Datum van inontvangstneming : 19/12/2018

Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 28/06/2012

Datum van inontvangstneming : 14/09/2012

Datum van inontvangstneming : 25/10/2013

Datum van inontvangstneming : 22/08/2017

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 30/09/2014

Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 09/05/2017

Datum van inontvangstneming : 23/02/2016

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 25/06/2015

Datum van inontvangstneming : 09/03/2015

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Date de réception : 24/02/2012

Datum van inontvangstneming : 18/03/2014

Datum van inontvangstneming : 04/04/2013

Vertaling C-23/14-1. Zaak C-23/14

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Date de réception : 01/12/2011

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Datum van inontvangstneming : 09/05/2017

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 26/01/2016

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 13/02/2017

Vertaling C-110/14-1. Zaak C-110/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 03/09/2012

Datum van inontvangstneming : 30/05/2017

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Hof van Justitie verklaart de richtlijn betreffende gegevensbewaring ongeldig

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 30/05/2014

Date de réception : 27/12/2011

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 09/09/2013

Datum van inontvangstneming : 23/09/2014

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

Datum van inontvangstneming : 02/04/2013

Datum van inontvangstneming : 19/12/2018

Datum van inontvangstneming : 12/07/2013

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

Datum van inontvangstneming : 20/05/2013

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Date de réception : 10/01/2012

Datum van inontvangstneming : 25/06/2012

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 27/07/2015

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 20/01/2017

Datum van inontvangstneming : 27/10/2015

Datum van inontvangstneming : 17/12/2013

Datum van inontvangstneming : 23/11/2015

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 16/05/2014

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 22/08/2014

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 15/05/2014

Datum van inontvangstneming : 18/12/2018

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 juli 1999 *

Vertaling C-291/13-1. Zaak C-291/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Eparchiako Dikastirio Lefkosias (Cyprus)

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

PROCEDURE INZAGE- EN CORRECTIERECHT FONDS VOOR CULTUURPARTICIPATIE

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 12/03/2015

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I

Datum van inontvangstneming : 24/07/2014

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 21/11/2017

Datum van inontvangstneming : 22/05/2012

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

Datum van inontvangstneming : 07/07/2016

De Betrokkene heeft het recht om World of Travel bvba te vragen de eventuele onjuistheden in zijn of haar persoonsgegevens te corrigeren.

Datum van inontvangstneming : 11/07/2014

Datum van inontvangstneming : 18/06/2012

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum van inontvangstneming : 17/10/2017

Datum van inontvangstneming : 26/05/2014

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 28/08/2015

Date de réception : 12/12/2011

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 19/12/2018

Samenvatting C-708/18-1 Zaak C-708/18 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie Datum van indiening: Verwijzende rechter: 6 november 2018 Tribunalul Bucureşti (Roemenië) Datum van de verwijzingsbeslissing: Verzoekende partij: 2 oktober 2018 TK Verwerende partij: Asociaţia de Proprietari bloc M5A Scara A Voorwerp van de procedure in het hoofdgeding Beroep waarbij verzoeker, TK, de Tribunal București (rechter in eerste aanleg Boekarest, Roemenië) verzoekt te verklaren dat zijn recht op persoonlijke levenssfeer is geschonden door verweerster, Asociaţia de Proprietari bloc M5A Scara A (vereniging van eigenaren appartementencomplex M5A, Portiek A, Roemenië), en deze laatste te gelasten deze schending te staken. Voorwerp en rechtsgrondslag van het verzoek om een prejudiciële beslissing Krachtens artikel 267 VWEU wordt verzocht om uitlegging van de artikelen 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsmede van artikel 6, lid 1, onder e), en artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. NL

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-708/18 Prejudiciële vragen 1. Moeten de artikelen 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie alsmede artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale bepaling zoals aan de orde in het hoofdgeding, namelijk artikel 5, lid 2, van Legea nr. 677/2001 en artikel 6 van Decizia nr. 52/2012 van de ANSPDCP (Autoritatea Națională de Supraveghere a Prelucrării Datelor cu Caracter Personal), die voorziet in de mogelijkheid van videotoezicht om de veiligheid en de bescherming van personen, goederen en waardevolle voorwerpen te garanderen en voor het verwezenlijken van gerechtvaardigde belangen, zonder toestemming van de betrokken persoon? 2. Moeten de artikelen 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat het beperken van rechten en vrijheden door middel van videobewaking het evenredigheidsbeginsel, het vereiste dat deze noodzakelijk is in acht nemen en daadwerkelijk beantwoorden aan [...] doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, in de situatie waarin de voor de verwerking verantwoordelijke de mogelijkheid heeft om andere maatregelen te treffen voor de bescherming van het bedoelde gerechtvaardigde belang? 3. Moet artikel 7, onder f), van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens aldus worden uitgelegd dat het gerechtvaardigde belang van de voor de verwerking verantwoordelijke bewezen moet zijn en op het moment van verwerking moet bestaan en actueel moet zijn? 4. Moet artikel 6, lid l, onder e), van richtlijn 95/46 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens aldus worden uitgelegd dat verwerking (videobewaking) buitensporig of niet adequaat is wanneer de voor de verwerking verantwoordelijke de mogelijkheid heeft om andere maatregelen te treffen voor bescherming van het betrokken gerechtvaardigde belang? Aangevoerde bepalingen van Unierecht Artikel 267 VWEU Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2012, C 326, blz. 391), met name de artikelen 8 en 52 Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die 2

VERENIGING VAN EIGENAREN FLAT M5A PORTIEK A gegevens (PB 1995, L 281, blz. 31), met name artikel 6, lid 1, onder e), en artikel 7, onder f) Aangevoerde bepalingen van nationaal recht Codul civil (burgerlijk wetboek), vastgesteld bij Legea nr. 287/2009 (wet nr. 287/2009), gepubliceerd in de Monitorul Oficial, deel I, nr. 505 van 15 juli 2011, zoals gewijzigd en aangevuld, met name artikel 253 (betreffende de bescherming van immateriële rechten), volgens welke een persoon wiens rechten zijn geschonden kan verzoeken om een verbod op een dreigende onrechtmatige daad, om staking van een schending en een verbod ervan voor de toekomst of om vaststelling van de onrechtmatigheid van het feit nadat het zich heeft voorgedaan, almede om vergoeding van de materiële schade. Decizia Autorității Naționale de Supraveghere a Prelucrării Datelor cu Caracter Personal nr. 52/2012 privind prelucrarea datelor cu caracter personal prin utilizarea mijloacelor de supraveghere video (besluit van de ANSPDCP, de nationale autoriteit voor de verwerking van persoonsgegevens, nr. 52/2012 betreffende de verwerking van persoonsgegevens door gebruikmaking van apparatuur voor videobewaking), ingetrokken bij Decizia nr. 99/2018, met name de artikelen l, 4, 5 en 6. Legea nr. 677/2001 pentru protecția persoanelor cu privire la prelucrarea datelor cu caracter personal și libera circulație a acestor date, care transpune în legislația internă Directiva (CE) 95/46 (wet nr. 677/2001 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ter omzetting in nationale wetgeving van richtlijn 95/46/EG), gepubliceerd in de Monitorul Oficial, deel I, nr. 790 van 12 december 2001, zoals gewijzigd bij Legea nr. 102/2005 en bij Ordonanța de urgență a Guvernului nr. 36/2007 (spoedverordening van de regering van Roemenië), met name de artikelen 5 en 14. Van de doelen waarvoor videobewaking kan worden toegepast noemt Decizia nr. 52/2012 het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten [artikel 4, onder a)] en de bewaking en beveiliging van personen, goederen en waardevolle voorwerpen, van panden en nutsvoorzieningen, alsmede de daarbij behorende omheiningen [artikel 4, onder c)]. Videobewaking is mogelijk in plaatsen en ruimten die open zijn of bestemd zijn voor het publiek, met inbegrip van openbare toegangswegen tot de openbare of particuliere ruimte, onder de bij de wet bepaalde voorwaarden. Zowel Legea nr. 677/2001 als Decizia nr. 52/2012 bepalen dat het verwerken van persoonsgegevens geschiedt met de uitdrukkelijke en eenduidige toestemming van de betrokken persoon. Onder de uitzonderingen op de regel van de uitdrukkelijke toestemming valt het geval waarin de verwerking noodzakelijk is met het oog op de bescherming van het leven, de lichamelijke integriteit of de gezondheid van de betrokken persoon of van een andere bedreigde persoon. 3

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-708/18 Korte uiteenzetting van de feiten en de procedure in het hoofdgeding 1 Verweerster, Asociaţia de Proprietari bloc M5A Scara A (vereniging van eigenaren appartementencomplex M5A, Portiek A, Roemenië) heeft een videobewakingssysteem geïnstalleerd in de gemeenschappelijke ruimten van een appartementencomplex waarin, onder andere verzoeker woont, nadat de algemene vergadering van eigenaren op 7 april 2016 met eenparigheid van stemmen van de aanwezige eigenaren een besluit hiertoe had aangenomen. Onder de eigenaren die hun instemming hebben betuigd met de installatie van het bewakingssysteem bevond zich ook verzoeker, TK. Dit systeem omvatte drie videobeveiligingscamera s die werden geplaatst tegenover de ingang van het gebouw, in de toegangshal op de begane grond en in de lift. 2 Aanvankelijk zijn de videobeelden verwerkt zonder dat verweerster was geregistreerd als voor de verwerking verantwoordelijke, al zijn alle op deze wijze verkregen gegevens op verzoek van verweerster naderhand op 21 oktober 2016 gewist, nadat klachten waren ingediend door verzoeker, die te kennen gaf niet langer akkoord te gaan met de installatie van het bewakingssysteem. Op 18 mei 2017 is er met een gespecialiseerd bedrijf een overeenkomst gesloten waarin is opgenomen dat de drie videocamera s op verzoek van de vereniging van eigenaren zijn gedemonteerd en zijn overgedragen aan de opdrachtgever. 3 Later heeft verweerster de nodige stappen ondernomen om zich te laten registreren als voor de verwerking verantwoordelijke zoals bepaald in Legea nr. 677/2001, en vanaf het moment van registratie heeft zij geweigerd de onderdelen van het registratiesysteem van de videobeelden te demonteren. 4 Bij beroep, aanhangig gemaakt bij de verwijzende rechter, verzoekt verzoeker, TK, om een verklaring dat zijn recht op persoonlijke levenssfeer door verweerster is geschonden en om een bevel de videobeveiligingscamera s die zijn geïnstalleerd in de gemeenschappelijke ruimten van het gebouw waarin hij woont te verwijderen en het hele videobewakingssysteem te ontmantelen, op straffe van een civielrechtelijke boete. Bij aanvullend verzoek verzoekt hij tevens verweerster te veroordelen tot betaling van het bedrag van 1 Roemeense leu (RON) bij wijze van vergoeding van de immateriële schade. Voornaamste argumenten van partijen in het hoofdgeding 5 Verzoeker beroept zich op schending van het recht op persoonlijke levenssfeer. Hoewel verweerster in de gevoerde correspondentie heeft beweerd dat zij zich heeft gevoegd naar zijn wensen en dat het hele videosysteem is ontmanteld, is het videobewakingssysteem volgens hem vijf maanden na 21 oktober 2016 (de datum waarop beweerdelijk het gehele videosysteem is ontmanteld) nog altijd aanwezig. 6 Verweerster heeft aangevoerd dat zij te goeder trouw, transparant en met de beste bedoelingen videocamera s heeft geïnstalleerd met het doel het appartementencomplex M5A zo doelmatig mogelijk te beschermen. In de loop 4

VERENIGING VAN EIGENAREN FLAT M5A PORTIEK A van de tijd hebben zich er talloze voorvallen voorgedaan die haar ertoe hebben gebracht steeds restrictievere maatregelen te treffen om bescherming te bieden tegen strafbare feiten zoals diefstal en vernielingen, en om te voorkomen dat nietbewoners zich toegang verschaffen tot het pand. 7 Aldus heeft verweerster in het jaar 2000 een toegangssysteem ingevoerd met intercom/magneetkaart om een zo doelmatig mogelijke controle te kunnen uitoefenen over de personen die het appartementencomplex in- en uitgaan. In 2014 is de lift vervangen, die in korte tijd meermalen zodanig is beschadigd dat technische herstelwerkzaamheden door de technische dienst noodzakelijk waren, werkzaamheden die telkens kosten voor de vereniging met zich meebrachten. 8 Al dit bovenstaande alsmede het nadrukkelijk verzoek van enkele eigenaren in appartementencomplex M5A hebben verweerster ertoe gebracht om ook op advies van beveiligingsinstanties (waaronder de politie) deze videocamera s aan te brengen. Korte uiteenzetting van de motivering van de verwijzing 9 De verwijzende rechter neemt in aanmerking dat de algemene regel overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van Legea nr. 677/2001 is dat iedere verwerking van persoonsgegevens, zoals het opnemen van videobeelden door verweerster met behulp van het bewakingssysteem van het pand, alleen kan plaatsvinden als de betrokken persoon zijn uitdrukkelijke en eenduidige toestemming voor deze verwerking heeft gegeven. 10 Lid 2 van dit artikel voorziet echter in een reeks uitzonderingen waarbij de toestemming van de betrokken persoon voor het verwerken van gegevens niet nodig is, zoals de omstandigheid dat de verwerking noodzakelijk is voor de bescherming van het leven, de lichamelijke integriteit of de gezondheid van de betrokken persoon of van een andere bedreigde persoon. 11 Gezien het feit dat onder de mogelijke situaties die geregeld zijn in artikel 7 van richtlijn nr. 95/46 waarin persoonsgegevens kunnen worden verwerkt door een voor de verwerking verantwoordelijke zonder instemming van de betrokken persoon, niet als zodanig ook de situatie wordt opgevoerd waarin de verwerking noodzakelijk is voor de bescherming van het leven, de lichamelijke integriteit of de gezondheid van de betrokken persoon of van een andere bedreigde persoon, rijst het probleem van een eventueel conflict tussen de binnenlandse bepalingen en de bepalingen van richtlijn 95/46. 12 De verwijzende rechter verwijst tevens naar de bepalingen van artikel 52, leden 1 en 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin het beginsel van evenredigheid bij de inmenging in de rechten en vrijheden van de burgers is neergelegd. 5

SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING ZAAK C-708/18 13 In dit verband wijst de verwijzende rechter erop dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in zijn arrest van 17 juli 2003, Perry tegen het Verenigd Koninkrijk, heeft bepaald dat het normale gebruik van bewakingscamera s, ongeacht of deze zich op straat of in openbare gelegenheden zoals winkelcentra of politiebureaus bevinden, legitieme en voorzienbare doelen dient, zodat er geen problemen ontstaan in termen van schending van artikel 8. 14 Niettemin heeft dat Hof in aanmerking genomen dat de politie de desbetreffende camera in deze zaak had afgesteld om duidelijke beelden van de verzoeker te verkrijgen en deze beelden had gebruikt in een montage die aan enkele getuigen is getoond met het oogmerk de dader van een reeks strafbare feiten te identificeren. Ongeacht of de verzoeker op de hoogte was van de aanwezigheid van die beveiligingscamera s wijst niets erop dat hij zou hebben kunnen verwachten dat hij met behulp daarvan concreet zou worden gefilmd. Bijgevolg waren de beelden niet gemaakt in het kader en bij gelegenheid van normaal gebruik van de camera en evenmin had de gefilmde persoon toestemming gegeven, zodat er sprake was van inmenging in het privéleven van de betrokkene. Gezien het feit dat ook de nationale rechter had gemeend dat in de maatregel niet was voorzien door de wet in Groot-Brittannië, heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens opgemerkt dat er in de nationale wet geen wettelijke grondslag bestond voor de inmenging, zodat artikel 8 was geschonden. 15 De Tribunal București neemt in aanmerking dat verzoeker aanvankelijk weliswaar had ingestemd met de installatie van het videoregistratiesysteem en pas later zijn instemming voor het verwerken van gegevens met gebruikmaking van de videoregistraties door verweerster heeft ingetrokken, maar het videobewakingssysteem niettemin blijkbaar niet is gebruikt op een manier die of voor doeleinden die verder gingen dan het door verweerster gestelde oogmerk, namelijk de bescherming van het leven, de lichamelijke integriteit of de gezondheid van de betrokken personen, te weten de eigenaren van het appartementencomplex waarin het videobewakingssysteem was aangebracht. 16 Deze rechter is derhalve van mening dat het Hof van Justitie dient te worden verzocht om uitlegging van de hierboven aangehaalde bepalingen van Unierecht, aangezien het recht op privéleven en familie- en gezinsleven van verzoeker niet in de kern mag worden aangetast door het aanbrengen van een videobewakingssysteem en het verwerken van gegevens door verweerster nadat deze de formaliteiten voor het verkrijgen van de status van voor de verwerking verantwoordelijke had vervuld. 6