Lekker ding Pas op!, roept Anita. Achter je zitten de hersendoden! Ik kijk achterom. Achter ons zitten twee jongens en drie meisjes hun boterhammen te eten. Ze zijn gevaarlijk, zegt Anita. Ze schudt haar hoofd. Dat ze hier nog mogen komen. Ze horen op een andere school. Ik kijk weer achterom. Zo erg is het toch niet?, zeg ik. Ze doen nu toch niemand kwaad. Anita weet net als ik dat ze niemand meer kwaad kunnen doen. Een paar jaren geleden konden ze ons misschien wat aandoen. Toen waren ze nog helderziend, toen wisten ze precies wat wij dachten. En wat er in de toekomst ging gebeuren. Maar nu niet meer. Nu hebben ze een chip in hun hoofd waardoor ze dat allemaal niet meer kunnen. Ze zijn niet meer helderziend. Maar Anita kijkt boos. Hersendoden zijn het!, zegt ze. Die Jeroen is de ergste. Ik kijk weer om en zie hem meteen zitten. 6
Een lange, donkere jongen met een kaalgeschoren hoofd. Best een lekker ding eigenlijk, ook al is hij een hersendode. Opeens kijkt hij mij recht aan, alsof hij mijn ogen voelt. Ik word knalrood. Snel draai ik me om. Is hij nou helemaal gek, zegt Anita. Om zo naar jou te kijken? Hé hersendode!, roept ze dan. Ga naar je bijles, man! Anita kan heel akelige dingen zeggen, maar ze is slim en populair. En ze is mijn beste vriendin. Daarom ben ik ook een beetje populair. Anita fluistert iets in mijn oor waar ik heel erg van schrik. 7
Gevaarlijk Jeroen heeft bijna iemand vermoord, fluistert Anita. Nee, dat geloof ik niet, zeg ik. Echt waar? Anita knikt. Jeroen had toen nog geen chip omdat zijn ouders die operatie niet wilden. Ze gingen naar de rechter, en Jeroen ging gewoon naar school, zonder chip. Toen kreeg Jeroen ruzie en heeft een jongen geslagen. Heel hard. Die jongen heeft een week in coma gelegen. Hij heeft nog steeds hoofdpijn. Ik ril. Die chip zou verplicht moeten worden!, zeg ik. Anita knikt. Jeroen heeft nu een chip, zegt ze. Maar hij heeft wel geweld gebruikt. Hij hoort eigenlijk in de gevangenis. Ik knik, Anita heeft gelijk. Die helderzienden zijn gevaarlijk. Helderzienden bestaan nog niet zo lang. Ongeveer 20 jaar geleden zijn ze ontdekt. 8
Er gebeurden toen rare dingen. Computers werden gekraakt. Pincodes waren geen geheim meer en bankrekeningen raakten zomaar leeg. Eerst kon de politie de daders niet vinden. Logisch. Helderzienden zijn kinderen van rond de dertien jaar. In hun hersens zit een foutje waardoor ze opeens superslim worden. Ze zien dingen die normale mensen niet zien. En horen dingen die normale mensen niet horen. En ze kunnen ook nog eens gedachten lezen. Daarom weten ze ook pincodes en wachtwoorden. Sinds een paar jaar zijn er wetten tegen helderzienden omdat ze gevaarlijk zijn. Wij, de normale mensen, moeten beschermd worden. De meeste mensen zijn het daarmee eens, alleen mijn vader niet. Maar ja, mijn vader vindt altijd iets anders. Hij is het nooit eens met de regering. 9
Nu krijgt elke helderziende een chip; een klein elektronisch apparaatje. Die chip wordt in zijn hoofd gestopt en werkt tegen het kwaad in de hersens. Bijna iedereen is blij dat die mensen een chip krijgen, behalve mijn vader natuurlijk. Stomme hersendoden, zegt Anita nog eens. Het is een scheldwoord, maar het is wel waar. Door die chip worden de helderzienden een soort van hersendood. Die chip verandert hun hersens waardoor ze dommer worden. De lessen op school zijn ineens te moeilijk voor ze. Ze hebben vaak zelfs bijles nodig. Ik hoor de stoelen piepen; de helderzienden staan op. Aan de andere tafels kijkt iedereen toe. Niemand vertrouwt de helderzienden. 10
Litteken Jeroen is anders dan de andere helderzienden. Hij kijkt trots en scheert zijn hoofd, zijn litteken is duidelijk te zien. De andere helderzienden hebben lang haar om hun litteken te verstoppen. Behalve een bleek meisje, maar zij is pas geopereerd, denk ik. Op haar hoofd is een groot litteken, daar voelt ze steeds. Jeroen is altijd bij haar in de buurt, hij beschermt haar. Dat doen helderzienden, die zorgen voor elkaar. Ze zijn altijd met een groep. Dat maakt ze nog gevaarlijker. Een paar jongens lopen langs de helderzienden. Geert, een van de jongens, botst tegen het bleke meisje waardoor ze struikelt. Anita giechelt en ik lach mee. Jeroen kijkt Geert boos aan. Geert is een rotjoch dat altijd ruzie zoekt. 11
Had je wat, hersendode?, zegt Geert. Kom op dan... als je durft! Jeroen zegt niets terug. Hij kijkt alleen maar. Geert spuugt op de trui van Jeroen. Die is raak, Geert!, zegt Anita. Jeroen kijkt ons even aan. Hij minacht Anita en mij, dat zie ik aan zijn blik. Dan loopt hij weg. Kom op, we gaan, zeg ik tegen Anita. Maar Anita blijft staan en kijkt naar Geert, haar ogen stralen verliefd. Ze luistert naar alles wat hij zegt. Anita valt op foute jongens. Volgens mijn vader is Geert een crimineel. Maar ja, mijn vader vindt niemand leuk. Dat is al heel lang zo. Vroeger was mijn vader heel anders. Toen Maartje en ik nog klein waren, en toen mama nog leefde, was hij altijd vrolijk. Zijn leven is nu ook niet makkelijk. Hij moet in zijn eentje twee pubers opvoeden: Maartje en mij. 12
Dat valt niet mee. Daarom is hij zo knorrig. Ik ben ook snel boos op hem, maar dat kan ik niet helpen. Het komt door mijn oren, die suizen de hele dag door. Ik word er gek van. Volgens Maartje heb ik tinnitus. Tinnitus betekent: suizende oren. Het komt door de muziek, denkt zij. Mijn muziek staat altijd te hard. Kom je nou?, zeg ik tegen Anita. Waarheen?, vraagt ze. Ik zucht. Naar het computerlokaal, natuurlijk. Je wilt toch muziek zoeken op internet? Die muziek van Geert? Anita kijkt verbaasd. 13
Muziek Anita zegt niks, maar ik voel dat er iets is. We lopen naar het computerlokaal. Pas bij het lokaal zegt Anita weer iets. Hoe weet jij wat ik wil? Ik had nog niets gezegd over het computerlokaal. Toen ik Geert net zag, dacht ik er pas aan. Dus hoe weet jij dat ik dat dacht? Opeens heb ik het heel koud. Wat bedoelt Anita? Gauw zet ik de computer aan. Ik hang over haar heen en laat leuke websites zien. Gelukkig is Anita snel weer vrolijk en lacht ze om mijn grapjes. Plotseling gaat de deur open; onze mentor steekt haar hoofd naar binnen. Ze kijkt me aan. Ach, ben je hier, Lara?, zegt ze. De directeur wil je spreken. Ga maar naar zijn kantoor. Naar de directeur? Nu meteen? Verbaasd kijk ik naar Anita. Ze is aan het chatten met Geert. 14
Nu?, vraag ik aan de mentor. Nu! Ik haal mijn schouders op. Onze mentor heeft iets tegen me, dat heb ik al eerder gemerkt. Ze ergert zich aan mij. Ik zie je!, zeg ik tegen Anita. Even wacht ik op haar antwoord, maar ze hoort me niet. Ze staart naar het scherm. Haar vingers gaan als een gek over het toetsenbord. Alsof ze de toetsen eruit wil slaan. 15