tussen openbaar en privé Stephan van der Sman (s483907) & Arjan uit het Broek (s040974)



Vergelijkbare documenten
Visie op duurzaam Veranderen

NIEK ROOZEN bv l a n d s c h a p s a r c h i t e c t e n. De Herinnering

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 16 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

12/2012. Rob. Loslaten in vertrouwen. Loslaten in vertrouwen. Naar een nieuwe verhouding tussen overheid, markt én samenleving.

D E G R A A N S I L O

Multi cultureel samenleven. Themamanager Natascha Mooij

De sociale top 2018 in Utrecht. 25 juni 2018

In de bijlagen leest u meer over de kanttekeningen die Detailhandel Nederland plaatst bij het onderzoek.

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II

Naslagwerk KOERS. Producten van dit documenten zijn:

Ruimtelijke patronen rond vrije tijd en recreatie in Flevoland

Bronnenbank Onderwijstheorie Tessa van Helden. Inhoudsopgave Pagina. Bron 1 Design Marcel Wanders. 2. Bron 2 ADHD in de klas. 2

Openingswoord van CdK Ank Bijleveld-Schouten bij de bijeenkomst over burgerinitiatieven in Overijssel op 2 oktober 2013.

Hoe word je een gemeente van de nieuwe werkelijkheid?

Cultureel opdrachtgeverschap

OP ZOEK NAAR EEN PLATFORM VOOR DEBAT EN ACTIE: NAAR EEN NETWERK VAN EN VOOR DORPEN.

Analyse en ontwerp Wallhouse

Carlo Laatst. Portfolio Instapproject Architectuur

Opgave en. toekomstperspectief EEN NIEUWE TOEKOMST

Van Wederopbouw naar Reconstructie

Werken met afbeeldingen in het examenprogramma aardrijkskunde havo/vwo

Verslag Inspiratielab Renkum (Doorwerth)

Opgave 1 Agressie op het sportveld

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Transformatie leer je niet in een cursus

CKV Festival CKV festival 2012

Vormingsaanbod voor universiteiten en hogescholen 2014/2015

16 april Schetsdag Zwarte Hond Kristal project Loevesteinlaan II

De woonbeleving en -wensen van de bewoners in Zuid Holland (DGOT 2018)

Resumé projectsuccesdefinities

Programma Maak van je Pensioen een Succes. Persoonlijk rapport voor Jan Voorbeeld

GEWOON OF JUIIST HEEL ONGEWOON?

Ilta van der Mast Naar een nieuw systeem van sociale volkshuisvesting

Visie Beheer Openbare Ruimte

Werkende bedrijventerreinen

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Geachte collega's, beste studenten,

VISITEKAARTJE VAN DE STAD SAMENVATTING

Onderzoek nieuwe examenprogramma MAW

Providentia als nieuw dorp: Burgerschap voor cliënten; woondroom voor betrokken burgers

De beste krachten, zoeken, vinden en ook inzetten. Gabriël van den Brink 12 april 2012 Den Haag

Reflectie op het vak Programma, Ontwerp & Projectmanagement. Essay

De kracht van een goede opdracht

PASSEND ONDERWIJSONDERZOEK SAMEN ONDERZOEKEND LEREN. José van Loo

Afdeling Geografie, Planologie en Internationale Ontwikkelingsstudies Wat houdt een dorp leefbaar en vitaal?

De grensoverschrijdende regio Plannen zonder grenzen. Symposium Geo Promotion

Veghel, het voorbeeld voor binnensteden van de toekomst?

5.3 SAMENVATTEND SCHEMA SOORTEN VERBANDEN

Leren parafraseren & synthetiseren

Voorbeelden tentamenvragen Stedebouwkundig Ontwerpen (vakcode 7W220)

Werken aan persoonlijke ontwikkeling en sturen van eigen loopbaan

AANPAK BINNENSTAD SCHIEDAM

Congresverslag Ouderbetrokkenheid. 21 september 2015

Profielschets van de omvang en samenstelling van de Raad van Commissarissen en zijn leden

Ruimtelijke kwaliteit in cultuurhistorisch perspectief. Masterclass Schipborg 21 juni 2011

Wij bundelen onze kennis en krachten om mensen met een woonwens én locaties met elkaar te verbinden.

Wie we zijn

Extern verbinden. samenwerken met andere partijen

?Hoe Zo! >> Werken bij de gemeente betekent je inzetten voor burgers en bedrijven. En daarbij geldt:

Beter groen. naar een kwaliteitsimpuls voor recreatiegebieden in Zuid-Holland. provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland

Jaar van de Ruimte 2015

Christina van der Feltz-Cornelis en Willem van Tilburg

trendsetters 3 Inloophuis voor mensen met dementie, hun familie en vrienden: Ik mag zijn, wie ik ben

Ace! E-book. Ace! Management Partners Training Coaching Consulting Interim Management

Annette Koops: Een dialoog in de klas

Titel Location based services (LBS) voor retailers in het stadshart van Utrecht

13617/16 van/ons/sv 1 DG E 1C

Speech Annet Bertram,DG Wonen, namens de minister van VROM bij Jubileumbijeenkomst SVN 5 oktober 2006 te Rotterdam

Dynamische en bruisende Spoorzone dromen realiseren achter het spoor, we gaan ervoor

Ruimte tussen woord en betekenis

Profielschets van de omvang en samenstelling van de Raad van Commissarissen en zijn leden.

'Maak werk van Vrije tijd in Brabant'

Eerst even: de bedoeling Transformatie-opgave:

Is een klas een veilige omgeving?

Gelijke kansen met cultuur(onderwijs) Barend van Heusden Kunsten, Cultuur en Media Rotterdam, 2 november 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Interieur Woonhuizen. In opdracht van diverse particuliere opdrachtgevers

Digitale cultuur als continuüm

Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving?

Familiebedrijven en Maatschappelijk Betrokken Ondernemen

Maatschappijleer in kernvragen en -concepten

Beleidsplan Integriteit

Detailhandel in Brabant: Werk aan de winkel Sfeerbeeld symposium 16 januari Provincie Noord-Brabant

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen

Cockerill hof. WIT architecten

Zondag Ontwikkeling. Profiel. Over Zondag Ontwikkeling. ...gelooft in mogelijkheden, niet in beperkingen

Ontwerpend onderzoek naar kernversterking in Vlaanderen. Studie uitgevoerd door Maat-ontwerpers,

Hoofdstuk 18 Bouwen aan organisatie met de netwerkmultiloog

WHITEPAPER IN 5 MINUTEN. 08. Content Design verdrijft CMS

Big Data helpt winkelgebieden verder Leefstijl, beheerniveau en tevredenheid onlosmakelijk verbonden

R E L I G I O U S J O U R N A L I S M C O M M U N I T Y O F P R A C T I C E T I L B U R G C O B B E N H A G E N C E N T E R

Onze associates. De partners van Inbo. Ontwerp voor Catalyst, bedrijfsverzamelgebouw voor technostarters in Eindhoven.

DE STURING OP RUIMTELIJKE KWALITEIT IN DE ONTWIKKELING VAN NIEUWBOUWWIJKEN. 22 juni P5 - Roelof Achterveld

Ik ben een Man van de Cijfers

Stadssociologie, gedrag en omgeving. SVOB-studiemiddaggedragen omgeving, 14 juni2012. Wat doet een stadssocioloog?

Raadsvoorstel. Aan de gemeenteraad,

DE WERELD VAN DE GROTE STAD

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

Ruimte voor de maatschappij van morgen BRAINPORT SMART VILLAGE

Transcriptie:

Tussen openbaar en privé Door de veranderende tijdsgeest, de verschillen in opvattingen en de diverse factoren ontstaat er een verschil tussen de theorie (onderzoek & ontwerp) en de praktijk (gebruik): openbaarheid, in al haar facetten, komt hierdoor in de verdrukking; het erosieprobleem. Door: Stephan van der Sman (s483907) & Arjan uit het Broek (s040974) Inleiding In de maatschappij staat de openbare ruimte en het publiek domein vaak ter discussie. Deze discussie komt tot stand omdat het ontbeert aan een eenduidige op zichzelf staande definitie die de begrippen openbaarheid en het publieke domein uiteenzet. De onderliggende sociale theorieën, continu door een verschuiving in tijd en ruimte (tijdsgeest) zullen er voor zorgen dat de openbare ruimte altijd ter debat staat. Hierbij dient de belangverstrengeling van betrokken actoren, en de verschillende sociale en ethische opvatting van gebruik altijd te worden gewogen. Door de complexiteit van de onderliggende theorie en de heersende consensus komt de openbaarheid vaak in de verdrukking. Op de volgende pagina is een schema afgebeeld over hoe deze probleemstelling in feite tot stand is gekomen. Aan de ene kant zien we de maatschappelijke tendens, beïnvloed door de tijdsgeest en de aansturing van het publieke domein. Dit leidt vervolgens weer tot externe en interne vormen van openbaarheid op de randen van het spanningsveld van de openbare ruimte. Anderzijds zien we de strikte controle en beheer van de openbare ruimte, waarbij men dwangmatig het domein zeker stelt. Tevens is de controle op de openbare ruimte, door surveillance toegenomen. Hier zijn twee mogelijke vormen van afgeleid; de Disneyficatie met haar bewuste sturing en het panopticum met haar gedwongen sturing. Daar waar de verschillende aspecten elkaar ontmoeten, ontstaan verschillende typologieën. Daar waar er externe vormen van openbaarheid zijn bij Disneyficatie, zien we de afscheiding van het publieke domein; de beschermende schil. Dit in tegenstelling tot daar waar de interne vormen van openbaarheid het panopticum ontmoet; hier vinden we 3th places, diaspora en interne enclaves. Deze twee invloeden, maatschappelijke tendens en controle van de openbare ruimte, ontmoeten elkaar in het midden, het spanningsveld van de openbare ruimte. De kenmerkende bouw van de jaren 80 met haar maatschappelijke context is hier een voorbeeld van.

Dit essay toont een weg die de probleemstelling uiteenzet. Uit de theoretische analyse wordt duidelijk waarom het ontwerp van de openbare ruimte vaak achter de stedebouwkundige theorieën aanhobbelt. De probleemstelling wordt in dit essay geconstrueerd aan de hand van de syllabus Capita selecta Stedelijk domein. Afsluitend wordt de theorie aan de hand van enkele casussen beschreven. De maatschappelijke tendens Tijdsgeest, aansturing van het publieke domein Externe vormen van openbaarheid Interne vormen van openbaarheid Randen van het spanningsveld Openbare ruimte Afscheiding van het publieke domein; de beschermde schil Vb: Brandevoort Haverleij VINEX Gated communities Spanningsveld Van de openbare Ruimte Maatschappelijke context 3th places, Diaspora Interne enclave Vb. Probleemwijken Mercatorplein Inheemse plaatsen, chinatown Randen van het spanningsveld Openbare ruimte Disnyficatie Bewuste sturing Panopticum Gedwongen sturing Controle beheer en controle van de openbare ruimte Surveillance, zeker stellen van het domein schema: Sociale theorie van het openbare domein

Theoretische analyse In de huidige maatschappij is een tendens, een verschuiving gaande betrekkende op de invulling van de openbare ruimte. De overheid treedt terug; de invulling en de beleidsvorming komt in handen van het instituut. Dit is ook te omschrijven als een verschuiving van de top-down/bottom up werking. Zoals gesteld in de 1e Nota Ruimtelijke ordening heeft de overheid altijd het beleid gevoerd in het tot stand brengen van plannen. De tendens laat een handelen zien die bottum-up is gericht. Samenwerkingsverbanden van betrokken actoren, het horen van belanghebbende groepen leidt tot een evenwichtig ontwerp. Daar waar de overheid het beleid van de openbare ruimte stellig uiteenzet wordt vanuit de institutionele ruimte het kader van deze ruimte vanaf de grond opgebouwd. George Simmel stelt in de syllabus de vreemdeling aan de orde, de moderne stadsmens. Volgens de Gesellschaft het moderne stedelijke leven van de theoreticus Ferdinand Tönnies vervreemdt de stadsmens zich van elkaar en speelt een rollenspel in verschillende situaties. De individuele stadsmens ontplooit zich in de veelzijdige en gekleurde stad en volgt hier zijn eigen weg. De stadsmens kan niet als eenduidige gebruiker worden benoemd. De theorie van Martinolli sluit hierop aan. In de typologie van Martinolli behoort de vreemdeling van Simmel tot de 3e generatie gebruiker van de stad. De stadsmens is niet meer te vatten in het stramien van wonen/werken/recreëren. Tot de 3e generatie behoort de kenniswerker, de toerist, en de koper; typeringen mede ontstaan door de globalisering en netwerkstad. Theoreticus Richard Florida, drukt de nieuwe stadsmens uit in een index. The Rise of the creative class wordt de stad uitgedrukt in een creativiteitsindex. Richard Florida spreekt over openbare ruimtes die door deze nieuwe stadsmens als aantrekkelijk worden ervaren. De sociale theorieën die hier worden besproken kunnen het best worden beschreven door de basale gemeenschap van het alledaagse volgens Jean-Luc Nancy. De gemeenschap is alleen in zijn naakte existentie te grijpen. Spontaniteit, het nu en het toevallige ontmoeten geven vorm aan de openbare ruimte. Volgens ons is het een aanbeveling om in de huidige tijdsgeest de betekenis van openbaarheid als hierboven beschreven te beschouwen. Een bottum-down benadering, de institutionele ruimte geeft ruimte aan spontane samenwerkingsverbanden; de vertaalslag van het alledaagse naar het openbare domein. Het continu verschuiven van de sociale theorie, het aanbod van de gebouwde omgeving leidt tot een spanningsveld in het publieke domein. Dit spanningsveld is onvermijdelijk en de strijd van krachten gaat gepaard met de vooruitgang, en zal in de tijdsgeest altijd leidden tot een paradox. The fall of public man van Richard Sennet schets een beeld waar de mens zich niet meer weet te gedragen in de openbare ruimte. In tegenstelling tot een maatschappij van vroeger waar wederzijds respect nog vanzelfsprekend was in het publieke domein spreekt men nu van de verharde maatschappij. De tendens van de verharding van de maatschappij speelt op het politiek vlak en rol van urgente betekenis in het waarden en normendebat. Richard Sennet stelt dat in de moderne stad persoonlijkheid nog alleen afspeelt in het private domein. Openbaarheid verplaatst naar semi-openbare ruimtes van eensgezindheid. Gated communities en de gemeinschaft onder gelijken. De theorie van Christopher Lasch haakt hier op in. De moderne stadmens is terug te brengen op het narcisme. De mens is een narcist, teruggetrokken uit het sociale leven en leeft op zijn ego terp, afhankelijk van bureaucratische verzorgingsstructuren De Franse socioloog Pierre Bourdieu spreekt over een spanningsveld. De vraag die Bourdieu stelt is, hoe relaties tussen individuen en maatschappelijke condities vorm krijgen. Bourdieu spreek over het veld, overlappende velden in de maatschappij zijnde politiek de wetenschap en de kunst. Binnen deze velden is een continu proces van machtstrijd gaande. Voor dit spel is kapitaal nodig, uitgedrukt in economisch, cultureel en sociaal kapitaal. Het spel verdeelt mensen in een habitus. Men kan stellen dat in het spanningsveld die een continu onder druk staand habitus tot stand brengt vorm geeft aan de openbare ruimte en de betekenis van de openbaarheid. Het openbare domein, in de zin van openbaarheid de betekenis zal altijd een vorm van controle kennen. Deze controle heeft een dualistisch karakter. Controle in de zin van toezicht, politieke bemoeienis de politiestaat ter voorkoming van ongeregeldheden en het waarborgen van de vrijheid van de burger. Controle in de zin van beheer, het managementproces een sturend karakter die de loop van zaken in goede banen leidt.

Dit dualistische karakter kan in de sociale theorie door 2 extreme theorieën uiteengezet worden zijnde: de beheertheorie, Disneyficatie van Stacey Warren en de toezichttheorie van Jeremy Bentham. In "Disneyfication of the Metropolis: Popular Resistance in Seattle" van Stacy Warren wordt een bewust planningsregime uiteengezet. Deze postmoderne aanpak geeft een strak geregisseerde en steriel geplande controle van de openbare ruimte. Het vrije, spontane van het alledaagse wordt in deze vorm onderdrukt. In het publieke domein wordt niets aan het toeval overgelaten. Het handelen is verpakt in een schil van thematisering, toegedekt door lagen van fantasie. In tegenstelling tot de theorie van Stacey Warren waar bewust is gekozen voor een voorspelbare en steriele vorm van beheer, is het uitgangspunt van de theorie van Jeremy Warren om ongeregeld en ongewenste gedrag door middel van toezicht in juiste banen te leidden. De mens dient te antwoorden aan het sociale contact. Het Panopticum van Jeremy Bentham, de beheersingsmachine is te vertalen in de Surveillance society. Een maatschappij waar het handelen nauwlettend in de gaten wordt gehouden door technologische middelen als videocontrole, dataregistratie, sofinummers en internetcontrole (het virtuele openbare domein). Vooraf aan deze paragraaf dient gesteld te worden dat de besproken theorie kan leidden tot excessen van de openbare ruimte. De besproken theorieën zoeken de uiterste grenzen op van het maatschappelijke spanningsveld maar kunnen ook worden beschouwd als potentiële kansen voor de openbaarheid. De individualisering, vervreemding van de maatschappij kan leidden tot een publiek domein in het publieke domein in algemene zin. De randvoorwaarden van dit publiek domein kan gegeven worden door een schil. Deze schil van herkenning kan door symbolische en esthetische waarde en status (al dan niet authentiek) een groep gelijkgezinden koppelen. David Reisman beschrijft in het boek The lonely Crowd de individuele mens. Elk individueel mens kan gecategoriseerd worden in een type mens. Er wordt gekeken naar overeenkomsten zoals lifestyle, gedragspatronen en leefwijze; het paradigma van de ander. Jeremy Rifkin spreekt over de culture diaspora, verstrooiing van een nationaliteit over verschillende nationaliteiten. De theoreticus Homi Bhabha sluit hierop aan mijn zijn theorie over Third places. Een enclave, een vreemde cultuur ingebed in een overheersende cultuur. De hierboven besproken theorieën tonen een beeld van segmentatie in het publieke domein. Hier kan een vraagstuk uit worden gedistilleerd. Zorgt segmentatie voor nieuwe vormen die leiden tot een verbreding van de openbaarheid of ontstaat een vorm van erosie, het negeren van de betekenis van het openbare, de outcast, door verdrukking zoekend naar de randen van het spanningsgebied?

De praktijk Rommelig, versnippering, chaos. Enkele begrippen die de inrichting van de openbare ruimte in de begin jaren tachtig kenmerken. Als reactie hierop komt, pas halverwege de jaren tachtig, het openbare ruimtebeleid, dat een antwoord moet geven op de maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen. Stadsvernieuwing wordt stedelijke vernieuwing. Met deze stedelijke vernieuwing gaat een verschuiving gepaard van aandacht voor de openbare ruimte van de woonwijk naar de binnensteden en herstructureringsgebieden. Enerzijds wordt de openbare ruimte ingezet ter bevordering van het stedelijke imago; anderzijds krijgt de openbare ruimte betekenis als podium voor een opbloeiende stedelijke cultuur door een herwaardering voor de stad en het stedelijk leven. De inrichting en vormgeving van deze binnenstedelijke gebieden vormt een lastige opgave, onder andere door de nieuwe openbare ruimten als malls en passages. Vaak heeft met geprobeerd een nieuwe connectie aan te brengen tussen vormgeving en betekenis. Er zijn veel verschillende ontwerpstrategieën toegepast, en van veel van deze strategieën weet men nu eigenlijk nog steeds niet of ze succesvol te noemen zijn. Esther Agricola, directeur van KEI (kenniscentrum voor stedelijke vernieuwing): De openbare ruimte is het cement van een wijk en van een stad. Als stad moet je volgens mij enorm zijn op de openbare ruimte. Het zorgt voor de samenhang in de stad. [ ] In de stedelijke vernieuwing kan de openbare ruime een katalysator zijn én identiteit vormen zij vervolgt met enkele voorbeelden: Kijk voor de katalysatorrol toch maar weer eens naar Barcelona. Daar is in een verloederde wijk eerst de openbare ruimte opnieuw aangelegd. Het vastgoed lag er toen nog net zo slecht bij als alle jaren daarvoor. De mooi aangelegde openbare ruimte heeft de particuliere stadsvernieuwing echter een zet gegeven met een dynamische wijk als gevolg. 1 Als eind jaren tachtig ook de sociale wetenschappen zich weer gaan mengen in het vormgeven en inrichten van de openbare ruimte, blijkt dat het kwaliteitsbesef doorgedrongen is bij vele actoren. Er vindt echter niet echt een verdiepingsslag plaats, waardoor er weinig inzicht is in de relatie tussen ontwerp en meer theoretische discussies over de betekenis van de openbare ruimte in een multiculturele samenleving, de privatisering van de openbare ruimte, nieuwe publieke domeinen en onveiligheidsgevoelens. De revitalisering van de openbare ruimte vraagt constant aandacht; de openbare ruimte heeft vandaag de dag een erosieprobleem. Ondanks dat veel binnensteden en grote parken heringericht zijn, is dit probleem nog steeds niet helemaal opgelost; op diverse andere plekken wordt namelijk goed duidelijk hoe opeenvolgende en, hoogstwaarschijnlijk, goedbedoelde ingrepen leiden tot pover uitziende openbare ruimten. Een fundamentele vraag hierbij is, of we de hedendaagse verkeersoverheersing van de openbare ruimte, door willen zetten ten koste van het ontspannen en vrij gebruik. In de moderne tijd werd de openbare ruimte vooral gezien als parkeerruimte, vanwege de nadruk op mobiliteit. Er trad erosie van de stedelijke openbare ruimte op. Wat we met onze probleemstelling bedoelen, is dat er tegenwoordig tal van ontwerpen voor de openbare ruimte zijn die in feite achter de praktijk aan hobbelen. Doordat de ontwikkelingen van de visies op het inrichten van de openbare geen aansluiting vinden met het daadwerkelijke gebruik, ontstaat er een leegte, het eerder omschreven erosieprobleem. Het ontbreekt aan een objectief onderzoek naar succes- en faalfactoren voor ontwerpen en concepten voor de inrichting en vormgeving van de openbare ruimte, met andere woorden, het ontbreekt de Nederlandse ontwerper aan kritische (zelf)reflectie. Naast deze zelfreflectie ontbreekt het wellicht ook aan vertrouwen. Agricola: Wij hebben inderdaad weinig ervaring in het starten met de openbare ruimte. We zijn daar niet in geoefend. Er wordt wel over gepraat. Het belang van de openbare ruimte wordt alom onderstreept, maar als het erop aankomt wordt eerst geïnvesteerd in het vastgoed en pas dan in de buitenruimte. Er is angst voor de investering, het rendement van investeren in de openbare ruimte is indirect, maar voor je het weet wordt de openbare ruimte een sluitpost op de begroting. Het is ook niet gemakkelijk, je moet namelijk dingen laten gebeuren. Je moet het vertrouwen hebben dat het proces goed verloopt. Dat er spontaan dingen ontstaan. In Nederland gebeurt dat nog nauwelijks op deze manier, ik ken de voorbeelden in de stedelijke vernieuwing althans niet. 2 1 In: Stedelijk Interieur; het vakblad voor ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte, juni 2006, Elba Media bv., Amersfoort, pg 15 & 16. 2 In: Stedelijk Interieur; het vakblad voor ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte, juni 2006, Elba Media bv., Amersfoort, pg 15 & 16.

In de reader, verschenen bij de collegereeks 7W505 Capita Selecta Stedelijk Domein, staat dat er een omslag zou moeten komen in het denken over en doen in de openbare ruimte. Deze omslag zou gebaseerd moeten zijn op 3 punten: Beleid; omslag van de aandacht voor de inmiddels grotendeels heringerichte binnensteden naar enerzijds de herstructureringswijken en anderzijds de structuurbepalende openbare ruimten en nieuwe centra op het schaalniveau van de stad en regio. Ontwerp; ontstaan van een zekere terughoudendheid ten aanzien van het design van de openbare ruimte. Men heeft weer aandacht voor het alledaagse gebruik na de sterk esthetiserende benadering uit de jaren tachtig en negentig. De culturele dimensie van de openbare ruimte kan niet beperkt worden tot de vormgeving alleen. Kunstenaars gebruik opnieuw oude argumenten zoals het creëren van mogelijkheden voor oriëntatie en identificatie. Onderzoek; onderzoekers wijzen er op dat het van belang is om voor de komende jaren opnieuw inhoud te geven aan de openbare ruimte als publiek domein. De betekenis van die ruimte is veranderd als gevolg van culturele en ruimtelijke veranderingen. Het beleid en onderzoek hebben zich volgens hen te eenzijdig gericht op de traditionele stedelijke ruimte. Een groot deel van de openbare ruimte is als ontwerpopgave genegeerd. Er zijn nieuwe publieke domeinen buiten de klassieke compacte stad ontstaan. 3 In Nederland maakt het openbare ruimte beleid doorgaans geen deel uit van een meer omvattende ruimtelijke en culturele strategie; veel gemeenten hebben dan ook geen heldere visie op de betekenis van de openbare ruimte in de hedendaagse stad. De focus ligt bij het design, waardoor helaas vaak voorbijgegaan wordt aan deze nieuwe betekenissen van de openbare ruimte. De ruimten krijgen wel een ruimtelijke kwaliteitsimpuls, maar sluiten niet aan bij de eisen die nieuwe leefstijlen en een multiculturele samenleving stellen aan de vormgeving van die openbare ruimte. Er is een versnelling van beweging en een ontruimtelijking van activiteiten ontstaan, mede door de nieuwe communicatie- en informatietechnologieën. De erosie van de publieke ruimte wordt door postmodernisten gezien als teken dat er nieuwe typen gemeenschappen ontstaan, zogenaamde lichte gemeenschappen met een netwerkstructuur. Daarnaast is er de laatste tijd veel aandacht voor de inrichting en stoffering van de openbare ruimte. Dit kan door allerlei middelen, variërend van bestrating tot straatmeubilair en van verlichtingselement tot openbaar toilet. Hierbij wordt echter steeds vaker de kantekening gemaakt in hoeverre deze aandacht voor het design van de openbare ruimte het antwoord is op de vragen die de stedelijke ruimte als civic space en openbare sfeer betreft. Om een beter beeld te krijgen en wellicht enkele aanbevelingen te kunnen doen, zullen we naar enkele praktijk situaties en cases kijken. In een interview 4 met Frend Kent, directeur van Project for Public Spaces, zegt hij het volgende over het ontwerpen van de openbare ruimte: Wij leggen ons toe op het creëren van publieke ruimten die bouwen aan een gemeenschapsgevoel. Een toename van buurtvrijwilligers is een teken dat een buurt de juiste richting te pakken heeft. Volgens PPS moet de openbare ruimte méér zijn dan alleen maar mooi; in de praktijk ligt de focus bij het ontwerpen van openbare ruimte vooral op design. Met hulp van zelf ontworpen onderzoeksmethoden en in hechte samenwerking met alle belanghebbenden observeren, analyseren en evalueren wij het gebruik van een gebied, aldus Kent, om dit vervolgens uit te werken in een praktisch ontwerp. Design is slechts een middel, niet een doel; PPS kijkt al lang niet meer naar design, maar let er op hoe mensen zich comfortabel voelen. Door simpel te observeren en te luisteren naar de mensen die in het gebied leven, werken en spelen, verschijnt de oplossing die de plek nodig heeft. [ ] Het gaat om het samenvoegen van visies. [ ] De vitaliteit van een stad hangt altijd af van burgerlijke actie, meldt Kent. Ruud Ridderhof, coördinator Openbare Ruimte bij de gemeente Den Haag, bevestigd een dergelijke methode; Den Haag is door De Kern Gezond namelijk een soort schoolvoorbeeld geworden van hoe steden met haar openbare ruimten om moeten gaan. In plaats dat ontwerpers, inrichters en beheerders hier langs elkaar werkten, 3 Uit: Capita Selecta Stedelijk Domein; openbaarheid, gemeenschap en individualiteit in de stad van de 21 ste eeuw, syllabus voor het college 7W505, dr. Ir. Kees Doevendans, faculteit bouwkunde, Technische Universiteit Eindhoven, najaar 2006, pg. 9. 4 In: Stedelijk Interieur; het vakblad voor ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte, augustus 2005, Elba Media bv., Amersfoort, pg 21 & 22.

werkten ze mét elkaar samen. Door deze integrale aanpak is een locatie zoals het Haagse Centraal Station een fantastische plek geworden. De openbare ruimte in Den Haag moet dienstbaar zijn aan de gebruikers. Daarbij gaat het om eenvoud, harmonie en ruimte, zegt Ridderhof in een interview 5, Den Haag is qua opzet een hele ruime stad. Je ziet hier lange lijnen en veel groen. Bovendien is het de enige stad aan zee in Nederland. Die kwaliteiten moeten we benutten. Er is hier veel ruimte voor activiteiten. Door die ruimte ademt de stad en dat moet je niet om zeep helpen door de stad vol te zetten met onzin. Ruimte is geen leegte. Ruimte moet flexibel, veelzijdig en functioneel kunnen worden gebruikt. Overigens vindt Ridderhof dat het wel meevalt met de kwaliteit van de openbare ruimte in Nederland, en als Den Haag het al beter zou doen, dan komt dit vooral door de integrale benadering die men gebruikt. Dat zie je in het overleg met de burgers, dat zie je in de Advies commissie Openbare Ruimte en dat zie je in het belang dat we hechten aan beheer. Maar je ziet het vooral in de samenhang in de stad. Wij richten ons niet op een paar mooie stukjes. Wij willen een goede openbare ruimte in de hele stad. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van het gebied waar voorheen de Westergasfabriek stond. Vanaf het prille begin heeft men bij dit project buurtbewoners betrokken, wat men ook echt als een van de sterke punten van het project ziet. Deze hoge mate van betrokkenheid is volgens Olof Koekebakker één van de voorwaarden voor succes: Er is nog een reden (die misschien nog wel belangrijker is) om communicatie voorop te stellen. De Westergasfabriek kan alleen tot leven worden gewekt als een dynamische plek in de stad, voor zover mensen en organisaties door het project worden bezield. Voor bewoners, huurders, politiek bestuurders, ontwerpers en andere partners moet de Westergasfabriek de verwezenlijking van een droom zijn. Alleen zo kan draagvlak ontstaan, dat zich nu eenmaal niet laat afdwingen. 6 Zelfs tot in de Tweede Kamer speelt de problematiek van de openbare ruimte. Staf Depla, Tweede-Kamerlid voor de PvdA (woordvoerder pensioenen, wonen, oude wijken en afbreken van de bureaucratie), meldt: De openbare ruimte is van iedereen. En daarbinnen moet je problemen oplossen, niet uitsluiten. Ik zie in herstructureringsprojecten dat de echte probleemgevallen worden verplaatst. Maar dat is geen oplossing. Of kijk naar hangjongeren, daar moet je wat aan doen, je moet het oplossen. Je kunt de samenleving niet negeren. 7 En dat is nu exact waar volgens ons het probleem zit. Bij de hedendaagse ontwerpopgave wordt té vaak de samenleving genegeerd; er wordt niet ingespeeld op concrete behoeften van burgers, waardoor vervolgens erosie van de openbare ruimte optreedt. Depla levert kritiek op het ministerie van VROM: De minister hoeft de openbare ruimte niet in te richten, maar mag wel het debat entameren. De enige rijksvisie op de openbare ruimte, gaat uit van de infrastructurele functie ervan. Nogmaals, de minister moet niet alles willen regelen, maar deze minister is wel heel goed in afwezigheid. 8 Depla geeft daarnaast ook aan dat er ook aandacht zou moeten zijn voor de eerder genoemde nieuwe openbare ruimten, zoals Schiphol en Utrecht Centraal; plekken waar enorm veel mensen komen én die publiek toegankelijk zijn. Ook hier zien we eigenlijk dat de stedebouwkundige ontwerpen weer achter de praktijk aan hobbelen ; de hedendaagse stedebouw geeft geen antwoord op deze nieuwe openbare ruimten. Duidelijk is dat de wisselwerking tussen de woning en de woonomgeving lang niet altijd gebruikt wordt om bewoners te verleiden het openbare gebied te confisqueren, zich er mee te verbinden en zich er verantwoordelijk voor te voelen. Het is dan ook essentieel om het ontwerpproces hierop in te stellen; programma, stedebouw en architectuur dienen door één hand binnen een groep mensen van verschillende disciplines te worden gemaakt, liefst met inbreng van de bewoners, net zoals men gedaan heeft bij het cultuurpark Westergasfabriek. De procedure voor het kiezen van de ontwerper voor het park werd aangekondigd in het Ontwikkelingsplan. Eerst maakte een werkgroep park, met onder meer drie buurtbewoners, een groslijst van twaalf landschapsarchitecten. 9 Om de burgers weer het gevoel van verantwoordelijkheid te geven en om de openbare ruimte daardoor bruikbaarder te maken, moet men het denkpatroon tijdens het ontwerp goed bekijken. Door te luisteren naar de mensen, kunnen de wensen van specifieke individuen en groepen de basis vormen van leefbare buurten, wijken, steden 5 In: Stedelijk Interieur; het vakblad voor ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte, oktober 2005, Elba Media bv., Amersfoort, pg 43 & 44. 6 Uit: Cultuurpark Westergasfabriek; transformatie van een industrieterrein, Olof Koekebakker, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2003, pg. 134. 7 In: Stedelijk Interieur; het vakblad voor ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte, april 2006, Elba Media bv., Amersfoort, pg 15 & 16. 8 In: Stedelijk Interieur; het vakblad voor ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte, april 2006, Elba Media bv., Amersfoort, pg 15 & 16. 9 Uit: Cultuurpark Westergasfabriek; transformatie van een industrieterrein, Olof Koekebakker, NAi Uitgevers, Rotterdam, 2003, pg. 72.

en dorpen. Architectuur, stedebouw en programma zullen derhalve in nauwe samenhang moeten worden gevormd. Een vitale leefomgeving heeft de potentie om samen met de bewoners te veranderen en mee te gaan met nieuwe mogelijkheden en eisen waar de maatschappij haar voor plaatst. Normaal gesproken is de overheid belast met het beheer van de ruimte meldt Anke Colijn, architect en directeur van Feeks & Colijn Architecten in Utrecht, in een interview 10, Omwonenden moeten er een veel grotere inspraak in krijgen en er mede verantwoordelijk voor worden gemaakt. Wanneer een budget wordt toegekend aan een specifiek gebied, zouden de gebruikers zelf moeten kunnen aangeven waaraan zij dit geld het liefst besteed zien. [ ] De openbare ruimte wordt zo misschien wel omgetoverd tot een publiek domein, de huiskamer van de stad. En dat is nou precies waar we naar toe willen; een transformatie van openbare ruimte naar publiek domein. Een ruimte waar ook daadwerkelijk interactie plaatsvindt tussen de verschillende groeperingen die gebruik maken van deze ruimte. In de column van Bernard Hulsman Publieke armoede wordt kritiek gegeven op de terugtrekkende overheid en het ontstaan van de publieke armoede: tien jaar na de liberalisering van de woningbouw moet worden vastgesteld dat deze slechts heeft geleid tot de nieuwe woningnood 11. De schrijver bekritiseert de nieuwe nota op Ruimtelijke ordening. De nota richt zich op economische ontwikkeling en het hierbij bevorderen van nog meer bedrijventerreinen. De schrijver spreekt over een wrange paradox. Een uitwas, erosie van het publieke domein in de woningbouw en het ontstaan van een treurig en depressief beeld van bedrijventerreinen afgesloten door grote afgesloten parkeerterreinen, daarbij hekelt hij het bottom-down principe: Maar alle logica en economische beslissingen waartoe de tucht van de markt de kantoorbouw noodzaak zorgen tezamen voor een irrationeel en zelf absurd resultaat. Van de gemiddelde bedrijventerreinen is minder dan de helft bebouwd met armoedige architectuur. Het zoveelste bewijs dat de markt ook kan zorgen voor publieke armoede. 12 De binnensteden, het centrum van commercie is aan verandering onderhevig door de opkomst van het digitale tijdperk. Door de internetrevolutie en de daarbij horende commerciële tak, de e-commerce is aanpassing vereist om in te spelen op de eisen en het koopgedrag van de e-shoppers. In het essay van Willem van Winden wordt de rol van de binnenstad in de bovengenoemde tendens beschreven. Hij geeft het huidige beeld weer van de drastische daling van de omzetten van winkels in de binnenstad en geeft aan dat dit alleen nog maar erger kan worden: E-shoppers komen nog wel naar de binnenstad, maar dan alleen om gratis informatie in te winnen bij deskundige en goedbetaalde verkopers om vervolgens niets te kopen, of zo n lage prijs te eisen dat winkeliers er op moeten neerleggen. Thuis hebben ze allang gecheckt op internet wat de laagst haalbare prijs is. 13 Als tegenreactie gaan de winkeliers over op een multichannel theorie 14. De winkelier gaat ook over tot het aanbieden van zijn producten op internet. De e-shopper doet zijn aankopen toch liever bij de grote e-tailer en postorderbedrijven in tegenstelling tot de ietwat knullige websites van de winkelier. Daarbij kan worden genoemd dat er een verschuiving in service waarneembaar is. Het beeld van de die klant die kiest voor het contact met de winkelier en de daarbij horende goede aftersale service is aan erosie onderhevig. Steeds meer e-shops versterken het imago op het gebied van service door het openen van goed bereikbare servicepunten. De schrijver weerlegt het beeld van een mogelijk doomscenario omdat de opkomst van het internet slechts een handvol branches raakt. De belangrijkste branche de kledingswinkels worden veel minder getroffen: Voor het kopen van de kleding is de binnenstad nog steeds ideaal: heel veel keus in een beperkt geografisch gebied. Voor veel mensen is kleding kopen ook een sociale activiteit 15. De binnenstad is een goede plaats voor funshopping, in dit sociale aspect dient de winkelier een balans te vinden tussen entertainment en consumptie. De winkelier moet een antwoord geven op de tendens in de samenleving. Men schetst het volgende toekomstbeeld: De binnenstad zal steeds meer een echte wereld worden, waar altijd iets 10 In: Stedelijk Interieur; het vakblad voor ontwerp, inrichting en beheer van de openbare ruimte, oktober 2006, Elba Media bv., Amersfoort, pg 46 & 47. 11 Uit Ruimtelijk debat, column publieke armoede Bernard Hulsman, 01/2005, Drukkerij de Maasstad, Rotterdam, pg 20. 12 Uit Ruimtelijk debat, column publieke armoede Bernard Hulsman, 01/2005, Drukkerij de Maasstad, Rotterdam, pg 20. 13 Uit Ruimtelijk debat, essay De Binnenstad als echte wereld Willem van Winden, 02/2006, Drukkerij de Maasstad, Rotterdam, pg 9. 14 Uit Ruimtelijk debat, essay De Binnenstad als echte wereld Willem van Winden, 02/2006, Drukkerij de Maasstad, Rotterdam, pg 9. 15 Uit Ruimtelijk debat, essay De Binnenstad als echte wereld Willem van Winden, 02/2006, Drukkerij de Maasstad, Rotterdam, pg 10.

te beleven is, waar je de nieuwste producten kunt zien, voelen, uitproberen en natuurlijk kopen; de binnenstad als sociale ruimte om te zien en gezien te worden. Kortom, een plek om te ontsnappen aan de virtuele wereld.. Wat is de betekenis van de openbare ruimte, de openbaarheid van de suburbane middenklasse in de VINEX? Over de sociale cohesie in de VINEX zegt Ivan Nio is het onderzoek Vinex tussen identificatie en onthechting het volgende: Veel intensieve contacten tussen bewoners onderling zijn er niet. De verschillen in levenswijzen en interesses zijn soms groot en men heeft het ook veel te druk om koffie te gaan drinken bij de buren. Intensieve burencontacten passen ook niet meer in hun drukke levens. Sociale contacten onderhoudt men veelal op hogere schaalniveaus waarvoor men de wijk verlaat 16. De contacten die men kiest zijn vaak van praktische aard. In de VINEX wordt anonimiteit tot zekere zin beperkt. Mensen kiezen bewust voor een wijk met een schil van herkenning. Wijken zoals Brandevoort en Haverleij gebruiken al dan niet authentieke thema s als een vorm van samenhang. De schrijver noemt deze praktische en geregisseerde ontmoeting als volgt: Een Vinexwijk is dan ook eerder een gezelschap, een verzameling van mensen die kozen voor eenzelfde woonsituatie, dan een gemeenschap 17. Er zijn, aldus de auteur, spanningen op verschillende niveaus, op het laagste schaalniveau, verlangen naar contacten in de straat en het belang van privé eigendom. Op het niveau van het bouwblok bestaat er spanning tussen kennismaken en afstandhouden, tussen collectiviteit en individualiteit. Het vaak geuite kritiekpunt op de VINEX is het transformatievermogen. De VINEX-locaties zijn gefixeerd en daardoor niet aan verandering onderhevig. Een spel van de dynamische spanningsvelden die de openbaarheid door de tijd vormen en zo een eigen authentiek beeld creëren is voor de VINEX amper toepasbaar. Volgens antropologen is in de programmatisch dichtgetimmerde wijk 18 een belemmering voor het ontstaan van het begrip locatie gevormd door individuele en collectieve herinneringen en inbedding in het sociale weefsel. Het lijkt er echter op dat het dichtgetimmerde karakter zorgt voor inflexibiliteit en de onmogelijkheid om de Vinexwijken te verstedelijken. Ze zijn letterlijk af. Het Buitenvelderteffect -waar Lörzing cs. In hun studie over sprekenwaarbij wijken die hoofdzakelijk als woonwijk zijn bedoelt, door hun gunstige ligging stedelijke voorzieningen kunnen aantrekken, is helemaal niet mogelijk in de meeste Vinexlocaties. Ze bieden nauwelijks ruimte voor onvoorspelbare ontwikkelingen en een rijker programma. Staand aan de vooravond van een duidelijke kentering binnen de stedebouw kan het volgende zeer zeker gesteld worden: We kunnen stellen dat het openbare ruimtebeleid sterk in het teken heeft gestaan van het verbeteren van de concurrentiepositie en het imago van steden, evenals van de beeldkwaliteit van de openbare ruimte. Beleidsmatig staan we momenteel voor een omslagpunt. Het is zaak om een aantal verworvenheden van de afgelopen vijftien jaar continueren (verticale en horizontale integratie, structuurbepalende openbare ruimten, culturele revitalisering), een aantal zaken te relativeren (design en traditioneel stedelijke ruimten) en andere weer aan te scherpen (hogere schaalniveaus en nieuwe openbare ruimten). 19 Dat is de opgave die eigenlijk voor alle betrokken geldt; van buurtbewoner tot minister. Samen werken aan een gezamenlijke ruimte! 16 Uit Ruimtelijk debat, Vinex tussen identificatie en onthechting Ivan Nio, 04/2005, Drukkerij de Maasstad, Rotterdam, pg 7. 17 Uit Ruimtelijk debat, Vinex tussen identificatie en onthechting Ivan Nio, 04/2005, Drukkerij de Maasstad, Rotterdam, pg 10 18 Uit Ruimtelijk debat, Vinex tussen identificatie en onthechting Ivan Nio, 04/2005, Drukkerij de Maasstad, Rotterdam, pg 11 19 Uit: Capita Selecta Stedelijk Domein; openbaarheid, gemeenschap en individualiteit in de stad van de 21ste eeuw, syllabus voor het college 7W505, dr. Ir. Kees Doevendans, faculteit bouwkunde, Technische Universiteit Eindhoven, najaar 2006, pg. 10.