Opstellen van een evacua-eplan en een nood- en interven-eplan; Claude Monserez Ommegangstraat 1P 8550 Zwevegem 0475/200.366 info@succesinvest.be
STATISTIEK BELGIE Aantal branden op jaarbasis: +/- 10.000 Huishoudelijk: 46% Industrieel: 54% Gevolgen: Gemiddeld 100 dodelijke slachtoffers Fysieke en psychologische trauma s Niet onbelangrijke materiële schade Financiële gevolgen Menselijk leed 2
Feiten 2014 2015 2016 69 doden 57 doden 31 doden 6 jonger dan 12 jaar 11 jonger dan 12 jaar 1 op 11 doden = een kind 1 op 5 doden = een kind
Veilig evacueren Voor een veilige evacua[e zijn verscheidene maatregelen vereist. De sta[sche component houdt in dat het gebouw/gebouwen zo ingericht zijn dat een snelle en veilige evacua[e mogelijk is. De dynamische component betekent dan weer dat werknemers en bezoekers weten wat te doen als het sein voor evacua[e komt.
Evacua-ewegen en nooduitgangen leiden naar een veilige plaats; zijn aangepast aan het aantal personen dat aanwezig kan zijn (ook rekening houden met werknemers van derden, bezoekers, ) en aan hun fysieke mogelijkheden (bv. personen met beperkte mobiliteit) voldoende signaleren en verlichten; noodverlich[ng voorzien; moeten goed toegankelijk zijn (drempels, hellingen, enz. vermijden); steeds vrijhouden. De nooddeuren moeten makkelijk te openen zijn en naar buiten draaien.
Het evacua-eplan Per niveau van gebouw moet er een evacua[eplan hangen. Hierop staan: De indeling en de bestemming van de lokalen De situering van de compar[mentsgrenzen Lokalen met een verhoogd brandgevaar Uitgangen, nooduitgangen en verzamelplaatsen Tracé van de evacua[eweg
Risicoanalyse en preven-emaatregelen De werkgever neemt op basis van een risicoanalyse, de noodzakelijke materiële en organisatorisch preven[emaatregelen om: 1. Brand te voorkomen 2. De veiligheid te verzekeren en indien nodig de snelle evacua[e van de arbeidsplaats aanwezige personen, zonder hen in gevaar te brengen. 3. Vlug en efficiënt elk begin van brand te bestrijden om uitbreiding te voorkomen. 4. De schadelijke gevolgen van een brand te beperken 5. De tussenkomst van de brandweer te vergemakkelijken
Elementen van de risicoanalyse 1/3 1. De waarschijnlijkheid van gelijk[jdigheid aanwezigheid v e brandstof, een oxida[emiddel en een ontstekingsbron. 2. De arbeidsmiddelen, de gebruikte stoffen, de processen en hun eventuele interac[es. 3. De aard van de ac[viteiten. 4. De grooie van de onderneming of inrich[ng. 5. Het maximaal aantal personen die aanwezig kunnen zijn in de onderneming of inrich[ng.
Elementen van de risicoanalyse 2/3 6. De specifieke risico s eigen aan bepaalde van aanwezige personen 7. De ligging en bestemming van de lokalen. 8. De aanwezigheid van meerdere onderneming of instellingen op dezelfde plaats of aanpalende arbeidsplaatsen. 9. De werkzaamheden uitgevoerd door externe ondernemingen.
Elementen van de risicoanalyse 3/3 De WG bepaalt de waarschijnlijke risico's en de omvang van de voorspelbare gevolgen. De RA wordt regelma[g bijgewerkt en zeker als er zich wijzigingen voordoen. De resultaten v d risicoanalyse en de preven[emaatregelen moeten in een document opgenomen worden dat voor advies voorgelegd wordt aan het comité PBW
Specifieke preven-emaatregelen Deze maatregelen hebben betrekking op: 1. De brandbestrijdingsdienst. 2. De preven[e van brand. 3. Evacua[e van de aanwezigen. 4. Het bestrijden van elk begin van brand. 5. Het beperken van de schadelijke gevolgen van een brand 6. Het vergemakkelijken van de interven[e van de openbare hulpdiensten
Preven-e van brand Deze maatregelen hebben betrekking op: 1. Gebruik, produc[e of opslag van ontvlambare vloeistoffen en brandbare gassen. 2. Explosieveiligheid. 3. Toestellen en installa[es voor verwarming en aircondi[oning. 4. Toestellen, arbeidsmiddelen en producten die een brand kunnen veroorzaken
Minimaal aantal ontruimingsmogelijkheden 2 verschillende uitgangen: lokalen v d 1 ste groep ( niet voor opslagplaatsen), lokalen en verdiepingen waar gewoonlijk min. 100 personen vertoeven, gelijkvloers en verdiepingen van winkels ( opp. > 2000 m² 3 verschillende uitgangen: lokalen en verdiepingen waar gewoonlijk min. 500 personen vertoeven. Voor gebouwen die op 1 juni 1968 bestonden of in opbouw waren, mogen brandladders aangebracht worden indien het aantal trappen onvoldoende is en het onmogelijk is om er binnen in het gebouw 1 op te richten.
Algemene regels voor de evacua-ewegen, uitgangen en nooduitgangen. 1/2 Evacua[ewegen en nooduitgangen moeten zo rechtstreeks mogelijk uitkomen op een veilige plaats. Deze wegen en uitgangen moeten vrij gehouden worden van belemmerende voorwerpen. Er dient veiligheidsverlich[ng aangebracht te worden en een aangepaste signalisa[e. Deuren op het traject van de evacua[ewegen mogen niet op sluit zijn, tenzij voor de openbare veiligheid of voor de veiligheid v d werknemers of kwetsbare personen
Algemene regels voor de evacua-ewegen, uitgangen en nooduitgangen. 2/2 Voor de deuren in de uitgang van het gebouw bepaalt de uitbater de openingszin. Nooddeuren moeten openen in de rich[ng van de vluchtweg, het mogen geen schuif of draaideuren zijn, ze mogen niet op slot zijn. Deuren van lokalen van de eerste groep moeten in de rich[ng van de uitgang of beide rich[ngen draaien.
Evacua-eplan Uit te hangen aan de ingang en per niveau. Het wordt uitgewerkt in samenwerking met de preven[eadviseur bevoegd voor de arbeidsveiligheid. Het wordt voorgelegd voor advies aan het comité PBW Het omvat: Indeling en bestemming van de lokalen De compar[meteringsgrenzen. De ligging van de lokalen met verhoogd brandgevaar De ligging van de uitgangen, nooduitgangen, de verzamelplaatsen en het tracé van de evacua[ewegen.
Het brandinterven-edossier 1/2 Naast een interven[edossier per gebouw dient de werkgever een algemeen brandinterven[edossier samen te stellen dat volgende elementen bevat. 1. De risicoanalyse en de preven[emaatregelen 2. De organisa[e van de brandbestrijdingsdienst 3. De procedures van het intern noodplan 4. Het evacua[eplan 5. Het interven[edossier
Het brandinterven-edossier 2/2 6. De vaststellingen n.a.v. de evacua[eoefeningen 7. De lijst van de beschermingsmiddelen en hun situering op een plan 8. Data van onderhoud en controle (inclusief de vaststellingen) van a) De beschermingsmiddelen b) De gas-, verwarmings- en aircoinstalla[es c) De elektrische installa[es 9. De eventuele verleende afwijken op basis van art. 52 10. De adviezen vanwege PA, Comité PBW, de hulpdiensten. 11. De informa[e die eventueel overgemaakt werd aan de hulpdiensten i.v.m. De nood- en interven[eplannen Het brandpreven[edossier ter beschikking van Comité PBW, de met toezicht belaste ambtenaren en van de hulpdiensten
Opleiding en informa-e van de werknemers 1. De brandriscico s 2. De preven[emaatregelen 3. De waarschuwings- en alarmsignalen 4. De toe te passen maatregelen bij brand 5. De evacua[e 6. Ten laatste op de dag van de indiensireding
Opleiding 1. Gericht op de bekwaamheid om a) Gedrag aan te nemen om brand te voorkomen b) Gepast te reageren bij brand of aanwezigheid van rook c) Waarschuwing te geven d) De waarschuwings- en alarmsignalen te begrijpen e) Correct te evacueren (inclusief jaarlijkse evacua[eoefening) 2. Minstens jaarlijkse evacua[eoefening 3. In overeenstemming met de procedures in het intern noodplan
Classifica-e van Lokalen Groep 1 omvat de lokalen waarin opgestapeld is. Ontvlambare vloeistoffen waarvan het vlampunt < 21 c vanaf 50l Ontvlambare vloeistoffen 21 C < vlampunt < 50 C vanaf 500l Zeer ontvlambare vast stoffen, die in contact met water, brandbare gassen vrijmaken, vanaf 50 kg ( celluloïde, calciumcarbide, magnesium, natrium..) Brandbare samengeperste, vloeibare gemaakte of opgeloste gassen, vanaf 300 l waterinhoudsvermogen (acetyleen, propaan, in flessen) Lokale waarin een ontplouare atmosfeer kan ontstaan [jdens de normale werking van de installa[es Verkooplokalen voor winkels van kleinhandel met inbegrip van warenopslagplaatsen palend aan de verkooplokalen van 2000 m² oppervlakte
Classifica-e van Lokalen Groep 2 omvat de lokalen waarin opgestapeld is Ontvlambare vloeistoffen 50 C < vlampunt < 100 C vanaf 3000l. Stoffen die een brand snel kunnen doen uitbreiden, vanaf 1000kg (papierafval, katoenweefsels, veie vodden, houtkrullen,.) Vaste stoffen die snel kunnen branden en onder invloed van warmte, giwige gassen of belangrijke hoeveelheden rook kunnen voortbrengen, vanaf 1000kg ( vb synthe[sch stoffen, bitumen, nawaleen, ) Brandbare stoffen zoals riemen of rollen papier, karton, natuurlijke- of kunstrubber, tex[elvezels andere dan wol, vanaf 10000 kg (katoen, cellofaan, houten planken, laien en balken
Groep 3 Omvat alle andere lokalen.
Nood- & interven-eplan Maatregelen voor noodgevallen Een noodplan behandelt Evacua[e Verzamelplaats VTO Persoonlijke verantwoordelijkheid en opleiendheid
Vele vormen van noodsitua-es Natuurrampen & natuurverschijnsels Bedrijfs gerelateerde noodsitua[es Geweld en terrosisme
Medische hulp Als iemand hulp nodig heew: Breng de coördinator en de teamleiders op de hoogte Begeleid de persoon naar een veilige plaats Geef de plaats door waar de hulpbehoevende zich bevindt Laat de nijverheidshelpers eerst hulp toedienen
SamenvaSng Weet wat te doen bij elke noodsitua[e Weet waar je naar toe moet gaan in geval van nood Blijf kalm Wees alert Wees zeker van je zaak
Vragen?