PEEL, MAAS & KEMPEN. Informatiebulletin. In dit Nummer: Stichting Streekarcheologie. 19 e Jaargang, nummer 1 juni 2009



Vergelijkbare documenten
Collectie archeologie Laatst aangepast zondag 23 maart :33. De Steentijd

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

Opwindende ontdekkingen in oud-oosterhout! Wo uter is

Afb. 1. De vindplaats van het muurwerk is aangegeven met de zwarte driehoek.

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven

Pottenbakkersovens in Landgraaf

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Averboodse Baan (N165), Laakdal

3000 v. Chr v. Chr v. Chr v. Chr.

AWN veldverkenning Locatie: Laakse Slenk Hulkesteinsebos. Gemeente: Zeewolde Kavel:OZ35/36

4 Archeologisch onderzoek

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

The Zakynthos Survey Verslag van de werkzaamheden en resultaten

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

N76, Zwartberg, gemeente Genk

Voor/na het bezoek. Museum voor Natuurwetenschappen.be Vautierstraat, Brussel

Nieuwsbrief 1 maart 2012

ArcheoPro Archeologische rapporten nr Archeologische bouwbegeleiding Klimmen gemeente Voerendaal. Souterrains Partner of ArcheoPro

Opgravingen in Ruien - Rosalinde (gem. Kluisbergen) : van een prehistorisch kampement uit de ijstijd tot de Romeinse periode

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Oerboeren in de Friese Wouden.

DE ARCHEOLOGISCHE PREHISTORIE VAN ZUID-LIMBURG IR. J.P. DE WARRIMONT RIJCKHOLT

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Beleef de prehistorie HUNEBEDQUIZ. Door: Nadine Lemmers 1 februari 2016

2. ACTIVITEITEN VAN DE WERKGROEP LOCHEM (AWL) Door Jan Kleinen.

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

Meijel in de prehistorie. Middenneolitische bijl gevonden door Mart Heldens in 1962

De steentijd Jagers en verzamelaars

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

een zee Rendierjagers De rendierjagers leefden in de prehistorie in ons land. Dat is de tijd voordat de van tijd een zee van tijd

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Interview Tessa de Groot

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

De presentatie rond de trap

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

B i j l a g e 5. A r c h e o l o g i s c h e q u i c k s c a n

Een verborgen verleden. Archeologie in Heerde.

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Aanwijzing: Lees de verhalen op de borden boven de kist goed; er staan aanwijzingen op. Kijk goed in de kist. Valt je daar iets bijzonders op?

(bandeliersluiting) (verschillende zalfpotjes)

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Projectnummer: C Opgesteld door: Ons kenmerk: : Kopieën aan:

Teloceras Blagdeni (Sowerby) in het Pleistocene Maasgrind van Zuid Limburg (II)

Rond en groen De piramiden van Ronse

Gevormd en omgevormd landschap Prehistorie tot Middeleeuwen

Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast. Een Archeologisch Bureauonderzoek

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Archeologische Quickscan

Hogeweg 135. Archeologisch onderzoek in Gent 2012, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr. 6), Gent, 2012, p

PREHISTORIE IN BOXTEL Dik Bol (auteur) Hans de Visser (tweede lezer) mei 2016

29 april - 7 mei 2017


Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Een vermoedelijk door mesolithische jager-visser-verzamelaars kortstondig gebruikte site te Maastricht (Nl)

Archeologische MonumentenZorg

Veldheem Wezep en archeologie

VAN VUISTBIJL TOT TRECHTERBEKER

De steenhuizen in Noord- en Zuidbroek.

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor plangebied De Grift te Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel) Steekproef /17, ISSN X)

Een Middeleeuwse vuurdover van kasteel Nijenrode

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 1 Toetsvragen

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Aannemer Boskalis aan de slag met realisatie N260

Roermond, Swalmen schorsdepot

Bureauonderzoek Plangebied Jules Verneweg 81-rijbaan, gemeente Tilburg. A. tol. Archol. Archol

De kracht van vrijwilligers Bijdragen aan archeologisch onderzoek. Bijdragen aan archeologisch onderzoek

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

PLAN VAN AANPAK. Pagina 1 van 7 LOCATIE. Knegsel, gemeente Eersel PROJECT

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

MET KWAST EN VERGROOTGLAS

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Archeologische rijksmonumenten - aantal complexen

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Heesch - Beellandstraat

Bureauonderzoek plangebied IJssalon Venezia op de Heuvel te Oss

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Het in Halder gefabriceerde aardewerk

POLYHISTORIAE januari 2016

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK GEMEENTE URK WIJK 4-46

Een exotische grondstof in de Steen- Brons- en IJzertijd van Noordwest-Europa

DE OUDE STEENTIJD VAN RHENEN EN DE HEER LIEUWEN

Archeo-rapport 7 Archeologisch vooronderzoek aan de Zagerijstraat te Membruggen

Roestig land. De Wijstgronden

Transcriptie:

Informatiebulletin Stichting Streekarcheologie PEEL, MAAS & KEMPEN Redactie-adres: Har Heijmans Narcisstraat 13 6014 A K Ittervoort ISSN 0928-6160 19 e Jaargang, nummer 1 juni 2009 COLOFON Peel, maas & Kempen is het contact- en informatieblad van de Stichting Streekarcheologie. Deze stichting heeft als doel het bevorderen van de samenwerking tussen de amateur-archeologen onderling en het verstevigen van hun band met de tot opgraven bevoegde instanties in Nederland. Het werkgebied van de stichting is de Middenlimburgse regio die omsloten wordt door Peel, Maas en Kempen, inclusief de aangrenzende Noordbrabantse en Belgische Gemeenten. Naast veel individuele begunstigers wordt de stichting gesteund door: Archeologische Werkgroep Philips van Horne Archeologische Werkgroep Helden Geschiedk.-en Heemkundekring Het Land van Thorn L.G.O.G. kring Weert de Aldenborgh Stg. Studiegroep Leudal e.o. Heemkundevereniging Budel en Cranendonck Heemkundevereniging Medelo Meijel Heemkundevereniging Roggel Heemkundevereniging Stramproy. In dit Nummer: Nederzetting uit de prehistorie ontdekt in het leudal. Een fraaie maalsteen uit Heel Vuursteen uit de Roerstreek Opgraving te Borgharen Expeditie Limburg (televisieserie) Van bietenveld naar museum Voor meer informatie en/of het doorgeven van mailadressen: Secretariaat P.M&K: Karin von Scheibler Irenelaan 66 6006 HE Weert E-Mail: karin.von.scheibler@home.nl

Nederzetting uit de prehistorie ontdekt in het leudal. Jos Hanssen In oktober 2007 is in opdracht van staatsbosbeheer bij het Langeven aan de Speckerweg en een gedeelte van de akkers nabij de Speckerbrug onder Haelen, bodem verschraling toegepast. Dit houdt in dat de bovenste laag van ongeveer 35 tot 45 centimeter, die eeuwenlang bewerkt, geploegd en bemest was, wordt afgegraven tot op de ongeroerde grond. Op de plaats die aangegeven is met de pijl (zie fig.1) zijn met het afgraven van deze bodemlaag grondsporen zichtbaar geworden in de vorm van ronde verkleuringen in de bodem waar waarschijnlijk de palen van de prehistorische boerderij gestaan hebben. Buiten deze grondsporen lagen op het afgegraven vlak meerdere fragmenten van aardewerk. fig.1 Deze verschillende fragmenten aardewerk passen in de periode van de bronstijd ( 2000 voor Chr.) tot en met de late ijzertijd ( 12 voor Chr.) Er kan helaas geen exacte datering vastgesteld worden voor de aangetroffen boerderij/nederzetting zie fig 2. voor overzicht van de archeologische hoofdperioden. Door deze variatie van aardewerk is wel duidelijk, dat deze plek gedurende een lange periode aantrekkelijk moet zijn geweest als nederzetting/boerderij. Verder zijn er ook diverse stukken vuursteen gevonden: afslagen en een spitskling uit het laat Neolithicum. Om de grond sporen beter te kunnen onderzoeken en te determineren zou er een opgraving moeten plaatsvinden. Zo zou ook een beter inzicht van de sporen en de aanwezige archeologische resten kunnen worden verkregen. Dit zou veel tijd en dus geld vergen, maar tevens een eenmalig onderzoek zijn omdat de sporen nu eenmaal maar een keer opgegraven kunnen worden en daarna verloren zijn. Daarom is gekozen voor niet- opgraven, de aanwezige en zichtbare sporen in het afgegraven vlak alleen op te meten en te tekenen en het verzamelen van de aanwezige archeologische resten.dit kleinschalige onderzoek samen met Mien van Hoef koste ons toch nog drie 19 e jaargang nr.1 juni 2009

zaterdagen en diverse avonden,die we geheel vrijwillig hebben uitgevoerd. Na dit onderzoek is afgesproken dat het vlak met de aanwezige sporen weer met de zelfde soort grond die afgegraven was af te dekken om zo de sporen voor de toekomst te bewaren. Periode Datering Nieuwe tijd 1500 - heden Late Middeleeuwen 1050-1500 na Chr. Vroege Middeleeuwen 450-1050 na Chr. Romeinse tijd 12 voor - 450 na Chr. IJzertijd 800-12 voor Chr. Bronstijd 2000-800 voor Chr. Neolithicum (nieuwe steentijd) 5300-2000 voor Chr. Mesolithicum (midden steentijd) 8800-4900 voor Chr. Paleolithicum (oude steentijd) 300.000-8800 voor Chr. fig. 2 Archeologische tijdschaal. Dekzandrug Het vondstgebied ligt op een zogenaamde dekzandrug, dat is een opgestoven hoogte van zand. De meeste van deze hoogtes zijn ontstaan in de laatste ijstijd (oud dekzand), en vaak nog wat verstoven aan het einde van de laatste ijstijd (jong dekzand). Het zand kon verstuiven, omdat in deze periode er weinig begroeiing was of zelfs ontbrak. Dekzandruggen zijn langgerekt. zie fig. 3 Het dekzand reikt er tot enkele meters hoger dan de omgeving. Vaak zijn (aaneengeschakelde) paraboolvormen binnen de dekzandrug te herkennen. Dit geeft een indicatie voor de overheersende windrichting in de tijd van de vorming (veelal uit het noordwesten en zuidwesten). Met de klimaatsverbetering aan het begin van de warmere periode na de ijstijd kwam vegetatie terug hierdoor verwaaide het dekzand niet langer, en werd het landschap dat in de ijstijd was ontstaan vastgelegd. De dekzanden zijn vrij arm (kalkloos) en daardoor ontwikkelden zich Podzolbodems in de begroeide dekzandruggen. Sinds de Bronstijd werden de dekzandgebieden vrijwel overal wel voor landbouw gebruikt soms was dit roofbouw en bleven na enkele oogsten kale zandakkers over die daarna verstoven. In oost en zuid Nederland liggen veel oude essen boven op dekzandruggen: dit zijn akkers die eeuwen lang in gebruik zijn gebleven, en met mest werden opgehoogd. Archeologisch onderzoek richt zich vaak op de flanken van dekzandruggen omdat de mensen daar veelal woonden (akkers boven op de rug, weilanden langs beekjes tussen de ruggen - wonen er tussen in) en de bovengrond er vaak wat dikker is dan op de top, en dus minder verstoord. 19 e jaargang nr.1 juni 2009

Fig.3 hoogte kaart ( www.ahn.nl) het gebied ligt in het zwarte kader aangegeven met pijl Fig.4 voorbeeld van een boerderij uit de prehistorie. 19 e jaargang nr.1 juni 2009

De tekening die van de grondsporen gemaakt is geeft niet duidelijk een patroon aan waar duidelijk een plattegrond van een nederzetting zichtbaar is, maar dit kan komen omdat regelmatig deze boerderijen werden verbouwd of verplaatst werden,waardoor in de bodem een diffuus geheel ontstaan is van elkaar vaak doorkruisende sporen van meerdere huisplattegronden over elkaar heen. Het kan ook zijn dat de nederzetting na uitputting van de bodem waar op geakkerd werd verlieten om op andere plekken een nieuwe nederzetting te bouwen. Om dan vervolgens na een aantal jaren de grond braak te laten te liggen de bodem weer vruchtbaarder werd en weer terug keerde naar de zelfde plek. Er word van uit gegaan dat een prehistorische boerderij tussen de 25 tot 40 jaar meeging. Tekening 5 Ondanks dat er over het afgegraven gebied vele rapporten en publicaties geschreven zijn (Het Leudal 1973) (Erfgoedstrategie voor het leudal 2005) en( BAAC rapport 06.034 Bureauonderzoek Veldonderzoek, verkennende fase Juli 2006 drs.y.den Otter en drs.s de Jager) en( BAAC rapport 06.226 Inventariserend Veldonderzoek karterende booronderzoek fase 3 September 2006 drs. Y. den Otter). Was men op de hoogte dat er op de hogere delen ( dekzandruggen) een grote trefkans Rapporten van vondsten en bewoningsporen aanwezig konden zijn uit de prehistorie. Deze overgangen van laag naar hoog of anders gezegd van nat naar droge gebieden is bij uitstek gunstig voor jagersverzamelaars en landbouwers. Omdat het gebied allerlei mogelijkheden bied voor levens voorzieningen in de prehistorie zoals: visvangst, klein en grootwild, grasland,broekbossen en de hogere gebieden voor landbouwteelt en bewoning deze 19 e jaargang nr.1 juni 2009

mogelijkheden binnen een straal van kleiner dan 200 meter. Het verbaast me dat bij deze bodemverschralingen geen archeologische begeleiding is geadviseerd, omdat er in de buurt zo veel prehistorische vondsten zijn gemeld en bekend zijn. En omdat dit gebied vlak bij een beek overgang is Ook had men kunnen weten dat de voorganger van de hoeve de spik. In de buurt van het project lag en men dus mogelijk op funderingrestanten of op andere bodemsporen kon stuiten. Per toeval zijn deze niet verstoord bij deze bodemverschraling.de oude hoeve de spik lag net buiten het verschraalde terrein! De Oude hoeve werd rond 1790 afgebroken, immers de huidige hoeve De Spik is in dat jaar op een iets westelijker gelegen terrein nieuw gebouwd. De oude akker die bij de oude boerderij hoorde en de oude toegangsweg, een verbindingsweg tussen de boerderij de Spik en het klooster St.Elisabeths was voor de verschraling nog herkenbaar als een lichte glooiing in het landschap. Deze weg is thans gedeeltelijk afgegraven: en Hoop ik dat in de toekomst in het natuur gebied het leudal (maar ook daar buiten) beter overleg plaats zal vinden met de studiegroep leudal e.o alvorens met dit soort activiteiten ( bodemverschraling) of welke ingreep van bodemverstoring ook, De oude Spik tenslotte (speckerbrug) een belangrijke doorgangsroute van uit Haelen richting Heythuysen. Die waarschijnlijk al in de prehistorie in gebruik was. Omdat er aan de overkant een groot urnen veld bevindt die vaak in de buurt van een belangrijke beekovergangen of verbinding zones van wegen aanwezig zijn rest ons alleen nog het oude akkercomplex met de mogelijke aanwezigheid van de oude funderingen van de oude spik. De Spik dankt zijn naam aan het feit dat er in middeleeuwen vele moerasbruggen aangelegd, ook knuppelbruggen genaamd. De weg er naar toe, veelal een soort dam werd gemaakt van rijshout,zand,heideplaggen, graszoden en alles wat van pas kon komen bij het spekken van deze constructie. De weg en ook de brug werden daarom vaak speckweg en speckbrug geheten. Zo ook hier. Later, in de eerste helft van de zeventiende eeuw werd de boerderij,die in de nabijheid van deze brug en weg werd gebouwd, er op haar beurt naar vernoemd. De Spik(hoeve). zal worden begonnen. Haastwerk kan dan worden voorkomen. Desondanks past een woord van dank aan het adres van Staatsbosbeheer en DLG voor de goede samenwerking bij dit onderzoek en deze prehistorische ontdekking Bronnen Nederland in de prehistorie Onder redactie van Leendert P. Louwe Kooijmans 2005 uitgeverij Bert Bakker Het Leudal ( 1973) Beeld van een midden limburgs beekdal. O.H Harsema blz.133-155 Rondom het Leudal. De Spik te Haelen. J.H.Hanssen Jaargang 8 nr. 32 november 1983 Erfgoedstrategie voor het leudal ( 2005) Ph.Bossenbroek,E.Rensink& M.Montforts www.ahn.nl hoogte kaarten van Nederland Wat betekent deze plaatsnaam? Lijst van Limburgse toponiemen Verzameld door Herman Kaldenhoven 2007 Bedankt voor de medewerking van: Hans Levels Staatsbosbeheer. Karel Haazen D.L.G ( dienst landelijk gebied) Eelco Rensing R.A.C.M.( voorheen R.O.B.) (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) speciale dank M.van Hoef Drs. X.C.C. van Dijk ir. G.R. Ellenkamp Drs. M. Lipsch 19 e jaargang nr.1 juni 2009

Een fraaie maalsteen uit Heel Maalstenen worden regelmatig teruggevonden op of langs akkers. Als de boer ze omhoog ploegt worden ze vaak niet als zodanig herkend en langs de akkers neergelegd. Ze komen al voor vanaf het begin van het Neolithicum toen men granen is gaan verbouwen. Ongemalen of ongeplet graan verteert niet of nauwelijks vandaar dat men het is gaan pletten (bijvoorbeeld voor havermout) of gaan malen (meel). Men maalde het graan tussen twee ruw gemaakte stenen: een ligger en een loper, met een heen en weer gaande beweging. Deze methode werd tot in de Romeinse tijd toegepast. De Romeinen gebruikten ronde stenen waarbij de bovenste, de loper, aan een handvat werd rondgedraaid. Hoewel maalstenen dikwijls worden teruggevonden is het vinden van een complete set van loper en ligger zeldzaam. uit de late tweede- en vroege derde eeuw, zowel ruw- en dikwandig als gevernist. Daarnaast zijn ook dakpanfragmenten, tufsteen, glas en ijzerwerk aangetroffen. De sleuf aan de oostkant van het perceel was gegraven over een lengte van 150 meter en was 40 cm breed en ruim 100 cm diep. Op de zandhopen naast de gleuf vond ik een grote dikke steen die door de werknemers aan de kant was gegooid. Hij lag met de onderkant naar boven waardoor ik niet meteen kon zien wat voor steen het was. Toen ik hem omdraaide zag ik door zijn gebogen vorm meteen dat het een bijzondere steen moest zijn. En wat voor een! Een complete zadelvormige maalsteen van 22 kilo! Het vroor die dag matig en het was erg kout, maar toen de maalsteen eindelijk in de auto lag, was er van kou geen sprake meer. Ik had er zo n 100 meter mee moeten sjouwen. Gelukkig had ik mijn fotocamera bij mij en heb wat foto s genomen van de situatie in het algemeen (afb.1) en een foto van het bodemprofiel (afb. 2) van de locatie waar de steen ongeveer heeft moeten liggen. afb.1 Eind november 2008 werd er op een akker in Heel, gemeente Maasgouw, door medewerkers van de firma BAM een smalle, diepe gleuf gegraven voor het leggen van enkele nieuwe kabels. De graafwerkzaamheden vonden plaats op het perceel het Tesken. In het weekend besloot ik een kijkje te gaan nemen. Misschien zouden er wat scherven uit de sleuf naar boven zijn gekomen. In het verleden zijn op dit perceel immers fragmenten Romeins aardewerk gevonden afb. 2 De maalsteen (afb. 3 en afb. 4) is waarschijnlijk gevormd uit zandsteen die door de Maas vanuit België is aangevoerd. Het is een afzettingsgesteente dat laagsgewijs wordt opgebouwd met zand, waartussen enkele kiezels zitten, en lagen 19 e jaargang nr.1 juni 2009

met zeer veel samengeklitte kiezels. Deze laatste worden dan conglomeraten of puddingstenen genoemd. De gevonden maalsteen uit Heel is een zandsteen met enkele kiezels ertussen. Hij heeft een lengte van 47 cm, een breedte van 24 cm en weegt dus 22 kilo. Opvallend is de dikte van 12 cm en enkele grote zwarte kiezels die door het gebruik mooi zijn afgesleten. De maalsteen is aan de bovenzijde glad en heeft door het gebruik een holling gekregen van slechts 18 mm. Mogelijk is de steen daarom slechts een korte periode in gebruik geweest. Het controleren op metaalvondsten met de detector was bijna niet mogelijk. Ongeveer midden op het perceel staat een hoogspanningsmast. Deze verstoort de signalen van de metaaldetector dusdanig dat het zoeken met een bromtoon zeer irritant en onnauwkeurig is. afb. 4 afb.3 Een datering is moeilijk te geven bij gebrek aan andere vondsten en gidsartefacten en ook omdat maalstenen gedurende een lange periode in de steentijd maar ook nog in de brons- ijzer- en Romeinse tijd zijn gebruikt. Wel lagen er verspreidt over het perceel enkele kleine stukjes afslagen van Rijckholt vuursteen. Deze bijzondere vondst is aangemeld via Stichting Streekarcheologie Peel, Maas en Kempen en is gedurende de hele maand juli 2009 te bezichtigen in gemeentemuseum Het Land van Thorn aan de wijngaard 14 in Thorn. Jean-Paul Geusen, Thorn * Met dank aan de heren Joop Dankbaar uit Thorn en Dhr Huub Schmitz uit Posterholt voor hun informatie. Tentoonstelling In Tongeren is recent het geheel verbouwde en uitgebreide Gallo-Romeinse Museum geopend. Het museum (in het centrum van Tongeren) is gelegen aan de Kielestraat 15. Openingstijden: Dinsdag tot vrijdag van 9.00 tot 17.00 uur Zaterdag en zon- en feestdagen van 10.00 tot 18.00 uur 19 e jaargang nr.1 juni 2009

Vuursteen uit de Roerstreek J.H.M. Smeets. De Roerstreek en archeologie. In 1967 is door een groepje amateurarcheologen de Heemkunde vereniging Roerstreek (HVR) opgericht. Doel van deze vereniging is het bestuderen van de Roerstreek en de resultaten in de vorm van publicaties of museale exposities openbaar maken. De HVR bestaat uit verschillende afdelingen, die onderzoek doen naar onder meer geschiedenis, geologie, volkskunde (monumenten), biologie, milieu en archeologie. Binnen de vereniging heeft de archeologische werkgroep steeds een voorname rol gespeeld. Het archeologisch onderzoek van de HVR-leden heeft in de loop der tijd een ware evolutie ondergaan. Werden aanvankelijk alleen veldverkenningen gedaan, later werden onder de auspiciën van de ROB ook verscheidene opgravingen verricht. Vooral de onderzoeken naar Romeinse grafvelden hebben veel nieuwe gegevens over de streek opgeleverd. In verschillende door de HVR sinds 1969 uitgegeven jaarboeken zijn opgravingsverslagen verschenen. Daarnaast is er veel gedaan aan het registreren van oppervlakte vondsten. Daarbij wordt vandaag de dag nog altijd hetzelfde coderingssysteem gebruikt. Door de vereniging zijn inmiddels enkele honderden vindplaatsen met een breed scala van archeologisch materiaal ontdekt. Voor het merendeel gaat het hierbij om vuursteen. Het onderzoeksgebied van de HVR, de Roerstreek, bevindt zich ten noorden en ten zuiden van de meanderende Roer tussen de Duitse grens en de monding in de Maas te Roermond. De volgende plaatsen horen tot het werkgebied: Vlodrop, Herkenbosch, Melick, St. Odiliënberg, Posterholt, Monfort, Herten en Linne. Deze landelijke dorpen tellen alle ongeveer 3000-4500 inwoners. Na de gemeentelijke herindeling van 1991 wordt Roerdalen als gemeentenaam gebruikt voor de eerste drie genoemde plaatsen, terwijl de tweede drie plaatsen tezamen de gemeente Ambt Monfort vormen. Linne is ingedeeld bij de gemeente Maasbracht en Herten bij Roermond. Roermond is buiten het werkgebied gehouden, aangezien daar bij de oprichting van de HVR reeds een historische werkgroep actief was. Wel worden regelmatig verscheidene sites onderzocht die vroeger tot het grondgebied van de Roerstreek-gemeenten behoorden, maar heden ten dage deel uitmaken van het landelijk gebied van de gemeente Roermond. Ook verrichten leden van de HVR geregeld archeologische veldverkenningen in het noordelijke deel van de gemeente Echt. Buiten het eigenlijke werkgebied vallen verder opgravingen te Diergaarde (gemeente Echt), Roermond, Buggenum en Maasbracht. Het betrof hier een samenwerking met een andere heemkunde kring of een onderzoek wegens het ontbreken van een archeologische werkgroep in die plaats. Ook werd assistentie verleend aan het onderzoek van de Universiteit van Leiden en/of van de ROB. Al eerder is aangegeven dat de grondleggers van de HVRamateurarcheologen waren. Onder de kop De vijf van Berg is deze groep in 1963 in een uitgebreid artikel bij de lezers van het regionaal dagblad De Maas- en Roerbode geïntroduceerd. De groep bestond toen al enkele jaren en had reeds een behoorlijk aantal oppervlakte vondsten gedaan. De aanstelling van een provinciaal archeoloog in 1967 leidde tot de groei van het aantal leden van deze groep. Een succesvolle expositie in de zomermaanden van 1967 was eveneens motiverend. De vijf van Berg waren niet de eerste amateur-archeologen die archeologische verkenningen in de Roerstreek deden. Halverwege de 19 de eeuw was de Roermondse notaris CH. Guillon in

Midden-Limburg actief. Gelukkig zijn deze vondsten bewaard gebleven voor het nageslacht. Verscheidene jaren na zijn dood in 1874 zijn ze in 1890 openbaar verkocht; de musea van Maastricht en Leiden wisten het merendeel van de collectie te verwerven. Vaak is de exacte herkomst van de vondsten niet overgeleverd en is niet meer dan een bijbehoren toponiem bekend. Rond de eeuwwisseling bracht de in Roermond de gelegerde militair officier E. van de Noordaa in de Roerstreek een aanzienlijke privé-verzameling oudheden(voornamelijk vuurstenen artefacten) bijeen. Er zijn geen publicaties van zijn hand, maar wel de nodige interessante aantekeningen. 1 Nadien zijn ook verscheidene personen uit de Roerstreek zelf op archeologisch gebied actief geweest. 2 Vaak is met betrekking tot de door hen gedane vondsten niet meer dan een naam en een mondelinge mededeling bekend. In een enkel geval resteert een aantekening. Veel gegevens zijn echter verloren gegaan. Opvallend is dat de meeste vooroorlogse verzamelaars in het onderwijs werkten, onder andere Gerard Krekelberg. Deze heemkenner en schrijven van het Limburgse volkslied was de ontdekker van het urnenveld van Vlodrop, waar de bekende Kerbschnitt-pot met deksel is gevonden. 3 Omtrent 1960 vonden de eerste activiteiten plaats van De vijf van Berg, waarbij het aanvankelijk alleen om veldverkenningen ging. De gedane vondsten zijn beschreven en geregistreerd onder een uniek nummer dat gekoppeld is aan een coördinaat. In de loop der tijd zijn de vondstbeschrijvingen stap voor stap uitgebreid. Zo is in het laaste decenium steeds getracht het vuursteentype aan te geven. In de registratie staan dan ook steeds vaker termen van Rijckholt, 1 Deze aantekeningen bevinden zich in het archief van het Rijks museum van Oudheden te Leiden 2 Onder andere Bekkers uit Monfort, burgemeester Gerardts uit Posterholt en schoolhoofd Bronneberg uit Herkenbosch. 3 Smeets 1986 Valkenburg, Lousberg en andere vuursteen typen. Een HVR-lezing aan het einde van 1983 gehouden te Posterholt door prof. Dr. L.P. Louwe Kooijmans (IPL) had tot gevolg dat aan het begin van 1984 een groep Leidse studenten richting Roerstreek kwam om de vuursteencollectie van de HVR te bestuderen. In de kielzog van dit onderzoek volgde het Roerstreek-project van het IPL en later het Maasdalproject van L.B.M. Verhart en M. Wansleben (beiden IPL). In de zomer van 1984 werden op verscheidene HVR-sites kleine onderzoeken verricht. Door de diverse uitwisselingen werden de Roerstreekarcheologen verder gestimuleerd, hetgeen resulteerde in een nieuwe golf van vondstmeldingen. Nu echter met beschrijvingen waarin veelal de nieuwe informatie over bepaalde vuursteentypen kon worden aangegeven. Van de voorneolitische perioden is vooral het Mesolithicum zeer ruim in de Roerstreek vertegenwoordigd. Het voorkomen van Laat-Paleolithicum daarentegen is tot nu toe beperkt tot circa 20 sites. Helaas zijn de meeste Roerstreeksites gemengd. Dit wil zeggen dat artefacten van diverse prehistorische culturen en perioden op een vindplaats zijn aangetroffen. Wat de herkomst van de vuurstenen betreft, kan onderscheid worden gemaakt in artefacten: van lokale herkomst; afkomstig uit Zuid-Limburg en de aangrenzende Duitse en Belgische delen; afkomstig uit andere gebieden (zogenaamde exoten). Lokale vuursteen: Maaseieren Van een aantal vuurstenen artefacten uit de Roerstreek is duidelijk dat ze van lokale origine zijn. Het vuursteen waarvan ze zijn vervaardigd, is als grind achtergelaten door de diverse rivieren die in de loop der geologische perioden door de Roerstreek stroomden. Van de Roer, een zijrivier van de Maas, zijn veel oude Roerarmen thans nog in het landschap zichtbaar. Een aantal

fossiele Maasarmen is eveneens nog herkenbaar. Ongeveer drie miljoen jaar geleden moet de Rijn door de Roerstreek gestroomd hebben. Op diverse plaatsen liggen grindpakketten van deze ouderdom aan het oppervlak. Sterk grindhoudende gronden zijn gelegen ten zuiden van Posterholt (de bossen van Annendael nabij tientallen tot honderden stuks voorkomen. Het zijn niet alleen werktuigen, maar ook onbewerkte onregelmatige mini-afslagen waarop nog een klein gedeelte van de kenmerkende gladde maaseibast aanwezig is. Op deze vindplaatsen worden tevens (nog) onbewerkte maaseieren aangetroffen. Geologisch gezien horen ze daar niet thuis. de grens met Duitsland) en het meinwegplateau ten noorden van Herkenbosch en Vlodrop. In het grind wordt veelvuldig vuursteen aangetroffen. De door de rivier gerolde stenen (rolstenen) hebben in Midden-Limburg meestal een geringe grootte (tot ca. 30cm, het merendeel echter tot 10 cm). Een aparte categorie vormen de kleine, eivormige stenen. Arora meent dat ze zijn ontstaan in de branding van zeeën en talrijk zijn in het Maas- en Rijngrind. 4 Over het algemeen worden ze in de archeologie als maaseieren aangeduid. De geologische term luidt miocene rolstenen. Veel van deze eivormige vuurstenen zijn gebruikt voor het maken van eenvoudige schrabbertjes, waarvan de meeste 1,5-2,5 cm meten. Een maasei werd door midden gekliefd en de randen van de gehalveerde steen werden voor een groter of kleiner deel van schuine retouche voorzien. Niet zelden is de rand geheel schuin bewerkt (rondschrabbers) fig. 1. Het maasei is niet altijd door midden gekliefd; dikwijls zijn kleinere delen afgeslagen om deze vervolgens tot een schrabber te bewerken. In het geval van een verweerd oppervlak is de korrelstructuur en daarmee de vuursteenkwaliteit vrij goed te bepalen. Grofkorrelige vuursteen is lichtgrijs gekleurd en heeft een lichtgrijze maaseibast, terwijl de fijnkorrelige variant, inclusief bast, donkergrijs is. Er zijn in de Roerstreek enkele plaatsen waar de maasei-artefacten met vele 4 Arora 1981 Fig 1 Schrabbers vervaardigd van maaseieren Tek. HVR Ze moeten zijn aangevoerd door de mens. Waar de maaseieren zijn verzameld, is tot dusver onbekend. Voorbeelden van rijke maasei-sites zijn onder andere Vlodrop- 127, Vlodrop-264, Posterholt-83 en Posterholt-80. 5 Overigens komen op veel vindplaatsen verspreid door de gehele Roerstreek artefacten van maaseieren voor. Het opvallend verschil met de bovengenoemde sites is evenwel dat het aantal per site veel geringer is (tot 25 stuks). Behalve deze specifieke groep van maaseiartefacten zijn verscheidene andere vondsten gedaan, waarvan een gedeelte, te oordelen naar de natuurlijke, afgeronde oppervlak, geslagen moet zijn op rolstenen uit het riviergrind. Winplaatsen: Zuid-Limburg en omgeving In de regio Zuid-Limburg ligt een aantal vuursteen winplaatsen waarvan veel producten 50km noordelijker, in Midden- Limburg terecht zijn gekomen. De bekendste winplaats is Rijckholt, waar de vuursteen vooral door middel van mijnbouw gewonnen is. Recentelijk is duidelijk geworden dat ook in Valkenburg vuursteen op die manier is geëxploiteerd.. Verder is ongeveer tien jaar geleden bekend geworden dat in de prehistorie 5 Ter verduidelijking moet worden opgemerkt dat het nummer achter de plaats staat voor het vindplaatsnummer zoals bij de HVR is geregistreerd.

nabij Simpelveld een afwijkend vuursteentype is gewonnen. Rijckholt- en Valkenburgvuursteen kunnen ook elders verzameld zijn. Zo ligt nabij Maastricht een winplaats van vuursteen van het type Valkenburg. Een andere bekende vuursteenvindplaats in de Belgische grensregio is Rullen, terwijl in de Duitse grensstreek de opvallende Lousbergvuursteen en de minder bekende Orsbach- /Vetschau-vuursteen zijn gewonnen. Rijckholt-vuursteen In de Roerstreek is Rijckholt-vuursteen de best herkenbare vuursteen. Bijlen, pijlspitsen, macroschrabbers,macroklingen, spitsklingen en klingschrabbers zijn van deze vuursteen gemaakt (fig.2) Toch is enige voorzichtigheid op zijn plaats, daar diverse varianten van andere typen vuursteen veel op Rijckholt-vuursteen lijken. Het vuursteen uit de mijnen van Spiennes in Belgie bijvoorbeeld lijkt sterk op dat van Rijkcholt. Gezien de geringere afstand (circa 50 km) tot de Roerstreek ligt een toewijzing aan de Zuid-Limburgse winplaatsen het meest voor de hand. Enkele varianten van Valkenburg- en Simpelveld-vuursteen gelijken eveneens op Rijckholt-vuursteen. De gelijkenis met het type Rullen is nog groter. Hoe omvangrijk het productiecentrum Rijckholt geweest moet zijn, blijkt uit het aantal schachten (circa 7000 stuks) en de berekende hoeveelheid gewonnen vuursteen (circa 17000 m3). 6 Fig 2 Halffabrikaat van een bijl van Rijckholtvuursteen. Tek HVR 6 Felder & Rademakers 1973. De hoeveelheid gedolven vuursteen kan dan weer omgerekend worden naar een schatting van het aantal werktuigen. Dit kan in de miljoenen lopen. 7 Fig. 3 Twee voorbeelden van artefacten van Rijckholtvuursteen De in de Roerstreek ontdekte werktuigen zijn voornamelijk karakteristiek voor de Michelsberg-cultuur: macroklingen(al dan niet bewerkt), spitsklingen, bladspitsen en macroschrabbers. Tijdens andere prehistorische perioden is Rijckholtvuursteen eveneens in Midden-Limburg terecht gekomen. Op de reeds genoemde vroeg-mesolitische sites Posterholt-163 bestaat respectievelijk 5% en 7% van het vuursteen uit Rijckholt-vuursteen. Het aantal sites met materiaal van de Michelsberg-cultuur in het HVR werkgebied bedraagd enkele tientallen. 8. Vindplaatsen met uitsluitend vondsten van de Michelsberg-cultuur zijn in de Roerstreek een zeldzaamheid. Op de meeste vindplaatsen komt ouder materiaal ouder en/of jonger materiaal voor. Wansleben en Verhart vermelden de voorlopige resultaten van de opgraving van de St. Odilienberg-22, die een uitzondering 7 Felder & Rademakers 1973. 8 Wansleben 1987. Het gaat om 51 sites.

op de zo juist gegeven regel vormt. 9 Het betrof hier, op een enkele uitzondering na, uitsluitend materiaal van de Michelsbergcultuur (fig. 3). Hieronder bevinden zich de reeds genoemde kenmerkende gidswerktuigen, gemaakt van het vuursteentype Rijckholt. Valkenburg-vuursteen De term Valkenburg-vuursteen is enkele decennia geleden geïntroduceerd door de heren Eggen en Felder. 10 Inmiddels is dit vuursteentype goed bekend. Een recente ontdekking is dat deze vuursteensoort niet alleen door middel van dagbouw, maar ook doormiddel van mijnbouw is geëxploiteerd. Valkenburg-vuursteen is niet op verschillende plaatsen bij Valkenburg gewonnen, maar tevens nabij Cadier en Keer, Bemelen en Visée- St.Pietersberg. Valkenburg vuursteen valt op door zijn grofkorreligheid en zijn beige tot lichtbruine kleur. Daarnaast bestaat een fijnkorreliger variant die een grijze of blauwgrijze kleur heeft. Ook komt sporadisch een bruine, nog fijnkorreliger variant voor. De korrelgrootte neemt vanaf de cortex naar de kern toe. Brounen et alii geven drie met Valkenburg-vuursteen geassocieerde 14C-dateringen, die na kalibratie grofweg in de periode 3300-2600 v.chr. vallen. 11 Met andere woorden: deze dateringen wijzen grofweg op het einde van het midden Neolithicum en het begin van het laat Neolithicum. Vroegneolitische voorbeelden van van Valkenburg-vuursteen zijn ook bekend, en wel uit nederzettingen van de Linieare Bandkeramiek te Beek, Elsloo en Geleen en in de aan de Rössen-cultuur toe te schrijven nederzetting Inden-1 op de nabij Aken (Duitsland) gelegen Aldenhovener Platte. 9 Wansleben & Verhart 1993. 10 Brounen et alii 1993 11 Brounen et alii 1993; zie Brounen in bijdragen aan het onderzoek naar de steentijd in Nederland J.Deeben & E.Drenth rapportage archeologische monumentenzorg 68. In de Roerstreek is Valkenburg-vuursteen voornamelijk ontdekt in de vorm van brokken van grote bijlen. Enkele grotere schrabbers en afslagen zijn eveneens bekend. Zeldzamer is een grotere klingafslag (lengte 10 cm) van Linne-16. Marichal noemt voor de Roerstreek 14 sites met dit type vuursteentype (Linne, Monfort, St. Odilienberg en Posterholt). 12 Simpelveld-vuursteen In 1986 is Simpelveld-vuursteen voor het eerst beschreven door de amateurarcheoloog J.H.G. Franzen uit Vaals. 13 Deze vuursteensoort is grijs, grijsbruin tot bruin, grijsblauw tot blauw van kleur. Opvallend is de bandering, die varieert van 0,1 tot 0,5 cm. Het gebruik van dit type blijft niet tot een periode beperkt. Een belangwekkend deel van de laatpaleolitische vondsten van Eys is van Simpelveld-vuursteen vervaardigd. De afstand tussen de win- en de vindplaatsen is in dit geval echter gering. Arora en Franzen geven verder voorbeelden van dit vuursteentype in mesolitische contexten (Elmpt-Beek, Wegberg-Elsenkamp en Erkelenz- Isengraben: alle in de Duits-Nederlandse grensregio bij Limburg gelegen), Lineaire Bandkeramiek (Hamburg en Julich- Steternich in Kreis Duren, Duitsland), Midden- of llaat Neolithicum (Wittem, Simpelveld) en Laat Mesolithcum (Aken- Auf der Mauer en Vaals-Holset-Einrade). 14 In de Roerstreek zijn verscheidene vindplaatsen met het vuursteentype Simpelveld bekend. Posterholt-208 en Herkenbosch-295 leverden diverse afslgen van het genoemde vuursteen type op. Beide sites zijn hoofdzakelijk in het Mesolithicum te dateren. Van Posterholt- 165 en Linne-16 zijn enkel flinke brokken bekend. Eerst genoemde site omvat voor het merendeel mesolitisch materiaal, maar ook is er neolitisch materiaal aanwezig. Een vuursteenbrok weegt 1095 gram en de 12 Marichal 1983. 13 Arora & Franzen 1987; Franzen 1986. 14 Arora & Franzen 1987.

dikte varieert van 4,5 tot 5,5 cm. Daarbij kan worden aangetekend dat deze die ook die van het uitgangsmateriaal is, aangezien onder- en bovenzijde geheel bedekt zijn met kalksteenresten. Linne-16 is een plek die, gezien de vondsten, in veel perioden van de steentijd als verblijfplaats geliefd was. Van Posterholt-82A is nog een mesolitische kernrest van Simpelveldvuusteen bekend. Ten slotte kan de tophelft van een bijl worden vermeld die in de omgeving van het zuidelijke Roermond gelegen klooster Lilbosch (gemeente Echt) te voorschijn is gekomen. Van deze plek zijn tot nu toe geen andere archeologische vondsten afkomstig. Rullen-vuursteen Rullen ligt in de Belgische Voerstreek, niet ver van de vuursteenmijnen van Rijckholt. Rullen-vuursteen is nauw verwant aan Rijckholt-vuursteen. Qua structuur zijn ze moeilijk van elkaar te onderscheiden. Het typt Rullen is vrij grofkorrelig. Het oppervlak is niet zelden iets bruinachtig van kleur, maar dit kan ook bij Rijckholtvuursteen voorkomen. 15 In de Franstalige literatuur wordt Rullen-vuursteen als Aubel-vuursteen aangeduid. 16 De Warrimont en Groenendijk berichten uitvoerig over de overeenkomsten en verschillen tussen Rulle- en Rijckholtvuursteen. 17 De vroeg-neolitische Rössencultuur lijkt een voorkeur voor het eerste type te hebben gehad. Hoewel in het werkgebied van de HVR verscheidene potscherven van deze cultuur bekend zijn (St. Odilienberg-3, Echt-Annendael-183 en Herkenbosch-295) zijn typische werktuigen van de Rössen-cultuur gemaakt van Rullen-vuursteen niet bekend in de Roerstreek. Het aantal Rullen vondsten is beperkt tot enkele stuks per site en omvat in totaal enkele tientallen. Lousberg-vuursteen 15 De Warrimont & Groenendijk 1993 16 De Warrimont & Groenendijk 1993 17 De Warrimont & Groenendijk 1993 In 1974 werd door dr. P.J.R. Modderman en H. van Haren in Westerheem een oproep geplaatst voor het melden van vondsten van Lousberg-vuursteen. 18 Dit is een opvallend vuursteentype van grijze vrij egale vuursteen met scherp begrensde bruine vlekken. In 1980 werden de resultaten van de inventarisatie gepubliceerd. 19 De HVR was in 1974 helaas niet op de hoogte van het inventarisatieproject en het aantal stippen in de Roerstreek op het kaartje van 1980 is derhalve minimaal. In het eerste overzicht wordt alleen een Lousberg-vondst uit Montfort vermeld. De dichte verspreiding Fig. 4 Bijl van Lousberg-vuursteen. De bijl is in twee fragmenten ontdekt tijdens veldverkenningen. om de Roerstreek gaf echter aan dat in de Roerstreek een even dichte verspreiding te verwachten was. Deze verwachting werd bewaarheid, getuige de recente vondsten van Lousberg-vuursteen. Voorbeelden zijn bekend van, Posterholt-141, St.Odiliënberg, Linne-16, Herkenbosch-422 en Montfort (fig. 4 en 5). Het betreft voornamelijk kleine bijlen of fragmenten daarvan. Ze bevestigen het reeds 18 Modderman 1980. 19 Modderman 1980.

bestaande beeld. Daarnaast zijn er bijlafslagen bekend en een gering aantal afslagen. De datering van de laatste is problematisch. In het Duitse gebied grenzend aan Midden-Limburg komt Lousberg-vuursteen in mesolithische context voor. Is dit ook het geval bij Roerstreekvondsten? Mogelijk is een voorbeeld afkomstig uit de site Herkenbosch-295; de vondsten van deze site zijn voornamelijk laat-mesolithisch, te oordelen naar de relatief grote hoeveelheid Wommersom-kwartsiet. Daarnaast zijn hier enkele vroeg-neolithische vondsten gedaan (potscherven van de Rossencultuur) en eveneens in geringe mate jongere vondsten (onder andere drie afslagen met slijpfacetten en een pijlspits met holle basis). Statistisch gezien lijkt de Lousberg-afslag eerder mesolithisch dan neolithisch. Een soortgelijk verhaal kan worden verteld met betrekking tot een tweetal afslagen van Lousberg-vuursteen van St. Odiliënberg-1 en een Lousbergafslag van de buurvindplaats St. Odiliënberg-2. Nog even terug naar de bijlafslagen van Lousbergvuursteen. Hier is bij de inventarisaties onvoldoende opgelet. Het blijkt dat alleen voor de Roerstreek enkele tientallen stippen aan de verspreidingskaart van deze soort vuursteen kunnen worden toegevoegd. Zeven Wegen-vuursteen In vroeg-mesolithische context (bijvoorbeeld te Posterholt)is een blauwdonkergrijze, glasachtige vuursteensoort met een zeer homogene structuur aangetroffen, die door Verhart en Wansleeben beschreven is als Zeven Wegen-vuursteen. 20 Zeven Wegen is een plaats nabij Vaals en is een van de mogelijke winplaatsen van dit vuursteentype. De winplaatsen in het Henegouwse Obourg en de Noordzee leveren een zelfde vuursteentype op. Het is opvallend dat het percentage glasachtige vuursteen binnen het Maasdal toeneemt in zuidelijke richting. Dit is aanleiding te veronderstellen dat de Midden-Limburgse vondsten gemaakt zijn van materiaal afkomstig uit het Zuid-Limburgse Zeven Wegen. Verhart en Wansleeben hebben een aantal sites (voornamelijk mesolithisch) in het zuidelijk van Posterholt gelegen Vlootbeekdal op het voorkomen van Zeven Wegen-vuursteen bekeken. 21 Het blijkt dat dit soort vuursteen in Posterholt-162 en Posterholt-163 respectievelijk 22% en 28% deel van het totale vuursteenassemblage uitmaakt. Opgemerkt kan worden dat deze vondsten door de sterk ijzerhoudende grond van het beekdal bruin tot donkerbruin zijn gepatineerd. De egale fijnkorrelige structuur blijft echter onmiskenbaar. Wommersom-kwartsiet Karakteristiek voor het Laat-Mesolithicum is Wommersom-kwartsiet. Hoewel het geen vuursteen is, is dit gesteente door zijn soortgelijke eigenschappen wel als zodanig bewerkbaar. Wommersom-kwartsiet is doorgaans grijs van kleur. Een bruine kleurvariant is eveneens bekend en regelmatig zijn hierbij beige-achtige onregelmatig vlekjes waarneembaar. De Roerstreek ligt circa 80 tot 90 km van de Belgische winplaats Wommersom, welke iets ten westen van Tienen is gesitueerd. In het onderzoeksgebied zijn de sites St.Odiliënberg-1, Linne-16, Posterholt-80, Posterholt-82, Vlodrop-127, Vlodrop-296 en Herkenbosch-295 vindplaatsen met meer dan 10 artefacten van dit opvallend gesteente. Procentueel blijft Wommersomkwartsiet gemiddeld ruim onder de 5% van het totaal. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit beeld is vertekend, aangezien, met uitzondering van de twee laatstgenoemde sites, de vindplaatsen ook materiaal uit andere perioden bevatten. Er zijn in de Roerstreek momenteel nog geen locaties waar meer dan 50 stuks Wommersom-kwartsiet te voorschijn zijn gekomen, ondanks dat de meeste HVRvindplaatsen toch een veldverkennings- 20. Verhart & Wansleeben 1991. 21. Verhart & Wansleeben 1991.

geschiedenis kennen van tien of meer jaar. Ten westen van de Limburgse Maas zijn vindplaatsen met meer dan 50 vondsten van Wommersom-kwartsiet wel bekend. Het aantal sites in de Roerstreek waar wel Wommersom-kwartsiet aangetroffen, maar slechts in beperkte mate (tot vijf stuks) is substantieel. Doorgaans zijn dit archeologische 'palimpsesten' ofwel locaties die in het verleden meer dan één keer zijn bewoond of bezocht. De meeste Roerstreek-vondsten zijn afslagen en microklingafslagen. Er zijn enkele werktuigen gevonden (microlieten en schrabbers) alsmede kleine kernbrokken. Van St.Odiliënberg-21 is een groter brok van 610 gram bekend. Dit brok is niet als kernsteen gebruikt. In alle gevallen is het in de Roerstreek ontdekte Wommersom-kwartsiet aan de oppervlakte opgeraapt. Uitzondering daarop zijn enkele vondsten afkomstig van de opgraving van een vroeg-mesolithisch jachtkampje te Posterholt-162. 22 Er is geen Wommersom-kwartsiet dat aan een andere periode dan het Laat- Mesolithicum kan worden toegeschreven. Met andere woorden, vondsten, zoals geslepen bijlen of fragmenten daarvan die onder meer ontdekt zijn in Valkenburg- Vilt, 23 Sweikhuizen en Kessel, zijn voor de Roerstreek niet geregistreerd. Rode Helgoland-vuursteen Bij een veldonderzoek in juni 1991 van de site St.Odiliënberg-26 is een bijl-afslagje gevonden met een opvallend roodbruine kleur. Op grond van publicaties van Jaap Beuker van het Drents Museum te Assen, werd aan rode Helgoland-vuursteen gedacht. 24 Na een bezoek aan Assen werd deze grondstofbepaling bevestigd door bovengenoemde. Het is de eerste vondstmelding van dit type vuursteen ten 22. Smeets 1993 23. Van de Graaf 1990 24 Onder andere Beuker 1990 zuiden van de Grote Rivieren. 25 De verspreidingskaart laat een duidelijke concentratie zien in de provincie Drenthe, terwijl voor de provincies Noord-Holland, Groningen en Gelderland elk één vindplaats wordt gegeven. 26 De concentratie in Drenthe wordt mede veroorzaakt door een intensieve inventarisatie. Roodbruine vuursteen is in de Roerstreek wel vaker gevonden. In de meeste gevallen hebben vuurstenen een bruine kleur door langdurig verblijf in ijzerhoudende broekgronden. Een groot aantal vondsten van de broekgronden uit het Vlootbeekdal ten zuiden van Posterholt is bruin gepatineerd. Vooral op recente breukvlakken is het patina goed te onderscheiden van de originele kleur. Vuursteen kan eveneens roodbruin worden door verbranding, welke aan haarscheurtjes enpodlids kan worden herkend. Het roodbruine afslagje van St.Odiliënberg-26 vertoont enkele slijpfacetten en is daarom een afslagje van een bijl of een beitel. Op grond van de associaties is dit artefact moeilijk scherp te dateren. Tot de opmerkelijke vondsten van deze vindplaats behoren enkele klingen van Rijckholt-vuursteen, die aan de Michelsberg-cultuur kunnen worden toegeschreven. Dezelfde datering heeft een mediaal klingfragment van Noord- Franse vuursteen, dat tijdens de reeds genoemde veldverkenning in 1991 aan het licht kwam. Er zijn uit het onderzoeksgebied nog diverse andere artefacten van noordelijke oorsprong bekend. Te noemen zijn bijlen van het noordelijk type (onder andere Montfort en St.Odiliënberg) en dolken van het Scandinavische type (bijvoorbeeld Montfort en Roermond). Franse importen Een van de vroegst herkende vuursteentypen is Grand-Pressigny- 25 Smeets 1991 26 Beuker 1990

vuursteen. In de oudere literatuur staan reeds verscheidene vondsten vermeld en afgebeeld, waarbij het telkens, al dan niet geslepen, dolken betreft. Pas sinds enkele jaren is bekend dat enkele van deze dolken niet uit het Midden-Franse Le Grand-Pressigny afkomstig zijn, maar uit Noord-Frankrijk, ten zuiden van Reims. Romigny en Lhéry zijn de twee plaatsjes waar dit vuursteentype naar vernoemd is. Grand-Pressigny-vuursteen Grand-Pressigny-vuursteen is vooral bekend door zijn opvallend honingkleurig uiterlijk. Er is echter een grotere kleurvariatie: lichtbruin, bruingrijs, grijs, donkergrijs, paarsgrijs en zelfs zwart. De laatste varianten vormen echter een minderheid. Opvallend is tevens de homogene structuur van de vuursteen. Grand-Pressigny-vuursteen bevat weinig verontreinigingen. De Midden-Limburgse regio bevindt zich op ruwweg 550 km van het wingebied, dat circa 70 km ten zuiden van Tours gelegen is. Het aantal vondsten van Grand-Pressigny-vuursteen is in de Roerstreek gering te noemen, hetgeen voor geheel Limburg opgaat. Het meest opvallend zijn de grote geslepen dolken, die een lengte van 25 tot 35 cm kunnen hebben. De dolk van Helden-Koningslust daarentegen heeft slechts een lengte van 15,2 cm. De exemplaren van Witrijt en Zundert (beide Noord-Brabant) hebben een lengte van achtereenvolgens 21 en 22,4 cm. Voor Limburg kunnen de volgende vindplaatsen met Grand- Pressigny-vuursteen worden genoemd: Kessel-Eik, Echt-Pey. Echt-Putbroek, Heerlen, Venray, St.Geertruid en uit de Roerstreek: St.Odiliënberg-270. Op de laatstgenoemde vindplaats is een dolk aangetroffen, waarvan de top is afgebroken. De resterende lengte is 13 cm. Het voorwerp is tijdens het diep omspitten van een gazon bij toeval aan het licht gekomen. Helaas ontbreken de gegevens over de context. Romigny -Lhéry - vuursteen Bij de inventarisatie van de Roerstreek in 1984 is een aantal vuurstenen door IPLstudenten vanwege de afwijkende kleur en structuur beschreven als exoten. Het herkomstgebied was toen nog onbekend. Enkele jaren later bleek het Noord-Franse vuursteen te zijn, gewonnen bij Romigny en Lhéry. De kleur van het materiaal is bruin gebandeerd en gewolkt met soms opvallend witte gedeelten. Fig. 5 Gefrag menteerde kling van Ro migny-lheryvuursteen Inmiddels is in Limburg een respectabel aantal vondsten van deze Noord-Franse grondstof gedaan, onder meer te Reuver, Geleen, Thorn, Echt, Horst-America, Sevenum en Kessel. De Roerstreek is hierbij koploper, wat zonder twijfel samenhangt met de intensieve inventarisatie. Nadat in 1986 het herkomstgebied van deze exoten bekend werd, zijn alle vuurstenen (circa 50 000 stuks) in het Roerstreekmuseum te St.Odiliënberg nog eens bestudeerd. In totaal kunnen ongeveer 30 voorbeelden uit het werkgebied van de HVR gemeld worden, waarvan ruim de helft binnen in een klein gebied is aangetroffen. Onder het materiaal bevinden zich klingen (fig. 6), spitsklingen, kleine eindkrabbers en bladspitsen (fig. 7), alle behorend tot de Michelsberg-cultuur. In een later stadium van het Neolithicum, ten tijde van de Enkelgraf-cultuur, is Romigny-Lhéry-vuursteen in de vorm van, al dan niet geslepen, dolken opnieuw in Nederland ingevoerd. Met andere woorden, deze werktuigvormen blijken niet, zoals lange tijd is gedacht, alleen van Grand-Pressigny-vuursteen te zijn. Voorbeelden van dolken van Romigny- Lhéry-vuursteen uit Limburg zijn bekend.

Fig. 6 Bladspits van Ro migny- Lhery-vuursteen Tek. HVR Tot besluit Het blijkt niet zelden dat op een vindplaats tot 50% onder het kopje 'overige vuur- steentypen' moet worden geplaatst. Het Belgische kalksteengebied herbergt nog verschillende soorten, die nu nog te weinig worden herkend. Waar komt bijvoorbeeld de opvallend vuilwitte vuursteen vandaan? Wat is precies het herkomstgebied van de zogenoemde lichtgrijze Belgische vuursteen? Is een klein deel van de Rijckholtvuursteen niet uit Spiennes afkomstig? Komen bepaalde vuursteentypen, zoals Lousberg, ook in niet-neolithische culturen in de Roerstreek voor? Tal van vragen die hopelijk in de loop der tijd worden beantwoord. LITERATUUR Arora, S.-K., 1980: Die unterschiedlichen Steinmaterialien im Mesolithikum des Niederrheingebietes, in: 5000 Jahre Feuersteinbergbau. Die Suche noch dem Stahl der Steinzeit, Bochum (Veröffentlichungen aus dem Deutschen Bergbau-Museum Bochum, 22), 249-256. Arora, S.K., & J.H.G. Franzen, 1987: Simpelveldvuursteen: een nieuw type vuursteen, Archeologie in Limburg 32, 23-27. Beuker, J., 1990: Werken met steen, Assen (Archeologische Monografieën van het Drents Museum, 2). Brounen, F.T.S., H. Pisters & P. Ploegaert, 1993: In het hol van "de Leeuw": een kalksteenwand met prehistorische vuursteenmijnen in Valkenburg aan de Geul, Jaarboek Geuldal, 7-35. Felder, P J., & P.C.M. Rademakers, 1973: Opgraving van prehistorische vuursteenmijnen in Ryckholt- St.Geertruid. Een overzicht van bereikte resultaten. Natuurhistorisch Maandblad 62, 61-74. Franzen, J.H.G., 1986: Simpelveld-Feuerstein: ein neuer Feuersteintyp zur Beilherstellung, Archdologische Informationen 9, 61-67. Graaf, K. van der, 1991: Valkenburg, in: H. Stoepker (red.), Archeologische Kroniek van Limburg over 1988 en 1989, Publications de la Société Historique et Archéologique dans Ie Limbourg 126, 243-44. Marichal, H., 1983: De exploitatie, de verspreiding en het gebruik van Valkenburgvuursteen tijdens het neolithicum in Zuid-Limburg, Archeologie in Limburg, 1-23. Modderman, P.J.R., 1980: De verspreiding van Lousberg vuursteen in Nederland en België, Westerheem 29, 216-219. Smeets, J., 1981: Archeologisch overzicht van de gemeente Vlodrop, Roerstreek '81. Jaarboek H.V.R. 13, 110-118. Smeets, J., 1986: Made in... de prehistorie, Roerstreek '86. Jaarboek H. V.R. 18, 160-173. Smeets, J., 1991: Berichten Archeologie (57), De Klepper, H. V.R.-kwartaalblad 23, 22-23. Smeets, J., 1993: Posterholt-164: opgravingscampagne 1994, Archeologie in Limburg 64, 27-29. Smeets, J., 1994: Het mesolithicum in de Roerstreek, Roerstreek'94. Jaarboek H. V.R. 26, 69-84. Smeets, J.H.M., 1993: Vuursteen: meer dan oude werktuigen, Echter Landj. Heemkundige bijdragen over Echt en omgeving 3, 28-40. Verhart, L.B.M., & M. Wansleeben, 1991: Steentijdbewoning in het Vlootbeekdal, Roerstreek'9L Jaarboek H.V.R. 23, 119-128. Wansleeben, M., 1987: Spatial analysis of late mesolithic and neolithic surface scatters; a test case of the Roerstreek (Middle Limburg), Analecta Praehistorica Leidensia 20, 11-26. Wansleeben, M., & L.B.M. Verhart, 1993: St.Odiliënberg. Nederzetting van de Michelsberg-cultuur, in: H. Stoepker (red.), Archeologische Kroniek van Limburg over 1992 en 1993, Publications de la Société Historique et Archéologique dans Ie Limbourg 129, 309-313. Warrimont, J.P. de, & A.J. Groenendijk, 1993: 100 jaar Rullenvuursteen: een kleurrijke vuursteensoort nader bekeken, Archeologie in Limburg 57, 37-46. Noot van de redactie: de heer Smeets heeft het artikel meer dan tien jaar geleden geschreven. Het artikel is ook al jaren terug in enkele publicaties geplaatst. Sommige benamingen en/ of aantallen, die gebruikt worden zijn inmiddels achterhaald, maar dit doet ons inziens geen afbreuk aan de kwaliteit van het artikel.

Van bietenveld naar museum Informatiebulletin streekarcheologie Peel, Maan& Kempen In het Heerlense Thermenmuseum werd onlangs de expositie 'De geest van de askist' geopend. Deze Romeinse askist, die ooit in een houten grafkelder stond, werd in 2003 in een bietenveld ontdekt bij Bocholtz. De door archeologen hoog geschatte vondst stamt uit de 2de/3de eeuw en ging vergezeld van zo'n 50 bijgiften. Al deze giften, waaronder een versierde lanspunt, een bustebalsamarium (een bronzen beeld waarin zeep, olie of parfum werd bewaard) en een vouwstoeltje, worden integraal getoond. Dat het bergen van de kist geen sinecure was, blijkt wel uit een beschrijving op een van de tekstborden bij de tentoonstelling. Zo moest de 2000 kilo wegende stenen kist, die voor een deel met grond was gevuld, eerst worden vrijgegraven. Om breuk en andere beschadigingen te voorkomen, werd er een stalen kist met losse zijkanten gebruikt die met behulp van een graafmachine onder en om de grafkist kon worden geschoven. Hierna kon er worden getakeld en werd de kostbare last uiterst omzichtig en stapje voor stapje naar een vrachtwagen vervoerd, om bij het museum weer in omgekeerde volgorde te worden gelost. Het Heerlense museum dankt zijn ontstaan aan de in 1940 ontdekte resten van 'de thermen van Coriovallum', een Romeins badhuis dat in het centrum van de stad werd aangetroffen. De thermen behoren tot het z.g. rijentype, dat wil zeggen dat alle vertrekken achter elkaar liggen. Om de achterste ruimte te bereiken, moest de bezoeker alle vertrekken doorlopen en dezelfde weg terug volgen om de uitgang te bereiken. Dit type suggereert zodoende een bepaalde volgorde, maar het stond de bezoeker vrij te doen en laten wat hij wilde. In de tijd van de ontdekking waren er helaas geen middelen om de opgraving te overkappen en koos men ervoor het geheel af te dekken met asfaltpapier, stro en 2000m3 zilverzand. In 1975 werd er gestart met de bouw van de overkapping en in 1977 werd het Thermenmuseum geopend. Het gebouw is gemaakt van staal, glas en beton en werd gebouwd over de opgraving van het Romeinse badhuis. Het is hiermee een van de weinige site-musea in Nederland. Naast de opgraving worden de archeologische vondsten uit de Romeinse tijd uit Heerlen en haardirecte omgeving geëxposeerd. Het Thermenmuseum ligt in het centrum van Heerlen, op 10 minuten loopafstand van het station, vlakbij het stadhuis. Parkeren kan in de goed bewegwijzerde parkeergarages. Het is mogelijk om met een museumgids een rondleiding te doen. Tijdens de rondleiding worden diverse aspecten van het leven in de Romeinse tijd benadrukt en worden de tentoongestelde voorwerpen besproken. Ook worden er leuke historische en archeologische weetjes verteld. Een rondleiding is mogelijk in de Nederlandse, Duitse, Engelse en Franse taal, duurt zo'n 90 minuten en dient ruim van tevoren te worden gereserveerd. Openingstijden: Dinsdag t/m vrijdag van 10.00 tot 17.00 uur. zaterdag, zon- en feestdagen van 12.00 tot 17.00 uur. Op nieuwjaarsdag, carnaval en 24, 25 en 31 december is het museum gesloten. Entreeprijzen: volwassenen 5,50 / 60+ en CJP 5,00 / kinderen 4-12 jaar 4,50 en tot 3 jaar gratis Groepen vanaf 15 personen 0,50 korting p.p. Museumjaarkaart: gratis Thermenmuseum Heerlen, Coriovallumstraat 9, 6411 CA Heerlen, 045-56051 00 www.thermenmuseum.nl