Waarom kent de geschiedenis van Coronie geen marrons? Toen ik in oktober 2012 voer over de uitgestrekte Coroniezwamp, moest ik terugdenken aan het leervak geschiedenis, onderwezen op de R.K Antoniusschool te Mary s Hope, Coronie. Daar werd ons in de zestiger jaren ook geleerd over slaven uit de Slaventijd, die waren ontvlucht. Bij het aanhoren van al die heldhaftige, romantische verhalen over de marrons Baron, Boni en Jolicoeur en over Fort Boekoe, kreeg ik als Coroniaantje een complex van het idee dat onze Coroniaanse voorouders geen weglopers kenden, laat staan roemruchte weglopers. Ons werd toenuit gemakzucht - geleerd dat de slaven in Coronie geen kant op konden omdat ze niet de ondoordringbare Coroniezwamp in konden vluchten. Ze zouden anders een wisse dood tegemoet zijn gegaan. In mijn schooltijd troostte ik mij dus met dit excuus als verklaring waarom er geen romantische figuren als Baron, Boni en Jolicoeur bekend waren in Coronie. Neen, toen hadden we nog niet gehoord van Tata Colin. Maar in elk geval, sinds die tijd en tot op de dag van vandaag kan ik niet begrijpen waarom stedelingen neerkijken op het marronvolk: mensen wier voorouders hadden gekozen voor vrijheid en strijd in plaats van voor slavernij. En de Coronianen zaten - schijnbaar - gevangen tussen de ondoordringbare zwamp en de onmetelijke Atlantische Oceaan. Schijnbaar, want in het leven zijn veel dingen niet wat ze lijken, soms zelfs het tegendeel van datgene waarop ze lijken. Vooropgesteld dient te worden, dat wij uit mondelinge overlevering reeds wisten, dat het voor een slaaf de ergste straf was tewerkgesteld te worden in Coronie of Nickerie. Hieronder volgt een Nederlandse getuigenis uit die tijd: De Nederlander: nieuwe Utrechtsche courant: (staatkundig- nieuws-, handels- en advertentie-blad) / onder red. van J. van Hall, editie 12 juni 1855: De Slavernij in de kolonie Suriname: Wat ons niet geleerd werd op de lager school was, dat Coroniaanse weglopers na 1833 de wijk namen naar de plaatsen Demerary, Essequibo en Berbice, welke plaatsen in 1831 werden samengevoegd tot de (Engelse) kolonie Britsch Guyana, het huidige Guyana. Vervolgens werd in 1833 slavernij absoluut verboden in de Britsche koloniën krachtens de Slavery Abolition Act, dus ook in Britsch Guyana. Surinaamse slaven die na 1833 vluchtten naar Britsch Guyana, werden niet teruggezonden, en waren daar dus vrije mensen. Ik sluit niet uit en dan druk ik mij nogal zeer zwak uit dat percentueel en/of numeriek nergens in de kolonie Suriname zo veel mensen met blijvend succes het slavenbestaan zijn ontvlucht als vanuit Coronie en Nickerie. Maar waarop dan baseer ik deze stelling?
2 Om te beginnen was ontvluchting vanuit Coronie naar Britsch Guyana reeds kort na afschaffing van de slavernij in Britsch Guyana (1833) een bekend verschijnsel. Immers, de massale ontvluchtingspoging onder leiding van Tata Colin vond reeds plaats in 1835/ 36. Dus 2 á 3 jaar na de afschaffing in Britsch Guyana. De slaaf George die de zaak verraadde, kreeg hiervoor de onderstaande beloningspenning in 1836. Dit vormt voor mij het onomstotelijke bewijs dat ontvluchtingen en pogingen daartoe, vanuit Coronie en Nickerie naar Britsch Guyana, reeds kort na afschaffing van de slavernij in de Britsch Guyana, een aanvang namen. Het zegt ook iets over hoe goed en snel de slaven In Coronie en Nickerie op de hoogte waren van de feitelijke situatie in het buurland Britsch Guyana en dus wat ze daar mochten verwachten na een succesvolle ontvluchting uit Suriname. Dit moet voor hen dan ook een extra prikkel zijn geweest het erop te wagen! Opschrift op de keerzijde van de beloningspenning: Aan den slaaf George van pl. Leasowes, voor bewezen trouwe dienst aan het Wettig Gezag in 1836 Het is daarom aannemelijk dat er in de 30 jaren die volgden na de afschaffing van de slavernij in Britsch Guyana, veel succesvolle ontvluchtingen vanuit Coronie en Nickerie richting Britsch Guyana hebben plaatsgehad.
3 Hieronder 2 passages uit het Algemeen Handelsblad te Amsterdam d.d. 18 juni 1853, houdende een pleidooi voor snelle afschaffing van de slavernij in Suriname, en waaruit blijkt, dat er toen reeds zo veel slaven met succes vanuit Coronie en Nickerie waren gevlucht naar Britsch Guyana dat dit een prikkel vormde voor anderen in de kolonie hetzelfde te doen. Uit bovenstaand pleidooi blijkt duidelijk dat het toen ging om een zorgwekkend aantal ontvluchtingen en dat de vrees voor een slavenopstand toenam. Hieronder een sprekend voorbeeld van een spannende ontvluchting. Men zou mogen stellen dat dit een geslaagde, maar vooral gedurfde ontvluchting vanuit Coronie was. Een mooi romantisch verhaal dat grondslag zou kunnen vormen voor een film. De Curaçaosche Courant editie van 16 april 1853.
Getuigenis Ned krant De Grondwet van 11 april 1855 4 Teruggekeerd in bovenstaande zin is een groot woord om daarmee te verdoezelen dat de teruggekeerden gevangen waren genomen, teruggevoerd, gemarteld of zelfs vermoord. Het is evident dat wie in Britsch Guyana aankwam, er niet over piekerde terug te keren. De Tijd Godsdienstig-staatskundig dagblad d.d. 12 januari 1859
Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad d.d. 14-11- 1866 5 Uit vorenstaande beschreven ontvluchting uit 1866, blijkt dat ook na 1863, dus nadat de slavernij was afgeschaft en de slaven gedurende 10 jaar onder staatstoezicht bleven, vluchten uit de Surinaamse hel een bittere noodzaak was. Men kan immers wel de wet in één handomdraai veranderen, maar niet het ingebakken menselijke gedrag van ex-slavendrijvers. Zie in dit verband hieronder ook nog het berichtje uit: Surinaams Courant van 18 augustus 1870: Weggelopen slaaf in de Surinaamse jungle: vrijheid is het hoogste goed van de mens!
De conclusies die men uit het vorenstaande kan trekken zijn: 6 a. dat Coronie geen marrons kent, doordat geen ontvluchtingsmogelijkheid bestond ten behoeve van het zich vestigen in bosgebied en het cultiveren van een bestaan als marron; b. dat niettemin een voor de overheid zorgwekkend aantal Coroniaanse slaven is gevlucht naar Britsch Guyana; c. dat deze ontvluchtingen een aanvang namen kort na afschaffing van de slavernij in Britsch Guyana in 1833; d. dat het daarom niet ondenkbaar is dat veel Coronianen (en Nickerianen) verre bloedverwanten hebben in het huidige Guyana; e. dat het ten slotte nog ook niet ondenkbaar is dat percentueel of getalsmatig de meest succesvolle ontvluchtingen van slaven binnen de kolonie Suriname plaatsvonden vanuit Coronie en Nickerie, te meer omdat opsporing van de weglopers niet meer mogelijk was nadat zij Britsch Guyana hadden bereikt, terwijl in Suriname speciale expedities werden ondernomen om weglopers terug te halen uit het bos. Auteur: Herwin Hooplot (6 januari 2013)