UNIVERSITEIT GENT. Invloed van de nabijheid van de luchthaven op slaapverstoring en gezondheidsproblemen bij inwoners van Oostende



Vergelijkbare documenten
hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Centrum voor Slaapen Waakstoornissen (CSW)

Ir M (Martin) van den Berg Ministerie VROM Directie Lokale Milieukwaliteit en verkeer. Relaties Lden en Lnight met Effecten

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2014

Slaapstoornissen bij ouderen

Slaapstoornissen bij ouderen

regio Gooi en Vechtstreek Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Omgaan met slapeloosheid

Adviezen om beter te slapen

GIDS. voor een. rustige nacht

Nederlandse samenvatting

Misschien moet ik eens AUTO s gaan tellen?

Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid. Jeugd en Gezin Gooi en Vechtstreek

Lawaai en slaap. Winni Hofman. Universiteit van Amsterdam Somnio Online Slaaptherapie

Slaapapneu en vermoeidheidsklachten bij mensen met een CVA. Het venijn zit in de staart IV 11 april 2013 Justine Aaronson

Ouderen en slaap(problemen)

Patiënteninformatie. Slaap bevorderende adviezen Slaap bevorderende adviezen.indd 1

Omgaan met slaapproblemen

MEUBELEN VRANKEN. By Gy 2012

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Gezondheidsrisico s van slaapstoornissen Peter Meerlo

SLAAP BIJ OUDEREN. - Tips voor een goede nachtrust-

gegevens van de mannen die aan het begin van het onderzoek nog geen HVZ en geen diabetes hadden.

Overgewicht en Obesitas op Curaçao

Sessie 1 Informatie en slaaphygiëne

Adviezen om beter te slapen

Slaapproblemen en het ouder wordende brein. Julia van den Berg Onderzoeker Parnassia, divisie 55+ Den Haag

Gezondheid en (psycho)somatische klachten bij adolescenten in Vlaanderen 2010

Summary & Samenvatting. Samenvatting

212

METHODE VAN DIXHOORN BIJ SLAAPPROBLEMEN

VRAGENLIJST SLAAPGEDRAG OUDER

Nederlandse Samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Het voorkomen van geneesmiddel gerelateerde problemen bij oudere patiënten met polyfarmacie ontslagen uit het ziekenhuis

Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie

Leren beheersen van je slaapprobleem. Bart De Saeger" 19/03/2012

Gezondheidsrisico s door nachtwerk. Nr. 2017/17. Samenvatting

slaapproblemen en autisme Inservice Autisme 2018

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

Resultaten vragenlijst onderzoek: Cholesterolverlagers, beweging en spierklachten

De invloed van slapeloosheid op psychiatrische stoornissen en agressie

Slaapstoornissen bij Parkinson. Dr. C. Gerlach neuroloog

Immuun Activatie in Relatie tot Manische Symptomen in Depressieve Patiënten. Karlijn Becking MD-PhD student, UMCG

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

SAMENVATTING SAMENVATTING. Werk en Psychische Gezondheid: Studies naar de invloed van werk kenmerken, sociale rollen en gender

NeDerLANDse samenvatting

Fetal Origins of Socioeconomic Inequalities. in Early Childhood Health. The Generation R Study. Lindsay Marisia Silva SAMENVATTING

Gestructureerd Slaapklachten Interview 1. Demografische informatie. Geslacht: M / V. Burgerlijke staat: Telefoon: 1. Aard van de slaapklacht

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Samenvatting SAMENVATTING

Nederlandse Samenvatting

Slaaphygiene tips voor een gezonde slaap

Nederlandse samenvatting

Vliegverkeer slecht voor de gezondheid. Sara Botschuijver Leonard Beijdewellen Informatieavond Laagvliegroutes van Lelystad Airport: Berkum

Nederlandse Samenvatting

Lichte opwarming van de huid, een methode om slaap en waakzaamheid te veranderen zonder medicijnen.

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

Sessie 1 Informatie en slaaphygiëne

ZELFINVULLIJST DEPRESSIEVE SYMPTOMEN (INVENTORY OF DEPRESSIVE SYMPTOMATOLOGY: IDS-SR) 1 (In te vullen door patiënt)

Onderzoek naar de relatie tussen. de slaapkwaliteit en het slaapsysteem

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

Regionale VTV Levensverwachting en sterftecijfers. Referent: Drs. M.J.J.C. Poos, R.I.V.M.

lyondellbasell.com Heb je genoeg slaap?

Chapter 10 Samenvatting

Nederlandse samenvatting

Slaapdienst Verstoorde nachtrust

Nederlandse samenvatting. Het in kaart brengen en bespreken van de kwaliteit van leven van adolescenten met type 1 diabetes in de reguliere zorg

Inleiding. 1.1 Theoretische achtergrond Vicieuze cirkel Kortdurende CGT-I 4

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

SLAAPPROBLEMEN. Wat kan ik eraan doen?

samenvatting Opzet van het onderzoek

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

NEDERLANDSE SAMENVATTING 143. Nederlandse samenvatting

NEDERLANDSE SAMENVATTING (SUMMARY IN DUTCH)

... 1.b Uw klachten bestaan sinds:...

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Stapsport.com. sportdiëtist

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

Ouderenmonitor Gezondheidsonderzoek 65-plussers regio Nijmegen. Gezondheidsonderzoek kinderen 0-12 jaar regio Nijmegen

DEEL 2 ACHTERGRONDINFORMATIE

Psychosocial Problems in Cancer Genetic Counseling: Detecting and Facilitating Communication W. Eijzenga

samenvatting 127 Samenvatting

Patiënteninformatie. Slaap bevorderende adviezen bij het Slaapapneu Syndroom

Neuropsychiatrische symptomen bij Nederlandse verpleeghuispatiënten

Samenvatting (Summary in Dutch)

Slaap en de ziekte van Parkinson vijanden èn bondgenoten

Iedereen ervaart wel eens lichamelijke klachten. Soms is hiervoor een duidelijke oorzaak, zoals een beschadiging of een ontsteking, maar vaak is er ge

Dutch Summary - Nederlandse Samenvatting

Transcriptie:

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2008-2009 Invloed van de nabijheid van de luchthaven op slaapverstoring en gezondheidsproblemen bij inwoners van Oostende Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in Management en beleid van gezondheidszorg Door Lynn De Conseth Prof. Dr. Lieven Annemans

Abstract In deze masterproef wordt onderzocht of mensen die dichter bij een luchthaven wonen enerzijds meer slaapverstoring hebben en anderzijds meer gezondheidsproblemen hebben dan mensen die verderaf wonen. Eerst werd de relevante literatuur verzameld met betrekking tot slaap en slaapverstoring, het verband tussen slaapverstoring en gezondheidsproblemen en het verband tussen slaapverstoring en vliegtuiglawaai. Het eigenlijke onderzoek werd gevoerd bij meerderjarigen uit Oostende. Aan de hand van vragenlijsten werd de slaap en de gezondheid bij de respondenten nagevraagd. Oostende werd aan de hand van geluidscontouren opgedeeld in geluidszones, op basis waarvan kan bepaald worden of een respondent in de geluidsbelaste of niet geluidsbelaste zone woont. Daarna werd aan de hand van statistische analyses nagegaan of respondenten uit de geluidsbelaste zone meer slaapverstoring en meer gezondheidsproblemen hebben dan respondenten uit de niet geluidsbelaste zone. Uit de analyses blijkt dat enkel respondenten uit de geluidszone van 45-50 db(a) significant meer slaapverstoring en ziektes hebben dan respondenten uit de niet geluidsbelaste zone. Bij de geluidszones van 50-55 db(a) en 55-60 db(a) werden deze verbanden niet gevonden. De resultaten blijken onze onderzoekshypotheses dus maar gedeeltelijk te ondersteunen. I

Inhoudstafel Woord vooraf Inleiding...1 1 Wat is slaapverstoring...2 1.1 Gezond slapen...2 1.2 Definities van slaapverstoring...6 1.3 Factoren van invloed op slaap en slaapverstoring...7 1.4 Meten van slaapverstoring door geluid...10 2 Gevolgen van slaapverstoring...14 2.1 Slaap en gezondheid vanuit 3 aspecten...14 2.2 Algemene gevolgen van slaapverstoring...15 2.3 Specifieke gevolgen van slaapverstoring...16 3 Slaapverstoring en vliegtuiglawaai...26 3.1 Verband tussen slaapverstoring en vliegtuiglawaai...26 3.2 Onderzoek in de regio s Schiphol en Zaventem...29 3.3 Invloed van geluid op de slaap en de gezondheid...31 4 Economische gevolgen...33 5 Onderzoek...36 5.1 Inleiding...36 5.2 Doelstelling...37 5.3 Methode...38 5.4 Resultaten...43 5.5 Conclusie...56 5.6 Discussie en aanbevelingen voor verder onderzoek...59 II

Literatuurlijst...61 Bijlage 1: Complete vragenlijst...68 Bijlage 2: Pittsburg Sleep Quality Index + scoringslijst...74 Bijlage 3: CAGE...76 Bijlage 4: Officiële L night geluidscontourkaart + stratenplan Oostende...77 Bijlage 5: Brief aan arts...79 Bijlage 6: Brief aan patiënt...81 Bijlage 7: Brief aan respondent...83 Bijlage 8: Variabelenlijst (scoring) & frequenties...85 Bijlage 9: Logistische regressie outputs...92 III

Woord vooraf Ik zou graag enkele woorden van dank willen richten aan de mensen die de realisatie van deze masterproef mogelijk hebben gemaakt. Bijzondere dank gaat uit naar mijn promotor Prof. Dr. Lieven Annemans voor het aanreiken van het onderwerp en het verstrekken van alle onontbeerlijke informatie om deze masterproef tot een goed einde te brengen, alsook voor zijn algemene begeleiding, sturing en steun. Verder wil ik alle mensen bedanken die me geholpen hebben doorheen het proces van deze masterproef. Eerst en vooral een grote dank aan Stijn Adriansens voor het opmaken van de website voor het onderzoek. Prof. Aertgeerts en de heer Verstuyf wil ik bedanken voor het beantwoorden van mijn vragen. Een woord van dank voor Wouter Cornette om de lay out van deze masterproef op punt te stellen. Dank ook aan de artsen die mijn vragenlijsten hebben doorgegeven en alle mensen die ze hebben ingevuld. Als laatste wil ik mijn dank richten aan familie, vrienden en studiegenoten voor hun hulp en morele steun. Gent, mei 2009 Lynn De Conseth IV

Inleiding In deze masterproef worden twee onderzoeksvragen nagegaan. Enerzijds is het doel om na te gaan of mensen die dichter bij een luchthaven wonen meer slaapverstoring hebben dan mensen die verderaf wonen. Anderzijds wordt ook onderzocht of mensen die dichter bij een luchthaven wonen meer gezondheidsproblemen hebben dan mensen die verderaf wonen. De masterproef bestaat uit twee grote delen: een theoretisch en een onderzoeksgedeelte. Het theoretisch deel van de masterproef bestaat uit een literatuurstudie over slaapverstoring. Deze literatuurstudie spitst zich toe op slaapverstoring veroorzaakt door lawaai, vooral door nachtelijk vliegtuiglawaai. Slaapverstoring wordt hierin gedefinieerd. Het verband tussen slaapverstoring en gezondheidsproblemen wordt nagegaan, alsook het verband tussen slaapverstoring en vliegtuiglawaai. De beschikbare literatuur omtrent medische kosten ten gevolge van slaapverstoring, in het bijzonder ten gevolge van vliegtuiglawaai, wordt ook verwerkt. Alle relevante literatuur over deze topics werd opgezocht en verwerkt tot een samenhangend geheel. In het onderzoeksgedeelte wordt het onderzoek besproken dat in het kader van deze masterproef werd uitgevoerd in Oostende. Er wordt gebruik gemaakt van een crosssectional design. Aan de hand van vragenlijsten wordt onderzocht of inwoners van Oostende die dichter bij de luchthaven wonen meer slaapverstoring en meer medische problemen hebben dan inwoners die verderaf wonen. 1

1 Wat is slaapverstoring? In dit eerste deel bekijken we de problematiek van slaapverstoring. Achtereenvolgens beschrijven we gezond slapen, definities van slaapverstoring, factoren die een invloed hebben op slaap en slaapverstoring en de verschillende manieren waarop slaapverstoring gemeten kan worden. 1.1 Gezond slapen 1.1.1 Opbouw van de slaap De slaap is opgebouwd uit de REM slaap en de niet REM slaap. Beide hebben specifieke kenmerken, zoals Rapid Eye Movements bij de REM slaap. De niet REM slaap kan opgedeeld worden in vier stadia. Stadium 1 en 2 zijn de lichte slaap. Stadium 3 en 4 betreffen de diepe slaap of Slow Wave Sleep. Tijdens de (normale) slaap ontstaat er een zich steeds herhalende cyclische beweging tussen de REM slaap en de niet REM slaap. Het patroon gaat als volgt: niet REM slaap stadium 1, stadium 2, stadium 3, stadium 4, stadium 3, stadium 2, stadium 1, REM slaap. Deze cyclus duurt ongeveer 90 minuten maar kan licht variëren van persoon tot persoon. De volgorde van de cyclus blijft gelijk doorheen de nacht maar de duur van de verschillende stadia verandert. Tijdens het verloop van de nacht verkort de duur van de niet REM slaap en wordt de REM slaap steeds langer. Iedere verstoring van deze cyclus kan dan ook gezien worden als slaapverstoring, ook al wordt dit niet telkens zo door de persoon ervaren. (Van Dormolen, Kamp, Vries-Griever & Altena, 1987) De niet REM slaap kan het best omschreven worden als een rustige en stabiele toestand. De slaap wordt dieper, de spierspanning neemt af. De ademhaling wordt dieper en zowel de hartslagfrequentie, bloeddruk, temperatuur en ademhalingsfrequentie nemen af. Tijdens de Slow Wave Sleep is er afscheiding van groeihormoon. De REM slaap wordt dan weer gekarakteriseerd door een stijgende lichaamstemperatuur, bloeddruk en hartslag, alsook door een meer onregelmatige en snellere ademhaling. De middenoorspieren en oogspieren worden ook fasisch geactiveerd waardoor de 2

zogenaamde Rapid Eye Movements (REM) ontstaan. Wanneer men zich in de REM slaap bevindt, droomt men veel meer dan in de niet REM slaap. De spierspanning verdwijnt tijdens de REM slaap en de kans op ontwaken is groter dan in de niet REM slaap. De niet REM slaap wordt aangeduid als de S slaap omwille van de gesynchroniseerde activiteit, te zien op het EEG. In tegenstelling tot de REM slaap, die ook wel D slaap wordt genoemd, vanwege de gedesynchroniseerde EEG activiteit. (Van Dormolen et al., 1987) In onderstaande tabel wordt schematisch weergegeven hoe de slaap doorheen de nacht verloopt en wat er fysiologisch gebeurt. 3

Tabel 1: De fysiologische verschijnselen van slaap, per fase en per stadium (Bron: Van Dormolen et al., 1987) 4

1.1.2 Definitie van gezonde slaap Een beknopte, algemene definitie van gezond slapen is de volgende: Gezond slapen is vooreerst vlot inslapen (na ongeveer 15 minuten). Een goede slaap gaat verder gepaard met weinig arousels, dat wil zeggen dat men niet of nauwelijks tussentijds wakker wordt. Een gezonde slaap houdt ook in dat men een behoorlijke portie diepe slaap heeft in de eerste twee slaapcycli en dat men om de 90 minuten een droomfase heeft die tegen de ochtend wat langer duurt. Hierbij zijn de ademhaling en het hartritme normaal en is er geen bewegingsonrust. De lichaamstemperatuur is bij het ontwaken een halve graad lager dan bij het slapen gaan. (Bremer, 1999) In een meer uitgebreide definitie wordt een goede, ongestoorde nachtrust als volgt gedefinieerd: a. Een regelmatige afwisseling van REM-slaap (Rapid Eye Movement sleep) en niet-rem-slaap, dit in cycli van om en bij de 90 minuten. De REM-slaap treedt hierbij vooral aan het einde van de slaap op, de Slow Wave Sleep of diepe slaap vooral aan het begin van de slaap. b. De inslaapperiode moet kort zijn, er mogen zich geen ontwaakreacties voordoen, er wordt niet onrustig geslapen en het spontaan ontwaken treedt op na ongeveer 7,5 uur slaap. c. Slaapklachten moeten ontbreken en na het slapen moet er een gevoel van uitgerustheid zijn. (Van Dormolen et al., 1987) Als aanvulling wordt meegegeven dat deze definitie slaat op een gemiddelde volwassen populatie. Er kunnen verschillen, meestal lichte, waargenomen worden wanneer individuele slaappatronen onderzocht worden. Zo ziet goede slaap van een ouder persoon er iets anders uit dan goede slaap van een jong iemand. (Van Dormolen et al., 1987) 5

1.2 Definities van slaapverstoring In een rapport van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) wordt slaapverstoring door geluid omschreven als een verstoring van de slaap waarbij biologische reacties en effecten op de gezondheid en het welbevinden optreden. De biologische reacties ontstaan omdat een mens geluidsprikkels beoordeelt en verwerkt. De belangrijkste biologische reacties op geluid zijn verlenging van de inslaaptijd, hartslagversnelling, vaatvernauwing en momentaan verhoogde bloeddruk, een verhoging van het aantal bewegingen (motorische onrust), een overgang van diepe naar minder diepe slaap en het zodanig wakker worden dat men zich bewust is van de omgeving (gedragsmatig ontwaken). Het belangrijkste effect op de gezondheid en het welbevinden is een verminderde slaapkwaliteit. Dit omvat onder andere moeite met inslapen en doorslapen, vaker tussentijds wakker worden en een verkorte slaaptijd. (Fast, 2004) Dr. Declerck beschrijft in zijn boek Slaapstoornissen, hoe komt u ervan af verschillende soorten slaapstoornissen. Ook beschrijft hij slaapstoornissen die veroorzaakt worden door externe factoren. Hij stelt dat verschillende externe factoren zoals geluid, een te warme of te koude omgeving, de slaap kunnen verstoren. Deze externe factoren zorgen vaak voor een onrustige en oppervlakkige slaap. De slaap kan al verstoord worden bij een geluid dat een drempel van 70 db overschrijdt. Aangezien een stofzuiger en een mixer respectievelijk de drempel van 80 db en 90 db halen, is een drempel van 70 db dus niet zo hoog. (Declerck & Wauquier, 1986) Bij slaapverstoring zijn er elementen die ervoor zorgen dat de slaap verstoord wordt. Hierdoor kan er zoals reeds gezegd - motorische onrust ontstaan of kan de persoon volledig ontwaken. Nochtans is ontwaken tijdens de slaap niet abnormaal. Naarmate de nacht vordert, wordt de slaap oppervlakkiger en neemt de kans dat men ontwaakt toe. Hoe ouder men wordt, hoe groter de kans op ontwaken s nachts. Ook de duur van het ontwaken neemt toe op latere leeftijd. Uit onderzoek is gebleken dat mannen boven de 40 jaar en vrouwen boven de 50 jaar minder diep slapen, waardoor de kans op ontwaken toeneemt. In de onderstaande tabel wordt per leeftijdscategorie het normale aantal keer 6

wakker worden per nacht en de normale duur weergegeven. (Declerck & Wauquier, 1986) Tabel 2: Aantal keren en duur van wakker worden gerelateerd aan leeftijd Leeftijd Aantal keren wakker worden Duur in minuten 5-15 jaar 1 5 16-30 jaar 1 15 31-45 jaar 2 15 46-60 jaar 2-3 15-30 61-65 jaar 3-5 15-60 (Bron: Declerck & Wauquier, 1986) 1.3 Factoren van invloed op slaap en slaapverstoring a) Demografische factoren Leeftijd heeft duidelijk een invloed op de slaap, zoals hierboven reeds duidelijk werd. De kans op slaapverstoring door geluid neemt toe met stijgende leeftijd. Rond de leeftijd van 50 jaar is de kans op slaapverstoring door geluid het grootst. (Annemans, Botteldooren & Vervaet, 2004) Dit is eenvoudig te verklaren. De opbouw van de slaap is sterk verschillend bij jonge en oudere mensen. Jongere mensen slapen meer en slapen dieper dan oudere mensen. Verstorende elementen zullen dus makkelijker de slaap bij ouderen kunnen verstoren omdat het aantal uren diepe slaap bij hen zeer beperkt is. Op onderstaande figuur wordt het totaal aantal uren slaap per etmaal weergegeven voor verschillende leeftijdsgroepen. Op de figuur is duidelijk te zien dat het aantal uren slaap met de leeftijd sterk vermindert. Ook het aandeel REM-slaap in het totaal aantal uren slaap neemt af met stijgende leeftijd. (Declerck & Wauquier, 1986) 7

Figuur 1: Veranderingen in de slaapopbouw naar leeftijd (Bron: Declerck & Wauquier, 1986) Geslacht wordt algemeen gezien als een factor die geen invloed heeft op slaapverstoring. (Annemans et al., 2004) Zeker tot de leeftijd van 40 jaar worden geen noemenswaardige verschillen waargenomen tussen de duur en opbouw van de slaap tussen mannen en vrouwen. Na de leeftijd van 40 jaar neemt de totale slaapduur van zowel vrouwen als mannen af. Enig verschil is dat dit bij mannen vooral gebeurt tussen de leeftijd van 40 en 50 jaar en bij vrouwen meer tussen het vijftigste en zestigste levensjaar. (Declerck & Wauquier, 1986) b) Persoonlijkheidskenmerken Gevoeligheid voor geluid blijkt een stabiel persoonlijkheidskenmerk te zijn dat een significante invloed heeft op slaapverstoring. Minder onderzochte persoonlijkheidskenmerken zoals angstig of onrustig van aard zijn, zouden ook een invloed hebben op slaapverstoring. (Annemans et al., 2004) c) Externe en interne factoren Omgevingsfactoren (= externe factoren) zoals temperatuur en verlichting in de slaapkamer en geluidshinder kunnen een invloed hebben op de slaap. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de externe factoren en de interne factoren die deze opwekken. Naargelang de gevoeligheid en aard van de persoon, kunnen verschillende 8

externe factoren interne prikkels opwekken, zoals ergernis of woede. Soms kan de stress of de woede die veroorzaakt wordt door bijvoorbeeld geluidshinder door de buren, meer belemmering geven dan de geluidshinder zelf. Ook voeding zou een invloed hebben op de slaap. Koffie drinken of een zware maaltijd gebruiken voor het slapengaan kan het inslapen bemoeilijken. Alcohol drinken heeft eerder een ongunstig effect op de slaap. Alcohol zorgt voor een onrustige slaap, met minder hoeveelheid diepe slaap waardoor de slaap gemakkelijker kan verstoord worden. Medicijnen zijn nog een externe factor die voor slaapproblemen kunnen zorgen. Soms is het nodig om het gebruik van een medicijn een tijd te staken om na te gaan of dit enig effect heeft op de slaapklachten. Verder zijn er nog diverse aandoeningen van lichamelijke aard die invloed hebben op de slaap en de slaap kunnen verstoren. Pijn in het algemeen, zoals tandpijn, hoofdpijn, buikpijn, kunnen gemakkelijk de slaap verstoren. Meer specifieke aandoeningen zoals ademhalingsstoornissen, astma, hartproblemen en rusteloze benen kunnen een negatief effect hebben op de slaap. (Declerck & Wauquier, 1986; Visser, 1992) d) Slaapgewoonten Slaapgewoonten zijn bij iedereen anders, daar bestaan geen vaste regels voor. Het veranderen of afwijken van slaapgewoontes kan evenwel voor problemen zorgen. Een voorbeeld hiervan is op een andere tijd dan gewoonlijk naar bed gaan of opstaan. (Declerck & Wauquier, 1986) e) Psychologische en emotionele factoren Stress, persoonlijke problemen en spanningen, bijvoorbeeld door conflicten op het werk, kunnen aanleiding geven tot slecht slapen. Maar ook een vooruitzicht op een prettige gebeurtenis kan ervoor zorgen dat een persoon minder goed slaapt. Dit wordt dan wel meestal niet als een probleem ervaren. Psychiatrische aandoeningen, zoals een depressie, kunnen ook slapeloosheid veroorzaken. Maar depressie kan ook het gevolg zijn van slaapverstoring en slaapproblemen. (Declerck & Wauquier, 1986) Hierover wordt in een volgend hoofdstuk verder uitgeweid. 9

1.4 Meten van slaapverstoring door geluid In onze studie, zoals in de inleiding aangegeven, gaat de aandacht naar de mogelijke rol van geluid op slaapverstoring en gezondheid. Hiervoor moet slaapverstoring bij een bepaalde populatie onderzocht worden. Volgens Passchier zijn er twee belangrijke manieren om slaapverstoring te rapporteren. Enerzijds bestaan er de zelfgerapporteerde slaapverstoringsmetingen, anderzijds kan men gebruik maken van de fysiologische en motiliteitsmetingen. (Passchier & Miedema, 2002) In dit onderzoek zal gebruik gemaakt worden van de tweede methode, aangezien de slaappatronen en - problemen van de omwonenden van de luchthaven van Oostende nagevraagd worden aan de hand van een slaapvragenlijst. We bespreken toch beide methoden nog even kort hieronder. 1.4.1 Fysiologische en motiliteitsmetingen Aan de hand van een EEG kunnen verschillende aspecten en stadia van de slaap nagegaan worden. Wanneer men inslaapt en wakker wordt, hoelang men zich in de REM-slaap bevindt, wanneer men zich in een minder diepe slaap bevindt als reactie op geluid; al deze gegevens kunnen achterhaald worden aan de hand van een EEG. (Passchier & Miedema, 2002) Motiliteit wordt dan weer gemeten met een actimeter, die rond de pols gedragen wordt. Onder motiliteit verstaat men de lichaamsbewegingen of motorische onrust tijdens de slaap. Op dit soort metingen wordt niet verder ingegaan aangezien deze niet gebruikt worden in dit onderzoek. 1.4.2 Zelfgerapporteerde slaapverstoringsmetingen Zelfgerapporteerde slaapverstoring kan nagegaan worden aan de hand van vragenlijsten, logboeken of een slaapdagboek. Deze niet-fysiologische metingen kunnen voor verschillende doeleinden gebruikt worden. Deze soort meting laat de mogelijkheid om verschillende slaapparameters met elkaar te vergelijken, symptomen te achterhalen, langdurige datacollectie te doen en zelfmanagement te promoten. De voordelen van 10

onderzoek aan de hand van vragenlijsten en dagboeken zijn onder andere dat zo n vragenlijsten vaak eenvoudig zijn (gemakkelijk in te vullen) en dergelijk onderzoek vaak een lage kost heeft. Ook wordt er uitgegaan van een natuurlijke setting en krijgt men een weergave van de waargenomen slaapervaring. Het grootste nadeel dat zich voordoet bij vragenlijsten en slaapdagboeken is de subjectiviteit. Vragen kunnen ook verkeerdelijk ingevuld worden of overgeslagen worden waardoor de gegevens niet geïnterpreteerd kunnen worden. (Beck, Schwartz, Towsley, Dudley & Barsevick, 2004) Er zijn verschillende bestaande vragenlijsten voorhanden. Ook in deze studie zal gebruik gemaakt worden van een dergelijke vragenlijst om de slaapverstoring van de omwonenden van de luchthaven van Oostende te onderzoeken. Twee belangrijke slaapvragenlijsten zijn de Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) en de Epworth Sleepiness Scale (ESS). Hieronder worden beide vragenlijsten beschreven. In ons onderzoek wordt enkel de PSQI gebruikt omdat de PSQI expliciet peilt naar de slaapkwaliteit van de bevraagde. De ESS bevraagt vooral de slaperigheid van de respondenten bij het uitvoeren van taken overdag. Dit is minder relevant voor ons onderzoek. 1.4.2.1 Pittsburgh Sleep Quality Index De Pittsburgh Sleep Quality Index of PSQI is een slaapvragenlijst die peilt naar de slaapkwaliteit en de slaapkwantiteit van de bevraagde. Aan de hand van de PSQI kan het slaappatroon van een volwassene nagegaan worden. Met deze slaapvragenlijst is het mogelijk om de ernst van de slaapproblemen in te schatten aan de hand van de subjectieve weergave van de ondervraagde. De slaapvragenlijst peilt naar de slaap (en slaapproblemen) van de voorbije maand. (Verpraet, 2006) Slaap is een complex fenomeen met vele dimensies. Daarom onderzoekt de PSQI zeven componenten van slaap om zo goede slapers van slechte slapers te onderscheiden. Deze 7 componenten zijn: subjectieve slaapkwaliteit, slaaplatentie, slaapduur, gewoonlijke efficiëntie, slaapstoornissen, gebruik van slaapmedicatie en functioneren overdag. (Smyth, 2008; Verpraet, 2006) 11

De PSQI bestaat uit 19 items voor de ondervraagde zelf en 5 items voor een bedpartner of kamergenoot. De 19 items die bedoeld zijn voor de ondervraagde passen binnen de 7 componenten van de slaapvragenlijst. De 5 items ingevuld door kamergenoot of partner worden niet opgenomen in de scoring. De 19 vragen die de ondervraagde zelf moet invullen, bestaan uit 15 multiple-choice vragen die navraag doen over de frequentie van de slaapverstoring en de subjectieve slaapkwaliteit en 4 invulvragen die handelen over het uur van slapen en ontwaken en het gemiddeld aantal uur slaap in een nacht. De vragen gericht aan de partner of kamergenoot zijn 5 multiple-choice vragen die gaan over slaapverstoring. De scores van de 7 verschillende componenten variëren telkens van 0 tot 3. Een score van 0 wijst erop dat er geen problemen zijn bij die specifieke slaapcomponent. Een score van 3 impliceert dan weer een ernstig probleem betreffende die component. De scores van de 7 componenten worden dan opgeteld en zo wordt een totaalscore bekomen die tussen 0 en 21 ligt. Een globale score van 0 houdt in dat er geen problemen zijn. Een globale score van 21 duidt op ernstige problemen op elke component. Een ondervraagde met een globale score van meer dan 5 wordt gezien als iemand met slechte slaapkwaliteit en slaapverstoring. (Verpraet, 2006) Het is belangrijk om steeds in het achterhoofd te houden dat het hier gaat om een subjectieve weergave van de slaapkwaliteit van de ondervraagde. Gegevens dienen dus telkens met een grote voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Toch kan deze slaapvragenlijst veel nuttige informatie opleveren als de verschillende componenten apart bekeken en beoordeeld worden. (Verpraet, 2006) Hieronder volgt een korte samenvatting van wat er in de internationale literatuur geschreven is over de waarde van de PSQI: Buysse en Reynolds (1989) deden een studie rond slaapklachten bij psychiatrische patiënten. Zij verkregen accepteerbare parameters met betrekking tot interne homogeniteit, consistentie (test-retest reliability) en validiteit. Een globale PSQI score van 5 gaf een diagnostische sensitiviteit van 89,6% en een specificiteit van 86,5% (kappa=0,75, p<0,001) bij het onderscheiden van goede ten opzichte van slechte slapers. (Smyth, 2008; Verpraet, 2006) 12

Carpenter en Andrykowski (1998) onderzochten de psychometrische karakteristieken van de PSQI bij 4 verschillende populaties (beenmergtransplantpatiënten, niertransplantpatiënten, vrouwen met borstkanker, vrouwen met goedaardige borstproblemen). De resultaten bevestigden de interne consistentie en de validiteit. Volwassenen met slaapproblemen, slechte slaapkwaliteit en rusteloze slaap scoorden significant hoger op de PSQI dan personen zonder dergelijke problemen. In alle groepen zonder slaapproblemen bedroeg de gemiddelde score op de PSQI minder dan 5, wat consistent was met de score die de test aangeeft bij afwezigheid van problemen. In alle groepen met slaapproblemen was de PSQI-score groter dan 8. Hier suggereren de onderzoekers dat een cut-off waarde van 8 beter zou zijn om personen met slaapproblemen te identificeren. De PSQI is volgens de onderzoekers een bruikbaar instrument voor allerlei populaties. (Smyth, 2008; Verpraet, 2006) Backhaus et al. (2002) deden een studie van de PSQI bij primaire insomnia. Een PSQIscore kleiner dan 5 resulteerde in een sensitiviteit van 98,7% en een specificiteit van 84,4% als marker voor slaapstoornissen bij insomnia patiënten ten opzichte van een controlegroep. Als 6 als cut-off waarde werd genomen, bedroegen de sensitiviteit en de specificiteit respectievelijk 93,4 en 100%. De test-retest betrouwbaarheid bedroeg 0,87. De gemiddelde PSQI-score bedroeg 12,5±3,8 voor insomniapatiënten en 3,3±1,8 bij de controlegroep (p<0,001). (Smyth, 2008; Verpraet, 2006) Doi et al. (2000) vonden in hun studie Psychometrische evaluatie van de subjectieve slaapkwaliteit aan de hand van de PSQI bij psychiatrische patiënten en controles ook een goede betrouwbaarheid van de PSQI met een Cronbach s alfa van 0,77. Wanneer een cut-off waarde van 5,5 gehanteerd werd, bedroegen sensitiviteit en specificiteit voor het meten van slaapstoornissen bij 4 subgroepen respectievelijk: Primaire insomnia: 85,7 en 86,6% Majeure depressie: 80 en 86,6% Generalized anxiety disorder: 83,3 en 86,6% Schizofrenie: 83,3 en 86,6% (Smyth, 2008; Verpraet, 2006) 13

1.4.2.2 Epworth Sleepiness Scale De Epworth Sleepiness Scale of ESS is een vragenlijst voor klachten van slaperigheid. Deze vragenlijst meet het algemeen niveau van slaperigheid overdag. De ondervraagde wordt gevraagd hoe gemakkelijk hij of zij wegdoezelt of in slaap valt tijdens verschillende opgenoemde situaties zoals zitten of lezen, televisie kijken, tijdens bezoek of gesprek met iemand. De ondervraagde moet aan elke situatie een score van 0 tot 3 toekennen, waarbij 0 gelijk is aan ik zou nooit indutten en 3 staat voor ik zou altijd indutten. Er zijn 8 verschillende situaties die moeten beoordeeld worden. Wanneer de ondervraagde de situatie nog niet heeft meegemaakt, kan hij zich inbeelden of hij al dan niet zou indommelen of inslapen. Een globale ESS-score van kleiner of gelijk aan 6 wordt als normaal beschouwd. De minimale ESS-score is 0 en staat voor niet slaperig. De maximum ESS-score is 24 en duidt op extreem slaperig zijn. (Verpraet, 2006) 2 Gevolgen van slaapverstoring Dat slaapverstoring niet zomaar voorkomt is duidelijk en dat die slaapverstoring verschillende gevolgen kan opleveren, kan ook niet ontkend worden. Het is de bedoeling om in dit hoofdstuk de verschillende gevolgen van slaapverstoring (voornamelijk door geluid) te beschrijven. Enerzijds zullen de strikte gevolgen van slaapverstoring beschreven worden, anderzijds worden ook deze gevolgen besproken, die naast een gevolg ook een oorzaak van slaapverstoring kunnen zijn. Slaapverstoring kan inderdaad optreden als initiator van bepaalde aandoeningen en kan ook bestaande aandoeningen verergeren. (Franssen & Kwekkeboom, 2003) 2.1 Slaap en gezondheid vanuit 3 aspecten Slaap en gezondheid zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De relatie tussen deze twee begrippen kan vanuit het gezondheidsbeschermende, het gezondheidsbevorderende en het gezondheidsdefiniërende aspect bekeken worden. 14

Vanuit het gezondheidsbeschermende aspect kan slaap gezien worden als bescherming tegen fysiek, psychisch en sociaal onbehagen. Dit onwelbevinden of onbehagen geeft op korte termijn niet noodzakelijk aantasting van het functioneren van organen of ziektes, maar op langere termijn heeft de verstoring van het gezondheidsbeschermende aspect van de slaap wel een onomkeerbaar effect, waardoor psychosomatische en/of psychosociale klachten optreden. (Van Dormolen et al., 1987) Slaap wordt vanuit het gezondheidsbevorderende aspect gezien als middel ter bevordering van het fysieke, psychische en sociale welzijn. Verstoring van de slaap volgens dit aspect heeft een nadelig effect op lichamelijke fitheid, stemming en kwaliteit van sociaal leven. (Van Dormolen et al., 1987) Volgens het gezondheidsdefiniërende aspect moet slaap gezien worden als een belangrijk onderdeel van gezondheid. Wanneer slaap verstoord wordt, wordt ook de gezondheid verstoord. Gezondheid wordt dan best gezien als een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en dat niet enkel kan herleid worden tot de afwezigheid van ziekte of zwakheid, naar de definitie van de Wereld Gezondheidsorganisatie (W.H.O.). (Van Dormolen et al., 1987) 2.2 Algemene gevolgen van slaapverstoring Slaapverstoring kan zich op verschillende manieren manifesteren: slaapgedrag, structuur van de slaap, fysiologische aspecten van de slaap en effecten in de periode van de slaap. Deze effecten doen zich voor tijdens verschillende momenten van het slaapproces en kunnen variëren in ernst. Franssen & Kwekkeboom maken een onderscheid tussen primaire, secundaire effecten en lange termijn effecten. Primaire effecten: moeilijkheden bij het in slaap vallen, ontwaakreacties en slaapstadiumveranderingen, fysiologische effecten (zoals bloeddrukstijging, verhoogde hartslag, vasoconstrictie, verandering in ademhaling, hartritmestoornissen en toename in lichaamsbewegingen) 15

Secundaire effecten: deze worden de volgende dag gemeten en worden aftereffects genoemd. Voorbeelden van after-effects zijn: verminderde waargenomen slaapkwaliteit, verhoogde vermoeidheid en afname van prestaties. Lange termijn effecten: bijvoorbeeld verhoogd gebruik van slaap en kalmeringsmiddelen. (Franssen & Kwekkeboom, 2003) 2.3 Specifieke gevolgen van slaapverstoring Zoals eerder aangegeven kan slaapverstoring een gevolg zijn van bijvoorbeeld stress, depressie of pijn in het algemeen. Toch kan slaapverstoring ook een meer primaire rol toegeschreven worden. In verschillende studies is het verband onderzocht tussen verscheidene gezondheidsproblemen en slaapverstoring. Oorzakelijke verbanden zijn aangetoond voor mortaliteit in het algemeen, hartziekte, diabetes, depressie en problematisch alcoholgebruik. De relevante literatuur omtrent de verschillende thema s werd verzameld, beoordeeld en samengevat. Hiervoor werd vooral beroep gedaan op de online databanken Web of Science en Pubmed. De verschillende gezondheidsproblemen ( mortality, heart disease, diabetes, depression, alcohol use ) werden telkens gekoppeld aan de zoektermen sleep(ing) disturbance, insomnia en sleep(ing) problem(s) met en booleaanse operator (AND). Hierbij werd vooral gezocht naar reviews en werden slechts de artikels vanaf 2000 geselecteerd. Ook werd nagegaan of de artikels over volwassenen handelen, aangezien kinderen in deze studie uitgesloten worden. De artikels werden geselecteerd op basis van hun abstract, indien het abstract een relevant artikel doet vermoeden, werd het artikel volledig gelezen. Ook de literatuurlijst van relevante artikels werd gescand op bruikbare teksten. Het merendeel van de opgezochte literatuur bestaat dus uit artikels uit wetenschappelijke tijdschriften. Boeken over dit thema zijn zeer schaars en dateren vaak uit de jaren 80. Aangezien ook deze soms zeer relevante informatie bevatten, werden toch enkele oudere boeken gebruikt, voornamelijk bij deel 1 van deze masterproef. Deze boeken werden gevonden in de 16

openbare bibliotheken van Gent en Roeselare en de bibliotheek van het natuur en milieucentrum De Bourgoyen in Gent. In dit hoofdstuk worden de aandoeningen waarvoor een oorzakelijk verband is aangetoond met slaapverstoring elk afzonderlijk beschreven. 2.3.1 Slaapverstoring en mortaliteit De relatie tussen slaapverstoring, slaapduur en mortaliteit werd al meermaals nagegaan in wetenschappelijk onderzoek. In veel studies werden slaappatronen (hoeveel uren per nacht slaapt men, hoe lang duurt het eer men inslaapt) in verband gebracht met mortaliteit. Deze literatuur zal eerst besproken worden. Daarna worden de studies besproken die zich richten op het verband tussen slaapverstoring en mortaliteit. In de eerste studies over de associatie tussen slaapduur en mortaliteit werd er een U- vormige curve getoond als verband tussen beide variabelen. Uit deze curve was af te leiden dat mensen die 7u slapen per nacht de laagste mortaliteit hadden. Deze gegevens werden bevestigd in latere studies. In deze initiële studies over dit topic werd ook slaapmedicatie in verband gebracht met mortaliteit. Een verhoogd mortaliteitsrisico bij gebruik van slaapmedicatie werd gerapporteerd. (Hublin, Partinen, Koskenvuo & Kaprio, 2007) Hublin et al. onderzochten het verband tussen slaapduur, slaapmedicatie en mortaliteit in een follow-up studie bij Finse tweelingen. Voor de bevraging van de populatie gebruikten zij vragenlijsten waarin ze peilden naar het aantal uren slaap in 24 uur en het gebruik van slaapmedicatie. Hun bevindingen ondersteunen de hypothese dat er een U- vormige associatie bestaat tussen slaapduur en mortaliteit. Het risico op sterven is het kleinst bij gemiddelde slapers (7-8 uur). Na aanpassing voor factoren die geassocieerd worden met mortaliteit werd een significante verhoging van het mortaliteitsrisico geobserveerd zowel bij korte (< 7 uur) als bij lange slapers (> 8 uur). Deze stijging van het mortaliteitsrisico was bij mannen en vrouwen respectievelijk 26% en 21% voor korte slapers. Bij lange slapers bedroeg de verhoging 24% voor mannen en 17% voor 17

vrouwen. Ook frequent gebruik van slaapmedicatie zorgt voor een verhoogd mortaliteitsrisico van 31% bij mannen en 39% bij vrouwen. Het effect van slaap op mortaliteit varieerde naargelang de leeftijdsgroep, waarbij de grootste effecten vastgesteld werden bij jonge mannen. (Hublin et al., 2007) In een studie van Kripke et al. werden gelijkaardige bevindingen genoteerd. Uit de grootschalige studie met meer dan een miljoen deelnemers, zowel mannen als vrouwen tussen 30 en 102 jaar, bleek overleving het grootst te zijn bij deelnemers die 7 uur slapen per nacht. Deelnemers die rapporteerden meer dan 8 uur of minder dan 6 uur per nacht te slapen, hadden een significant verhoogd mortaliteitsrisico. Dit risico bedroeg meer dan 15% voor diegene die meer dan 8,5 uur of minder dan 4,5 uur slaap per nacht hebben. Net zoals in de vorige studie werd ook het gebruik van slaapmedicatie geassocieerd met mortaliteit. Ook hier werd een verhoogde mortaliteit vastgesteld tengevolge van slaapmedicatie. (Kripke, Garfinkel, Wingard, Klauber & Marler, 2002) In een recent onderzoek gepubliceerd in 2009, werden de slaapgewoontes van meer dan 8000 vrouwen vanaf 69 jaar nagegaan. De slaapgewoontes werden bevraagd aan de hand van een vragenlijst en sterfgevallen en oorzaken van deze sterfte werden gedurende een 7 jaar durende follow-up zorgvuldig bijgehouden. Uit dit onderzoek blijkt dat vrouwen die zeggen dagelijks een dutje te doen 44% meer kans hebben van eender welke oorzaak te sterven, 58% meer kans om van een cardiovasculaire ziekte te sterven en 59% meer kans om te sterven van een niet-cardiovasculaire en nietcancereuze oorzaak dan vrouwen die niet dagelijks een dutje doen. Deze relatie bleef significant ook bij gezonde vrouwen (zonder comorbiditeiten). Uit dezelfde studie bleek ook dat vrouwen die 9 tot 10 uur slapen per 24 uur een grotere sterftekans hebben ten gevolge van een cardiovasculaire of andere oorzaak dan vrouwen die 8 tot 9 uur per 24 uur slapen. Ook hier weer bleek de sterftekans groter bij vrouwen die kort (< 8 uur) of lang (> 9 uur) slapen per 24 uur. De bevindingen uit de studie dat mortaliteit hoger is bij oude vrouwen die rapporteren dagelijks een dutje te doen zijn in lijn met resultaten uit eerdere studies. (Stone et al., 2009) In andere studies werd het verband onderzocht tussen slaapverstoring en mortaliteit. In een onderzoek uit 2000 werden patiënten uit een geriatrisch ziekenhuis gedurende 2 18

weken geobserveerd. Tijdens deze 2 weken werd de aan of afwezigheid van slaapverstoring nagegaan. Er werd een follow-up van 2 jaar gehouden om de mortaliteit onder de deelnemers na te gaan en het eventuele verband tussen de slaapverstoring en de mortaliteit. De mortaliteit na 2 jaar was significant hoger bij deze personen die lijden aan nachtelijke slaapproblemen, slaperigheid overdag en bij diegene waarbij er een langere inslaapperiode is. Ook na aanpassing voor leeftijd en geslacht bleven nachtelijke slaapproblemen en slaperigheid overdag geassocieerd met een verhoogd mortaliteitsrisico. (Manabe et al., 2000) Uit een onderzoek van Nillson et al. uit 2001 kwamen gelijkaardige bevindingen. In deze studie werden slaapproblemen nagevraagd aan de hand van een vragenlijst. Slaapproblemen, aangepast voor leeftijd en risicofactoren, waren een risicofactor voor mortaliteit in het algemeen, mortaliteit ten gevolge van cardiovasculaire ziektes en andere mortaliteit bij mannen en voor mortaliteit in het algemeen en andere mortaliteit bij vrouwen. Aangezien een verhoogde hartslag ook een risicofactor is voor mortaliteit werd de mortaliteit in deze studie voorspeld door zowel verhoogde hartslag als slaapproblemen, echter afzonderlijk van elkaar. Dit bleef zo na aanpassing voor roken, problematisch alcoholgebruik, BMI, cholesterol en systolische bloeddruk. Bij mannen met slaapproblemen en een verhoogde hartslag bleek een cumulatief verhoogd risico op mortaliteit. (Nilsson, Nilsson, Hedblad & Berglund, 2001). Volgens een onderzoek uit 2003 blijkt ook dat ouderen met bepaalde EEG karakteristieken, na controle voor leeftijd, geslacht en medische problemen, een verhoogd mortaliteitsrisico hebben. Personen met een slaapefficiëntie minder dan 80% hebben bijvoorbeeld 1.93 keer meer risico, personen met een REMslaap percentage binnen de hoogste en laagste 15% van de steekproefdistributie hebben 1.71 keer meer risico. (Dew et al., 2003) Als algemeen besluit kan gesteld worden dat er een verband bestaat tussen slaapverstoring, slaapduur en mortaliteit. Het is dus van belang om de slaapduur en slaapverstoring onder controle te houden zodat het mortaliteitsrisico daalt. 19

2.3.2 Slaapverstoring en depressie Er bestaat een bidirectionele associatie tussen slaapverstoring en depressie. Dit verhoogt de moeilijkheid om een oorzaak gevolgrelatie tussen beide factoren te onderscheiden. Het merendeel van de personen met een depressie ervaren slaapproblemen. Maar ook in de populatie van personen met slaapmoeilijkheden is depressie sterk aanwezig. 90% van de personen met depressie hebben klachten over hun slaapkwaliteit. Slaapproblemen kunnen ontstaan ten gevolge van de depressie of kunnen een neveneffect van de behandeling zijn. Depressie kan dus de oorzaak zijn van de slaapproblemen. Maar slaapproblemen ontstaan ook vaak voorafgaand aan het begin van de depressie, waardoor de slaapproblemen een oorzaak van depressie kunnen zijn. (Franzen & Buysse, 2008) Inzake het verband depressie leidt tot slaapproblemen kunnen slaapproblemen bij depressie geclassificeerd worden als problemen met inslapen en doorslapen, abnormale slaapopbouw en verstoring van de REM-slaap. Problemen met in en doorslapen hebben vooral te maken met een verlate slaaponset, wakker worden tijdens de nacht, vroeg ontwaken in de ochtend met moeite om terug in te slapen, verminderde slaapefficiëntie en een algemeen verminderde slaaphoeveelheid. Op het vlak van de opbouw van de slaap is er sprake van meer lichte slaap en een reductie van de diepe slow-wave slaap. Verder is er een verhoging van de REM-slaap, vooral in het eerste gedeelte van de nacht. (Brunello et al., 2000) Inzake het verband slaapproblemen leiden tot depressie blijkt uit verschillende longitudinale studies dat slaapproblemen en slaapverstoring een oorzakelijke risicofactor zijn voor het ontwikkelen van depressie. Personen met aanhoudende slaapproblemen bleken veel meer kans te hebben op het ontwikkelen van depressie dan personen waarvan de slaapproblemen tijdens de follow-up reeds verdwenen waren. In het algemeen hadden personen met slaapproblemen (aanhoudend of niet) veel meer kans op het ontwikkelen van depressie dan personen zonder enige vorm van slaapverstoring of probleem. In de vele verschillende studies die rond dit thema zijn uitgevoerd, komen grotendeels dezelfde bevindingen naar voren. Ook al is er een 20

bidirectionele associatie tussen slaapverstoring en depressie, deze studies tonen toch wel aan dat slaapverstoring een significant risico vormt voor depressie. Slaapproblemen verhogen bovendien de duur en de ernst van de depressieve periode. (Franzen & Buysse, 2008) Personen die succesvol behandeld zijn voor hun depressie geven aan een betere slaapkwaliteit te hebben dan voorheen. Deze verbetering in subjectieve slaapkwaliteit schijnt ook gerelateerd te zijn aan lagere percentages van terugkerende depressie. Maar slaapproblemen verdwijnen niet altijd door behandeling van de depressie. Ook de farmacotherapie kan slaapproblemen tot gevolg hebben. Dit resulteert dan weer in een grotere kans tot hervallen in depressie. (Franzen & Buysse, 2008) Een oplossing hiervoor kan behandeling van de slaapproblemen zijn in plaats van enkel behandeling van de depressie zelf. Hierdoor verminderen de slaapproblemen en neemt de ernst van de depressie af. De interventies, gericht op de slaapproblemen zelf, kunnen dan leiden tot langere periodes tussen depressieve periodes en een lager percentage hervallingen. Uit een recent onderzoek blijkt overigens ook dat de behandeling van slaapproblemen enerzijds de slaap verbetert maar anderzijds ook geen afbreuk doet aan de behandeling van de depressie. (Franzen & Buysse, 2008) 2.3.3 Slaapverstoring en diabetes Slaapverstoring werd reeds uitgebreid gerapporteerd in type 1 en type 2 diabetes. De vraag is of de slaapverstoring de diabetes veroorzaakt, diabetes zorgt voor slaapverstoring of de causaliteit in beide richtingen werkt (zoals bij depressie). Hier volgt een samenvatting van verschillende studies rond het verband tussen slaapproblemen en diabetes. De eerste indicaties dat slaapduur een invloed heeft op de incidentie van diabetes werd verkregen in de nurses health study uitgevoerd door Ayas et al. In 1986 werd aan 70026 verpleegsters zonder diabetes gevraagd om het totaal aantal uren slaap in een periode van 24 uur te rapporteren. In 1996 werd een follow-up studie gedaan waarbij de 21

vrouwen die in die 10 jaar diabetes kregen, geregistreerd werden. Daaruit bleek dat een korte slaapduur van 5 uren of minder het risico op ontwikkelen van diabetes duidelijk verhoogt. Zelfs na correctie voor verscheidene factoren zoals leeftijd, werken in shifts, hypercholesterolemie, hypertensie, roken, snurken, lichaamsbeweging, depressie, postmenopauze hormonengebruik en familiegeschiedenis van diabetes bleek het verband tussen korte slaapduur en incidentie van diabetes significant. Echter na de correctie voor BMI (Body Mass Index) was het verband niet langer significant. Dit suggereert dat korte slaapduur bijdraagt tot de ontwikkeling van diabetes, tenminste gedeeltelijk door de bevordering van gewichtstoename. Vermeldenswaardig is dat slaapduur van 9 uur en meer ook een significant verhoogd risico op diabetes geeft. Hoewel deze studie significante verbanden aangeeft, kan niet met zekerheid gezegd worden in welke richting deze werken. Er kan dus geen uitsluitsel gegeven worden of slaapduur het effect of de oorzaak van diabetes is. (Schultes, Schmid, Peters, Born & Fehm, 2005) In een meer recente studie van Nilsson werd de incidentie van diabetes geëvalueerd in een populatie van 6599 Zweedse mannen over een periode van 15 jaar. Aan de niet diabetici werden twee slaapvragen gesteld bij de aanvang van de studie: Hebt u moeilijkheden om in slaap te vallen? en Gebruikt u doorgaans meer dan drie keer per week slaappillen?. De ondervraagden die op minstens één van de twee vragen positief antwoordden, hadden een significant hogere incidentie van diabetes. Na correctie voor factoren als leeftijd, BMI tijdens screening en follow-up, lichaamsbeweging bij screening en follow-up, familiale geschiedenis van diabetes, roken, sociale klasse en alcoholgebruik bleef er een significant verhoogd risico op diabetes bestaan bij diegene die moeilijkheden hebben om in slaap te vallen en/of geregeld slaapmiddelen gebruiken. In een vergelijkbare studie uitgevoerd in Japan werden gelijkaardige resultaten bekomen. Er werd gevraagd of de personen moeilijkheden hebben om in slaap te vallen en om in slaap te blijven. In de follow-up studie na 8 jaar waren zowel problemen om in slaap te vallen als problemen om door te slapen geassocieerd met verhoogd risico op het ontwikkelen van diabetes. (Schultes et al., 2005) 22

2.3.4 Slaapverstoring en hartziekte Slaapverstoring komt vaak voor in de populatie van personen met hartproblemen. Deze slaapverstoring kan tevens een negatief effect hebben op de kwaliteit van leven van deze personen. In de Medical Outcomes Study rapporteerde 50% van de hartpatiënten slaapproblemen. Bovendien waren hartproblemen een onafhankelijke risicofactor voor zowel milde als ernstige slaapproblemen. In een studie uit 2003, waar slaapvariabelen nagevraagd werden bij een populatie van personen met hartproblemen, rapporteerde 56% slaapproblemen en één derde gebruikte slaapmedicatie. 51% van de patiënten uit de populatie vindt het onmogelijk om plat te slapen. 44% van de populatie ondervindt een rusteloze slaap, 40% heeft problemen met inslapen en 39% wordt (te) vroeg wakker. (Erickson, Westlake, Dracup, Woo & Hage, 2003) Het is duidelijk dat hartproblemen slaapproblemen met zich mee kunnen brengen. Hartproblemen kunnen dus slaapproblemen veroorzaken door verschillende redenen. De vraag kan hier gesteld worden of slaapproblemen ook hartproblemen kunnen veroorzaken. Er zijn verschillende studies hieromtrent uitgevoerd. In 2005 werd in het Verenigd Koninkrijk een studie gepubliceerd waarin men wilde nagaan of slaapverstoring een risico kan inhouden voor ischemische beroerte en hartproblemen. 1986 mannen tussen 55 en 69 jaar antwoordden op de vragenlijst over hun slaappatroon. Eén derde van de mannen rapporteerde minstens 1 symptoom van slaapverstoring en één derde rapporteerde slaperigheid overdag. De kans op een ischemische beroerte was na een 10-jarige follow-up significant verhoogd bij mannen met enige vorm van slaapverstoring in vergelijking met mannen zonder slaapverstoring. Ook de kans op ischemische hartziekte was hoger bij mannen met slaapproblemen. De kans op hartziekte was significant hoger bij mannen die bij aanvang van de studie enige vorm van slaapproblemen hadden. (Elwood, Hack, Pickering, Hughes & Gallacher, 2005) Uit een recentere studie kwamen gelijkaardige resultaten. Wanneer de deelnemers zowel moeite met inslapen, frequent wakker worden en vermoeidheid bij het opstaan rapporteerden, was er na de 6 jaar follow-up een grotere kans op cardiovasculaire aandoeningen. (Phillips & Mannino, 2007) 23

Ook slaapduur lijkt echter een rol te spelen. Een studie bij vrouwen in de VS onderzocht de relatie tussen slaapduur en coronaire hartaandoeningen met een follow-up van 10 jaar. De deelnemende vrouwen, tussen de 45 en 65 jaar, hadden geen hartziekte bij aanvang van de studie. Na de follow-up bleek dat vrouwen die 5 uur of minder sliepen per nacht en vrouwen die 9 uur of meer sliepen, meer kans hadden op het ontwikkelen van coronaire hartaandoeningen. Dus er bestaat een relatie tussen coronaire hartaandoening met zowel korte als lange slaapduur. (Ayas et al., 2003) In China werd een gelijkaardig onderzoek uitgevoerd bij mannen ouder dan 45 jaar. Er werd onderzocht of er een verband bestaat tussen slaapduur en mortaliteit door coronaire hartziekte. Alle deelnemers hadden geen cardiovasculaire aandoening bij aanvang van de studie. Uit het onderzoek bleek dat zowel korte als lange slaapduur kan geassocieerd worden met mortaliteit door coronaire hartziekte en dit onafhankelijk van roken, alcoholgebruik en BMI. Het risico op mortaliteit door coronaire hartziekte was groter bij personen die 5 uur of minder slapen en bij deze die 9 uur of meer slapen. (Shankar, Koh, Yuan, Lee & Yu, 2008) We kunnen dus besluiten dat enerzijds hartaandoeningen slaapproblemen met zich mee kunnen brengen. Anderzijds is het zo dat het aanwezig zijn van slaapproblemen bij een individu een verhoogd risico geeft op hartproblemen. Ook slaapduur is hier van belang. Zowel korte als lange slaapduur kunnen zorgen voor een verhoogd risico op hartproblemen. 2.3.5 Slaapverstoring en problematisch alcoholgebruik Zowel bij adolescenten als bij volwassenen is heel wat onderzoek gedaan over het verband tussen slaapproblemen en middelengebruik. De vraag kan gesteld worden of alcoholgebruik slaapproblemen veroorzaakt, slaapproblemen een risicofactor zijn voor alcoholgebruik of dit in beide richtingen werkt. Hier wordt een schets gegeven van de verschillende resultaten uit verschillende studies. Eerst en vooral is uit verschillende studies gebleken dat alcohol gebruikt wordt omdat men denkt hiermee de slaap te bevorderen. De National Sleep Foundation 24

rapporteerde dat bij benadering één op vijf volwassenen al eens gebruik heeft gemaakt van alcohol om beter te slapen. Uit een studie van Johnson et al. kwamen gelijkaardige resultaten. In een steekproef van 2000 personen gaf 13% aan al alcohol gebruikt te hebben om slaap te helpen verbeteren. Brower et al. bestudeerden de relatie tussen alcoholgebruik en slapeloosheid. In een populatie van 172 volwassenen met alcoholproblemen rapporteerde 44% regelmatig alcohol te gebruiken in een poging slaapproblemen te verminderen. Levy et al. bestudeerden deze problematiek bij adolescenten. In een populatie van 390 adolescenten gaf 41% aan alcohol af en toe te gebruiken als slaaphulp. 9% gebruikte alcohol regelmatig om gemakkelijker in slaap te vallen. De paradox hier is dat uit vele studies is gebleken dat alcohol de totale slaaptijd en de REM-slaap vermindert. Initieel zorgt alcohol wel voor een kortere inslaaptijd maar dit effect vermindert al na 3 dagen opeenvolgend alcoholgebruik. Alcohol verhoogt ook het aantal nachtelijke slaapverstoringen. (Shibley, Malcolm & Veatch, 2008) Uit verscheidene studies is gebleken dat het gebruik van alcohol niet alleen zorgt voor slaapproblemen maar dat de aanwezigheid van slaapproblemen zorgt voor een verhoogde kans op toekomstig problematisch alcoholgebruik. In een studie van Currie et al. gaven 50% van de respondenten met slaap en alcoholproblemen aan dat het begin van de slaapproblemen de aanvang van de alcoholproblemen voorafging. Breslau et al. onderzochten middelengebruik en slaapproblemen bij adolescenten. Daaruit bleek dat diegene met slaapproblemen een hogere kans hadden om met nicotine en druggebruik te beginnen dan deze zonder slaapproblemen. Johnson en Breslau deden samen ook nog een studie waarbij ze dezelfde problematiek onderzochten. Data werden verzameld uit de National Household Survey van 1994 tot 1996. Daaruit bleek dat adolescenten die alcohol, sigaretten of illegale drugs gebruiken een significant hogere prevalentie van zelfgerapporteerde slaapproblemen hebben. Deze die alcohol dronken hadden 2.3 keer meer kans om slaapproblemen te rapporteren dan deze die geen alcohol dronken. Ongeveer dezelfde kans werd gevonden bij drug en nicotinegebruik. Na aanpassing voor problemen zoals depressie, angst en agressie werd een verband bekomen tussen middelengebruik en slaapproblemen met een verminderde intensiteit. Het verband tussen tenminste 12 dagen van alcoholconsumptie in het voorbije jaar en 25