Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen Nr. 147 HERDRUK 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 21 augustus 2006 Mede namens de Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Economische Zaken wordt u hierbij het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 10 en 11 juli jl. in Jyväskylä (Finland) aangeboden. Nederland werd op deze informele Raad vertegenwoordigd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Innovatiebeleid is een belangrijke prioriteit van het Finse voorzitterschap. Tijdens deze informele Raad werd de basis gelegd voor verdere discussie over een breder innovatiebeleid in de Raad voor Concurrentievermogen. Het belang van het stimuleren van de vraag naar innovatieve producten en diensten werd daarbij breed gesteund. Tijdens de discussie werd een aantal belangrijke aandachtsgebieden geïdentificeerd. Naast onverminderde inzet gericht op het aanbod van onderzoek en ontwikkeling (R&D), onder meer door de 3% R&D doelstelling, dient er meer aandacht te worden besteed aan onder andere het stimuleren van innovatief openbaar aanbesteden, het kweken van een innovatief MKB en nauwere samenwerking tussen wetenschap en industrie. De Nederlandse inzet is op deze punten goed teruggekomen in de conclusies. Op basis van de nieuwe Commissiemededeling over innovatiebeleid die in september verschijnt, zal tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 25 september aanstaande een eerste formele discussie over dit onderwerp plaatsvinden. 1 I.v.m. een correcties in de aanhef. De uitkomsten van deze informele Raad en de Raad voor Concurrentievermogen van 25 september aanstaande zullen worden gebruikt als basis voor de informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders in Lahti (Finland) op 19 en 20 oktober («Hampton Court 2»). Innovatie zal daar, naast energie, één van de hoofdthema s zijn. Het voorzitterschap wil op de Raad voor Concurrentievermogen van 4 en 5 december en wellicht de Europese Raad van 14 en 15 december komen tot een set aanbevelingen voor toekomstig werk. Het uiteindelijke doel van het Finse voorzitterschap is innovatiebeleid zo concreet mogelijk op de Europese agenda te zetten en thema s te identificeren waar volgende voorzitterschappen KST100045 0506tkkst21501-30-147 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2006 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 21 501-30, nr. 147 1
mee aan de slag kunnen. Het aankomende Duitse voorzitterschap gaf tijdens de Raad aan innovatie tevens als een prioriteit te zien. De Minister van Economische Zaken, J. G. Wijn Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 21 501-30, nr. 147 2
VERSLAG INFORMELE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN 10 11 JULI 2006 Stimuleren van innovatie en de rol van de interne markt Commissaris McCreevy verwelkomde (breed) innovatiebeleid als centraal thema van de Raad voor Concurrentievermogen en sprak tijdens zijn interventie over het stimuleren van innovatie en de rol van de interne markt daarbij. Fundamenteel is dat markten innovatie stimuleren en niet overheden of politici. Omdat bedrijven failliet kunnen gaan indien zij een verkeerde keuze maken, zijn zij doorgaans beter in staat goede investeringen te identificeren. Commissaris McCreevy noemde drie prioriteiten voor het stimuleren van innovatie. Ten eerste, een lichte regelgevende structuur die markten toegankelijk houdt voor nieuwe toetreders. Dat betekent minder bureaucratie, minder administratieve lasten en geen buitensporige kosten voor bedrijven. Ten tweede, een modern systeem van intellectuele eigendomsrechten dat innovatie beloont, maar ook open genoeg is om de overdracht van kennis aan te moedigen en nieuwe innovatie te stimuleren. Belangrijk is daarbij dat dit systeem geen al te hoge kosten aan bedrijven oplegt. Dit zal voor de Commissie de komende tijd een prioriteit zijn. Nu er nog geen gemeenschapsoctrooi is, moeten alle alternatieve opties onbevooroordeeld worden bekeken, inclusief het Vertalingenprotocol (lagere vertaalkosten) en het European Patent Litigation Agreement (één gecentraliseerde Europese rechtsgang voor octrooizaken). McCreevy hoopt later dit jaar tevens met een initiatief met betrekking tot copyrights te komen die de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten stimuleert en piraterij tegengaat. Ten derde, publieke instanties die de vraag naar innovatieve producten stimuleren zonder te reguleren of bedrijven kosten op te leggen. Publieke instanties zijn, net zoals private partijen, belangrijke afnemers van innovatieve producten. Daarbij zouden de openbare aanbestedingsregels optimaal moeten worden gebruikt. De Commissie werkt in dit verband aan een handboek over innovatie en openbaar aanbesteden, waarin de huidige mogelijkheden voor innovatief aanbesteden worden toegelicht. Welk innovatiebeleid voor Europa? Commissaris Verheugen benadrukte dat veel lidstaten voor de opgave staan een sterk innovatiesysteem op te bouwen. Daarin zou een goede balans gevonden moeten worden tussen het verbeteren van het aanbod van en het stimuleren van de vraag naar innovatie. Meer investeringen in onderzoek zijn nog geen garantie voor nieuwe marktkansen. Commissaris Verheugen kondigde aan in september van dit jaar met een koepelmededeling over innovatiebeleid te komen. Deze mededeling zal voornamelijk ingaan op de vraag hoe investeringen in R&D succesvol kunnen worden omgezet in marktkansen en zal onder andere aandacht besteden aan clusterbeleid, risicokapitaal en openbaar aanbesteden. De uitvoering van de maatregelen zoals voorgesteld in de mededeling «Meer onderzoek en innovatie» van oktober 2005 blijft daarbij onverminderd belangrijk (Kamerstuk 21 501-30, nr. 125 en Kamerstuk 21 501-30, nr. 127). De Commissie zal naast de koepelmededeling ook met een aantal specifieke initiatieven komen gericht op het bevorderen van innovatie in dienstverlening, innovatievriendelijk aanbesteden (bovengenoemd handboek), samenwerking en kennisuitwisseling tussen industrie en universiteiten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 21 501-30, nr. 147 3
belastingprikkels ter stimulering van innovatie en maatregelen gericht op het versterken van clusters. Verheugen toonde zich zeer positief over het nieuwe kader voor staatssteun gericht op onderzoek, ontwikkeling en innovatie dat naar verwachting eind 2006 zal verschijnen. Op dit moment is het niet mogelijk om aan innovatie staatssteun te geven. Effectief Europees innovatiebeleid Innovatiebeleid omvat een breed spectrum aan onderwerpen die het ondernemersklimaat en de kansen om te innoveren beïnvloeden. Het vermogen van een economie zichzelf te vernieuwen en de manier waarop de maatschappij staat tegenover veranderingen vormt daarbij een grote uitdaging voor zowel Europese als nationale beleidsmakers. Op basis van de discussie identificeerde het Finse voorzitterschap drie thema s voor een succesvol innovatiebeleid: regelgeving, financiering en instellingen voor innovatie. Op het gebied van regelgeving werden daarbij de volgende ingrediënten vermeld: een efficiënt werkende interne markt met speciale aandacht voor de afronding van de dienstenrichtlijn; een efficiënt octrooisysteem; het bevorderen van betere regelgeving; innovatievriendelijke staatssteunregels; het promoten van innovatief openbaar aanbesteden; (indien nodig) herdefiniëren publieke diensten; en het ontwikkelen van sectorspecifieke regelgeving. Bij financiering zijn beter gebruik van structuurfondsen bij de financiering van innovatie (Lissabonagenda), financiering van European Technology Platforms (ETPs) en een gemeenschappelijke markt voor risicokapitaal belangrijk. Onder het thema instellingen tenslotte, noemde de Finse voorzitter meer en betere partnerschappen tussen universiteiten en bedrijven, verspreiden van good practices t.a.v. deze partnerschappen en benadrukte hij het belang van het voorgestelde European Institute of Technology (EIT) op basis van een netwerkstructuur. Nederland benadrukte dat innovatiebeleid geen doel op zich is, maar gericht moet zijn op het bevorderen van groei en banen. Voorts moet sprake zijn van een goede mix tussen beleid gericht op het aanbod van R&D en de vraag naar innovatie. Nederland werd hierin breed gesteund. Verder bracht Nederland in de discussie een aantal belangrijke punten naar voren zoals bespoedigen van de totstandkoming van de Joint Technology Initiatives (mede gezien het belang voor de samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen en met speciale aandacht voor de rol van het MKB), bespoedigen van het artikel 169 MKB-initiatief Eurostars, bekijken van mogelijkheden om onderzoek en innovatie taken in publieke onderzoeksprogramma s bij het MKB onder te brengen (naar voorbeeld van Amerikaanse «Small Business Innovation Research Programme»), bevorderen van ondernemerschap door onderwijs, uitwisselen van best practises op het gebied van innovatief openbaar aanbesteden en het wegnemen van bestaande knelpunten in Europese regelgeving. Innovatievouchers werden genoemd als één van de Nederlandse best practises met betrekking tot de samenwerking tussen industrie en kennisinstellingen. Nederland bracht tevens het Holst Centrum onder de aandacht. Het Holst Centrum moet zich ontwikkelen tot een internationaal erkend open onderzoeksinstituut dat technologieën ontwikkelt voor microsystemen en systemen op folie. Deze joint venture tussen het Nederlandse TNO en het Vlaamse IMEC met actieve deelname van leidende Nederlandse en Belgische bedrijven is een mooi voorbeeld van nationaal beleid dat over de grenzen gaat in het Europa van vandaag. Nederland sprak de hoop uit dat het Holst Centrum zal uitgroeien tot een waar Europees Centre of Excellence. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 21 501-30, nr. 147 4
Het Finse voorzitterschap concludeerde dat naar aanleiding van de discussie goede bouwstenen konden worden geleverd voor de formele discussie tijdens de Raad voor Concurrentievermogen van 25 september, evenals voor de informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders in Lahti op 19 en 20 oktober. Voor Nederland is innovatiebeleid een belangrijk thema, ook in het kader van het Lissabonproces. Bovengenoemde punten vormen, evenals een gunstig vestigingsklimaat voor kenniswerkers, belangrijke aandachtspunten. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 21 501-30, nr. 147 5