MEMORANDUM 52 ONTWERPRICHTLIJN T.B.V. DE ELECTRISCHE INSTALLATIE VOOR EEN DOOR EEN ELECTROMOTOR AANGEDREVEN SPRINKLERPOMP
MEMORANDUM 52 ONTWERPRICHTLIJN TEN BEHOEVE VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE VOOR EEN DOOR EEN ELEKTROMOTOR AANGEDREVEN SPRINKLERPOMP DEEL 2 : SPRINKLERSCHAKELKASTEN Gebaseerd op de Voorschriften voor Automatische Sprinklerinstallaties, uitgegeven in 1987 door het Bureau voor Sprinklerbeveiliging (VAS-1987). Het BvS is per 1 juli 1997 ondergebracht in het Nationaal Centrum voor Preventie. INLEIDING Dit memorandum, dat moet worden toegepast in samenhang met memorandum 42 "Ontwerprichtlijn ten behoeve van de elektrische installafie voor een door een elektromotor aangedreven sprinklerpomp", behandelt de te stellen eisen aan de schakel- en bestiiringsinrichtingen van een sprinklerpompmotar alsmede de dimensionering van de inteme verbindingen in de sprinklerschakelkast. Verder wordt nog aandacht besteed aan de opnemers ten behoeve van de besturing van de sprinklerpomp en aan de mogelijkheden tot het inbouwen van extra apparatuur in de sprinklerschakelkast. Dit memorandum is bedoeld als aanvulling en/of wijziging op het gestelde in de VAS. Voorts dient te worden voldaan aan de geldende Europese richtlijnen of voorschriften, waaronder de NEN 1010, de NEN-EN 60204-1, de machinerichtlijn 89/392/EG, de EMCrichtlijn 89/336/EG en de laagspaiiiiiiigsrichtlijn 73/23-EG. De cursiefweergegeven teksten in dit memorandum zijn bedoeld als toelichting. De schema's op bijlage A zijn weergegeven in spanningsloze en drukloze toestand. NB : deze schema's zijn bindend ten aanzien van het hoofdstroom- en stuurstroomcircuit van de sprinklerpompmotor. Voor het overige zijn deze schema's informatief. INHOUD 1. Uitvoering van de sprinklerschakelkast 2. Hoofdstroomcircuit ten behoeve van een sprinklerpompmotor 3. Stuurstroomcircuit ten behoeve van een sprinklerpompmotor 4. Interne verbindingen in de sprinklerschakelkast O Nationaal CenWm voor Preventie 97.1020 Memorandum 52 Pagina 1 van 9
5. Signaleringen op de sprinklerschakelkast 5. Opnemers 6. Schakel- en beveiligingsinrichtingen ten behoeve van hulpapparatuur 7. Aanvuliende bepalingen met betrekking tot een afgelegen pompkamer BIJLAGEN A. Principeschema sprinklerschakelkast. B. Doarsnede interne kastbedrading hoofdstroomcircuit sprinklerpompmotor zonder onderbeveiliging in sprinklerschakelkast. C. Doorsnede interne kastbedrading hoofdstroomcircuit sprinklerpompmotor met onderbeveiliging in sprinklerschakelkast. ~ Nationaal Centrum voor Preventie 97.10.20 Memorandum 52 - Pagina 2 van 9
Uitvoerine van de sprinklerschakelkast 1.1 De schakel- en beveiligingsinrichtingen ten behoeve van de sprinklerpompmotor moeten worden ondergebracht in een plaatstalen kast met een beschermingsgraad van ten minste IP44. 1.2 De externe bekabeling moet bij voorkeur aan de onderzijde van de kast worden ingevoerd. Deze aanbeveling wordt gedaan om een waterdichte invoer te bewerkstelligen. 13 Per sprinklerpompmotor moeten de schakel- en beveiligingsinrichtingen in een eigen sprinklerschakelkast worden ondergebracht. Hierin mogen in beginsel geen schakelan beveiligingsinrichtingen van andere apparatuur worden ondergebracht. In de hoofdstukken 7 en 8 van dit memorandum zijn enkele uitzonderingen weergegeven. 1.4 De componenten moeten zodanig worden geselecteerd en deugdelijk vast worden gemonteerd dat zij elkaar niet mechanisch kiitinen beïnvloeden door bijvoorbeeld lostrillen. De bodem/montageplaat van de kast moet hiertoe voldoende stevig zyn. 1.5 Bij montage van de schakelkast op de pompset moeten zodanige maatregelen worden getroffen dat trillingen worden opgevangen. Deze maatregelen mogen niet door de kabelaanleg teniet worden gedaan. Hoofdstroomcircuit ten behoeve van een sqrinkleraomnmotor 2.1 Gezien het vermogen van de sprinkletpompmotor zal in vrijwel alle gevallen een sterdriehoekschakelaar moeten worden toegepast. Hier wordt dan ook in dit memorandum van uitgegaan. Het toepassen van zogenoemde `softstarters' in het hoofdstroomcircuit van de sprinklerpompmotor is niet toegestaan. Deze bepaling houdt niet in, datgeen directe inschakeling mag worde.n toegepast. Integendeel, directe inschakeling verdient de voorkeur, indien de omstandigheden dit toelaten, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn by motoren met een zeer gering vermogen of bij installaties met eigen transformatoren. 2.2 De principe-opzet van het hoofdstroomcircuit met sterdriehoekschakelaar is weergegeven op bijlage A van dit memorandum. 2.3 Hatvereiste schakelvermogenvan de ster-driehoekschakelaar moet worden gebaseerd op gebruiksklasse AC 3 volgensiec 947. De fabrikant van de ster-driehoekschakelaar moet zelf kunnen verklaren, dat aan de geldende normen wordt voldaan. O Nationaal CenWm voor Preven6e 971020 Memorandum 52 Pagina 3 van 9
2.4 Als onderdeel van de bij de inspectie-instellingen ter goedkeuring in te dienen bescheiden, dienen gegevens te worden overgelegd, waaruit onder meer de gebruiksstroom Ie behorende bij gebruiksklasse AC 3 van de magneetschakelaars moet kunnen worden afgeleid. 2.5 De minimaal vereiste nominaalstroom van de hoofdschakelaar moet worden gebaseerd op de voorgeschakelde smeltveiligheden. 2.6 Hoofdschakelaars die, in samenhang met de deurvergrendeling van de sprinklerschakelkast, zodanig zijn uitgevoerd dat uitschakeling noodzakelijk is voordat de schakelkast kan worden geopend, zijn niet toegestaan indien in de kast tevens hulpgroepen zijn ondergebracht. Een en ander moet zodanig worden uitgevoerd, dat de schakelkast ook bij ingeschakelde hoofdschakelaar kan worden geopend. Dit betekent onder meer, dat niet aanrakingsveilige componenten moeten worden afgeschermd. Deze afscherming moet per component afzonderlijk geschieden en ten minste overeenkomstig beschermingsgraad IP10 worden uitgevoerd. Met deze bepaling wordt beoogd dat, bij werkzaamheden, instazlatiedelen (waaronder de sprinklerpompmotor) niet onnodi behoeven te worden uitgeschakeld. 2.7 In het hoofdstroomcircuit zelf mag geen thermische en/of magnetische overstroombeveiliging worden opgenomen. In het geval dat een signalering wordt vereist betreffende de overbelasting van de sprinklerpompmotor, moet gebruik worden gemaakt van een signaleringsinrichting die is voorzien van een stroomtransformator. Overeenkomstig het gestelde in de VAS mag deze voorziening nimmer worden benut voor het uitschakezen van de pompmotor bij overbelasting 2.8 Het hoofdstroom- en stuurstroomcircuit van de sprinklerpompmotor moet zijn voorzien van een netwachter die de fasen en de nulleider bewaakt. Deze netwachter moet worden aangesloten op de fasen na de sxneltveiligheden, resp. _ doorverbindingsmessen van het hoofdstroomcircuit. Ten behoeve van de onderbeveiliging van deze netwachter mogen uitsluitend enkelvoudige installatie-automaten met een nomiiiale stroom van 2 A worden toegepast. Voorts moet worden uitgegaan van installatie-automaten met een K uitschakelkarakteristiek en een kortsluit-afschakelvermogen van tenminste l OkA. Ter informatie wordt opgemerkt dat installatie-automaten van bijvoorbeeld het fabrikaat ABB-Stotz type S 280 hieraan voldoen. OO Nationaal Cenwm voor Preventie 991020 Memorandum 52 Pagina 4 van 9
, 3 Stuurstroomcircuit ten behoeve van een snrinklerpompmotor 3.1 De principe-opzet van het stuurstroomcircuit van de sprinklerpompmotor is weergegeven op bijlage A van dit memorandum. 3.2 Het startcommando aan de pompmotor moet worden gerealiseerd door externe druken/of niveauschakelaars, die in een ruststroomcircuit moeten zijn opgenomen. 33 Het stuurstroomcircuit van de sprinklerpompmotor moet worden beveiligd met een enkelvoudige installatie-automaat waarop geen enkel ander circuit mag zijn aangesloten, met uitzondering van de netwachter. Dus mogen byvoorbeeld magneetkleppen ten behoeve van de koeling van de sprinklerpomp of ten behoeve van de bacteriologische scheidingsinrichting, (neven)signazeringen, e. d. niet achter deze installatie-automaat worden aangesloten. 4 Interne verbindin en in de sprinklerschakelkast 4.1 De voedingskabel naar de sprinklerschakelkast alsmede de afgaande kabels naar sprinklerpompmotoren met een noiniiiaal vermogen boven de 22 kw moeten rechtstreeks op de desbetreffende componenten in de kast worden aangesloten, zonder de toepassing van eatira aansluitklemmen. Alle andere afgaande bekabeling van de schakelkast moet wel via logisch gegroepeerde aansluitklemmen worden geleid. 4.2 Alle inteme verbindingen in de schakelkast moeten worden uitgevoerd met soepel draad. Voor het hoofdstroomcircuit moeten leidingen van het type VDf en voor de stuurstroomcircuits van het type VMDf of gelijkwaardige typen warden toegepast. 4.3 De aderdoorsneden van het hoofdstroomcircuit moeten worden gebaseerd op de tabellen 52 C en 52 D uit de NEN 1010, en uitgaande van p.v.c.-isolatie. De aderkleuren moeten als volgt worden uitgevoerd : hoofdstroomcircuit : zwart nul : lichtblauw beschermingsleiding : geeugroen stuurstroom (fase) : zwart stuurstroom (nul) : lichtblauw stuurstroom (afwijkende spanning) : rood potentiaalvrije contacten : grijs In de tabellen op de bijlagen B en C van dit memarandum is een en ander uitgewerkt voor een aantal verschillende motorvermogens en rekening houdend met een stroom van 10 A ten behoeve van hulpgroepen. OO Nationaal Centrum voor Preventie 9710.20 Memorandum 52 Pagina 5 van 9
Met nadruk wordt er op gewezen, dat de aderdoorsneden in deze tabellen zijn gebaseerd op de wijze van bedraden van de ster-driehoekschakelaar conform het principeschema op bijlage A. Indien een andere wijze van bedraden van de ster-driehoekschakelaar wordt toegepast en/of met een andere stroom ten behoeve van hulpgroepen moet worden gerekend, mogen de tabellen dus niet zonder meer worden toegepast. Het gebruik van modulaire railsystemen is hiermee niet uitgesloten. 4.4 De aansluiting van de ster-driehoekschakelaar moet worden uitgevoerd conforxn het artikel op blad 12 e.v. in "Stroomlijn" van december 1995, uitgegeven door EnergieNed te Arnhem, teneinde te bereiken dat de schakelpiek bij de overschakeling van ster naar driehoek zoveel mogelijk wordt beperkt. Hierbij dient men te bedenken dat in het algemeen sprake is van een (geaien vanaf de asaijde) linksomdraaiende motor. 4.5 De verbindingen die behoren tot het hoofdstroomcircuit van de sprinklerpompmotor moeten altijd gescheiden van de overige verbindingen worden gelegd. Stuurstroom- en signaleringsverbindingen mogen bij elkaar worden gelegd, mits de isolatie van alle verbindingen is gebaseerd op de hoogst voorkomende spanning en de warxnte-afvoer is gegarandeerd. De kerndoarsnede van de bedrading van hulpapparatuur moet minunaal 2,5 mm2 bedragen. De kerndoorsnede van de bedrading van stuurstroomcircuits moet minimaa10,75 mm2 bedragen. De verbindingen die behoren tot het hoofdstroomcircuit van de sprinkzerpompmotor en de overige verbindingen mogen dus niet in dezelfde leidingbundel worden gelegd. 4.6 Circuits ten behoeve van signaleringen mogen ten hoogste met 230 V warden gevoed. 4.7 Potentiaaivrije contacten moeten geschikt zijn voor aansluiting op een sprinklermeldcentrale of op een gebouwbeheersysteem. 5 Sienalerin en op de sprinklerschakelkast 5.1 Op het front van de schakelkast moeten ten minste optische signaleringen aanwezig zijn ten behoeve van de volgende meldingen: - spasniug aanwezig ; - startcommando aanwezig ; - pomp in bedrijf. 5.2 De optische signalering "spanning aanwezig" moet doven bij een spanningsdaling van meer dan 10 % van een willekeurige fase ten opzichte van de nulleider of bij een onderbreking in de nulleider. OO Nafionaal CenWm voor Preventie 97.1020 Memorandum 52 Pagina 6 van 9
5.3 De optische signalering moet met de volgende kleuren worden uitgevoerd : spanning aanwezig : groen pomp in bedrijf : wit startcommando aanwezig : geel 5.4 In één van de fasen van het hoofdstroomcircuit moet een ampèremeter conform IEC 51 worden opgenomen, die op het front van de schakellcast moet worden gemonteerd. Hiervoor moet een "trafotype" worden toegepast, klasse van de meter en stroomtrafo ten minste 1,5 en met huisafmetingen van ten minste 72 mm vierkant. De meter moet spatwaterdicht volgens ten minste beschermingsgraad IP 54 zijn uitgevoerd, de waterdichtheid moet bij inbouw adequaat warden uitgevoerd. Onnemers De in deze paragraaf vermelde bepalingen zijn van toepassing op druk- en niveauschakelaars, die worden benut voor de besturing van een sprinklerpompmotor. 6.1 De opnemers moeten autonoom kuiinen werken, dus zonder hulpspanning of iets dergelijks. 6.2 Opnemers met externe bewegende delen zijn niet toegestaan. Bijvoorbeeld geen niveauschakelaars met externe scharnierende vzotters toepassen; wel zijn vrij drijvende niveauschakelaars toegestaan. 6.3 De opnemers moeten geschikt zijn voor het mediuxn waarin deze worden toegepast (bv. water, AFFF, e.d.). 6.4 In het geval dat de opnemers ten behoeve van het besturen van een sprinklerpompmotor zich buiten de sprinklerpompkamer bevinden moeten deze opnemers worden aangesloten door middel van VO-YMvKas mb kabels. Dit kan bijvoorbeeld in hoge gebouwen voorkomen., @ Nationaai CenWm voor Preventie 97.1020 Memorandum 52 Pagina 7 van 9
7 Schakel- en beveilieingsinrichtingen ten behoeve van hulnapnaratuur 7.1 Het is toegestaan om hulpapparatuur op de sprinklerschakelkast aan te sluiten, mits deze apparatuur deel uitmaakt van de sprinklerinstallatie. De daarmee verband houdende schakel- en beveiligingsinrichtingen e.d. mogen in de sprinklerschakelkast worden ondergebracht, mits de kast zodanig ruim van opzet en uitvoering is en de beveiligingen zodanig zijn gedimensioneerd, dat een storing in hulpapparatuur nimmer de werkvaardigheid van de sprinklerpompmotor kan aantasten. Bovendien moeten zowel de hoofdstroomcircuits als de stuurstroomcircuits van deze hulpapparatuur op eenvoudige wijze spanningsloos kunnen worden gemaakt. Met hulpapparatuur worden bijvoorbeeld leidingverwarming, tankverwarming, compressor, sprinklermeldcentrale en jockeypomp bedoeld. 7.2 In groepen ten behoeve van hulpapparatuur moeten altijd ten minste 2-polige groepsschakelaars of 2-polige installatie-automaten worden toegepast. 73 Bij gebruik van installatie-automaten moet in verband met de te verwachten kortsluitstroom gerekend worden met een afschakelvermogen van tenminste 10 ka. Voorts moet worden uitgegaan van installatie-automaten met een K- uitschakelkarakteristiek. Tensiotte zal moeten worden voldaan aan de vereiste kortsluitselectiviteit. Ter informatie wordt opgemerkt dat installatie-automaten van bijvoorbeeld het fabrikaat ABB-Stotz type S 280 hieraan voldoen. Met betrekking tot de kortsluitselectiviteit betekent dit dat bij gebruik van een installatie-automaat met bijvoorbeezd een nominale stroom van 16 A, de voor-beveiliging minimaal moet bestaan uit 125 A smeltveiligheden. Hieruit volgt dat bij deze vereiste voorbeveiliging, het toepassen van installatie-automaten pas is toegestaan bij een vermogen van de elektromotor voor de sprinklerpomp gelijk aan of groter dan 37 kw (zie memorandum 42). 8 Aanvullende bepalingen met betrekking tot een afzonderliik e~legen pompkamer De onderstaande bepalingen zijn opgenomen teneinde in een aantal situaties te kunnen vermijden, dat extra kabels naar een afzonderl ijk gelegen pompkamer moeten worden gelegd. 8.1 De veriichting van de pompkamer, alsmede een wandcontactdoos, mogen op de sprinklerschakelkast worden aangesloten via een afzonderlijke groep met een beveiliging van maximaal6 A. 8.2. In de sprinklerschakelkast mag zich geen wandcontactdoos bevinden. 8.3 De pompkamer moet zijn voorzien van noodverlichting met een minimale brandduur van 1 uur. OO Nationaal Centrum voor Prevenfie 971020 Memorandum 52 Pagina 8 van 9
9. Algemeen 91 De schema's en tekeningen van de sprinklerschakelkast moeten blijvend in of nabij de schakelkast aanwezig zijn. 9.2 De componenten in en op de schakelkast moeten herkenbaar zijn, hetzij door middel van een nabij de componenten aangebrachte codering, die overeenkomt met de codering op de schema's, hetzij door middel van een plattegrondtekening van de kast waarop de positie en de codering van de componenten is aangegeven. 93 Tekstplaatjes bij bedieningsorganen op de schakelkast moeten deugdelijk worden bevestigd, waarbij geen lijmverbinding mag worden toegepast. ; (D NaNonaal Cenwm voor Preventie 97.1020 Memorandum 52 Pagina 9 van 9
~, ~, ~\!/? {,..,~ ~y? {, /~PJj, ~ Ki~ ~CY Ki~ p~ b 6 6 6 snl lf L~ _~mra ~ Im-~-r ~'7~n~i'~`i 17ÉILa x" ~ I o00 ~~~_ 1 n sz sa I,l ~~ ~~ o 00 000 000o I o 00 00 0 000o po rxr Fl 1~ é u u "Y~ NY! I NVII O B B -----1 oa o o, oaoo ao 000 e~ ea~xo NET UISCMIYtflfN m! no! ns! imó X13 m SPRINKLERPOMP I HULPGROEPEN 1 r~r : mc : mmw. : : vu~om~a~xrc : ma togffm~ 1/6 Ijle 21128 UW 31/41 511%.o 0 o b o ui 1 r BvS :!I PRINCIPE SCHEMA SPRINKLERSCHAKELKAST MEMORANOUM 52 BIJLAGE A BLAD 1 VAN 5 BLADEN
NENOEDING I 1 0 SPRINKIERPOMPSCHAKEIING 1$1 11 T FASEBEWAKING 1 SPRINKLERPOMPBESNRING 20 zs 30 35 Q1 ó D m, m /M P1 T7 E ~-~"1J 1 ",KMT ~ ~.f KM2 J i KM3 ~ 1 --~-~- I --~I-~/ --1 --/ I F4,., -E-~ ; ~ J J -I 52,.~ KMt.t ~ ~. ~ ~, Kl.l `t' I 1 1 ~--1-J 52 r2~ - KVKV_2 2.21 KM3.tI KM1.2I, -E-1.2LLL~'''- Ló a - I l I ' C~ i I I I I ~ I I I ~ I,,, ~ ~ i.~._.- ~~n EL ~wi ivz Wz iwz I 1 1 1 I I I I I I I 1 1 I I 2 ILt IL2 IL3 IN I PE L ~~~- ` 1W1 J w 0 p~n rc ó N u, O ó ó ~ - 3 ón ~ o W á xaa c~ r óa á zó w = y Y II 11 A W23?n á á ó z fnasj, I 'K M KM3.2 I KM2.1 m A M 1 v N m 1 v m v r' m v m v m -34-r- ~ 55 1 V 0 1 55-13 - r75 5 17 7 v 30 136 10 - w 14-18 - 1 59 V 76 - Z ;s 1 < 1 32 11 -, is 36 30 '9 -<- -., - 32 -.245 - - 2 3 3402 0, wwez 0 0057 0, wz wu; w 75-0 < tt m m BVS asemmw wcé 0=-"2" 76 ~ - am S'NáN PRINCIPE SCHEMA SPRINKLERSCHAKELKAST MEMORANDUM 52 -;- BIJLAGE A BLAD 2 VAN 5 BLADEN ---'""
POMPKOEl1NG OPTISCHE SIGNAIERING LAMPTEST POTENTIAALVRIJE KONTAK7EN iz u N 45 50 55 60 65 u 70 78 Lz _. u 1 2-53., ~~ ~ I IKM2.2 I IKS1.1 I KM2.3 ~ K7.2 K-~ --I--I- i I ~ K51.2 i I ~ K 1.3 1 N 11 1 ~73 (NO) (NC) Y1 5 SPANNINGSSTORING t _ -.~ 6. KM2.4I -KM2.5 " Ht H2 H3 CN MT CL t5 ~ f 1s (NO) (NC) SPRINKLERPOMP BEDRIJF M N N x 4 H N a i a J Q QlAPVAW W tv W i PRINCIPE SCHEMA < 0 ~= SPRINKLERSCHAKELKA ST w MEMORANDUM 52 W Z J ~~ BVS í.. n N á,._..- BIJLAGE A BLAD 3 VAN 5 BLADEN '
JOCKEYPOMPSCHAKELING AUTOMATISCHE/HANDSTART OPTISCHE SIGNALERINC LAMPTEST POlENTIAALVRIJEKONTAKTEN.... ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 11 1 I 1 85 ~ ~ ~ ~ 90 ~ ~ ~ 95 100 105 110 115 u u N 51 Fll F12 -------- ------- ~ ------------------- K11.2 K11.3 2 153 JJ > J> ES3 11 211 (NO) (NC) Fll.1 KM11.4 K11. JOCKEYPOMP STORING sil KV11.1 KM11 21 L HI1 I H12 m 1 v m v 2 v 61 - A' 1V4 04 87 aal - l- 1117 102 o W Y á óm 9 á N J o~: 0 w li li 0 ww 0. ~dw 9: z< BVS WSOMrv1N PRINCIPE SCHEMA SPRINKLERSCHAKELKA ST MEMORANDUM 52 BIJLAGE A BIAD 4 VAN 5 BLADEN
, 12 N VOEDINGEN HULPAPPARAiUUR 125 130 135 140 - ' POTENTIAALVRIJE KONTAKTEN Íi'~1-TÍi4s iso iss 54 i F13 I F14 / I F15 1F16 'F17 I ' F18' ' F20 I I ~_ t t ~ f_ ± f _ f t_ t ~i ~i F19 ~ 30mA F21 30mA 23 24, -1 F. L á~ '' K12 K13 K12.1 11I 1 K12.2 j' i 55 156 (NO) (NC) TRACING 1 STORING 57. KM12 - - 24 ~25 ~ ~26 KM12 L J L J 26 28 i K13.1 ~ L ~ K73.2 I 58 p159 (NO) (NC) ' -~- TRACING 2 STORING P F ~ F ~ 37 32 PE 33 34 PE 35 36 37 PE 38 39 PE m 40 41 12E M V mi v m 1 v 145 T67 1 ~ "' 57T 1 > l1 46 0 6 147 Z 00 =_z eo wo zz w 3Z3 (zu < w ~ W< q< u 41~ R~E IE W~ > F~ MNICIPE SCHEMA W < SPRINKLERSCHAKELKAST V v1 > r Z N = W W W W ~ O O 2F ~ V S MEMORANDUM ST BIJLAGE A BLAD 5 VAN 5 BLADEN
BIJLAGE B : DOORSNEDE INTERNE KASTBEDRADING HOOFDSTROOMCIRCUIT SPRINKLERPOMP ZONDER ONDERBEVEILIGING IN SPRINKLER- SCH?rKELKAST (ZIE BIJLAGE A). Pnom Inom INA SD SH SM. (A) (mmz) (mmz) ~~Z) 7,5 15,5 50 6 4 2,5 11 22,5 50 6 4 2,5 15 30 63 10 6 2,5 18,5 36 80 16 6 2,5 22 43 80 16 6 2,5 30 58 100 25 10 4 37 72 125 25 16 6 45 85 160 50 25 10 55 104 160 50 25 10 75 142 225 70 35 16 90 169 250 95 50 16 110 204 315 120 70 25 I- 132 243 355 150 70 25 160 292 400 185 95 35 200 368 500 2x95 120 50 De tabel is gebaseerd op : Ppm : nominaal vermogen van de sprinklerpompmotor I. : nominale stroom van de sprinklerpompmotor conform DIN 42673 IN : nominale stroom van de mespatronen in de hoofdverdeling mespatronen fabrikaat Holec, Isodin P851, type gg en DIN grootte : tot 160 A DIN 00 200 Um 250 A DIN I 315 t/m 400 A DIN II 450 t1m 630 A DIN III IN, : nominale stroom hulpgroepen maac. 10 A SD : doorsnede bedrading van hoofdschakelaar naar mespatroonhouder (1-aderig, PVC isolatie, apart gelegd en omgevingstemperatuur 30 C) SH : doorsnede bedrading van mespatroonhouder naar magneetschakelaars (1-aderig, PVC isolatie, 2 draden naast elkaar en omgevingstemperatuur 30 C) SM : doorsnede bedrading sterpuntrelais (1-aderig, PVC isolatie, apart gelegd en omgevings temperatuur 30 C) OO Nafionaal CenVUm voor Preventie Memorandum 52 Bijlage B
BIJLAGE C : DOORSNEDE INTERNE KASTBEDRADING HOOFDSTROOMCIRCUIT SPRINKLERPOMP MET ONDERBEVEILIGING IN SPRINKLERSCHAKEL- KAST (ZIE BIJLAGE A). Pnom- Inom INA SD' INE Sy Slvl - (mmz) ) (A) (mm) (A) (111111) 7,5 15,5 63 10 50 4 2,5 I1 22,5 63 10 50 4 2,5, 15 30 80 16 63 6 2,5 18,5 36 125 25 80 6 2,5 i 22 43 125 25 80 6 2,5 30 58 125 25 100 10 4 37 72 160 50 125 16 6 45 85 200 70 160 25 10 55 104 200 70 160 25 10 75 142 250 95 225 35 16 90 169 315 120 250 50 16 110 204 400 185 315 70 25 132 243 500 2x95 355 70 25 160 292 630 2x150 400 95 35 200 368 630 Zx150 500 120 50 De tabel is gebaseerd op : Pom : nominaal vermogen van de sprinklerpompmotor Iom : nominale stroom van de sprinklerpompmotor conform DIN 42673 INA : nominale stroom van de mespatronen in de hoofdverdeling II,,E : nominale stroom van de mespatronen in de schakelkast mespatronen fabrikaat Holec, Isodin - INp : P851, type gf - It,,g : P851, type gg en DIN grootte : tot 160 A DIN 00 200 t/m 250 A DIN I 315 Um 400 A DIN II 450 t/m 630 A DIN III I,H : nominale stroom hulpgroepen maac. 10 A SD : doorsnede bedrading van hoofdschakelaar naar mespatroonhouder (1-aderig, PVC isolatie, apart gelegd en omgevingstemperatuur 30 C) SH : doorsnede bedrading van mespatroonhouder naar magneetschakelaars (1-aderig, PVC isolatie, 2 draden naast elkaar en omgevingstemperatuur 30 C) SM : doorsnede bedrading sterpuntrelais (1-aderig, PVC isolatie, apart gelegd en omgevings temperatuur 30 C) OO Nationaal Centrum voor Preventie Memoradum 52 Bijlage C