van Oort begroot op 367,34 aan verschotten en 2.200,-- voor salaris. Praktisch Socialezekerheidsrecht Rechtspraak 5