32 AFZETTINGEN WTKG 36 (2), 2015

Vergelijkbare documenten
De fossiele schelpen van de Nederlandse kust II. Determinatiesleutel voor Patellogastropoda en Vetigastropoda-I (april 2011).

informatie: schelpen - slakken

WERKGROEP GEOLOGIE, DETERMINATIEBIJEENKOMST 25 NOV 2005: KLEINE TWEEKLEPPIGEN VAN DE ZEEUWSE STRANDEN EN ZEEGATEN.

Fossielen uit Cadzand

Hoe oud zijn de Nederlandse strandfossielen? Frank Wesselingh, Tom Meijer, Anton Janse & Peter Moerdijk

AFZETTINGEN WTKG 34 (4), JUBILEUMJAAR 2013

Het mossel mysterie: identiteit, vorm en vestiging

Een wal van zand, klei of steen die mensen beschermt tegen hoog water. De plek waar het rivierwater in de zee uitkomt.

bij beide groepen rij tandjes in de ééne klep, passend tandjes van het taxodonte slot moet verwarren. Deze families zijn sluitspier sterk gereduceerd

De otterschelp Lutraria in de Nederlandse wateren J.A. Craeymeersch & J. Perdon

Belangrijke Marifoonkanalen in Nederland

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op

DE MENS VAN ZEELAND J. M. Moraal

De fossiele schelpen van de Nederlandse stranden en zeegaten, tweede serie, 2 1)

De plek waar de zee als een brede rivier het land instroomt. Al het werk dat gedaan is om het Deltaplan uit te voeren.

nieuwe mariene soorten in Nederland

De ramp in 1953 waarbij grote stukken van Zeeland, Noord-Brabant en Zuid- Holland overstroomden.

Amerikaanse oesterboorder Urosalpinx cinerea

Stompe grondwaterslak na 33 jaar weer boven water

De fossiele schelpen van de Nederlandse kust II. Determinatiesleutel Trochidae, Solariellidae en Calliostomatidae

De evolutionaire geschiedenis van parasitaire slakken en hun gastheer koralen in de Indo-Pacific. Nederlandse inleiding en samenvatting

Teloceras Blagdeni (Sowerby) in het Pleistocene Maasgrind van Zuid Limburg (II)

Onderstaand overzicht behoort tot het project Waddenarchieven, dat wordt gefaciliteerd door de Waddenacademie (

Beleidsplan Nederlandse Malacologische Vereniging ( ) Doelstelling Lidmaatschap Algemene ledenvergadering

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

De schelpencollectie van het NMR: werk in uitvoering

Amerikaanse zwaardschede, e n s is d i r e c t u s (c o n r a d, 1843) een nieuwe soort voor de Noordzee

Jachtpaal Koning Willem I

Inventaris van het archief van de Stichting Wetenschappelijk Duinonderzoek

Inleiding. Thuidium tamariscinum in Friesland. meldingen van Thuidium tamariscinum. Van. meldingen. Buxbaumiella 33 (

Aquiferkaarten van Nederland

6. Verh. Kon. Belg. Inst. Natuurw. (2) 84] als uitgangspunt. Superfamilie Carditacea. sprake zal kunnen zijn. Aangezien.

De soorten van het leefgebiedenbeleid 111

Fossiele mollusken van het strand van Hoek van Holland

ONDERWERPEN jaar(nr): pag

Opleidingen Nieuwe Normering Waterveiligheid

Doelen Stimuleren dat mensen zelf het strand schoon houden Samenwerken partijen Verspreiding van de My Beach stranden Media aandacht Stimuleren ideeën

MOO-locaties. Noordzee Noordzee Noordzee. Waddenzee Texel 't Horntje Rijnmond Oostvoornse meer Westvoorne Lok-nr Lokatie X Y

thema 1 Nederland en het water topografie

D C B F. Welke provincie ligt in het midden van het land? Utrecht of Drenthe? Utrecht

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Sanitair Schelpdier Onderzoek 2015

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

SP 4 (Terschelling 01) West- Terschelling haven - Midsland aan Zee

Wenteltrapje Epitonium clathrus (Linneaus, 1758) levend aangespoeld aan onze Westkust.

De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud

Besluit maatregelen productiegebieden Westelijke Waddenzee Noord, Westelijke Waddenzee Midden en Westelijke Waddenzee Zuid (C)

Wat en waar zijn de wadden? Les met werkblad - topografie

Interesse en Verzamel gebied van de Leden van de Werkgroep Geologie

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING

Nauwe korfslak (Vertigo angustior) H Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Drenthe Drenthe is de provincie waar de minste mensen op een vierkante kilometer wonen. In heel Drenthe wonen ongeveer mensen.

Argeologysk Wurkferbân.

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Drenthe Drenthe is de provincie waar de minste mensen op een vierkante kilometer wonen. In heel Drenthe wonen ongeveer mensen.

DE WERKGROEP HET GENOOTSCHAP COLOFON

Zeespiegelstijging door klimaatverandering

van de Griekse eilanden

EMBARGO TOT DONDERDAG 20 MEI UUR.

FOSSffi[E '. SCHELPEN

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Kalkpraat schelpen in Fryslân (1)

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - AARDRIJKSKUNDE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

Rapportage vondstmelding: Oostende, zeedijk (thv. Hertstraat)

Nederlanders wonen op gemiddeld 0,9 kilometer van een huisartsenpraktijk (2008)

Kustlijn van de Noordzee

Milieu-effectenbeoordeling van het project ingediend door de AG Haven Oostende.

-35- Deze met meer of minder. door al of niet gereduceerde. ondersoorten worden onderscheiden; Courtagnon voor ogen, afgeheeld door.

DENDERMONDE. Nr 52 VAN EEN INVENTARISATIE VAN DE LAND- EN ZOETWATERMOLLUSKEN STUDIEDOCUMENTEN KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT DOCUMENTS DE TRAVAIL

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. Mollusken van de Europese Habitatrichtlijn

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 7-14 juni 2013

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014

Vikingen in Domburg. opgraving van de vroeg-middeleeuwse ringwalburg, de Duinburg

Beach Clean-up Naam: Klas: Mentor: Vakgroep Biologie ( ) Penta college CSG Scala Rietvelden

Schelpdierwaterkwaliteit in Nederlandse kustwatergebieden in maart 2003 (fecale coliformen).

KLEVERIGE POELSLAK MYXAS GLUTINOSA DRAPARNAUD, Tekst R.H. de Bruyne, A.W. Gmelig Meyling & A. Boesveld (Stichting ANEMOON)

De Heikikker De Heikikker

ENIGE FAUNISTISCHE EN NOMENCLATORISCHE NOTITIES BETREFFENDE VISSEN UIT NEDERLAND EN DE NABIJE NOORDZEE

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008

overzicht en vermelding van twee nieuwe soorten

Nauwe korfslak (Vertigo angustior) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Eikenprocessierups en klimaatverandering,

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, maart 2010

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

IMARES Wageningen UR. Schelpdieren in de Nederlandse kustwateren, een kwantitatieve en kwalitatieve bestandsopname in 2010

RAPPORTAGE VONDSTMELDING Lier, Kardinaal Mercierplein

ZOOLOGISCHE MEDEDELINGEN

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Platte schijfhoren (Anisus vorticulus) H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (sinds 2004)

Marifoon Kanaalindeling Kustgebied, Waddengebied en IJsselmeergebied

Nr Title Publisher Year Scale Tresor Kaartenkamer

1 Beschrijving van Nutriënten en Geomorfologie. Indicatoren voor selectie van gunstig zeewier locaties.

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

Les met werkblad - biologie

Beleid. Kleinschalig recreatief staand wantvissen. Augustus Versie: definitief 1

Samenwerkingsovereenkomst afhandeling besmeurde vogels Rijkswaterstaat overeenkomst nummer NZ 2008

Transcriptie:

32 AFZETTINGEN WTKG 36 (2), 2015 Vondstmelding van de witte wenteltrap Epitonium clathratulum clathratulum (Kanmacher, 1798) van Maasvlakte-2 alsmede een overzicht van verder (fossiel) voorkomen in territoriaal Nederland Arthur Reinink 1 1. De witte wenteltrap, Epitonium clathratulum clathratulum (Kannmacher 1798 van Maasvlakte-2 van 9 mm hoog en 3 mm breed. Foto: Naturalis Biodiversity Center. Inleiding Al als kind verzamelde ik, toen ik op Terschelling op groeide, wenteltrapjes. De familie Epitoniidae met de talloze fraaie soorten wenteltraphorentjes blijft me boeien. De soorten zijn op grond van de kenmerken van de horentjes soms moeilijk van elkaar te onderscheiden. Voor het Nederlandse kustgebied zijn onlangs negentien verschillende fossiele (onder) soorten in kaart gebracht (Wesselingh et al., 2013). In de loop der jaren verzamelde ik in het Koninkrijk der Nederlanden zeven verschillende soorten, waarvan vijf (deels) van het Nederlandse kustgebied. De meest gevonden horentjes betreffen die van de gewone wenteltrap, Epitonium clathrus (Linnaeus, 1758), zowel recent van het Noordzeestrand als fossiel van Cadzand Bad. De oudste exemplaren zijn enkele horentjes van Turriscala rudis (Philippi, 1843) uit het Rupelien (Oligoceen) gevonden in de kleigroeve De Vlijt bij Winterswijk. Tamelijk veel exemplaren zijn er gevonden van Epitonium frondiculum (Wood, 1848) uit het Plio ceen van De Kuilen bij Langenboom / Mill, en van Yerseke met als herkomstgebied de Westerschelde. Verder verzamelde ik van Yerseke de onderste drie windingen van hetzij Cirsotrema funiculus (Wood, 1871), hetzij Cirsotrema fimbriosum (Wood, 1842) uit het Plioceen/Vroeg Pleistoceen. Bijzon dere vondsten van deze vindplaats betreffen de zeer robuuste maar onvolledige exemplaren met forse ribben, die ik in eerste instantie gedetermineerd had als de Groenlandse wenteltrap, Epitonium greenlandicum (Perry, 1811) uit het Vroeg Pleisto ceen, maar die ik op grond van recente literatuur opnieuw gedetermineerd heb als Epitonium similis (Sowerby, 1813) uit het Laat Plioceen (Wesselingh et al., 2013). Van het Noordzeestrand van Terschelling verzamelde ik diverse exemplaren van de turtons wenteltrap, Epitonium turtonis (Turton, 1819), zowel fossiel als recent. Een exotisch buitenbeentje vormde het verzamelde recente exemplaar van Epitonium lamellosum (Lamarck, 1822) van California Lighthouse Beach van Aruba. Op het verlanglijstje stond nog het vinden van de witte wenteltrap, Epitonium clathratulum (Kanmacher, 1798) en het idee had bij me post gevat dat hiervoor het Noordzeestrand van Terschelling goede kansen bood. Wel hield ik in het achterhoofd dat de schelp zeer zeldzaam was, zo viel tenminste te lezen in het boekje Schelpen vinden en herkennen van Bob Entrop (Entrop, 1959). Uiteindelijk werd er een exemplaar gevonden, maar niet waar gedacht. Een achtste soort uit het Koninkrijk der Nederlanden kon aan de collectie worden toegevoegd. Het werd tijd me eens echt in deze schelpensoort te verdiepen. Vondstomstandigheden Heb je weer eens een zoekdag op Maasvlakte-2 ingepland: je weet nooit van tevoren of je bijzonder fossiel botmateriaal vindt. Wel weet je dat je altijd weer met bijzondere fossiele schelpen huiswaarts keert. Steevast worden op zo n dag veel fossiele kleppen verzameld van de grote astarte, Tridonta borealis (Schumacher, 1817) en de korfmossel, Corbicula fluminalis (Müller, 1774) en minder algemeen ook van de artemisschelp, Dosinia exoleta (Linnaeus, 1758) en de ge plooide zonneschelp, Gari fervensis (Gmelin, 1791). Alleen bij bijzondere weersomstandigheden, als er veel fijn horentjesgruis aanwezig is, kunnen er ook bijzondere vondsten van gastropoden gedaan worden. Op 17 oktober 2014 zijn er in het middendeel van Maas vlakte-2 diverse banken

AFZETTINGEN WTKG 36 (2), 2015 33 A B C D E 2. De witte wenteltrap (A) vergeleken met exemplaren van Epitonium turtonis (Turton, 1819) (B, C) van het Noordzeestrand van Terschelling en exemplaren van Epitonium clathrus (Linnaeus, 1758) (D, E) van het Noordzeestrand. Exemplaar C is 25 mm hoog, exemplaar E is 38 mm hoog. Goed zijn de verschillen in grootte te zien. Merk verder op dat de gewone wenteltrap (D, E) hoge ribben heeft die van de ene naar de andere winding vloeiend in elkaar overlopen, terwijl de turtons wenteltrap (B,C) lage ribben heeft die niet alle gelijk van dikte zijn en van de ene naar de andere winding niet altijd vloeiend in elkaar overlopen. Bovendien zijn de windingen van de turtons wenteltrap in verhouding tot de gewone minder bol en komen er loodrecht op de ribben zeer fijne groevestreepjes voor (meestal alleen zichtbaar met loupe of onder de binoculair). Bij het exemplaar van Maasvlakte-2 dat op de oervondstchecker.nl ingezonden is, gaat het, afgaande op de kenmerken die de foto prijsgeeft, vrijwel zeker om de turtons wenteltrap (Oervondstchecker.nl, 2014: Simmelink, M.). Zie voor de kenmerken van de witte wenteltrap het kopje: Beschrijving van de schelp. Foto: Naturalis Biodiversity Center. met fijn horentjesgruis aanwezig, die er veelbelovend uitzien. In de gruisbanken bevinden zich opvallend veel exemplaren van de gevlochten fuikhoren, Nassarius reticulatus (Linnaeus, 1758). Verder kunnen er exemplaren verzameld worden van de gewone wenteltrap Epitonium clathrus, de trapgevel, Oenopota turricula (Montagu, 1803) met een fossiel uiterlijk en schelpen en schelpdelen van de stekelhoren, Ocenebra erinacea (Linnaeus, 1758), eveneens met een fossiel uiterlijk. Daar je bijzondere soorten op het eerste gezicht gemakkelijk over het hoofd kan zien, besluiten we uit de gruisbanken een flink monster te nemen om thuis in alle rust te kunnen bekijken. Pas veel later op 16 november, als het monster intussen geheel gedroogd is, nemen we thuis in Leiden de tijd het uit te zoeken. Naast de eerder op de vlakte al verzamelde soorten treffen we er een fraai recent exemplaar van de zoetwaterneriet, Theodoxus fluviatilis (Linnaeus, 1758) aan, alsmede een exemplaar van een geheel onver wachte soort, van de witte wenteltrap, Epitonium clathratulum (Kanmacher, 1798). Eerdere vondsten uit de Maasvlakte regio van re cente exemplaren van deze soort zijn gemeld van strandsuppleties. Deze zijn tien kilometer uit de kust gewonnen bij de Bollen van Goeree, waarmee stranddelen van Ouddorp, Rockanje en het zuidwestelijk deel van de Maasvlakte opgehoogd werden (Janse, 2005). Beschrijving van de schelp De schelp is een karakteristiek volgroeid priemvormig torentje van negen millimeter hoog bij drie millimeter breed en is ondoorschijnend en egaal wit van kleur (fig. 1). Deze afmetingen vallen ruim binnen de marge van de in de literatuur voor de witte wenteltrap maximaal opgegeven hoogte en breedte van dertien bij vier millimeter (de Bruyne & de Boer, 2008 en de Bruyne et al., 2013), van dertien bij vijf millimeter (Entrop, 1959), of van respectievelijk vijftien bij vijf, en elf en een halve bij vier millimeter (van Regteren Altena et al., 1955). Dat van Regteren Altena et al. met verschillende maten komen, komt doordat zij onderscheid maken tussen de ondersoorten minutum (Sowerby, 1823) en clathratulum. Wanneer de mondopening van de schelp naar de kijker is toegekeerd zijn op elke winding en loodrecht daarop staand, zo n negen dwarsribben zichtbaar. Ze zijn laag, dicht op elkaar geplaatst en verschillen weinig. De dwarsribben lopen van de ene op de andere winding nagenoeg in elkaar over, alleen springt er soms op een erop volgende winding een extra dwarsrib in. De schelp is tamelijk compleet. Er zijn acht windingen aanwezig, alleen de top ontbreekt. De winding aan de top eindigt als een open buis. Op de onderste vijf windingen zijn de dwarsribben volledig aanwezig, maar op de bovenste drie is al-

34 AFZETTINGEN WTKG 36 (2), 2015 leen de aanzet aan de basis van de onder zijde zichtbaar. De genoemde kenmerken zijn karakteristiek voor clathratulum. Verwarring met juveniele exemplaren van clathrus of turtonis is uitgesloten. De schelp zou dan in verhouding tot de hoogte veel breder moeten zijn, zou minder dwarsribben dienen te hebben en in het geval van turtonis ook geen uniform op elkaar gelijkende. Vergelijking van een volgroeid huisje van clathratulum met die van clathrus en turtonis doet goed de verschillen in proporties uitkomen (fig. 2). Daar het gevonden exemplaar een tamelijk vers uiterlijk heeft is het vermoedelijk recent, hoewel het gezien de vondstomstandigheden en het kenmerk niet doorschijnend te zijn niet is uitgesloten dat het toch van oudere datum is. Huidig voorkomen en habitat Het huidige verspreidingsgebied van de witte wenteltrap, Epitonium clathratulum (Kanmacher, 1798), strekt zich uit van Noorwegen tot aan het Middellandse Zeegebied. De slak komt voor in het sublitoraal op zandbodems tot op enkele tientallen meters diepte. Als carnivoor voedt hij zich met zeeanemonen en kaapt hun voedsel weg met zijn lange uitstulpbare slurf. Hij wordt niet meer dan één jaar oud (de Bruyne et al., 2013 en website Stichting Anemoon, 1993). De planktotrofe larven verspreiden zich mogelijk via het zeewater (Faasse, 2002). Verder (fossiel) voorkomen in territoriaal Nederland Opvallend is dat aanvankelijk alleen van Regteren Altena onderscheid maakt tussen de ondersoorten Epitonium clathratulum minutum en Epitonium clathratulum clathratulum, wat mogelijk te verklaren valt door zijn focus op de verspreiding van de fossiele Epitoniidae langs de Zeeuwse kust. Eerst is hem het verschil tussen beide ondersoorten onduidelijk (van Regteren Altena, 1937), maar later stelt hij dat de windingen van de ondersoort minutum minder bol zijn dan die van clathratulum (van Regteren Altena et al., 1955). Wesselingh et al. pakken dit onderscheid in deze ondersoorten weer op en noemen als tweede verschil de bij volgroeide horentjes van de ondersoort minutum voorkomende knik aan de basis van de onderste winding (Wesselingh, et al., 2013). Deze ondersoort is bekend uit het Laat Mioceen van het Loiregebied van Frankrijk en uit het Plio ceen van het Noordzeebekken (Wesselingh et al., 2013, naar huidige inzichten gewijzigd van Marquet, 1998). In Nederland worden langs de Zeeuwse kust exemplaren aangetroffen afkomstig uit de tweede helft van het Plioceen tot in het Vroeg Pleistoceen (van Regteren Altena et al., 1955). Reeds Tesch meldde voor Nederland dat hij zeldzaam tot zeer zeldzaam voorkomt in het Midden Plioceen (Tesch, 1912). Van de Zeeuwse kust is hij bekend van Schouwen, Noord-Beveland, Walcheren, onder meer van het strand bij Ritthem, van het Sloegebied en de zeearm de Westerschelde (van Regteren Altena et al., 1955 en Wesselingh et al., 2013). Dat de ondersoort minutum, anders dan die naam doet vermoeden, behoorlijke afmetingen bereiken kon, blijkt uit een melding van een exemplaar van maar liefst 20 millimeter hoog en 6 millimeter breed uit het Plioceen van Kallo in België (Marquet, 1998). Epitonium clathratulum clathratulum komt voor vanaf het Laat Pleistoceen, mogelijk vanaf het Eemien, tot op de dag van vandaag. Redelijk gave exemplaren uit het Laat Pleistoceen zijn gevonden bij de voormalige kalkoven in Brielle en zijn afkomstig uit de Westerschelde nabij Ellewoutsdijk (website Kleijweg, 2013). Ook zijn ze aangetroffen in de opgespoten gronden van Amsterdam. Deze zijn uit de ondergrond van de stad zelf en uit de regio afkomstig van onder meer het Noordzeekanaal, de voormalige Sloterdijkermeerpolder en het Westelijk Havengebied. Het materiaal bestaat uit fragmenten, kapotte en gave exemplaren (Jonges et al., 2001). Van de fragmenten en horentjes die langs de kust gevonden worden, kan het materiaal zowel fossiel als recent zijn. Van de Zeeuwse kust en de Zuid-Hollandse eilanden zijn vondsten bekend van Cadzand Bad in Zeeuws-Vlaanderen, van met name Domburg op Walcheren, van Noord-Beveland, van Schouwen en van Ouddorp op Goeree (van Regteren Altena, 1937; Kaas & ten Broek, 1942; Entrop, 1959 en website Sjerp, 2014). Van de Zuid-Hollandse kust zijn vondsten bekend van Hoek van Holland, Scheveningen, Wassenaar en Katwijk aan Zee (van Regteren Altena, 1937; Kaas & ten Broek, 1942; Entrop, 1959 en website Leeuw & van der Lende, 2006). Van alle waddeneilanden zijn eveneens vondsten bekend, met name van Texel en Terschelling en het minst van Vlieland. Van Schiermonnikoog zijn vooral vondsten van juveniele exemplaren bekend. Al het materiaal heeft een min of meer recent voorkomen (de Boer & de Bruyne, 1991 en de Bruyne & de Boer, 2008). Sporadisch spoelt de witte wenteltrap levend aan. Uit de eerste helft van de vorige eeuw zijn de volgende meldingen bekend: van 1938 een levend exemplaar op een in Katwijk aan Zee aangespoelde mand (Kaas & ten Broek, 1942) en van 1941 eentje op een bij Ter Heijde aangetroffen ijzeren bol (Bloklander, 1943). Heel recent, in 2012, zijn in aanspoelsel levende exemplaren aangetroffen, onder meer bij Domburg (de Bruyne et al., 2013). Ook komt de witte wenteltrap levend voor langs de Nederlandse kust. De oudste melding is van 1964. Het onderzoeksschip Ephyra van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) verzamelde grondmonsters tot 25 mijl uit de kust in het traject van Hoek van Holland tot aan Ameland om zo het voorkomen van de levende weekdieren in kaart te brengen. Daarbij werd ten westen van Texel de witte wenteltrap levend aangetroffen. (Eisma, 1966). De volgende melding is van 1994, wanneer de mosselkotter YE82 bij het noordelijkste punt van de Oosterschelde, de Hammen, aan het vissen is naar fossiele zoogdierbeenderen. Ook hier werd de witte wenteltrap levend aangetroffen (Wetsteyn & Nieuwenhuize, 1996). Het vermoeden bestaat dat de roofslak ook elders in het deltagebied levend voorkomt, daar de schelp vers is aangetroffen in een grondmonster van 15 kilometer uit de kust ter hoogte van Westkapelle en in drie grondmonsters van 20 kilometer uit de kust ter hoogte van de monding van de Oosterschelde (Wetsteyn & Nieuwenhuize, 1996). Een derde levend exem-

AFZETTINGEN WTKG 36 (2), 2015 35 plaar werd verzameld in 2001 in het midden van de Kom van de Oosterschelde en een vierde juveniel levend exemplaar dat zelfde jaar bij de Katse Hoek. Deze laatste is afkomstig uit een monster met Hydrozoa van enkele meters onder de laagwaterlijn vandaan (Faasse, 2002). Aan het begin van deze eeuw zijn er diverse meldingen van het levend voorkomen van de witte wenteltrap langs de Belgische kust (Faasse, 2002 en Kokshoorn, 2004). Er is zelfs een melding van het levend voorkomen van deze roofslak op het voor de Belgische kust gelegen wrak de Birkenfels, een oase voor menigvuldig zeeleven, waarbij niet minder dan 96 levende exemplaren werden aangetroffen in een bemonsterde m 2 (Massin et al., 2002). Deze meldingen scheppen een hoge verwachting voor het voorkomen van de witte wenteltrap voor de Nederlandse kust. Verdere meldingen blijven niet uit. Zo worden de witte wenteltrap en zijn eikapselafzettingen waargenomen door duikers ten westen van de Zeelandbrug (Titselaar, 2008). De meldingen van de witte wenteltrap zijn voor de Oosterschelde inmiddels frequent evenals die voor de Westerschelde. Niet alleen worden ze hier levend door duikers waargenomen, maar ook door wandelaars die stenen keren in het sublitoraal (de Bruyne et al., 2013). Conclusies Geografisch kan er voor het Nederlandse kustgebied een driedeling gemaakt worden voor wat betreft de frequentie van het voorkomen van lege horentjes van de witte wenteltrap, Epitonium clathratulum clathratulum (Kanmacher, 1798): - In het zuidelijke Nederlandse kustgebied, dat zich uitstrekt van de Zeeuwse kust tot aan de Zuid-Hollandse eilanden met Maasvlakte-2 als noordelijkste deel, komt de witte wenteltrap zowel fossiel als recent niet algemeen voor in fijn horentjesgruis, met de grootste aantallen van het strand van Domburg. - Zeer zeldzaam komt hij voornamelijk recent voor in fijn horentjesgruis in het middendeel van het Nederlandse kustgebied, dat zich uitstrekt van Hoek van Holland tot aan Den Helder. Mogelijk bij Hoek van Holland wat algemener voorkomend dan in de rest van het middendeel. - En zeldzaam komt hij voornamelijk recent voor in fijn horentjesgruis in het noordelijke Nederlandse kustgebied van de waddeneilanden; op Texel en Terschelling algemener dan op de overige waddeneilanden. Diachronologisch is er vanaf 2011 sprake van een opmars van de witte wenteltrap in het Nederlandse deltagebied en wordt hij frequent levend waargenomen in Wester- en Oosterschelde. Ook worden op de Nederlandse waddeneilanden de lege horentjes vaker aangetroffen. Uit het Laat Pleistoceen is de witte wenteltrap, Epitonium clathratulum clathratulum bekend uit de Westerschelde (kalkoven Brielle) en uit de zanden van Amsterdam. Daar waar aan de Zeeuwse kust ook pliocene en vroeg-pleistocene schelpen aanspoelen, bestaat de kans horentjes aan te treffen van Epitonium clathratulum minutum (Sowerby, 1823), die naar verhouding een slanker voorkomen hebben en bovendien een basale knik vertonen op de onderste winding. Op grond van deze kenmerken kan minutum van clathratulum onderscheiden worden, hoewel het soms lastig kan blijven. Dankzegging Eelco Kruidenier van Naturalis Biodiversity Center wil ik graag dankzeggen voor het maken van de foto s en Ronald Pouwer voor zijn kritisch doornemen van een eerste concept alsmede het mij attent maken op de belangrijke publicatie van Wesselingh et al., 2013. Literatuur Bloklander, G., 1943. Drijvend materiaal I. Het Zeepaard 3 (2): 1-6. Boer, T.W. de & R.H. de Bruyne, 1991. Schelpen van de Friese Waddeneilanden, Overzicht van alle mariene autochtone weekdieren (Mollusca) en aangespoelde schelpen. Fryske Akademy, Ljouwert & Dr. W. Backhuys/ U.B.S., Oegstgeest. Bruyne, R.H. de & Th.W. de Boer, 2008. Schelpen van de Waddeneilanden, Gids van de schelpen en weekdieren van Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. Fontaine Uitgevers, s-graveland. Bruyne, R.H. de, R. Daan, M.A. Faasse, W.J. Kuijper, S. Wijnhoven, A.W. Gmelig Meyling & S.J. van Leeuwen, 2013. Huisjesslakken - Gastropoda. In: Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied, Ecologische Atlas van de mariene weekdieren (Mollusca), red. R.H. de Bruyne, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling en R. Daan. (Tirion Uitgevers, Utrecht & Stichting Anemoon, Lisse): 175-261. Eisma, D, 1966: The distribution of benthic marine molluscs of the main Dutch coast. Netherlands Journal of Sea Research 3 (1): 107-163. Entrop, B., 1959: Schelpen vinden en herkennen, W.J. Thieme & Cie Zutphen. Faasse, M.A., 2002: Krijgt het witte wenteltrapje (Epitonium clathratulum (Kanmacher, 1798)) vaste voet in de lage landen? Spirula 329: p.115. Janse, A., 2005. Waarnemingen van een wandelaar, ofwel stratigrafie vanaf de wal: strandsuppleties Goeree Voorne (Zuid-Holland). Afzettingen WTKG 26 (4): 59-63. Jonges, K., T. Neckheim & R.H. de Bruyne, 2001. De fossiele schelpen van Amsterdam (Eemien-fossielen). In: Van nonnetje tot tonnetje, de recente en fossiele weekdieren (slakken en schelpen) van Amsterdam, red. R.H. de Bruyne en T. Neckheim, (Schuyt & Co, Haarlem): 169-187 Kaas, P. & A.N.Ch. ten Broek, 1942. Nederlandse zeemollusken, Encyclopedie van de Wereldbibliotheek, Amsterdam. Kokshoorn, B., 2004. Wentletraps (Gastropoda, Epitoniidae) in The Netherlands. Vita Malacologica 2: 63-65 en plaat 15, p. 53. Marquet, R., 1998. De Pliocene gastropodenfauna van Kallo (Oost-Vlaanderen, België). Publicatie van de

36 AFZETTINGEN WTKG 36 (2), 2015 Belgische Vereniging voor Paleontologie vzw nr 17, Gazelle NV. Massin, Cl., A. Norro & J. Mallefet, 2002. Biodiversity of a wreck from the Belgian Continental Shelf: monitoring using scientific diving. Preliminary results. Bulletin van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, Biologie 72: 67-72. Regteren Altena, C.O. van, 1937. Bijdrage tot de kennis der fossiele, subfossiele en recente mollusken, die op de Nederlandse stranden aanspoelen, en hunner verspreiding. Nieuwe Verhandelingen van het Bataafsch Genootschap der proefondervindelijke wijsbegeerte Tweede reeks, tiende deel, derde stuk. Proefschrift. Regteren Altena, C.O. van, A. Bloklander & L.P. Pouderoyen, 1955. De fossiele schelpen van de Nederlandse stranden en zeegaten, 2. Basteria 19 (2-3): 27-34. (Deze eerste serie is in 1965 als 2e druk verschenen: Fossiele schelpen I. De fossiele schelpen van de Nederlandse stranden en zeegaten. Uitg. Nederlandse Malacolo gische Vereniging) Tesch, P., 1912. Beiträge zur kenntnis der marinen Mollusken in West-Europäischen Pliozänbecken. Mededeelingen van de Rijksopsporing van Delfstoffen no. 4. Titselaar, F.F.L.M., 2008. Mollusken mét een schelp onder de Zeelandbrug (Oosterschelde). Spirula 365: 137-140. Wesselingh, F.P., R. Rijken & F. van Nieulande, 2013. De fossiele schelpen van de Nederlandse kust II, deel 5, Epitoniidae. Spirula 395: 170-177. Wetsteyn, L.P.M.J. & J. Nieuwenhuize, 1996. Epitonium clathratulum (Kanmacher 1798) (Gastropoda, Prosobranchia: Epitoniidae), new for the Oosterschelde (The Netherlands), and some remarks on its presence in the Dutch Delta area. Basteria 59: 139-140. Websites Bruyne, Rykel de, (hoofdred.), 1993. Stichting Anemoon: www.anemoon.org/flora-en-fauna/soorteninformatie/ Soorten/ID/495/Witte%20wenteltrap Kleijweg, Aad, 2013. Schelpen Fossielen en Natuurfotografie. Voorheen: Schelpen en hun fossiele verwanten. www.schelpeninfo.nl/index.php/catalogus Leeuw, Dennis & Anneke van der Lende, 2006. Strandvondsten.nl, digitaal Noordzeemuseum: www.strandvondsten.nl Oervondstchecker.nl. Simmelink, M., 2014. Mooi torentje: www.oervondstchecker.nl/discoveries/view/54820788-849c-440f-aff5-6919d91a7b4b (ingezonden op 5-12-2014) Sjerp, Peter, 2014 (terug van weggeweest): schelpenvondsten: www.isjerp.nl 1 Arthur Reinink, e-mail: paard66@online.nl