Advies nr. 154 van 8 december 2017 van het Bureau van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen over de verloven voor co-ouders in het

Vergelijkbare documenten
MOEDERSCHAPSVERLOF GEBOORTEVERLOF OUDERSCHAPSVERLOF ADOPTIEVERLOF

protocol nr Agentschap voor Overheidspersoneel SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST

nationale arbeidsraad

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR INSTITUTIONELE EN BESTUURLIJKE HERVORMING EN AMBTENARENZAKEN

Advies nr. 138 van 13 december 2013 van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen, betreffende de verenigbaarheid van bepaalde door

ADVIES NR. 118 VAN 13 FEBRUARI 2009 VAN HET BUREAU VAN DE RAAD VAN DE GELIJKE KANSEN VOOR MANNEN EN VROUWEN MET BETREKKING TOT HET VOORSTEL TOT

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 25 september

INHOUD VOORWOORD 11 INLEIDING 13 AFDELING 1 RECHTSBESCHERMING 15

A7-0032/123

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Worden de rechten van vaders op het werk gerespecteerd?

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 15 december

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 6 november

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE TIJDELIJKE GEMENGDE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS

!f0.lgemeen ~EHEERSCÇ:OMITE

Provincieraadsbesluit

Aanbeveling van. het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen nr R/001

Statutaire wijzigingen

Afdeling KLEIN VERLET. Artikel 771

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 33/2009 van 25 november 2009

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 19 maart 2003

De keuze van de achternaam. Ministerie van Justitie

TITEL V MOEDERSCHAPSVERZEKERING HOOFDSTUK I INSTELLINGEN

Overlijden van een broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, van de grootvader, de

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Zwangerschaps- en ouderschapsverlof

Datum van inontvangstneming : 13/03/2014

Oorspronkelijke tekst Toepasselijk vanaf en voor het eerst op de in 1967 te nemen vakantie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 23 oktober

protocol nr Over

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 9 november

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 1 juni

Datum ondertekening. Bron bekendmaking A.B. 2010, no. 86 en A.B. 2010, no. 87

Klein Verlet. Source : SD Worx Last update : June 2002

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID. Directie-generaal Sociaal Beleid. Domein Regelgeving Kinderbijslag. Ministeriële Omzendbrief nr.

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 27 juni

Rev Ines smans Moederschapsverlof

Artikel 110, 1 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen

Levenloos kind Nieuwe wetgeving vanaf 31 maart 2019

II. Het stelsel voor werknemers C. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)

Moederschapsbescherming. Toelichting. Infodocument /Provikmo-I-886

ADVIES Nr 10 / 2001 van 25 APRIL 2001

<45 jaar = 26 wd jaar = 27 wd jaar = 28 wd jaar = 29 wd jaar = 30 wd 62 jaar = 31 wd 63 jaar = 32 wd 64 jaar < = 33 wd

SECTORCOMITE XVIII VLAAMSE GEMEENSCHAP EN VLAAMS GEWEST. protocol nr

Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid. Ontwerpaanbeveling voor de tweede lezing Astrid Lulling (PE v01-00)

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 januari

1 Wettelijke grondslagen

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 9 juli

Titel III. De prestaties van de moederschapsverzekering

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA S GRAVENHAGE. Herziening zwangerschapsrichtlijn

<45 jaar = 26 wd jaar = 27 wd jaar = 28 wd jaar = 29 wd jaar = 30 wd 62 jaar = 31 wd 63 jaar = 32 wd 64 jaar < = 33 wd

SCSZ/04/85. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 24 mei 2004; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse.

Versie DEEL VI Titel II Hoofdstuk II Begrafenisvergoeding Inhoudstafel

VERZOEKSCHRIFT. Rechtspleging inzake bescherming van de goederen van onbekwame personen Art. 488bis B.W.

Versie DEEL VI Titel II Hoofdstuk II Begrafenisvergoeding Inhoudstafel

Arbeidsrecht in de publieke sector

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 20 mei

IN-VITROFERTILISATIE EN WERK: ALLEEN VOOR DOORZETTERS?

Rolnummer Arrest nr. 169/2011 van 10 november 2011 A R R E S T

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 1 april

Verlof rond zwangerschap, adoptie, pleegzorg en geboorte

Cursus voor schoolsecretariaten

Ook de Memorie van Toelichting moet in die richting worden aangepast.

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 5;

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 28 juni

26 dagen < 45 jaar 27 dagen: jaar 28 dagen > 50 jaar

Zwangerschaps- en ouderschapsverlof Wonen in Nederland, werken in België

Geboorte, Huwelijk en Overlijden 07. GHO

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de nadere regels voor het toekennen van een sociale toeslag

Wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités (B.S. 15.I.1969) 65

6 MAART Koninklijk besluit tot instelling van een regeling van sociale voordelen voor sommige geneesheren

Advies Betreffende de aanpassing van de regels van het Burgerlijk Wetboek aangaande de overdracht van de naam aan het kind

1 Tijdstip verwekking

FOD Sociale Zekerheid DG Zelfstandigen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening, gegeven 1 juli 2016;

ADVIES R. 117 VA 14 OVEMBER 2008 VA HET BUREAU VA DE RAAD VA DE GELIJKE KA SE VOOR MA E E VROUWE MET BETREKKI G TOT HET VOORSTEL VA RICHTLIJ TOT

MEDEDELING Nr Zitting van dinsdag 30 oktober

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 15 december

Voorhuwelijkssparen - reglement

Oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk

SOCIALE RECHTEN EN PLICHTEN I.V.M. ZWANGERSCHAP

Grondwet Artikel 23. Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

De arbeidstijd van kaderpersoneel en leidinggevenden

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

De rechtspositieregeling van het

Verloven binnen het federaal openbaar ambt

Nationaal nummer :. Hoofdverblijfplaats in België : Straat :.Nr. :. Bus :.. Tel :..Fax :. Rekeningnummer : nr...op naam van :.

Handleiding Financiële Personeelsadministratie Einde Versie Boek 2 Hoofdstuk 3.3 : Haard- of standplaatstoelage Inhoudstafel

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 4 februari

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Voorstel tekst Sociaal Statuut van Magistraten

(THEMATISCHE) VERLOVEN. Vrije visie, eigen stem

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

nationale arbeidsraad

RIZIV DIENST VOOR UITKERINGEN. Omzendbrief VI 2002/ 47bis/..

ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003

koppel geboorte Familie bemiddeling huwelijk uit elkaar gaan scheiding wettelijk samenwonen opvang voor kinderen zwangerschap

Wet van Bescherming van de goederen van de meerderjarige onbekwamen

Transcriptie:

Advies nr. 154 van 8 december 2017 van het Bureau van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen over de verloven voor co-ouders in het geval van een doodgeboren kind 1

Advies nr. 154 van 8 december 2017 van het Bureau van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen over de verloven voor co-ouders in het geval van een doodgeboren kind 1. RECHTVAARDIGING 1.1. In zijn advies nr. 153 van 8 september 2017 drukte het Bureau van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen (hierna "de Raad" genoemd) zijn goedkeuring uit met betrekking tot de intenties voor een betere combinatie van werk en gezin en een betere samenwerking tussen de ouders bij de opvang van de kinderen in het voorstel van richtlijn (COM (2017) 253) dat onlangs door de Europese Commissie werd opgesteld. De Belgische sociale wetgeving voorziet echter al in bepaalde aspecten van deze problematiek, die noch in het voorstel van richtlijn, noch in de bestaande Europese wetgeving (met name Richtlijn 92/85/EEG betreffende de bescherming van het moederschap van werkneemsters) aan bod komen. Het is dus belangrijk dat de voorbereiding van de omzetting van de toekomstige richtlijn geen achteruitgang in de Belgische wetgeving teweegbrengt, maar integendeel een gelegenheid biedt om deze zo nodig te verbeteren. 1.2. De bevalling van een levenloos kind is een persoonlijke tragedie voor de moeder, maar ook voor het andere lid van het paar. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de sociale wetgeving de werkneemsters en werknemers die met zo n gebeurtenis te maken krijgen helpt en hen onnodige juridische moeilijkheden bespaart. Zo herinnert de Raad aan zijn advies nr. 148 van 9 oktober 2015, waarin hij het verschil in behandeling uiteenzet tussen een werkneemster die een doodgeboren kind baart of een miskraam krijgt, en waarin hij de invoering van een sociale bescherming aanbeveelt in het tweede geval. Tot op heden heeft de federale regering nog geen gevolg gegeven aan dit advies. Nu is de Raad van mening dat het nodig is om de verlofmogelijkheden onder de loep te nemen die de sociale wetgeving biedt voor het andere lid van het koppel bij de aangifte van een doodgeboren kind. Hij brengt dit advies op eigen initiatief uit op basis van artikel 4, 1, van het koninklijk besluit van 4 april 2013 met het oog op zijn reorganisatie. 2. ANALYSE : DE VERSCHILLENDE VERLOVEN 2.1. Overdracht van het moederschapsverlof. Dit mechanisme wordt georganiseerd door artikel 39, lid 7 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 en artikel 114, lid 3, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en staat het andere lid van het paar toe om het moederschapsverlof verder op te nemen indien de moeder overlijdt of in het ziekenhuis moet blijven na de bevalling. Gezien de nagestreefde intentie (waarborgen dat het pasgeboren kind zorg krijgt van een ouder), lijkt dit niet mogelijk in het geval van een doodgeboren kind. 2

De Raad vestigt evenwel de aandacht op het koninklijk besluit van 17 oktober 1994 tot uitvoering van artikel 39, lid 7, van de wet van 16 maart 1971. Enerzijds verwijst de titel van deze tekst nog steeds naar "vaderschapsverlof". Anderzijds verwijst hij met betrekking tot de verwantschap tussen het andere lid van het paar en het kind naar de voorwaarden van artikel 30, 2 van de wet van 3 juli 1978 (hieronder, 2.2); als gevolg daarvan wordt een vrouw wiens meemoederschap van het kind is vastgesteld in de zin van de artikelen 325/2 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, maar die niet getrouwd is en niet samenwoont met de moeder, uitgesloten van het recht op de overdracht van het moederschapsverlof. 2.2. Geboorteverlof. Dit facultatief verlof wordt georganiseerd door artikel 30, 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, waar artikel 223bis van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van gecoördineerde wet van 14 juli 1994 naar verwijst. Het betreft 10 dagen, waarvan de eerste 3 dagen betaald worden door de werkgever en de volgende 7 dagen door de moederschapsverzekering. De FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en het RIZIV delen een gunstige interpretatie van de term "geboorte", waardoor verlof kan worden verleend bij aangifte van een doodgeboren kind. Deze interpretatie is legitiem, aangezien het andere lid van het paar de moeder kan bijstaan bij deze beproeving, maar gaat verder dan het algemeen aanvaarde idee van het doel van het verlof. Als het andere lid van het paar niet gehuwd is met de moeder of indien zijn of haar verwantschap met het kind niet is vastgesteld, vereist artikel 30, 2, tweede lid, 2 en 3, van de wet van 3 juli 1978 enerzijds dat deze persoon wettelijk of feitelijk samenwoont met de moeder en anderzijds dat het kind zijn of haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. Aan deze tweede voorwaarde kan in de beoogde hypothese niet worden voldaan, temeer aangezien artikel 80bis van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de overlijdensakte van een doodgeboren kind de woonplaats van de moeder vermeldt, maar geen melding maakt van de verblijfplaats van het kind. 2.3. Omstandigheidsverlof bij overlijden. In uitvoering van artikel 30, 1 van de wet van 3 juli 1978 verleent artikel 2, V van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 de werknemer of de werkneemster het recht op een door de werkgever betaald verlof van 3 dagen bij overlijden van een kind van zijn of haar echtgenote. Het artikel 4bis, dat van toepassing is op alle omstandigheden die onder het koninklijk besluit vallen, stelt een persoon die wettelijk samenwoont in de zin van de artikels 1475 en volgende van het Burgerlijk Wetboek gelijk met een echtgenoot. Bij feitelijk samenwonen is dit niet het geval. Er is dus een beperking tegenover artikel 30, 2 van de wet (zie hierboven, 2.2). 3

2.4. Overheidsdiensten. Voor de federale overheid heeft het koninklijk besluit van 19 november 1998 over het algemeen een eenvoudigere toepassing dan in het arbeidsrecht, aangezien artikel 2, 3, 2 "de persoon, van verschillend of gelijk geslacht, met wie de ambtenaar samenleeft als koppel op dezelfde woonplaats" gelijkstelt met de echtgenoot van de ambtenaar. Wat de overdracht van het moederschapsverlof betreft, kan artikel 33 van dit koninklijk besluit echter aanleiding geven tot dezelfde moeilijkheden als dat van 17 oktober 1994 (zie hierboven, 2.1), omdat het artikel 2, 3, 4 enkel "de persoon van het vrouwelijk of het mannelijk geslacht getrouwd met de moeder of die met haar samenleeft als koppel, op dezelfde woonplaats" gelijkstelt met de vader. Aangaande het geboorteverlof kent artikel 15, eerste lid, 2 van het koninklijk besluit aan de ambtenaar een omstandigheidsverlof van tien dagen toe, beschouwd als dienstactiviteit en betaald door de werkgever, ter gelegenheid van "de bevalling van de echtgenote". Deze bepaling is ook van toepassing op contractueel personeel, op voorwaarde dat die zich niet tegelijkertijd beroepen op artikel 30, 2 van de wet van 3 juli 1978 (artikel 1, 3, 2 ). De hierboven beschreven moeilijkheden lijken zich hier dus niet voor te doen. Wat het omstandigheidsverlof wegens overlijden betreft, kent het artikel 15, eerste lid,3 van het Koninklijk Besluit 4 betaalde dagen toe bij "overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de ambtenaar of van zijn echtgeno(o)t(e)", in het bijzonder van een kind. Deze bepaling geldt ook voor de contractuele personeelsleden. De hierboven onder 2.3. beschreven moeilijkheden lijken zich ook hier niet voor te doen. De Raad heeft enkel het koninklijk besluit van 19 november 1998 bestudeerd bij wijze van steekproef, uit een reeks van regelgevingen ter zake die de openbare sector rijk is. Dezelfde controles moeten bijgevolg nog uitgevoerd worden voor alle regelingen die van toepassing zijn op alle andere openbare diensten. 3. ADVIES In het licht van de bovenstaande analyse doet de Raad de volgende aanbevelingen aan alle bevoegde overheden: wat betreft werkneemsters met een miskraam: gevolg geven aan zijn advies nr. 148; met betrekking tot de overdracht van moederschapsverlof: een herziening van het koninklijk besluit van 17 oktober 1994 betreffende de hierboven onder 2.1. beschreven gebreken; wat het geboorteverlof betreft: - artikel 30, 2 van de wet van 3 juli 1978 aanvullen om te verduidelijken dat de bepaling ook van toepassing is in het geval van de aangifte van een doodgeboren kind. Ondertussen moet de gunstige interpretatie van de betrokken administraties openbaar worden gemaakt om verschillen in de behandeling van identieke gevallen te voorkomen; 4

- de verblijfsvoorwaarde opheffen in geval van de verklaring van een doodgeboren kind; met betrekking tot het verlof wegens overlijden: in het geval van de aangifte van een doodgeboren kind samenwonen de facto gelijk te stellen met het huwelijk in het koninklijk besluit van 28 juni 1963; in alle openbare diensten alle reglementeringen met betrekking tot verloven aan een grondig onderzoek onderwerpen en corrigeren of aanvullen waar zich dezelfde incoherenties als in het arbeidsrecht zouden voordoen (zie hierboven). Net als in zijn advies nr. 148 verzoekt de Raad ook de bevoegde overheden en mutualiteiten om begeleidende maatregelen, met inbegrip van psychologische, aan te bieden aan de beide leden van een koppel dat met de in dit advies aangehaalde pijnlijke omstandigheden wordt geconfronteerd. 5