Kaart 1: Schoer in Limburg



Vergelijkbare documenten
Oudnederlands. < Jan W. de Vries, Roland Willemyns & Peter Burger. Negen eeuwen Nederlands. Amsterdam (1995), p

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Wij willen u vragen niet vooruit te gaan werken/oefenen. Er kan dan verwarring ontstaan bij het kind. Wij willen dit graag voorkomen!

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

De weerwijzer, een compacte weervoorspeller

Bijlage 6. Kaart met ligging TOP- en Natura 2000-gebieden

Undo (ongedaan maken) in Picasa

LES 1 NEDERLANDS EN LATIJN. Onze eigen taal Wanneer je wilt weten hoe onze taal in elkaar zit, moet je eens naar de volgende vijf zinnetjes kijken:

Middenbeemster, Korenmolen De Nachtegaal

Geschiedenis van het Nederlands Hoofdstuk: Duistere eeuwen

GELOOFSVRAGEN EN LEVENSVRAGEN

WES: Informatiebrief en toestemmingsformulier voor whole exome sequencing

OPVOLGVRAGENLIJST - HIV-POSITIEVE MAN

Huiselijk geweld/kindermishandeling

Analyse NVM openhuizendag

Check Je Kamer Rapportage 2014

Heeft God het Kwaad geschapen?

THEMA 3: EEN BIJBELSE MENSVISIE

Over de taal van Blokzijl

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Geschiedenis van het Nederlands. Oudnederlands

Statistieken. Aantal vragen 23. Totaal aantal ingevuld Uw ervaringen met de GGZ in het afgelopen jaar. 1. U bent op dit moment:

1. Onterven. 2. Generatiesprong

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

WIE ZOEKT, DIE VINDT!

Wat kan ik voor u doen?

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Het Adjectief. Wanneer krijgt het adjectief een [-e]?

BASISVRAGENLIJST HIV-POSITIEVE MAN

5,2. Spreekbeurt door een scholier 1862 woorden 26 februari keer beoordeeld. Nederlands

Jezus zoekt ruzie. en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Hoe kunt u angst herkennen? Wanneer reden tot zorg?

Netwerkdiagram voor een project. AON: Activities On Nodes - activiteiten op knooppunten

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Thema 4. Straatmuzikanten

Denken over taal: ontleden #2.0

Hoe maak je een HDR-foto?

je schrijft het woord zoals je het hoort je schrijft het woord zoals je het hoort je schrijft het woord zoals je het hoort

Je eigen dorp en het Stellingwarfs

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

RAPPORTAGE VONDSTMELDING TONGEREN: GROTE MARKT

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie).

ONDERZOEK LANGDURIG ZIEKTEVERZUIM Onder werkgevers klein MKB (2 tot 20 werknemers)

Aan de Schrans in Leeuwarden is één van de meest opvallende orthodontiepraktijken. van Noord-Nederland gevestigd. Daarin werkt

MEE. Ondersteuning bij leven met een beperking. Leren & Werken

Fietsparkeren in Leiden

LIGGING. topografische kaart. ligging in het veld

Spelling & Formuleren. Week 2-7

faculteit der letteren scandinavische talen en culturen Datum Fascinerende fouten Muriel Norde

VOORWOORD. René van Royen

woorden met eer (heer) De /r/ is een plaagletter bij /eer/. volgwoord woorden met oor (oor) De /r/ is een plaagletter bij /oor/.

Tilburg en Kunst. Onderzoek Jongerenpanel Tilburg. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Tilburg. DIMENSUS beleidsonderzoek November 2013

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27

Johannes 20, april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: Juni 2014

KOOPZONDAGEN De mening van burgers en ondernemers

Presentatie Tranzo Zorgsalon 29 november 2012 Christine Kliphuis

Onderzoek Carnaval. Februari 2013

Werken met GIMP Deel 2: Schalen

Johanneskerk, Laren NH 31 december 2015 Psalm 67

Lesbrief nummer 23 december 2015

Waaraan het vlees ontsnapt

Datum -< ;( 7'.I Verseon I Leesmap Weekbericht RIS griffieoverleg

3URHIRSJDYH1HGHUODQGV

Familie aan tafel. Een werkvorm voor individuele coaching of intervisie.

CQ-index Fysiotherapie, Verkorte lijst, versie 2.1

Getuigend christen zijn (1)

Vragen en antwoorden m.b.t. de VRE-bacterie

Heer, U kent mij als geen ander U weet of ik zit of sta en U kent ook mijn gedachten voordat ik iets zeggen ga

Hoe vind ik het juiste boek voor mijn kind?

Goede buren. Startzondag 13 september 2015 m.m.v. Jeugdkoor Joy uit Streefkerk o.l.v. Vincent van Dam

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

1 Delers 1. 3 Grootste gemene deler en kleinste gemene veelvoud 12

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van

Het circulair polarisatiefilter

Thema 10. We ruilen van plek

Evaluatie Nieuwsbrief Duurzame Mobiliteit

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam

Internetpanel Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Resultaten peiling 30: Communicatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Sociale samenhang in Groningen

Als je woorden goed uit wilt spreken, is het belangrijk dat je weet waar een lettergreep begint en waar hij eindigt.

Het vreemde paard van Sinterklaas. door Nellie de Kok

Treinramp. Je koopt wel een ticket. Mensen Wat een drama! De NMBS voor de treinen is wel een Deze keer liep het anders...

Gebieden die bij het Mandinque rijk behoorden zijn o.a. delen van Mali, Ivoorkust, Guinee, Burkina Faso, Senegal, Gambia en Sierra Leonne.

Op de foto is een bord te zien van een doner kebab tent bij het station van hoofddorp. Op dit bord hebben ze geprobeerd te communiceren met de

Ontstoken tandvlees. Voorkom ontstoken tandvlees door een goede mondhygiëne

Als wij dit soort vragen stellen dan gaan wij uit van de talenten en mogelijkheden van cliënten.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Een les rekenen / wiskunde: ontdekkingen aan de schaduw (voorbeeldles hoger onderwijs)

Spojená východoindická společnost. Comenius Státní překlad Bible

Niet bang zijn! God maakt je sterk!

Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde. 1 Korinthe 13 vers 13

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons:

De controverse rond de verhouding tussen de artikelen 126 en 134 van bet RV A-Besluit in bet Iicht van de verschillende interpretatiemethodes

zondag E n g e l s e n N e d e r l a n d s

Neimed Krimpbericht. Ontgroening in Limburg. Maart 2014

ISABEL EN BAS VAN RHIENEN (6)

Transcriptie:

Kaart 1: Schoer in Limburg 6 6 A A A.. A A A A 66 &0 ~ 6 6 6 A A 6 If. {l. 6 6 ~ 0 Schoer WLD-gebied 6 [u:] A [0:] o type schuil 128

Michiel de Vaan Schuilen in Limburg Over sjoel en sjoer 1. Inleiding Mijn onderzoek begint bij de verschillende woorden voor 'bui' in het Limburgs. Het materiaal hiervoor heb ik uit twee verschillende brennen verzameld, namelijk dialectvragenlijsten en dialectwoordenboeken. Dialectvragenlijsten zijn lijsten met vragen die door verschillende universiteiten op verschillende tijdstippen in de 1ge en 20e eeuw zijn samengesteld. Deze lijsten zijn naar zoveel mogelijk plaatsen in Nederland en Belqie verstuurd, om door dialectsprekers te worden ingevuld. Het woord 'bui' bevindt zich op verschillende Iijsten in Amsterdam (op het Meertens Instituut) en in Nijmegen. De Amsterdamse vragenlijst vroeg naar het begrip 'onweersbui'. De precieze vragen waren de volgende: 1. Hoe noemt u slecht weer met bliksem en donkere wolken? 2. Hoe noemt u die donkere wolken? 3. Wat zegt u als u die donkere wolken ziet naderen? 4. Hoe noemt u de bui bij dat slechte weer? 5. Hoe noemt men in uw dialect de bui waarbij men de donder hoort? De meeste antwoorden kwamen op vragen 4 en 5, en hebben dus betrekking op een onweersbui. In de Nijmeegse vragenlijst werd een vertaling gevraagd van het item 'korte regenbui'; daarnaast werd in enkele Brabantse plaatsen naar 'zware regenbui' gevraagd. De gegevens die uit de vragenlijsten naar voren kwamen heb ik voor zover mogelijk aangevuld met de woorden voor 'bui' in de verschillende dialectwoordenboeken en grammaticale beschrijvingen van Limburgse dialecten. Uiteraard levert dit slechts sporadisch een vorm op die niet al bekend was uit de vragenlijsten. Van de verschillende woorden voor 'bui' die door Limburg heen voorkomen zijn er twee die er qua aantal duidelijk bovenuit springen, en die bijna het gehele Limburgse gebied bestrijken. Deze twee woorden zljn; in het westen en noorden van Limburg het woord sjoer of sjoor, in het zuidoosten sjoel. Zie hiervoor kaart 1. De vormen sjoor (of ten westen van de Panninger Zijlijn schoor) en sjoer zijn twee varianten van hetzelfde woord, dat we in het Middelnederlands vinden als schuur of schure. In de moderne standaardtaal bestaat het niet meer, maar het is natuurlijk hetzelfde woord als Duits Schauer en Engels shower 'bui'. Ten oosten 129

Schuilen in Limburg, Over 'sjoel' en 'sjoer', van sjoor en sjoer staan cirkeltjes, die de verspreiding van het type sjoel aangeven. Daarover gaan we het allereerst hebben. 2. Sjoel 'bui' Het gebied waarin sjoel voorkomt beslaat het grootste gedeelte van zuidelijk Nederlands-Limburg en loopt door naar het noorden tot voorbij Roermond. De meest westelijke plaatsen waar we het aantreffen zijn Hunsel en Grathem. In de vragenlijsten werd sjoel vooral gegeven als equivalent van 'bui', vaak met een verduidelijkende toevoeging in het geval van regen- of onweersbui: ein sjoel raegen, raegesjoel, dondersjoel, hommelsjoel. Het woord sjoel houdt geen halt bij de landsgrens. Ook in het aangrenzende Rijnland komt het voor, in een gebied dat precies aansluit bij het Limburgse gebied. Om de verspreiding van sjoel in Duitsland te achterhalen kijken we in het Rheinisches vvortertiucn, waarin de verschillende woorden voor 'regenbui' staan vermeld. Ik heb op basis hiervan een gecombineerd kaartje gemaakt, waarop de Limburgse en Nederrijnse sjoel-gebieden duidelijk als een aaneengesloten geheel tevoorschijn komen; zie kaart 2. We stellen dus vast dat er een samenhangend gebied bestaat waarin sjoel als woord voor 'bui' gebruikt wordt. Wat we nu graag zouden weten is de herkomst van dit woord, de etymologie. Om te beginnen moeten we de oudere vorm van het woord bepalen, het liefst de Germaanse. Dit is niet zo moeilijk. De Limburgse sjkomt overeen met Nederlands sch-, en die gaat terug op een Germaanse *sk-. De oe is lang en in het Limburgs komt hij dan gewoonlijk uit een Germaanse lange *!i; we mogen dus zeggen dat de klinker niet of nauwelijks is veranderd sinds de Germaanse tijd. Oak de I is onveranderd, maar daarachter moet nog een tweede lettergreep zijn gekomen, omdat sjoel vrouwelijk is en meestal stoottoon heeft. Voor een dergelijk vrouwelijk woord reconstueren we als tweede lettergreep een Germaanse *-ff De Germaanse vorm was dus *sk~~'bui'. 3. Schuil 'afdak' Bij welke andere woorden die we al kennen past *skijd? We gaan op zoek naar woorden in andere Germaanse talen en dialecten, die qua vorm passen bij *skgl.. Laten we beginnen bij het Nederlands. De *sk moet met een Nederlandse sch overeenkomen, terwijl een Germaanse *jj (dus een Limburgse oe) meestal overeenkomt met een Nederlandse ui, zoals in huis - hoes, zuipen - zoepen, etc. De I is hetzelfde, en dus zijn we op zoek naar Nederlands... schuil. Dit woord kennen we! Aileen het betekent natuurlijk niet 'bui', maar 'schuil-plaats'. We vinden het in de 130

M. de Vaan Kaart 2: ~111(e) SUL(E) "bui' \! NL B I~ 0-, Maastricht "' ~ Keulen () 131

Schuilen in Limburg. Over 'sjoel' en 'sjoer'. uitdrukkingen schuil gaan, ouder te schuile gaan, en bijvoorbeeld bij Hooft t'schuilloopen. De Middelnederlandse vorm is senate, waarin we nog de stomme e terugvinden van de tweede lettergreep van Germaans *sklil.. Ais los woord kennen we schuil niet meer in de moderne standaardtaal. Wei komen we het overeenkomstige woord nog in verschillende Nederlandse dialecten tegen. In het noordoosten van Nederland is het woord vrij algemeen: Gronings en Drents schoel(e) 'beschutting, luwte', schoel 'hut of tent van den vogelvanger'. In het midden van het land lijkt het woord uitgestorven; vandaar dat we het ook niet meer in de standaardtaal vinden. In het zuidelijke Nederlands heb ik nog hier en daar een vorm aangetroffen, maar veel is het niet: Vlaams schdl 'afdak' in Zelzate en Zaffelare (Oost-Vlaanderen) (zie WVD I, aft. 1, p. 131 en 447), en Brabants schuile in Lichtaart en scneu; in Wuustwezel, beide ook 'afdak' (zie WBD). Er is echter een gebied waarin we een hoge concentratie van schuil-vormen in de betekenis 'afdak' aantreffen, en dat is het zuidwestelijk kwart van Belgisch-Limburg: zie kaart 3. De uitspraak is meestal als een tweeklank, dus schowl of een variant daarvan. Naast de algemene betekenis 'afdak' vinden we ook nog enkele andere agrarische toepassingen, die allemaal op de oorspronkelijke betekenis 'bedekking, beschutting' wijzen: Wimmertingen scheu' 'aardappelkuil' (zie WLD I, afl. 5, p. 50), Vliermaalroot sjow! 'kippenren' (WLD 1.6.80), Overrepen (bij Borgloon) sjawlke 'bijenhal', Mechelen-Bovelingen biejeschowl 'bijenhal' (WLD 1.6.15). We hoeven er niet aan te twijfelen dat het woord *sky'l~ 'afdak, schuilplaats' vroeger in heel het Duits-Nederlandse taalgebied voorkwam. We vinden het in het Fries, namelijk skul, en in het hele Nederduits, dus in het noorden van Duitsland: sjoel(e). Verder naar het zuiden van Duitsland vond ik het zeer zelden, op een veelzeggende uitzondering na: in een 17e eeuws text uit Rheinland-Pfalz staat een Schuhle ofwel Schouhle genoemd, dat 'kasteeltoren' betekent. De klinker au in het Duits komt overeen met de Nederlands ui, vergelijk huts - Haus, zuipen saufen, etc. We mogen dus stellen dat de vorm van Schouhle precies overeenkomt met die van Nederlands schuil. Ook de betekenis van 'uitkijktoren' past mooi: deze heeft zich ontwikkeld uit 'toevluchtstoren', 'beschermde plek'. 132

M. de Vaan Kaart 3: 'Schuil' afdak SCHUlL 'afdak' 133

Schuilen in Limburg, Over 'sjoel' en 'sjoer'. 4. 'Afdak'? 'bui' Laten we even teruggaan naar de Limburgse vormen van sjoe/, die in het oosten en zuidoosten van de provincie voorkomen. Ik heb deze vormen nog eens apart op een kaartje gezet: kaart 4. Direct ten westen van het gebied met sjoel 'bui' vinden we het woord in de betekenis 'afdak' niet. Ais we kaart 3 en 4 over elkaar heen leggen, zien we dat er een gat gaapt tussen het gebied met sjoel = 'bui' en het gebied met schowl = 'afdak'. Toch mogen we zonder meer aannemen dat vroeger het hele Nederlands-Duitse gebied het woord *sk~q 'schuilplaats' heeft gekend. Blijkbaar is het tussen Drente en Zuid-Limburg verdwenen. Wei is overal het werkwoord bewaard dat afgeleid is van *skjjl 'afdak', namelijk schuilen, dat in het Limburgs een -oe- heeft. Dit werkwoord vinden we 66k in het gebied waar sjoel 'bui' betekent: Roermond, Sittard, Heinsberg, Heerlen sjoele. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat in het gebied waar dit werkwoord voorkomt, ook het zelfstandig naamwoord met de betekenis 'afdak' ooit voorkwam. We kunnen daarom zeggen dat het sjoel'bui'-gebied in Limburg en het Rijnland een eiland vormt in een veel groter gebied, namelijk het hele Nederlands en minstens het Nederduits, waar *sk'y.lq in de betekenis 'afdak' voorkwam. In mijn ogen kan dit maar len ding betekenen: de betekenis 'bui' heeft zich ontwikkeld uit de oudere betekenis 'afdak'. Het Limburgs-Rijnlandse gebied laat een latere, nieuwere betekenis van het woord *sky,l. zien. Nu hoor ik u denken: een woord dat zomaar opeens van een betekenis 'afdak' naar een betekenis 'bui' verandert, dat kan toch niet zomaar? Dat Iijkt toch juist het tegenovergestelde? Uiteraard kan het niet zomaar, maar we moeten inderdaad aannemen dat het zonder tussenstappen gebeurd is, en wei door middel van overdrachtelijk woordgebruik. Het gemeenschappelijke element van 'afdak' en van 'bui' is dat van de 'bedekking': een 'afdak' is uiteraard een soort van bedekking, maar een van de kenmerken van een 'bui' is ook dat de hemel bedekt raakt. Sterker nog, in enkele van de dialecten gaven de informanten op dat sjoel niet zozeer de regen of het onweer zelf aangeeft, maar meer de donkere wolken die eraan voorafgaan. Ik stel dus het volgende voor: er was een Germaans woord *skilzq dat 'afdak' betekende. Het heeft deze betekenis in de meeste dialecten behouden, maar in ons Limburgs-Rijnlandse gebied ten oosten van de Maas is het 'bedekte heme!' gaan betekenen, meer in het bijzonder de donkere hemel bij zware regen- of onweersbuien. 134

M. de Vaan Kaart 4: 'Schuil' bui SCHUlL 'bui' 135

Schuilen in Limburg. Over 'sjoel' en 'sjoer'. 5. Schuil 'mondzweren' Er is nag een ander woord dat bij de woorden voor 'afdak' en voor 'bui' hoort, en dat zelfs oak de ul heeft waar we naar op zoek zijn: schuil, een mondziekte bjj paarden of kinderen, die men oak wei met 'spruw' aanduidt. De ziekte bestaat ult een zwelling van het verhemelte en van het tandvlees bij paarden, en uit witte vlekjes op het mondslijmvlies en de tong bij kinderen. In het Nederlands wordt het voor het eerst aangetroffen in de woordenlijst van Kiliaan uit het einde van de 16 e eeuw: schuyl. Hij geeft daarvoor twee vertalingen: 1) morbus quo palatum et gingivae equorum prae nimio sanguine intumescunt 'een ziekte waardoor het verhemelte en het tandvlees van paarden door een teveel aan bloed gaan zwellen', 2) ulcuscula quibus infantium ora ulcerantur 'zweertjes waardoor bij kinderen de mond gaat zweren.' In Duitsland vinden we Middelhoogduits SchOle 'gezwel van het tandvlees', Silezisch schule 'blaasjes in de mond bij kleine kinderen', en in het Zwitsers scniielen 'uitslag krijgen rand de bek, aileen bij schapen'. Dit woord vinden we oak in Limburg; de verspreiding staat op kaart 5. Daaruit blijkt dat schuil'mondzweren' voornamelijk in het westen van Belgisch Limburg voorkomt, maar tach oak op genoeg andere plaatsen am te zeggen dat het algemeen Limburgs was. Overigens verschilt de klinker in dit woord van plaats tot plaats in de Belgisch-Limburgse plaatsen, maar aile vormen komen overeen met de oe van Oostlimburgs sjoel en met Nederlands schuil. De vormen op kaart 5 zijn eigenlijk heterageen. De Belgisch Lirnburgse vormen van dit woord geven de morldzwellingen bij paarden aan; ik heb ze uit het WLD (I, afl. 9, p. 98) gehaald. De Nederlands Limburgse vormen komen voornamelijk uit dialectwoordenboeken en slaan op kinderen, bijvoorbeeld Maastrichts sjoe/, en oak Weerts scnoeei 'ontsteking van het mondslijmvlies bij baby's'. Het feit dat er zo weinig Nederlandse vormen op kaart 5 staan ligt waarschijnlijk voor een deel aan de aard van de dialectwoordenboeken, die dit specialistische woord zelden opnemen. Ik vermoed dat het een iets gratere verspreiding kent dan uit de kaart blijkt. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor de niet Limburgse delen van Vlaanderen: een Vlaamse collega van mij kent het woord van haar maeder, die uit de omgeving van Antwerpen komt, als schuilplekken. Laten we nu de kaarten 3 en 5 van 'afdak' en 'spruw' over elkaar heen leggen. We zien duidelijk dat de gebieden waar deze twee woorden voorkomen elkaar bijna niet overlappen. Bijna aile plaatsen hebben schuil of in de betekenis van 'afdak', of in die van 'spruw'. Slechts een paar dorpen in het westen van Belgisch Limburg hebben beide woorden. Het lijkt erop dat we met een klassiek geval van polysemievrees te maken 136

M. de Vaan Kaart 5: 'Schuil' gezwollen tandvlees' SCHUlL 'gezwollen tandvlees' 137

Schuilen in Limburg. Over 'sjoel' en 'sjoer'. hebben: het grootste deel van het zuiden van Belgisch Limburg heeft er de voorkeur aan gegeven om schuil in de betekenis 'afdak' te houden, en de mondziekte anders te benoemen. Het westen van Belgisch Limburg en het overgrote deel van de rest van Limburg, en trouwens van heel Zuid-Nederland, heeft schuil 'afdak' door een ander woord vervangen, maar wei schuil 'spruw' bewaard. Deze redenering kan ook verklaren waarom we boven in sectie IV een gat gevonden hebben tussen het sjoel = 'bui' gebied en het schowl = 'afdak' gebied: in het tussenliggende gebied heeft sjoel 'afdak' het afgelegd tegen sjoel 'spruw'. Ze waren er eerst allebel Opvallend is verder dat in het heie gebied de vervangende term voor 'afdak' sjop blijkt te zijn (het Duitse Schuppen 'schuur, loods'), die qua klank nog redelijk in de buurt van sjoel zit. 6. De wortel *skmi Ik vat de voorlopige resultaten samen. Er zijn drie Limburgse woorden die we in principe met Nederlands schuil zouden kunnen vertalen. Het woord sjoe/'bui' is ontstaan uit sjoel 'afdak', waardoor we twee woorden overhouden, die allebei in het hele Nederlands-Duitse taalgebied voorkomen of voorkwamen: 'afdak' en 'spruw'. Beide gaan op Germaans *skylq"terug. Ik wil nu even kort uitwijden over de oorsprong en verbanden van dit *skiil. Hierover bestaat onder de deskundigen geen overeenstemming. Ik zal hier mijn eigen opvattinq weergeven. Allereerst moeten we nog een stukje theorie doornemen. Nederlands schuil is verwant met andere woorden die ook sch en I hebben, of, in een wat ouder stadium, die ook Germaans *sk en *1 hadden. De klinkers in deze woorden kunnen verschillen. Een belangrijk woord is schol in de zin van ijsschol of aardscho/, 'een stuk ijs' of 'een stuk aarde'. Het begrip schol duidt een stuk aan dat afgesplitst is van een groter geheel. Ook het woord school als in 'een school vissen' hoort hierbij: het duidt een 'groep' aan, en een 'groep' is altijd een 'onderverdeling', een 'onderscheiden' aantal. Beide woorden gaan terug op een vorm *skul-, dus met korte *u. Andere woorden die bij deze groep horen zijn schil 'wat je ergens vanaf haalt' en het woord schel, dat we voornamelijk nog kennen uit de schellen van de ogen. Een schel is een schijf, en dat is per definitie een deel dat van een groter geheel is afgehaald. Ook sche/f in de zin van 'plank' hoort hierbij, en zelfs schi/fers. Merk steeds dezelfde structuur op! Welnu, zowel de betekenis 'afdak' als die van 'spruw' kunnen van deze wortel *sk~1 afgeleid worden. Om te beginnen een 'afdak': dat is een speciaal daarvoor 'afgesplitst' stuk hout of steen waaronder men kan schuilen. Voor de verklaring van schuil 'spruw' mogen we aannemen dat de zwellingen of zweren in de mond van het paard of het kind de naam van ziekte bepaalden. In dat geval kunnen we schuil weer heel goed 138

M. de Vaan verbinden met schol en schel en schiffer, met andere woorden, de zwellingen zijn weer een vorm van 'afzonderlijke stukken', of, om het heel beeldend te zeggen, een vorm van 'schollen' in de mond. Berns (1983: 196) gaat in zijn behandeling van scnuit ook uit van de betekenis 'schilfer'. De reden is vooral de alternatieve benaming roos, die we ook in Limburg frequent vinden (vaak als roees) in en buiten het gebied waar schuif'spruw' aanduidt. Het woord roos is natuurlijk hetzelfde als de witte roos in ons haar, en is dus om zijn schilfers zo genoemd. Vergelijk ook de uitdrukking roos in de uier hebben 'zweren op de uier hebben', bij een koe. Tenslotte wijs ik erop dat we ons woord schuif ook terugvinden in het Groninqse schoel, dat een 'diepe rimpel in het voorhoofd' aanduidt. Alweer een geval van een zichtbare zwelling, dus. Vergelijk nu het volgende schema, dat eenvoudig laat zien hoe aile drie de Limburgse schuil-vormen van dezelfde Germaans wortel kunnen worden afgeleid: 'afsplitsing' *SkMlQ 'mondzweren, schilfers': 'afdak': 'bui': Ned. scnuit Ned. schuif(e) Limb. sjoel Limb. sjoel BLimb. sjowl 7. De wortel *skgr ledere voorgestelde verklaring wordt' aannemelijker naarmate het aantal voorbeelden dat men ervan kan opnoemen groter wordt. Ik wil daarom voor de hier voorgestelde overgang van 'afdak' naar 'bui' een parallel geval bespreken bij een ander woord. We hoeven daarvoor niet heel ver van huis. We keren terug naar het eerste kaartje. Hierop is te zien dat het westen en noorden van Limburg de vormen sjoer/schoer en sjoor/schoor kennen, die varianten zijn van hetzelfde woord. Oit woord vinden we ook nog in de oostelijke helft van Brabant (vanaf Tilburg naar het oosten), waar het naast 'bui' ook 'donkere luchten' kan betekenen. Ook dit woord is vrouwelijk, en we vinden het in het Middelnederlands terug als scure. Het bestond zelfs al in het Gotisch: skura 'vlaag, bui'. We mogen voor dit woord dus Germaans *sk~rii reconstrueren, geheel parallel aan wat we bij sjoel gedaan hebben. En ook in het onderhavige geval bestaat een woord van precies dezelfde vorm Germaans *sk~r- dat 'afdak, beschutting' betekent. We vinden het in Oudhoogduits scur 'afdak', Nieuwhoogduits (nu verouderd) 139

Schuilen in Limburg. Over 'sjoel' en 'sjoer'. Schauer 'schuur, bergplaats', en in het Skandinavisch: Oud-IJslands skur 'amandelschaal', Noors skur 'bovenste laag van een hooiberg'. Deze woorden komen uit Germaans *skgr zonder verdere umlautsfactor. Dezelfde stam kon ook voorkomen met een suffix *-j-, in welk geval we umlaut van de *Yverwachten. Het woord dat ik bedoel was Germaans *skfirj'q, en dit woord kennen we allemaal, het is Nederlands... scnuun De umlaut is ook duidelijk te herkennen in de Limburgse vormen, scheur, sjeur, sjuur en dergelijke. We vinden dus dezelfde situatie zowel bij sjoel als bij sjoer. Ik geef het schematisch als voigt weer: Germaans *sk;il"q 'afdak'? 'schuilplaats': Nederlands schui/(e)? 'bui': Limburgs sjoel Germaans *sk~r 'afdak'? 'schuur': Duits Schauer (Gm. *ski.rjo. > NI. schuur)? 'bui': Limburgs sjoer/sjoor, Duits Schauer, Eng. shower Dezelfde verschuiving in betekenis heeft dus twee keer plaatsgevonden. Het belangrijkste verschil is dat bij schoer deze verschuiving reeds in het Germaans zijn beslag kreeg, terwijl bij sjoel deze verandering van veel latere datum moet zijn, omdat hij beperkt is tot het Limburgs-Rijnlandse gebied zoals aangegeven op kaart 2. Net zoals schui/ < *skml- naast andere woorden met de structuur *sk_,i- staat die een andere klinker hadden, zo staat ook bij schuur en schoer de vorm *skiir- naast vormen met dezelfde structuur *sk-'o r-, maar met een andere klinker. Ik beperk hier de voorbeelden tot de korte klinker *u: Nederlands schoor'steunbalk' < Germaans *skur~, Oudhoogduits scorro 'rots, klif' < *skurr{1al.)nederlands scheur < "skuti, etc. Het. parallellisme gaat dus nog een fase verder terug, en omvat ook de afleidingsbasis: 'afsplitsen' Germ. *ske/, "skul, *ski} Germ. "sker, *skur, *sk'mr 'afdak': 'bui': Germ. *skfdlj 7 Limb. sjoel Germ. *sk~(j)q 7 Germ. "sk:r: 140

M. de Vaan Bibliografie BERNS, J.: Namen voor ziekten van het vee, Amsterdam 1983. Kiliaan: KILIANUS DUFFLAEUS, C.: Etymologicum teutonicae linguae sive dictionarium teutonico-iatinum, 3e editie. Antwerpen 1599. WBD: Woordenboek van de Brabantse dietecten, Assen 1967ff. WLD: Woordenboek der Limburgse dielecten, Assen 1983ff. WVD: Woordenboek der Vlaamse dialecten, Tongeren 1979ff. 141