Gunther De Vogelaer De Nederlandse en Friese subjectsmarkeerders: geografie, typologie en diachronie



Vergelijkbare documenten
Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

Talen, dialecten, nijlpaarden en fruitvliegjes

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Dialectsyntaxis in bloei *

Subjectsmarkering in de Nederlandse en Friese Dialecten

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen

Taal is geen logica. Dr. Sjef Barbiers over Nederlandse dialecten. Akademie Nieuws december door Liesbeth Koenen

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

Taalvariatie in Nederland: Fonologische Atlassen

DE SYNTACTISCHE ATLAS VAN DE NEDERLANDSE DIALECTEN

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Marijke van der Wal en Eep Francken, reds Standaardtalen in beweging

Ons bin zuunig. Het gebruik van de oblieke subjectconstructie in een Zeeuws dialect

Toetsvragen bij domein 8 Taalbeschouwing

_Beginblz.qxd :39 Pagina 1

The expression of modifiers and arguments in the noun phrase and beyond van Rijn, M.A.

5,2. Spreekbeurt door een scholier 1862 woorden 26 februari keer beoordeeld. Nederlands

Samenvatting in het Nederlands

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD

In maart 2012 vond in Aalter de vierde Vlaamse Dialectendag van

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO

MORFOLOGISCH OF SYNTACTISCH VERSCHIJNSEL?

Wat heeft het schoolvak Nederlands te winnen bij taalkunde? Hans Hulshof Maaike Rietmeijer Arie Verhagen

Onderwijs- en examenregeling

MIMORE. Demonstratieproject CLARIN-NL. Folkert de Vriend. Meertens Instituut, Amsterdam 26/08/2010

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Kaarten in soorten en maten

Taalkunde in het schoolvak Nederlands: wat hebben methodes ons te bieden?

Inhoud. Woord vooraf 15

Negatie en kwantificatie Johan van der Auwera Gunther De Vogelaer

Friese taal en cultuur HAVO. Syllabus centraal examen 2011

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO. Syllabus centraal examen 2015

Friese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010

De Syntactische atlas van de Nederlandse dialecten, Deel 1

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

VAN HET CENTRUM VAN DE LINGUÏSTIEK NAAR DE

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

Hier leer je verschillende academische teksten lezen, schrijven en voordragen. Deze cursus dient ook als een soort voorbereiding op je scriptie.

Samenvatting Nederlands Module 9

De analyse van uitspraakverschillen in Nederlandse en Friese taalvariëteiten

HET MORFOLOGISCHE LANDSCHAP:

Inleiding taalkunde. Inleiding - 23 april 2013 Marieke Schouwstra

Onderwijs- en examenregeling

Inleiding: Combinaties

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen

Examenprogramma aardrijkskunde havo

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO

Samenvatting in het Nederlands

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Congruentie en lokaliteit in de Nederlandse dialecten

Bachelor of Arts in de taal- en letterkunde (verkorte programma voor professionele bachelors in onderwijs: secundair onderwijs)

BOEKENRUBRIEK. Bijbel & Cultuur In den beginne : de schepping

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

Programmaschema BA Taalwetenschap. Traject Taalbeschrijving

8. Afasie [1/2] Bedenk tenminste drie verschillende problemen die je met taal zou kunnen hebben (drie soorten afasie).

Oudnederlands. < Jan W. de Vries, Roland Willemyns & Peter Burger. Negen eeuwen Nederlands. Amsterdam (1995), p

ERKENNING STREEKTALEN IN HET NEDERLANDS TAALGEBIED CHARLOTTE REIJNGOUDT-GIESBERS

Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten Deel I

Journaalnederlands en Verkavelingsvlaams, de hypothese van de tweede persoon

Profilering derde graad

Formuleren. Doelgroep Formuleren. Omschrijving Formuleren

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 3. Nicoline van der Sijs (red.) De Kaartenbank. Over taal en cultuur

53. Anders ga je met pensioen!

Ronde 3. Voer je eigen taalonderzoek! 2. Onderzoek is hot. 1. Inleiding

Nederland in ideeën. 101 denkers over inzichten en innovaties die ons land verander(d)en. Onder redactie van Mark Geels en Tim van OpUnen

Inleiding. Syntaxis: de combinaties van woorden tot woordgroepen en zinnen.

Boekbesprekingen. Nederlandse Taalkunde, jaargang 17,

Junior College EEN INITIATIEF VAN

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Computercommunicatie B: Informatiesystemen

aard zijn. De techniek kan ook gebruikt worden bij het onderzoeken van de taalkundige variatie tussen sociale klassen, sexe, en andere dimensies.

Inhoud. Introductie tot de cursus

i-scan 2.0 Informatiebeheer van werkvloer tot beleid. Begeleiding voor

Zit je nou alweer te twitteren? Een nieuwe manier om partikels in kaart te brengen

Wilt u laten weten wat u van deze TLPST vond? Hebt u tips voor de volgende aflevering? Mail ons:

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO

Van ambitie naar collectief leren. Masterclass 2

RICHTLIJNEN voor de beoordeling van POSTHISTORISCHE VERZAME- LINGEN

Profilering derde graad

Onderwijs- en examenregeling

faculteit der letteren scandinavische talen en culturen Datum Fascinerende fouten Muriel Norde


NEDERLANDSE DIALECTEN EN HET GEBRUIK VAN HET LIMBURGS

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

Voor wie? Omschrijving

Samenvatting in het Nederlands

Onderwijs- en examenregeling

REFLEXIEVEN IN DIALECTEN VAN HET NEDERLANDS:

Profielen. Inhoud. 1. Het profielwerkstuk. Stappenplan, tips en ideeën Profielwerkstuk

Onderwijs- en examenregeling

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Waarom we een derde van ons leven missen Nieuwe wegen naar het innerlijke leven. Hoe de wetenschap dromen grijpbaar maakt 24

Grammatica op school

Examenprogramma Griekse taal en literatuur vwo Latijnse taal en literatuur vwo

Transcriptie:

Review 119 Gunther De Vogelaer De Nederlandse en Friese subjectsmarkeerders: geografie, typologie en diachronie Gent: Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 2008 449 pp. ISBN 978-90-72474-74-2 Het ontstaan en de ontwikkeling van de dialectologie als linguïstische sub discipline in de negentiende eeuw was verbonden met een groeiende be lan g stelling voor de werkelijke stand van zaken wat de levende talen betrof. Baanbrekend was de invoering van de etnografische methode voor het onderzoek van taalverschijnselen. Deze methode berustte op het verzamelen van plaatselijk materiaal door middel van interviews dat vervolgens in de vorm van taalatlassen werd gepresenteerd, waarbij het optreden van klanken, morfemen en woord en in kaart werd gebracht. Door gebruik te maken van deze etnografische methode werd het mogelijk verwante en/of naburige dialecten (en dialectgroepen) te onderscheiden en te classificeren en vooral ook gebieden af te bakenen waar deze taalvariëteiten gesproken werden. Het dialectologische onderzoek leidde eerst tot de beschrijving van de synchrone geografische taalvariatie die als resultaat van eeuwig durende historische processen kan worden beschouwd. Het doel van het onderzoek op het gebied van de taalgeografie was en is dus de weergave van de grote diversiteit aan eigenschappen van talen en hun variëteiten in verband met hun spreiding in de wereld. Levende talen vormen een onuitputtelijk reservoir van onderzoeksmateriaal; zij veranderen voortdurend doordat hun sprekers eigenschappen van andere talen overnemen. Daarom ontwikkelen taalonderzoekers steeds nieuwe onder zoeks benaderingen en perspectieven en voeren alsmaar nieuwe methoden en onderzoekstechnieken in. Tegenwoordig worden o.a. ook structurele (bijvoorbeeld morfologische en syntactische) criteria bij het ordenen van de gelijkenissen en verschillen tussen talen in verband met hun geografische verspreiding in aanmerking genomen. Als voorbeeld daarvan, op wereldschaal, kan The World Atlas of Language Structures (2005) worden genoemd. werkwinkel 5(1)2010

120 Review De studie De Nederlandse en Friese subjectsmarkeerders: geografie, typologie en dia chronie (2008) van Gunther De Vogelaer, een postdoctoraal wetenschappelijke medewerker aan de Vakgroep Nederlandse Taalkunde van de Rijksuniversiteit Gent, is een belangrijke bijdrage zowel aan de geografisch als typologisch georiënteerde onderzoeken van taalverschijnselen. Zijn onderzoeksbelangstelling richt zich voornamelijk op de dialecten en sociolecten in het Nederlandse taalgebied. In het bijzonder houdt hij zich bezig met dialectsyntaxis en dialectmorfologie (flectie- en cliticeringsverschijnselen) waarbij hij het typologische perspectief in aanmerking neemt. De Vogelaer is ook bekend als één van de auteurs van de Syntactische Atlas van de Nederlandse dialecten (2005, 2008). Zijn boek gewijd aan de subjectsmarkeerders in het Nederlands en het Fries kwam tot stand in de marge van zijn werkzaamheden aan deze atlas en was vanaf het begin gepland als een wetenschappelijke verhandeling. Het onderwerp van de studie van De Vogelaer vormen de subjectsmarkeerders (d.w.z. persoonlijke voornaamwoorden en flectie-uitgangen op het werkwoord). De auteur zelf definieerde de subjectsmarkering als de aanduiding van de persoon die de eerste medespeler, i.e. het subject, is. Hij besteedt hierbij aandacht aan de manieren waarop het subject wordt gemarkeerd in zinnen en uitdrukkingen in de Nederlandse en Friese dialecten. De doelstelling van het boek van De Vogelaer is het analyseren in velerlei aspecten van de morfo-syntactische verschijnselen die in het Nederlandse taalgebied vooral geografisch geconditioneerd lijken te zijn. In de eerste plaats beoogde hij daarvan een beschrijving te geven. Zijn tweede doel was het verklaren van de bestudeerde data om vervolgens generalisaties en hypotheses over relevante parameters en over correlaties met andere verschijnselen te formuleren. De Vogelaer stelde zich ook tot taak de behandelde verschijnselen historisch te belichten. Tot slot streefde hij naar een gevolgtrekking die van belang is voor de morfologische en syntactische taaltypologie. Bij de analyse van voorbeeldzinnen in de tegenwoordige Nederlandse en Friese dialecten verwerkte De Vogelaer recente theoretische literatuur vooral op het gebied van functionele syntaxis en taaltypologie, om op basis daarvan nieuwe interpretatie- en classificatie-oplossingen van taal- en dialectvormen voor te stellen. Als bijzonder geschikt om de subjectsmarkering in de dialecten van het Nederlandse taalgebied te onderzoeken, waardeerde De Vogelaer het materiaal dat in de Syntactische Atlas van de Nederlandse dialecten (2005 en 2008) werd vervat; dit materiaal werd vanaf 2000 verzameld op 266 plaatsen in Nederland (inclusief Friesland), in Nederlandstalig België (in Vlaanderen en in het tweetalige Brussel) en in Frans-Vlaanderen, dit alles in het kader van een veldwerkproject. De streken waarin de geanalyseerde taalelementen geattesteerd werden, vormen een deel van het Westgermaanse dialectcontinuüm en worden door politieke grenzen beperkt. Kenmerkend is het feit dat deze gewesten niet alleen het Standaardnederlands als officiële taal hanteren. Binnen het bestudeerde gebied vervullen namelijk drie talen de functie van standaardtaal: het Nederlands en het Fries 5(1)2010 werkwinkel

Review 121 in Nederland, het Nederlands en het Frans in België en het Frans in Frans-Vlaanderen. De Vogelaer is zich eveneens bewust van de uitwerkingen van de wederzijdse invloeden tussen de taalvariëteiten in Nederland en België. Door contact tussen hun sprekers ondergingen deze taalvariëteiten veranderingen en werden door de tijd heen tot een soort van gemengde dialecten. De Friese dialecten, vanaf de Middeleeuwen ingebed in het Nederlandse cultuurgebied, worden daarom, zoals De Vogelaer onderstreept, veeleer op grond van taalpolitieke en sociolinguistische factoren uitgesloten; het afweren van deze dialecten alleen op basis van hun linguïstische eigenschappen kan dan ook op bepaalde moeilijkheden stuiten. Het dient opgemerkt te worden dat in sommige streken in de noordelijke en oostelijke provincies van Nederland Nedersaksische dialecten worden gesproken. Hoewel het Nedersaksisch, dat historisch gezien eigenlijk een verzameling van Nederduitse dialecten is, door de Nederlandse cultuurtaal overkoepeld en in de loop van de tijd sterk beïnvloed werd, vanuit historisch standpunt een aparte taal binnen het Westgermaans is, die bovendien als regionale taal in Nederland is erkend. Het gebrek aan duidelijke criteria voor de uitsluiting van bepaalde dialecten was waarschijnlijk de reden waarom het Nedersakisch door De Vogelaer niet in het onderzoek werd opgenomen als een afzonderlijke taal of behorende tot de groep van Westgermaanse dialecten. De auteur heeft wel degelijk bewezen dat de variatie vooral inzake flectie-uitgangen als subjectsmarkeerders in het Nederlandse dialectcontinuüm aanzienlijk groter is dankzij de deelname van moderne dialecten die in het Oost-Nederlandse gebied gesproken worden, i.e. in een overgangsgebied tussen het Nederlands en het Nederduits. Met zijn boek over de subjectsmarkering draagt De Vogelaer bij aan een nieuwe benadering voor taalverschijnselen, zeker omdat er tot nu toe naar dialectverschillen op syntactisch niveau niet veel onderzoek is gedaan. Het uitgangspunt dat door De Vogelaer werd gekozen, vergemakkelijkt een grondig doordringen in de zinsstructuur in de betrokken dialecten. Als taalonderzoeker is hij ervan overtuigd dat de structuur van de taal beschreven moet worden in verband met de betekenis, met andere woorden dat de zinsbouw de betekenis beïnvloedt en syntactisch-grammatische verbanden binnen de zin tot de algemene betekenis bijdragen. Men kan dus veronderstellen dat echte structurele verschillen tussen talen waargenomen kunnen worden, wanneer men de elementen binnen de zin die naar een subject verwijzen, opzoekt en de wederzijdse afhankelijkheden tussen al deze elementen verklaart. De variatie in de subjectsmarkeerders wordt gedetailleerd en volledig beschreven. Op de basis van deze omschrijving stelt men verrassende verschillen tussen de dialecten en de Nederlandse standaardtaal in het gebied van subjectsmarkering vast. De sprekers (die in verschillende situaties nog dialecten gebruiken) kiezen in hun uitingen bepaalde morfologische vormen en syntactische constructies o.a. afhankelijk van hun afkomst en woonplaats. De Vogelaer toont aan dat de regionale variatie inzake het gebruik van subjectsmarkeerders hoofdzakelijk terug te voeren is op het bestaan van een aantal keuzemogelijk- werkwinkel 5(1)2010

122 Review heden in de dia lecten: ten eerste in de flectie-uitgangen voor bepaalde combinaties van persoon en getal; ten tweede in de voornaamwoorden (subjectspronomina). Hij geeft een overzicht van de vervoegingsuitgangen die, zoals bekend, in de afzonderlijke dialecten van elkaar verschillen (in de dialecten treden zelfs ook niet-standaardtalige vervoegingsuitgangen op). Vervolgens brengt De Vogelaer de vormvariatie bij de volle en de doffe voornaamwoorden in beeld. Daarbij concentreert hij zich vooral op de doffe voornaamwoorden, omdat zij niet zoals in het Standaardnederlands als vormvarianten beschouwd worden, maar soms de neiging vertonen om met de flectie-uitgangen te versmelten (de zogenaamde clitische pronomina). Op grond van de studie van De Vogelaer moeten verder nog unieke morfologische vormen en/of grammatische constructies als typisch voor bepaalde gebieden worden vermeld, waarvan enkele voorbeelden: Terwijl het voornaamwoord in het Standaardnederlands in de zin verplicht moet verschijnen, kan het in sommige Nederlandse dialecten (namelijk in Groningen en Friesland) weggelaten worden. De uitgang -st(e) die in zich resten van een vroeger pronomen de of te van de tweede persoon enkelvoud draagt, is dan de enige subjectsmarkeerder in de zin (cf. de zogenaamde pro-drop constructies in het Fries: Komst moarn = Je komt morgen) (cf. De Vogelaer 2008: 226). Tot bijzondere constructies (die in grote mate in de westelijke dialecten van België worden gebruikt) kunnen subjectsverdubbelingen gerekend worden. Doffe en volle pronomina komen (soms verplicht) in dezelfde zin naast elkaar voor (cf. een dof en een vol pronomen in de tweede persoon enkelvoud Ge zult gij dat wel krijgen; en twee volle pronomina Gij zult gij dat wel krijgen). Ze staan dus niet zoals in het Standaardnederlands in complementaire distributie (cf. De Vogelaer 2008: 258). Er zijn ook voorbeelden van subjectverdrievoudiging geattesteerd, doch beperkt in aantal, het gaat hier om combinaties van persoon en getal in zinnen met een rechte woordvolgorde (cf. subjectverdubbeling We gaan wij dat wel krijgen en subjectverdrievoudiging We ga-me wij dat wel krijgen) (cf. De Vogelaer 2008: 227). In het Nederlandse taalgebied zijn er eveneens bewijzen gevonden van heel zeldzame morfologische verschijnselen, namelijk van de vervoeging van niet-verbale constituenten, i.e. voegwoorden, relatiefpronomina en de antwoordpartikels ja en neen, en ook het volgen van clitische pronomina na de antwoordpartikels ja en neen). Dergelijke merkwaardige constructies verschijnen bijvoorbeeld in de zin Asse jij gezond leeft, leve je langer (voor een uitgebreide bespreking van deze zin met voegwoordvervoeging in de tweede persoon enkelvoud kan verwezen worden naar De Vogelaer [2008: 95; cf. ook 339]) en eveneens in het antwoord op de vraag Hebben ze al gegeten?, i.e. Ja(an)-s / jaanze /... (de vervoeging van ja in de derde persoon meervoud bespreekt De Vogelaer [2008: 114 116; cf. ook 401]). In antwoord op de vraag Hebben jullie Jan al gezien vandaag?, i.e. Ja-w(e); Ja-m(e); Ja-men ziet De Vogelaer echter gereduceerde vormen van doffe pronomina (clitische pronomina) die aan het woord ja gehecht worden (cf. De Vogelaer 2008: 58, 152 153). Het spreekt vanzelf 5(1)2010 werkwinkel

Review 123 dat als clitische pronomina aan het woord ja toegevoegd worden, dat zij dan coreferentieel zijn met het subject van de vraag waarop geantwoord wordt. Niettemin is volgens De Vogelaer een ondubbelzinnige verklaring van vooral dan de variatie die de niet-verbale elementen kunnen ondergaan niet altijd gemakkelijk. De geografische verspreiding van de geanalyseerde subjectsmarkeerders is in kaart gebracht. Het boek bevat meer dan 80 dialectkaarten en precieze kaartbeelden waarop dialectale vormen en constructies zijn aangebracht op de meetpunten waarin zij geregistreerd werden. Uit de gepresenteerde dialectgeografische gegevens blijkt duidelijk dat dezelfde eigenschappen van subjectsmarkeering of types van subjectsmarkeerders vooral in de contactgebieden zijn geconcentreerd, en de dialectgebruikers bij wie zij werden waargenomen uit naburige gebieden afkomstig zijn, terwijl in de geografisch ver uit elkaar liggende gebieden diverse, tegenovergestelde types van subjectsmarkeerdes worden gebruikt. De studie van De Vogelaer betoogt dat dialecten, bijvoorbeeld in Nederland of België, andere combinaties van subjectsmarkeerders toelaten dan het Standaardnederlands. Omdat de dialecten in de subjectsmarkering sterk van de standaardtaal en ook van elkaar afwijken, kan volgens De Vogelaer elk dialect als een apart taalsysteem worden beschouwd. Het Nederlands als groep van dialecten verschilt bijgevolg in typologisch opzicht van de Nederlandse standaardtaal en kan als typologische merkwaardigheid voor taalonderzoekers fascinerend zijn. In het eerste decennium van de 21 ste eeuw is de diversiteit van de gesproken taalvariëteiten in het Nederlandse taalgebied, ondanks de toenemende invloed van vooral dan de Nederlandse schrijftaal, betrekkelijk groot. Het blijft ook een zaak van de sprekers zelf dat de dialecten zich niet in relictsituaties bevinden. De hedendaagse taalgeografie kan daar tenminste gedeeltelijk aan bijdragen door de dialectvariaties op te tekenen voor ze verdwijnen. Standaardtalen zijn weliswaar algemeen aanvaarde variëteiten, maar in dialecten die een andere ontwikkeling dan de standaardtaal hebben doorgemaakt, worden nog steeds bepaalde verschijnselen aangetroffen die van taalkundig gezichtspunt van belang zijn. Bibliografie Elżbieta Wąsik Adam Mickiewicz University, Poznań wasik@ifa.amu.edu.pl Barbiers, Sjef, Johan van der Auwera, Hans Bennis, Eefje Boef, Gunther De Vogelaer, Margreet van der Ham. 2005 en 2008. Syntactische Atlas van de Nederlandse dialecten (SAND) (deel I: Pronomina, Congruentie en Vooropplaatsing en deel II: Werkwoordsclusters en negatie). Amsterdam: Amsterdam University Press. Haspelmath, Martin, Matthew Dryer, David Gil, Bernard Comrie, eds. 2005. The World Atlas of Language Structures. Oxford, New York: Oxford University Press. werkwinkel 5(1)2010

124 Review 5(1)2010 werkwinkel