Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2015 Nr. 70

Inwerkingtreding (Dublin-)verordening (EG) nr. 343/2003 op 1 september 2003

Vreemdelingen op wie het Europees Verdrag betreffende sociale en medische bijstand van toepassing is

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2008 Nr. 166

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBDHA:2014:9200

B 19 Voortgezet verbliif 19

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2018 in de zaak tussen

Dienst Voogdij. Hoe zal deze dienst je helpen?

Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000:

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180

COLLEGEGELD

Rapport. Datum: 11 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/438

6986/01 CS/vj DG H I NL

TRACTATENBLAD VAN HET

1e contact 2e contact 3e contact 4e contact 5e contact

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET

TRACTATENBLAD VAN HET

L 39/30 Publicatieblad van de Europese Unie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

We willen na twee jaar wel bezien in hoeverre de doorgevoerde maatregelen het beoogde effect hebben gehad.

Wat is het gevolg van het vervallen van de geldigheid van de bijschrijving?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ECLI:NL:RVS:2016:2279

Q 1101: EAEC Raad: De Statuten van het Voorzieningsagentschap van Euratom (PB 27 van , blz. 534), gewijzigd bij:

Raad van de Europese Unie Brussel, 6 oktober 2015 (OR. en)

TRACTATENBLAD VAN HET

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT PE-CONS 3659/1/01 REV 1

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 176

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

TRACTATENBLAD VAN HET

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

18 Internationale regelingen

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

TRACTATENBLAD VAN HET

Tweede Kamer der Staten-Generaal

C18-4 Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen (excerpt: Titel II, Hoofdstuk 7, artt. 28 t/m 381

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 september 2001 (25.09) (OR. fr) 11881/01 Interinstitutioneel dossier: 1999/0258 (CNS) LIMITE MIGR 74

Kennisgeving Tweede of volgende asielaanvraag

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Wonen (en werken) in Nederland voor EU-burgers

13082/14 CV/mg DGC 1B. Raad van de Europese Unie. Brussel, 29 september 2014 (OR. en) 13082/14. Interinstitutioneel dossier: 2014/0223 (NLE)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Publicatieblad van de Europese Unie L 165 I. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 61e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal. 2 juli 2018.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET. Verdrag betreffende de Europese Unie; (met Protocollen) Maastricht, 7 februari 1992

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Met een bijschrijving kan na 26 juni 2012 niet meer gereisd worden.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Rapport over een klacht over de minister van Veiligheid en Justitie te Den Haag. Datum: 11 juli Rapportnummer: 2013/084

Tweede Kamer der Staten-Generaal

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Onder afhankelijke gezinsleden wordt verstaan:

5 Machtiging tot voorlopig verblijf

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie?

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922

WAT IS DUBLIN? VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN WAT IS DUBLIN?

"Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE. van

De procedure in het aanmeldcentrum

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Auteur. Onderwerp. Datum

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169

Vreemdelingenzaken. Adviescommissie voor. Postbus EH DEN HAAG. 24 november 2014 ACVZ/ADV/20 14/017

De Dublin-criteria teneinde de verantwoordelijke staat te bepalen.

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

Disclaimer: deze brochure is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Voor onjuistheden en onvolledigheden met betrekking tot de inhoud

Docentenvel opdracht 18 (De grote klimaat- en Europa- quiz)

Staatssecretaris van Justitie Mevrouw mr. N. Albayrak Postbus EH 'S-GRAVENHAGE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 19 637 Vluchtelingenbeleid Nr. 636 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 11 december 2001 Naar aanleiding van mijn toezegging van 11 april jl. informeer hierbij ik uw Kamer over de wijze waarop artikel 3 lid 4 van de Overeenkomst van Dublin wordt toegepast in de landen van de Europese Unie. Sinds oktober 1997 zijn alle Lidstaten van de EU tevens partij bij de Overeenkomst van Dublin. De bepaling van art. 3 lid 4 van de Overeenkomst van Dublin luidt: «Elke Lidstaat heeft het recht om een door een vreemdeling bij hem ingediend asielverzoek te behandelen, ook al is hij op grond van de in deze overeenkomst vastgestelde criteria daartoe niet verplicht, op voorwaarde dat de asielzoeker daarmee instemt.» Op basis van deze zogenaamde soevereine clausule blijft iedere Lidstaat bevoegd het asielverzoek onverplicht aan zich te trekken, ook al zou op basis van de artikelen. 4 tot en met 8, of op basis van art. 3 lid 7 in samenhang met art. 10 en art. 13 van de Overeenkomst van Dublin een ander land verantwoordelijk zijn voor de behandeling van het asielverzoek. De bepaling van art. 3 lid 4 van de Overeenkomst van Dublin schrijft niet voor in welke gevallen een Lidstaat van deze bevoegdheid gebruik kan maken. De invulling hiervan is derhalve aan de Lidstaten overgelaten. De toepassing van deze bepaling op grond van het Nederlands beleid is neergelegd in de Vreemdelingencirculaire (C 2.3). In de bijgevoegde notitie volgt een overzicht van de toepassing van deze bepaling in de overige Lidstaten van de EU. Uit het overzicht blijkt dat de mate waarin van de bevoegdheid van art. 3 lid van de Overeenkomst van Dublin gebruik wordt gemaakt in het merendeel van de Lidstaten met elkaar overeen komt. De belangrijkste grond voor het onverplicht in behandeling nemen van een asielverzoek is het bijeenhouden of het bijeenbrengen van gezinsleden, en onder voorwaarden van andere afhankelijke familieleden. Over het algemeen spelen bij het bijeenhouden van afhankelijke familieleden humanitaire aspecten een rol, zoals leeftijd, KST58043 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2001 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 19 637, nr. 636 1

handicap of ziekte. Deze factoren komen overeen met hetgeen is bepaald in Besluit 1/2000 van het art. 18 Dublincomité. Een andere reden voor toepassing van art. 3 lid 4 in een aantal landen is gelegen in efficiency overwegingen. Dat geldt in gevallen waarin een asielverzoek zeer snel kan worden afgedaan, bijvoorbeeld omdat de aanvraag in een versnelde procedure als kennelijk ongegrond of niet-ontvankelijk kan worden afgedaan, en de uitzetting eveneens snel kan plaatsvinden. In die gevallen is het niet efficiënt om eerst een Dublinprocedure te starten om daarna in het verantwoordelijke Dublinland het asielverzoek inhoudelijk in behandeling te nemen. De informatie over het beleid in de andere EU-landen is verzameld via CIREA en deels rechtstreeks bij andere landen. Met betrekking tot de juistheid van de informatie ben ik afgegaan op de informatie van de betrokken landen. Het overzicht laat zien dat de wijze waarop art. 3 lid 4 van de Overeenkomst van Dublin in andere landen wordt toegepast overeen komt met het Nederlands beleid. Ook in Nederland zijn de redenen voor toepassing van deze bepaling gelegen in het bijeenhouden of bijeenbrengen van gezinsleden en onder voorwaarden van andere afhankelijke familieleden. Daarnaast wordt in het Nederlands beleid ook toepassing gegeven aan art. 3 lid 4 van de Overeenkomst van Dublin wegens humanitaire redenen en efficiency overwegingen. Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. De Staatssecretaris van Justitie, N. A. Kalsbeek Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 19 637, nr. 636 2

Overzicht van de toepassing van art. 3 lid 4 van de Overeenkomst van Dublin in andere EU-landen In het onderstaande overzicht vindt u een uiteenzetting van de wijze waarop art. 3 lid 4 van de Overeenkomst van Dublin wordt toegepast in de andere Lidstaten van de EU. 1. België De Overeenkomst van Dublin maakt integraal deel uit van de Belgische Vreemdelingenwet van 1980. Een specifieke regeling is derhalve niet noodzakelijk. In de praktijk wordt regelmatig gebruik gemaakt van de bevoegdheid op basis van art. 3 lid 4 Overeenkomst van Dublin (OvD). Dit geldt met name om scheiding van gezinsleden te vermijden. Het gaat hierbij om het bijeenhouden van gezinsleden, zoals echtegenoot/ echtgenote en minderjarige, ongehuwde kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar. Andere familieleden waarmee een nauwe band bestaat kunnen ook in aanmerking worden genomen in het geval de betrokkene afhankelijk is van andere familieleden. Daarvan kan sprake zijn in geval van zwangerschap, ernstige ziekte, geboorte van een kind, ernstige handicap, vergevorderde leeftijd. Ook kan van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt als de betrokken asielzoeker een minderjarig kind is en bij overdracht aan een ander Dublinland onbegeleid is. In dat geval kan hereniging plaatsvinden in het kader van de asielprocedure. Ten aanzien van het bijeenhouden van gezinsleden kunnen zich verschillende gevallen voordoen. Het echtpaar komt gezamenlijk in België aan en dienen beide een asielverzoek in. Indien België voor één van de echtgen(o)ot(e) verantwoordelijk is en een ander land voor de ander, behandelt België de asielverzoeken van beiden echtgenoten. Indien de echtgenoten niet gezamenlijk in België zijn aangekomen, geldt hetzelfde, mits de eerst aangekomen asielzoeker tijdens het interview heeft aangegeven een echtegenoot of echtgenote te hebben. Indien de echtgenoten in verschillende landen asiel aanvragen en België verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van één van hen, zal België ook het asielverzoek van de ander onverplicht behandelen. De ratio is naast de eenheid van het gezin ook de mogelijkheid het asielrelaas van beiden te vergelijken. België beschikt niet over exacte cijfers over het aantal toepassingen van deze bepaling, maar schat dat het aantal in het jaar 2000 rond de 300 gevallen lag. 2. Denemarken In de Deense wetgeving is art. 3 lid 4 OvD geïncorporeerd in paragraaf 48c van de Vreemdelingenwet. Het betreft een optionele bepaling die kan worden toegepast in humanitaire gevallen. Het gaat hierbij om gevallen waarin sprake is van een nauwe gezinsband, ernstige ziekte en speciale culturele omstandigheden. Tevens wordt deze bepaling onder voorwaarden toegepast in gevallen waarin een gezinslid van de betrokken asielzoeker reeds over een verblijfsvergunning in Denemarken beschikt. Dit geldt bijvoorbeeld in het geval de betrokkene in de volgende hoedanigheid staat tot het gezinslid dat reeds een verblijfstitel in Denemarken heeft: echtgenoot of echtgenote of partner in een duurzame relatie; een minderjarig kind; een ouder boven de leeftijd van 60 jaar; een onbegeleide minderjarige broer of zus; een volwassen broer of zus van een onbegeleide minderjarige die zich reeds in Denemarken bevindt. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 19 637, nr. 636 3

Voor de toepassing van art. 3 lid 4 OvD wordt niet expliciet toestemming van de betrokkene gevraagd. Het feit dat de betrokkene een asielaanvraag in Denemarken heeft gedaan, impliceert deze toestemming van betrokkene. Denemarken heeft geen cijfers beschikbaar over het aantal gevallen waarin deze bepaling is toegepast. 3. Duitsland Volgens het Duitse rechtssysteem is een aparte incorporatie van art. 3 lid 4 OvD niet noodzakelijk, omdat deze bepaling na de ratificatie van de overeenkomst deel uitmaakt van de Duitse wetgeving. In de volgende gevallen kan volgens het Duitse beleid in het bijzonder aanleiding bestaan om art. 3 lid 4 OvD toe te passen: Medische redenen: Indien de betrokkene reeds onder medische behandeling in Duitsland staat en een overdracht van de betrokkene aan een ander land negatieve gevolgen heeft voor de behandeling. Hiervan kan sprake zijn in het geval de betrokkene aan een post-traumatisch stress-syndroom leidt. Voor de vaststelling of dit het geval is, wordt een medisch advies ingewonnen. Gezinnen: In het geval dat de betrokken een minderjarig kind is of anderszins afhankelijk is van een ander gezinslid en dat gezinslid deze hulp daadwerkelijk verleent, kan gebruik worden gemaakt van art. 3 lid 4 OvD. Hierbij worden de criteria van Besluit 1/2000 van het art. 18 Dublincomité inzake het bijeenhouden of bijeenbrengen van gezinsleden en familieleden toegepast. Efficiency: Indien vanuit het oogpunt van efficiency een behandeling van het asielverzoek door Duitsland wenselijk is, kan gebruik worden gemaakt van art. 3 lid 4 OvD. Dat is het geval wanneer snel op het asielverzoek kan worden beslist en de betrokkene op korte termijn kan worden overgedragen aan een veilig derde land of het land van herkomst. Duitsland beschikt niet over cijfers van het aantal gevallen waarin art. 3 lid 4 OvD is toegepast. 4. Finland In Finland wordt art. 3 lid 4 OvD in individuele gevallen toegepast om gezinsleden bijeen te houden. Daarnaast wordt deze bepaling ook toegepast indien de betrokkene een familielid in Finland heeft en dit familielid reeds over een verblijfsvergunning beschikt. De achtergrond van dit beleid is de aanname dat wanneer een nauwe band bestaat tussen de betrokken gezinsleden, overdracht van de betrokken asielzoeker aan een ander land niet wenselijk wordt geacht. In het kader van het gezinsherenigingsbeleid zal de betrokken asielzoeker uiteindelijk voor verblijf in Finland in aanmerking komen. Tot slot wordt deze bepaling toegepast, indien er sprake is van medische redenen waardoor de overdracht aan het verantwoordelijk land niet mogelijk is. Finland past deze bepaling tien tot twintig keer per jaar toe. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 19 637, nr. 636 4

5. Frankrijk Op grond van de Franse wetgeving is een behandeling van een asielverzoek waarvoor Frankrijk niet verantwoordelijk is toegestaan. De Franse Constitutie van 1958 bepaalt in art. 52 lid 2 dat ook al valt het asielverzoek niet binnen de jurisdictie van de Franse autoriteiten, zij bevoegd zijn asiel te verlenen. In Frankrijk wordt van art. 3 lid 4 OvD gebruik gemaakt in overeenstemming met de Constitutie. De meeste gevallen betreffen situaties waarin een gezinslid van andere gezinsleden gescheiden zou raken indien de betrokkene zou worden overgedragen aan een ander Dublinland en dit om humanitaire redenen niet wenselijk is. Frankrijk beschikt niet over cijfermatige gegevens over het aantal keer dat deze bepaling wordt toegepast. Toepassing vindt plaats op individuele basis. 6. Griekenland Griekenland heeft geen specifieke bepaling over de toepassing van art. 3 lid 4 OvD in de nationale wetgeving opgenomen. De toepassing van deze bepaling vindt plaats op basis van beleid. Met name in gevallen waarin sprake is van humanitaire aspecten wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Het gaat hierbij vooral om het bijeenhouden of bijeenbrengen van gezinsleden. Griekenland heeft geen cijfers beschikbaar, maar schat dat het aantal gevallen waarin deze bepaling wordt toegepast niet meer dan vijf gevallen per jaar betreffen. 7. Ierland Art. 3 lid 4 OvD is in de Ierse wetgeving geïncorporeerd in art. 22 van de Vreemdelingenwet. Tevens is deze bepaling omgezet in art. 4 van de Implementation Order S.I. 343 van het jaar 2000. Op basis van de Ierse wetgeving kan toepassing worden gegeven aan art. 3 lid 4 OvD teneinde scheiding van gezinsleden te vermijden en in andere humanitaire gevallen. Sinds de inwerkingtreding van de Overeenkomst van Dublin in 1997 is deze bepaling niet toegepast. 8. Italië Art. 3 lid 4 OvD is niet apart in de Italiaanse wetgeving geïncorporeerd. Aan deze bepaling wordt toepassing gegeven in individuele gevallen, met name om scheiding van gezinsleden te vermijden. Ook wordt onder voorwarden van deze bevoegdheid gebruik gemaakt om andere familieleden bijeen te houden of te brengen. Italië beschikt niet over cijfermatige gegevens over het aantal gevallen waarin deze bepaling is toegepast. 9. Luxemburg In Luxemburg is art. 3 lid 4 OvD niet apart in de nationale wetgeving omgezet. Deze bepaling wordt op individuele basis toegepast in de volgende gevallen: Medische gevallen waarin de overdracht aan het verantwoordelijke land geen optie is; Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 19 637, nr. 636 5

Bepaalde gevallen waarin gezinsleden van elkaar worden gescheiden door overdracht van aan een ander Dublin-land; Indien er sprake is complicaties door een uiteenlopende interpretatie van de Overeenkomst van Dublin, waardoor een snelle vaststelling van de verantwoordelijkheid en overdracht van de betrokkene niet mogelijk lijkt. Toepassing van art. 3 lid 4 OvD is in deze gevallen enkele keren voorgekomen. Luxemburg beschikt niet over cijfers over het aantal gevallen waarin deze bepaling is toegepast. 10. Oostenrijk De gehele Overeenkomst van Dublin is in de nationale wetgeving in Oostenrijk opgenomen. Op basis van de jurisprudentie van het Oostenrijkse Constitutionele Gerechtshof kan art. 3 lid 4 OvD worden toegepast indien er sprake is van een mogelijke schending van art. 3 of art. 6 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens (EVRM). Daarnaast wordt art. 3 lid 4 OvD toegepast om gezinsleden bijeen te houden of te brengen. Oostenrijk beschikt niet over cijfers inzake het aantal gevallen waarin deze bepaling is toegepast. 11. Portugal In Portugal is art. 3 lid 4 OvD niet in aparte wetgeving of beleidsregel neergelegd. Echter, in individuele gevallen wordt wel gebruik gemaakt van deze bevoegdheid in humanitaire gevallen. Het gaat hierbij met name om situaties waarin in het kader van de asielprocedure gezinsleden bijeen worden gehouden of gebracht. Portugal beschikt niet over cijfermatige gegevens over het aantal gevallen waarin art. 3 lid 4 OvD wordt toegepast. 12. Spanje Art. 3 lid 4 OvD is niet apart in de nationale Spaanse wetgeving opgenomen; de toepassing van de bepaling is gebaseerd op beleid. Aan deze bepaling wordt op individuele basis toepassing gegeven indien er sprake is van medische redenen of vanwege efficiency overwegingen. Daarnaast wordt van deze bevoegdheid gebruik gemaakt om gezinsleden bijeen te houden of te brengen. Hieronder kan ook de situatie vallen waarin de betrokken asielzoeker familieleden heeft aan wie een Spaanse verblijfstitel is verleend en de betrokken asielzoeker niet onder de definitie van art. 4 OvD valt. Tevens kan aan deze bepaling toepassing worden gegeven in overige humanitaire gevallen, zoals ziekte en zwangerschap. Spanje beschikt niet over cijfers over het aantal gevallen waarin toepassing is gegeven aan art. 3 lid 4 OvD. 13. Verenigd Koninkrijk In het Verenigd Koninkrijk is de Overeenkomst van Dublin niet in de nationale wetgeving neergelegd. Op individuele basis wordt echter gebruik gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om een asielverzoek onverplicht in behandeling te nemen teneinde scheiding van gezinsleden te vermijden. Ook wordt toepassing gegeven aan deze bepaling om overige familieleden bijeen te houden of te brengen, met name in humanitaire gevallen. Naast deze gevallen kan ook gebruik worden gemaakt van art. 3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 19 637, nr. 636 6

lid 4 OvD in andere humanitaire gevallen, zoals ziekte of zwangerschap, of er sprake is van culturele banden. Het Verenigd Koninkrijk beschikt niet over cijfers over het aantal gevallen waarin toepassing is gegeven aan art. 3 lid 4 OvD. 14. Zweden In Zweden is art. 3 lid 4 OvD niet in de nationale wetgeving of in een aparte beleidsregel omgezet. Niettemin wordt deze bepaling in de praktijk op individuele basis toegepast in de volgende gevallen: Eenheid van het gezin: Zweden past Besluit 1/2000 van het art. 18 Dublincomité toe inzake het bijeenhouden of bijeenbrengen van familieleden. Factoren zoals leeftijd, het reeds bestaan van familiebanden in Zweden of een ander EU-land en humanitaire redenen worden meegewogen. Efficiency: Indien de afwijzing van de asielaanvraag sneller kan plaatsvinden dan de vaststelling van het verantwoordelijke Dublinland, kan art. 3 lid 4 OvD worden toegepast. Voor de toepassing van deze bepaling wordt ook rekening gehouden met de vraag of de uitzetting van de betrokkene mogelijkerwijs problemen kan opleveren in verband met de afwezigheid van de benodigde reisdocumenten. Medische redenen: In geval van ernstige medische redenen kan van de mogelijkheid gebruik worden gemaakt om het asielverzoek onverplicht te behandelen. Het uitgangspunt is echter wel dat een medische behandeling van de betrokkene in iedere Lidstaat mogelijk is. Derhalve wordt in dit verband onderzocht of de overdracht aan een ander land medisch problematisch is. Zweden beschikt niet over exacte cijfers inzake de toepassing van deze bepaling, maar schat dat het aantal op vijftig personen per jaar ligt. Het grootste aantal wordt bepaald door gevallen in verband met de eenheid van het gezin en efficiency redenen. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001 2002, 19 637, nr. 636 7