huwelijk van een Leidschen Burgemeester. De heer Ed. boekdrukker alhier, deelde mij onlangs mede een penning te bezitten van de familie Hubrecht, op welken hij geen prijs stelde en welken hij reeds meermalen voornemens was geweest aan Lakenhal te geven, doch nu aan mij schonk. Gaarne aanvaardde ik het mij onbekende en in de penningkundige werken niet beschreven stuk, echter onder voorbehoud het aan het stedelijk museum af te mogen staan, bleek, dat het op een leidsche familie betrekking had. Dit bleek uit de op- en omschriften niet. Reeds op blz. I van het voor wees ik op de eigenaardigheid, dat bij de groote meerderheid der familiepenningen, de plaats van overlijden, de woonplaats der echtelieden enz. niet is vermeld, zoodat behalve van zéér bekende persoonlijkheden het voor den penningkundige goed als onmogelijk is de penningen thuis te brengen. Dirks Repertorium 2392 vermeldt : ees : Gouden bruiloft van en A. L. van Lanschot en verwijst naar VII blz. waar ik slechts hetzelfde regeltje vond
in een (vervolg) lijst van bekende nederlandsche huwelijkspenningen. Een bijlbundel op den penning wijst op het burgemeesterschap, een staf met Minerva-beeld deed vermoeden, dat de bruidegom tot eene universiteit een sluis, dat hij met een water of hoogheemraadschap in betrekking stond. Bij Leiden het onderzoek beginnend bleek alras, dat Mr. Jan aldaar 13 maal het burgemeesterschap heeft bekleed, waar burgemeesteren van van rechtswege kuratoren waren der en dat hij in hoogheemraad werd van Rijnland (zie de lijst van hoogheemraden op het van Rijnland); het onbeschreven stuk kon dus aan Leiden worden toegeschreven en werd dan ook aan het stedelijk museum afgestaan. De voorzijde van den fraaien zilveren penning met een middellijn van 54 toont ons het gouden bruiloftspaar, den man in toga met allongepruik, elkander de hand reikend over een brandend altaar, waarop in slangenrond het getal L is aangebracht ; boven deze voorstelling den naam Jehovah in hebreeuwsche karakters, omgeven door een kransje van wolkjes en een stralenkrans. Hèm danken de echtelieden voor al wat zij goeds ontvingen het omschrift, waarop de bruidegom met de linkerhand wijst, zegt het ons: HY WAS DE BRON VAN AL ONS HEYL. De draagt den naam van den medailleur: 1. c. HOLTZHEY F. en den datum: DEN 28 MDCCXCIII. quotannis curatorum collegae jure suo. Batavae (1875). Een gouden exemplaar en de stempels berusten in het familie-archief der Hubrecht s.
De keerzijde heeft als omschrift de namen: EN Op gekruiste bijlbundel en staf met Minervabeeld, palm- en olijftakken rusten de saamgestrikte wapens, : een keper, ruitsgewijzegeschakeerd van rood en zilver, vergezeld van drie groene looze eikels, met de stelen omlaag, (2, de onderste doorstoken met twee pijltjes van Lanschot : in zwart drie verlaagde gouden drielingsbalken, vergezeld van een halven gouden leeuw, voortkomende uit den bovensten balk: onder de wapens een vliegend lint met het opschrift: INDENECHTVEREENIGD I 743. Het benedenste deel van de keerzijde toont ons op den achtergrond een duinlandschap, waarin een jager op de hazen- of konijnenjacht, (doelende op het Meesterknaapschap van Holland en Westfriesland), op den voorgrond een dijk met sluis en brug. Het geslacht is afkomstig uit Vlaanderen, waar zij reeds in de eeuw als magistraatspersonen in Brugge voorkomen. De hollandsche tak was sedert I 5 Februari te Leiden gevestigd, waar Jan Hubrecht, geboren te Eecloo in Vlaanderen, op dien datum poorter werd Zijn zoon Pieter 1647) was dekendrapenier te Leiden, zijn kleinzoon Jan lakenfabrikant en koopman aldaar diens zoon Dr. Johan Hubrecht, mede alhier woonachtig 65 5 706) was de grootvader van onzen Mr. Jan. Zijn vader Mr. Josias Hubrecht, geb. Mei 1685, die in kapitein van de burgerij, in veertig-raad, in 1) Archief, bewerkt door J. H Scheffer van het geslacht Hubrecht, Rotterdam jaargang rgro.
schepen van Leiden en in 1740 gekommitteerde ter Staten Generaal werd, huwde te Leiden in echt I Augustus I 3 met Maria van Lanschot, uit welk huwelijk te Leiden 7 Augustus als eenig kind Jan werd geboren. Den Maart als student aan de in zijn vaderstad ingeschreven, promoveerde hij Augustus 1738 tot meester in de rechten op proefschrift : Oktober werd hij kapitein van de burgerij onder het vaandel, 18 Oktober 1748 veertig-raad in de vroedschap, 25 Juli 1754 schepen van Leiden, Mei gekommitteerde ter Staten Generaal, November 1764 burgemeester en 4 September schout te Leiden, 12 September 1765 Meesterknaap van Holland en Westfriesland, November van hetzelfde jaar hoofdofficier der stad Leiden, I Mei 1772 hoogheemraad van het Groot Waterschap van Woerden, I Mei 1774 gekommitteerde, raad, 26 September hoogheemraad van Rijnland; in het jaar van onzen penning was hij voorzittend burgemeester. Hij overleed te Leiden 5 April en werd begraven in de St. Pieterskerk. Zijne achterkleindochter van zijn grootvader van moeders zijde, werd geboren te Leiden 17 November 1723 en overleed aldaar 13 November 1807. Haar vader was Mr. Johan van Lanschot, kapitein der schutterij, raad, schepen, en burgemeester van Leiden, knaap van Holland en Westfriesland; haar moeder Françoise Margaretha Meerman. Behalve een drietal 1) Volgens het Album in (zelfde datum).
jonggestorven kinderen werden uit hun huwelijk geboren Mr. Josias Johan (20 April later Sekretaris van Leiden en Johanna Françoise Agatha Hubrecht, April die September 1782 huwde met Anthony Gustaaf van Boetzelaer, luitenant-kolonel der kavallerie ten dezer landen, die later ook burgemeester van Leiden werd. Op deze twee bij de gouden bruiloft nog in leven zijnde kinderen duiden de twee vruchten, die de olijftak, op de Kz. van den penning draagt. Frans van droeg zijne der in op de Wel Edele Groot Achtbare de die van den Gerechte, o.a. aan mr. Jan Hubrecht, schepen, wiens familiewapen ook voorkomt op de omlijsting dier opdracht. W. K. F. Z WIERZINA...... BLADVULLING. President John Adams te Leiden. Boreel aan Lijnden dat Adams te Leyden sijnde geweest, aldaer aen fabriquanten en dat hij hun verzekeren konden, dat zij gene carsayen etc. genoeg konnen maken en leveren nae te worden gesonden... van G. van 469 op 9 April 1782. K.