COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

Vergelijkbare documenten
COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

Bij bericht van 1 maart 2016 is zijdens appellant het schikkingsvoorstel afgewezen, reden waarom de zaak aan de tuchtcommissie is voorgelegd.

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

Bij bericht van 17 mei 2016 is het schikkingsvoorstel afgewezen, reden waarom de zaak aan de tuchtcommissie is voorgelegd.

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

TUCHTCOMMISSIE BETAALD VOETBAL KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

TUCHTCOMMISSIE BETAALD VOETBAL KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

TUCHTCOMMISSIE BETAALD VOETBAL KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

Tuchtcommissie Nederlandse Rugby Bond

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie Zaak-no: Datum: In de zaak van: 25 juni 2012

COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE NEDERLANDSE RUGBY BOND

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

Op basis hiervan heeft de aanklager NTTB u in staat van beschuldiging gesteld en de volgende aanklacht geformuleerd:

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

UITSPRAAK VAN DE TUCHTCOMMISSIE

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHAMS:2016:2091 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie Zaaknummer: a

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBGEL:2014:6552

TUCHTREGLEMENT VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE GOLF FEDERATIE

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Koninklijke Nederlandse Cricket Bond Commissie van Beroep

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie Zaak-no:

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

Richtlijnen Tuchtrechtspraak. Seizoen

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

Tuchtcommissie Datum: 23 augustus 2017

ECLI:NL:GHAMS:2014:264

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO3296

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:GHDHA:2017:2291

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie Zaak-no: a

Koninklijke Nederlandse Cricket Bond Commissie van Beroep

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5369

NEDERLANDSE TAFELTENNISBOND Tuchtcommissie Zaak-no:

Uitspraak. RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht parketnummer: 16/ [P]

LJN: BM6944, Gerechtshof Leeuwarden, Print uitspraak

Nederlandse Tafeltennisbond

ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5960

Hiermee hebt u zich (mogelijk) schuldig gemaakt aan een strafbare handeling en/of overtreding als bedoeld in:

Bekerbesluiten Zaalvoetbal Landelijk en district Seizoen 2018/'19

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBUTR:2010:BL4830

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

Als niet tijdig verweer is gevoerd, wordt het schikkingsvoorstel geacht te zijn aanvaard.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

een bij een Aangesloten Instelling geregistreerde mediator; de door een Aangesloten Instelling vastgestelde gedragsregels;

4. Appellant schrijft in het beroepschrift van 25 februari 2014 onder meer het volgende:

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

Nederlandse Tafeltennisbond

Transcriptie:

1718-05 - Matavz, T. COMMISSIE VAN BEROEP BETAALD VOETBAL VAN DE KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND 1. Het beroep Op 26 januari 2018 is door de tuchtcommissie betaald voetbal, hierna te noemen tuchtcommissie, besloten dat de heer T. Matavz, speler van Vitesse (hierna te noemen de beschuldigde ) met ingang van 26 januari 2018 is uitgesloten van deelname aan competitie-, play-off-, en/of bekerwedstrijden van de KNVB tot de dag, volgende op die, waarop het eerste elftal van Vitesse vijf achtereenvolgende competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft gespeeld, waarvan één wedstrijd voorwaardelijk, zulks met een proeftijd van 1 jaar voor het geven van een elleboogstoot aan een speler van Sc Heerenveen, de heer D. Dumfries (hierna te noemen tegenspeler ) tijdens de op 20 januari 2018 gespeelde wedstrijd Vitesse Sc Heerenveen. De commissie van beroep betaald voetbal, hierna te noemen commissie van beroep, heeft in aanwezigheid van de aanklager betaald voetbal (hierna te noemen de aanklager ) en de beschuldigde, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Bakker (hierna te noemen de raadsman ), de zaak mondeling behandeld op dinsdag 6 februari 2018. Mevrouw M. Clifford (teammanager Vitesse) en de heer J. de Wit (algemeen directeur Vitesse) waren ook bij de behandeling aanwezig. Bij die behandeling van het beroep is kennisgenomen van televisiebeelden en de door de beschuldigde ingebrachte televisiebeelden uit de betreffende wedstrijd. 2. Het verloop van de procedure Op 23 januari 2018 is de beschuldigde ten laste gelegd dat hij zich tijdens de op 20 januari 2018 gespeelde wedstrijd Vitesse Sc Heerenveen schuldig heeft gemaakt aan het geven van een elleboogstoot aan een tegenspeler. De aanklager heeft de beschuldigde daarvoor een schikkingsvoorstel gedaan, inhoudende dat hij voor het spelen van vijf wedstrijden wordt uitgesloten, waarvan 1 wedstrijd voorwaardelijk zulks met een proeftijd van 1 jaar. Dit schikkingsvoorstel is door de beschuldigde niet geaccepteerd en de zaak is op donderdag 25 januari 2018 door de tuchtcommissie mondeling behandeld. Ten aanzien van het niet-ontvankelijkheidsverweer van de aanklager heeft de tuchtcommissie overwogen dat uit eerdere uitspraken van de commissie van beroep blijkt dat vervolging mogelijk is als er sprake is van een ernstige overtreding die niet is waargenomen door de arbitrage en er om die reden geen sprake is van een final decision. De aanklager heeft bij de tuchtcommissie gevorderd om de beschuldigde wegens het geven van een elleboogstoot aan een tegenspeler te veroordelen en hem een straf op te leggen van een schorsing van vijf wedstrijden. De tuchtcommissie achtte het ten laste gelegde feit, het geven van een elleboogstoot aan een tegenspeler tijdens de op 20 januari 2018 gespeelde wedsstrijd Vitesse Sc Heerenveen bewezen. De bewezenverklaring van de tuchtcommissie is gebaseerd op de schriftelijke verklaring d.d. 20 januari 2018 van de tegenspeler en de waarneming van de tuchtcommissie van de televisiebeelden. Dit bracht de tuchtcommissie tot het opleggen van de in de inleiding beschreven straf. Tegen de beslissing van de tuchtcommissie heeft de beschuldigde tijdig hoger beroep ingesteld. 3. De gronden van het beroep De raadsman stelt primair dat de aanklager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging en subsidiair dat de beschuldigde dient te worden vrijgesproken. Meer subsidiair verzoekt de raadsman om een matiging van de door de tuchtcommissie opgelegde straf.

Niet-ontvankelijkheidsverweer De raadsman stelt namens de beschuldigde primair dat de aanklager alleen bij ernstige overtredingen, die tijdens de wedstijd niet zijn gezien door de arbitrage, de mogelijkheid heeft om een vooronderzoek op te starten. Volgens de tuchtcommissie blijkt uit de schriftelijke verklaringen van de scheidsrechter, de heer A.W. Lindhout (hierna te noemen de scheidsrechter), dat hij de in het geding zijnde situatie niet heeft waargenomen. De raadsman stelt dat de scheidsrechter niet heeft verklaard dat hij de situatie in zijn geheel niet heeft waargenomen. Volgens de raadsman stond de scheidsrechter niet op grote afstand en had hij vrij zicht op de situatie. De scheidsrechter zou naar de situatie hebben gekeken en vervolgens hebben aangegeven dat de betreffende spelers rustig aan moesten doen. Volgens de raadsman zou de scheidsrechter op deze wijze hebben gemeend dat er van een overtreding geen sprake was. Naar het oordeel van de raadsman is er derhalve sprake van een final decision en dient de aanklager door de commissie van beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het geval de commissie van beroep zou oordelen dat de aanklager wel ontvankelijk is, bepleit de raadsman dat vrijspraak zou moeten volgen omdat uit de door de beschuldigde in gebrachte televisiebeelden niet volgt dat sprake is van een elleboogstoot. Bewijs De raadsman stelt dat de bewezenverklaring volgens de tuchtcommissie op twee bewijsmiddelen steunt, te weten de waarneming van de tuchtcommissie van de televisiebeelden en de schriftelijke verklaring van de tegenspeler. Volgens de raadsman geven de televisiebeelden in eerste instantie een vertekend beeld. Uit de door de beschuldigde ingebrachte beelden zou blijken dat de tegenspeler bij een eerdere ingooi de beschuldigde hinderde om bij de bal te komen. De tuchtcommissie heeft geoordeeld dat de beschuldigde zijn tegenspeler opzocht en dat er geen sprake was van een duel om de bal, terwijl volgens de raadsman uit de door de beschuldigde ingebrachte beelden en de schriftelijke verklaringen van de getuigen blijkt dat de beschuldigde bij de ingooi vóór zijn tegenspeler wilde komen om juist bij de bal te komen. Met betrekking tot de actie van de tegenspeler heeft de tuchtcommissie volgens de raadsman het verweer dat de beschuldigde de arm van zijn tegenspeler wegduwde verworpen omdat deze hem hinderde. De raadsman stelt echter dat uit de door de beschuldigde ingebrachte beelden blijkt dat de tegenspeler zijn linkerarm uitstak richting de beschuldigde. De tuchtcommissie heeft geoordeeld dat de beschuldigde door met zijn rechterarm op de hoofdhoogte een achterwaartse beweging te maken waardoor hij de tegenspeler in het gezicht heeft geraakt een zodanige actie heeft gemaakt dat niet anders gezegd kan worden dat de beschuldigde zijn tegenspeler een elleboogstoot heeft gegeven. De raadsman stelt in dit verband dat de beschuldigde zijn onderarm een beweging omhoog heeft gemaakt waarbij hij eveneens een stap naar voren heeft gezet. De raadsman stelt dat de beschuldigde langs zijn tegenspeler wilde komen en in zijn loop hem een stevige duw gaf en geen stoot met zijn rechteronderarm om de linkerarm van zijn tegenspeler weg te krijgen. De raadsman stelt onder verwijzing naar uitspraken van de commissie van beroep (o.a. zaak Berg d.d. 24 september 2010, zaak Vilhena d.d. 29 maart 2017, zaak Beugelsdijk van 31 oktober 2017) dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een elleboogstoot in beginsel bepalend of een speler in de uitvoering van een beweging de arm als wapen heeft gebruikt. De raadsman stelt dat in dit geval niet kan worden bewezen dat de beschuldigde zich schuldig heeft gemaakt aan het met opzet geven van een elleboogstoot. 2

Strafmaatverweer Tot slot acht de raadsman de eis van de aanklager welke de aanklager ten tijde van de inhoudelijke behandeling van het beroep heeft verhoogd van 5 wedstrijden te zwaar en verwijst daartoe naar de uitspraken van de commissie van beroep inzake Vilhena, Beugelsdijk, Berg en Stam. Volgens de raadsman dienen de navolgende verzachtende omstandigheden door de commissie van beroep in acht te worden genomen. Ten aanzien van de door de beschuldigde verrichte handeling stelt de raadsman dat i) de handeling een reactie was op de actie van de tegenspeler ii) de elleboogstoot niet tot de ernstigste vorm in die categorie behoort iii) de beschuldigde zijn tegenspeler niet in zijn gezicht of een andere kwetsbare plek heeft geraakt en iiii) de tegenspeler de wedstrijden zonder verwondingen of blessure heeft uit kunnen spelen. Tot slot bevat de strafkaart van de beschuldigde wel gele kaarten maar geen rechtstreekse rode kaarten. Mocht de commissie van beroep tot een bewezenverklaring komen, dan zou een lagere straf dan de standaardstraf overeenkomstig de KNVB-richtlijnen meer passend zijn. 4. Het standpunt van de aanklager De aanklager refereert aan het door zijn collega aanklager in eerste aanleg gestelde. Ontvankelijkheid aanklager De aanklager stelt dat hij ontvankelijk is in de vervolging en verwijst daartoe naar vaste jurisprudentie van de commissie van beroep. De aanklager stelt dat een onderzoek op basis van televisiebeelden wordt gestart indien sprake is van een zware overtreding die niet is waargenomen door de arbitrage. Naar het oordeel van de aanklager is in casu sprake van een zware overtreding. De aanklager meent bovendien dat geen sprake is van een final decision ten aanzien van de elleboogstoot nu alle officials hebben verklaard dat zij dit incident niet hebben waargenomen. Bewijs De aanklager beoordeelt in het licht van de bewezenverklaring de uitgestoken linkerarm van de tegenspeler als een normale spelsituatie. In de optiek van de aanklager doet de tegenspeler niets verkeerds. Het is volgens de aanklager een situatie waarin de ingooi nog niet genomen is en er een incident plaatsvindt. Voorts is de aanklager van oordeel dat sprake is van een elleboogstoot. Door de kracht van de beweging en de manier waarop de beschuldigde zijn elleboog naar achteren brengt in de wetenschap dat zijn tegenspeler vlak bij dan wel achter hem is neemt de beschuldigde in elk geval de kans voor lief dat hij zijn tegenstander fors zou raken. Hij heeft daarmee zijn arm kennelijk als wapen gebruikt, aldus de aanklager. De aanklager geeft op basis van het voornoemde aan dat het aan de beschuldigde ten laste gelegde reglementair overtuigend is bewezen en verwijst hiertoe naar de verklaring van de tegenspeler en naar de waarneming van zowel de televisiebeelden als de door de beschuldigde ingebrachte televisiebeelden. Strafmaat Bij de strafmaat moet volgens de aanklager in aanmerking worden genomen dat het gaat om een nare overtreding. De strafkaart van de beschuldigde is blanco. Dit incident past niet goed bij de persoon van de beschuldigde. Feit blijft wel dat het incident heeft plaatsgevonden. Daarbij is het verschil tussen de door de raadsman aangehaalde zaken en onderhavige zaak dat in de door de raadsman aangehaalde zaken sprake was van een spelsituatie waarbij een bal betrokken is geweest en in onderhavige zaak was dit niet het geval. Daarnaast heeft de aanklager ook de kracht en felheid van de elleboogstoot in zijn eis meegewogen. 3

5. De beoordeling door de commissie van beroep Ontvankelijkheid van de aanklager In eerdere vonnissen van de commissie van beroep is benadrukt dat vervolging na de bestudering van camerabeelden mogelijk is als een ernstige overtreding niet is waargenomen door de arbitrage en er om die reden geen sprake is van een final decision. Deze benadering vindt steun in de FIFA Laws of the Game en in het Handboek competitiezaken betaald voetbal (1 juli 2017, p. 47). De commissie van beroep stelt dat uit de schriftelijke verklaringen van de scheidsrechter, twee assistent-scheidsrechters, de heren R. Bleumink en de heer R.A. de Nas (hierna te noemen assistent-scheidsrechters ) en de 4 e official, de heer R.W.M. Martens (hierna te noemen 4 e official ), blijkt dat zij allen het betreffende incident tussen de beschuldigde en de tegenspeler niet hebben waargenomen. Voorts sluiten de schriftelijke verklaringen van de scheidsrechter, twee assistentscheidsrechters en de 4 e official ook aan bij de eigen waarneming van de commissie van beroep van de televisiebeelden en de door de beschuldigde ingebrachte televisiebeelden. De commissie van beroep stelt vast dat uit die televisiebeelden dat de scheidsrechter zich ten tijde van het betreffende incident concentreert op de speler van Vitesse die op dat moment de bal ingooit en daardoor de verweten gedraging van de beschuldigde niet waarneemt. Van een final decision is volgens de commissie van beroep derhalve geen sprake. Volgens de commissie van beroep is de verweten gedraging als zodanig van voldoende ernstige aard dat vervolging na de bestudering van camerabeelden te rechtvaardigen is. De verdenking die de aanklager aan de beelden kon ontlenen is ook van voldoende ernst om een daadwerkelijke vervolging te rechtvaardigen. De commissie van beroep is derhalve van oordeel dat de aanklager een vooronderzoek mocht starten en naar aanleiding daarvan een schikkingsvoorstel aan de beschuldigde mocht doen en, na verwerping daarvan, de vervolging kon doorzetten. De aanklager is ontvankelijk. Bewezenverklaring In het vonnis in de zaak tegen de heer M. Berg d.d. 24 september 2010 heeft de commissie van beroep het volgende overwogen over het geven van een elleboogstoot. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een elleboogstoot acht de commissie van beroep in beginsel bepalend of een speler in de uitvoering van een beweging, de elleboog van die arm kennelijk als wapen gebruikt. Voorts overweegt de commissie van beroep dat ingevolge artikel 40 lid 2 van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal het bewijs dat de beschuldigde een overtreding heeft begaan dient te berusten op ten minste twee bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de commissie van beroep is in casu aan deze eis voldaan. Op basis van de ter zitting aan de commissie van beroep getoonde camerabeelden waaronder de door de beschuldigde ingebrachte beelden met daarop het relevante spelmoment, is de commissie van beroep van oordeel dat de beschuldigde zijn arm zodanig beweegt dat hij zijn tegenspeler met een felle, krachtige beweging van zijn elleboog in het gezicht raakt. Naar het oordeel van de commissie van beroep heeft de beschuldigde zijn elleboog als wapen gebruikt. De door de raadsman gestelde omstandigheid dat de tegenspeler van de beschuldigde zijn linkerarm uitsteekt met als kennelijk doel de beschuldigde de doorgang te beletten doet er naar de mening van de commissie van beroep niet aan af dat de beschuldigde zijn elleboog als wapen heeft gebruikt en dat derhalve sprake is geweest van een elleboogstoot. Voorts heeft de tegenspeler schriftelijk verklaard dat hij door de beschuldigde in het gezicht is geraakt. 4

De bewezenverklaring steunt derhalve op de volgende bewijsmiddelen: - De eigen waarneming van de commissie van beroep van de televisiebeelden en de door beschuldigde in gebrachte beelden, zijnde: Een speler van Vitesse had de bal in zijn handen om deze in te gooien. De tegenspeler stond op enkele meters van deze speler van Vitesse. De beschuldigde, die schuin achter de tegenspeler stond, liep, nog voordat de speler van Vitesse aanstalten maakte om de bal in de gooien, naar de beschuldigde toe, kwam voor hem en raakt de tegenspeler met een krachtige en felle beweging van zijn elleboog in het gezicht. - De schriftelijke verklaring van de tegenspeler, zakelijk weergegeven, luidende: Tijdens de op 20 januari 2018 gespeelde wedstrijd Vitesse Sc Heerenveen was er een ingooi aan de zijkant door de speler van Vitesse. Ik zag dat de beschuldigde vanaf mijn linkerkant vóór mij probeerde te komen. Ik wilde mezelf breed maken maar hij kwam voor me. Vervolgens voelde ik iets volop in mijn gezicht, waarna ik neer ging. Ik had vervolgens behandeling nodig. De commissie van beroep oordeelt op grond van het bovenstaande dat de beschuldigde zich schuldig heeft gemaakt aan het geven van een elleboogstoot aan een tegenspeler en acht het ten laste gelegde bewezen. 6. De bewezenverklaring De commissie van beroep acht bewezen dat de beschuldigde zich tijdens de op 28 januari 2018 gespeelde wedstrijd Vitesse Sc Heerenveen schuldig heeft gemaakt aan het geven van een elleboogstoot aan een tegenspeler. 7. De kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op een overtreding van artikel 19 juncto artikel 21 van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal juncto titel I, artikel 2.2 onder d van de Richtlijnen van het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal, te weten het doen van een gewelddadige handeling zonder dat sprake is van een spelsituatie waarbij een bal betrokken is geweest door het van een elleboogstoot. 8. De strafoplegging Bij het bepalen van de straf heeft de commissie van beroep rekening gehouden met de aard en ernst van de overtreding en met de strafkaart van de beschuldigde. Het geven van een elleboogstoot in het gezicht moet in het algemeen worden gezien als een ernstige overtreding. Daarnaast neemt de commissie van beroep ook in overweging dat er sprake was van een krachtige en felle beweging van de elleboog van de beschuldigde tegen een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam, te weten het gezicht van de tegenspeler. De commissie van beroep heeft echter ook in overweging genomen dat de beschuldigde in dit opzicht een blanco strafblad heeft. Dit alles in aanmerking genomen komt de commissie van beroep tot een straf die lager is dan de door de aanklager ter zitting geëiste straf. De commissie van beroep veroordeelt de beschuldigde tot een onvoorwaardelijke uitsluiting van 4 wedstrijden. 5

9. De beslissing De commissie van beroep vernietigt de beslissing van de tuchtcommissie waartegen het beroep is ingesteld en doet opnieuw recht. Bewezen wordt verklaard hetgeen onder 6. is vermeld. Het bewezen verklaarde is strafbaar zoals onder 7. is omschreven. De beschuldigde is terzake van evenvermelde overtreding strafbaar. De beschuldigde wordt met ingang van 7 februari 2018 uitgesloten van deelname aan competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB, tot de dag, volgende op die, waarop het 1e elftal van zijn club 4 achtereenvolgende competitie-, play-off- en/of bekerwedstrijden van de KNVB heeft gespeeld. De beschuldigde wordt veroordeeld in de kosten van zowel eerste aanleg als beroep; in beroep begroot op 275, - te verrekenen in rekening-courant met Vitesse. Aldus beslist op 7 februari 2018 en ondertekend op 20 februari 2018 door mr. en mr., leden, bijgestaan door mr., secretaris., voorzitter, 6