Yellow Submarine is een animatiefilm uit 1968. Deze film is gebaseerd op de muziek van The Beatles. Toen deze film uit kwam was deze erg vernieuwend. De beelden in de film zijn psychedelisch. Ze zijn vol kleur en speciale effecten. Het publiek had nog nooit zo'n film gezien! In tegenstelling tot de hedendaagse animatiefilms is deze film niet op de computer gemaakt. Elk frame wat je ziet is met de hand tekekend. Dit was een flinke klus. Er werkten ruim 200 man aan de tekeningen! Opdrachten bij de film: Zet tijdens het kijken de afbeeldingen in bijlage 1 op chronologische volgorde. Vertel na het kijken van de film het verhaal in je eigen worden. Schrijf hier een kort verslag van. Leg na het kijken van de film de stromingen in bijlage 2 uit aan de hand van scènes uit de film. Beeldende opdracht Maak een tekening op A3, waarin een feest van kleur te zien is. Gebruik hierbij drie beeldaspecten uit bijlage 3. Omschrijf in een verslag waar deze beeldaspecten op je tekening te zien zijn. Theoretische opdracht - Je kiest één van de gegeven kunststromingen van bijlage 2. - In ongeveer één A4 vertel je wat over deze stroming in het algemeen. - Je kiest één kunstenaar die deze stroming vertegenwoordigt. Op één A4 vertel je wat over deze kunstenaar in het algemeen. - Je kiest van deze kunstenaar drie werken. Je bespreekt één van die kunstwerken door middel van het bespreekschema. - Zorg ervoor dat het werkstuk er verzorgd uitziet. Maak een voorkant die bij het werkstuk past. Zorg dat hier je naam en klas duidelijk op staan. - Bij de beoordeling wordt gelet op de inhoud, bronvermelding en spelling. 1
beeldende vorming hoofdstuk 15: Bijlage 1 Yellow Submarine Afbeeldingen bij de film afbeelding 1 afbeelding 2 afbeelding 3 afbeelding 4 afbeelding 5 afbeelding 6 afbeelding 7 afbeelding 8 afbeelding 9 afbeelding 10 afbeelding 11 afbeelding 12 2
beeldende vorming hoofdstuk 15: Bijlage 1 Yellow Submarine Afbeeldingen bij de film afbeelding 13 afbeelding 14 afbeelding 15 afbeelding 16 afbeelding 17 afbeelding 18 afbeelding 19 afbeelding 20 3
Bijlage 2 Stromingen SURREALISME (1924) Het Surrealisme is een beweging in de literatuur en beeldende kunst die ontstond na de eerste wereldoorlog. De Surrealisten waren tegen de heersende normen en waarden in die tijd. Ze waren bijvoorbeeld tegen de oorlog en de burgerlijkheid. De Surrealisten wilden door middel van hun kunst doordringen in het onderbewuste, om zodoende het leven te verrijken. Daarom waren ze geïnteresseerd in de psychologische theorieën van Freud. Bij het maken van hun werk probeerden zij het logisch denken uit te schakelen, en gebruik te maken van een droomtoestand. (schilderen terwijl je je denken uitschakeld).daarbij gaven zij een onwerkelijke sfeer aan hun werk, dat figuratief en abstract was (Enkele kunstenaars: De Chirico, Dali, Ernst, Magritte, Miró). POP-ART (popular art) (1950-1970) Stroming in de beeldende kunst, die in Engeland en later in Amerika ontstond. Beelden uit de welvarende westerse consumptie-wereld vormden de inspiratiebron voor Pop-Art. Kunstenaars maakten gebruik van herkenbare beelden uit de massacultuur (zoals reclame). Uit het werk blijkt een kritische stellingname ten opzichte van de maatschappij. De Engelse Pop-art is minder fel dan de Amerikaanse.In de Amerikaanse Pop-art wordt gebruik gemaakt van stripbeelden, filmsterren en vervreemdende effecten door vergroting of herhaling. Het werk lijkt onpersoonlijk door het ontbreken van een handschrift'. De pop art kunstenaars braken met tradities in de kunst. (Enkele kunstenaars: Lichtenstein, Warhol, Rosenquist, Wesselman, Hamilton, Hockney). OP-ART (optical art = optische kunst) (1964) Kunstenaars van deze beweging waren geboeid door bewegingen die ze suggereerden met hun kunst. Deze bewegingen vonden niet echt plaats, maar werden opgeroepen door geometrische patronen en lijnen in twee- en driedimensionaal werk en reliëëfs. Ze maakten gebruik van gezichtsbedrog. (Enkele kunstenaars: Vasarely, Riley). Vasarely, Op-art Riley, Op-art Warhol, Pop-art Magritte, Surrealisme 4
Bijlage 3 Beeldaspecten 1. BLOW-UP (Eng. = opblazen) Een vergroting van het voorwerp om het beter onder de aandacht te brengen of om een vervreemdende werking op te roepen. Blow-up werd door Pop-artkunstenaars gebruikt. Lichtenstein, Blow Up (Pop-art) Karikatuur van The Beatles 2. Karikatuur voorstelling waarin door overdrijving een persoon of zaak wordt getypeerd 3. Koud - warmcontrast Iedereen ervaart bepaalde kleuren als warm en andere als koud. Wanneer deze kleuren in combinatie met elkaar worden gebruikt, spreken we van een KOUDWARMCONTRAST. Je voelt als het ware warmte en koude. 4. Kleur- tegen - kleurcontrast We spreken van KLEUR-TEGEN-KLEURCONTRAST wanneer zuivere, pure kleuren tegen elkaar worden geplaatst. We zien dit vaak in tekeningen van jonge kinderen. Het gras is groen, de wolken zijn blauw, de huizen rood, de zon is geel. Het geheel heeft een vrolijk en levendig effect. De kleuren zijn SCHE- MATISCH gebruikt; de waargenomen werkelijkheid is anders. 5. Complementair contrast De kleuren die tegenover elkaar in de kleurencirkel staan, noemen we complementair. Bijvoorbeeld geel en paars, oranje en blauw, rood en groen. Deze kleuren versterken elkaar. Als je rood en groen bij elkaar plaatst, lijkt het rood roder en het groen groener. Daarom legt de slager langs zijn biefstuk graag een randje sla. Ook in de natuur komt dit contrast vaak voor. Bij bloemen bijvoorbeeld: denk maar aan de geranium of het paarsgele viooltje. Schilders die graag met felle en pittige kleurencombinaties werken, maken vaak gebruik van dit COMPLEMENTAIRE CON- TRAST. Kleurenleer In de wirwar van kleuren blijkt wel degelijk systeem te zitten. De Duitse schilder en leraar Johannes Itten ontwierp een kleurenleer die hij baseerde op de kleurencirkel. Centraal staan de zogenaamde PRIMAIRE KLEU- REN: geel, rood en blauw. Deze kleuren zijn niet door menging te verkrijgen. Uit de menging van twee primaire kleuren ontstaan de SECUNDAIRE KLEUREN: geel en rood maken oranje; rood en blauw maken paars; blauwen geel maken groen. Door verdere toevoeging van geel, rood en blauw ontstaan de tussenliggende kleuren. Itten beschouwde de kleuren nooit apart. Kleuren beïnvloeden elkaar. De werking van een kleur berust op de combinatie van kleuren waarin zij verschijnt. Zo staan kleuren altijd - soms sterk, soms minder sterk - met elkaar in contrast. Er is dan sprake van een kleurcontrast. In zijn kleurenleer onderscheidt Itten zeven kleurcontrasten. Deze hebben elk een eigen werking. 5