Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche



Vergelijkbare documenten
Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Aanvullend reglement

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Bijlage 1 behorende bij het pensioenreglement d.d. 1 januari 2017 van de Stichting Pensioenfonds ERIKS

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

ANW- Hiaat Reglement 2015

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

ANW- Hiaat Reglement De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Reglement Anw-hiaatpensioen

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Reglement Anw-hiaatpensioen

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

HAGEMEYER REGELING 2015

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 juli 2015 pagina 1 van 47

REGLEMENT WGA-HIAATREGELING

Stichting Pensioenfonds Xerox

REXEL NEDERLAND REGELING 2014

Aanvulling 3 op het Pensioenreglement 2011

Pensioenreglement 2014

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016

Inhoudsopgave. Rexel Nederland Regeling

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie (Bpf-Mortel)

Pensioenreglement per 1 januari 2015

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015

Reglement ANW-hiaatverzekering. van. Pensioenfonds Deloitte

PENSIOENREGLEMENT Stichting Pensioenfonds BP. Versie 1.0

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 jan 2017 pagina 1 van 47

STICHTING PENSIOENFONDS DUPONT NEDERLAND. Pensioenreglement voor de Eindloonregeling

Bijlage A2 PENSIOENREGLEMENT a.s.r.

HAGEMEYER REGELING 2014

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

PENSIOENREGLEMENT M I D D E L L O O N. Stichting Pensioenfonds GITP. Nijmegen

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS HAGEMEYER REGELING 2018

Pensioenreglement. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel en aanverwante industrie (BPZ)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

Oudedagregelingen. 6a.1 6a.2 6a.3 6a.4 6a.5 6a.6 6a.7 6a.8 6a.9 6a.10 6a.11 6a.12. 6a.13 6a.14. 6a.15. 6a.16 6a.17. 6a.18

PENSIOENREGLEMENT III

Reglement Versleepregeling

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bpf-Bikudak)

Pensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland. Beschrijving

Pensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland. Beschrijving

Stichting Pensioenfonds Wonen

Aanvullend reglement

OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

PENSIOENREGLEMENT C. Pensioenreglement C van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 januari pagina 1 van 50

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS REXEL NEDERLAND REGELING 2018

Pensioenreglement 2015

Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel en aanverwante industrie

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Welke gebeurtenissen beïnvloeden uw pensioen?

Stichting Pensioenfonds voor de Architectenbureaus

Samenvatting DEPF reglementen

Pensioenreglement. Per 7 december 2015

PENSIOENREGLEMENT 2013 zoals geldend vanaf 1 januari van Stichting Pensioenfonds AZL

WGA-hiaatreglement. Inhoudsopgave

Stichting Pensioenfonds Xerox

Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds DSM Nederland

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

VOORBEELDPENSIOENREGLEMENT. Middelloonregeling met vaste werkgeverspremie en met opbouw partnerpensioen. Leeswijzer voorbeeldpensioenreglement

Pensioenreglement 2006A, Stichting Pensioenfonds Interpolis

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van ExxonMobil OFP per 1 januari 2019 pagina 1 van 51

INHOUDSOPGAVE. Bladnummer 2 van 38

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Pensioenreglement 2002

Pensioenreglement. Stichting Pensioenfonds SABIC

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Levensmiddelenbedrijf

PENSIOENREGLEMENT SW STICHTING PENSIOENFONDS WERK EN (RE)INTEGRATIE

TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2006

P E N S I O E N R E G L E M E N T M I D D E L L O O N. Stichting Pensioenfonds GITP. Nijmegen

PREPENSIOENREGLEMENT GOEDERENVERVOER STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET BEROEPSVERVOER OVER DE WEG

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

Stichting Pensioenfonds voor de Tandtechniek

Transcriptie:

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche Pensioenreglement 2015 Dit pensioenreglement is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche

Inhoud Inhoud 1 Definities 5 1 Deelneming in de pensioenregeling 8 Artikel 1 Aanvang deelnemerschap 8 Artikel 2 Einde deelnemerschap 8 Artikel 3 Inkomende waardeoverdracht 8 Artikel 4 Gemoedsbezwaarde 8 Artikel 5 Bijzondere voorzieningen voor werknemers jonger dan 21 jaar 9 2 Uitgangspunten van de pensioenregeling 10 Artikel 6 Karakter van de pensioenregeling 10 Artikel 7 Omschrijving van de pensioenaanspraken 10 Artikel 8 Pensioengevend loon 10 Artikel 9 Franchise 11 Artikel 10 Pensioengrondslag 11 Artikel 11 Vaststellen pensioengrondslag 11 Artikel 12 Deelnemingsjaren 11 Artikel 13 Voorwaardelijke toeslagverlening 11 Artikel 14 Aanvragen en toekenning van pensioen 12 Artikel 15 Uitbetaling van pensioen en het vervallen van het recht op pensioen 12 3 Pensionering 13 Artikel 16 Ouderdomspensioen 13 Artikel 17 Flexibiliseringsmogelijkheden 13 Artikel 18 Ingangs- en einddatum ouderdomspensioen 13 Artikel 19 Gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen 14 Artikel 20 Uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen 14 Artikel 21 Uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen 15 Artikel 22 Variëren van de hoogte van het ouderdomspensioen hoog/laag 15 4 Verlof 16 Artikel 23 Onbetaald verlof en pensioen 16 Artikel 24 Levensloop en pensioen 16 5 Deeltijd en demotie 17 Artikel 25 Deeltijddienstverband 17 Artikel 26 Pensioenopbouw na aanvaarding deeltijdfunctie 17 6 Overlijden 18 Artikel 28 Levenslang partnerpensioen 18 Artikel 29 Tijdelijk partnerpensioen 18 Artikel 30 Overgangsbepaling 19 Artikel 31 Wezenpensioen 19 Artikel 32 Beperkte of geen aanspraak op partner- en/of wezenpensioen 19 Pensioenreglement 2015 pagina 2 60

7 Uit dienst treden 20 Artikel 33 Aanspraken bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioeningangsdatum 20 Artikel 34 Plicht tot waardeoverdracht 20 Artikel 35 Bevoegdheid tot waardeoverdracht 20 Artikel 36 Verval van aanspraken na waardeoverdracht 21 Artikel 37 Bevoegdheid tot collectieve waardeoverdracht 21 Artikel 38 Afkoop, algemene bepalingen 21 Artikel 39 Afkoop klein ouderdomspensioen na einde deelneming anders dan door overlijden 22 Artikel 0 Afkoop klein partnerpensioen bij ingang 22 Artikel 41 Afkoop klein wezenpensioen bij ingang 22 Artikel 42 Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding 22 Artikel 43 Voortzetting van de deelneming 23 8 Arbeidsongeschiktheid 25 Artikel 44 Vrijstelling van bijdragebetaling bij arbeidsongeschiktheid op basis van de WAO 25 Artikel 45 Vrijstelling van bijdragebetaling bij arbeidsongeschiktheid op basis van de WIA 26 9 Scheiding 28 Artikel 46 Pensioenverevening 28 Artikel 47 Bijzonder partnerpensioen 29 10 Verlagen / aanpassen van pensioen 31 Artikel 48 Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten 31 11 Kosten en financiering 32 Artikel 49 Premie 32 Artikel 0 Niet aan het fonds afgedragen premie 32 12 Informatie vanuit het fonds 33 Artikel 51 Informatieverstrekking algemeen 33 Artikel 52 Informatie aan de deelnemers bij aanvang van de deelneming (startbrief) 33 Artikel 53 Jaarlijkse informatie aan de deelnemers (uniform pensioenoverzicht) 34 Artikel 54 Informatie aan de deelnemers bij beëindiging van de deelneming 34 Artikel 55 Periodieke informatie aan gewezen deelnemers 34 Artikel 56 Informatie op verzoek van de (gewezen) deelnemers, de gewezen partner en de pensioengerechtigde 34 Artikel 57 Informatieverstrekking aan gewezen partner bij scheiding 35 Artikel 58 Periodieke informatie aan gewezen partner 35 Artikel 59 Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden bij pensioeningang 35 Artikel 60 Periodieke informatie aan pensioengerechtigden 35 Artikel 61 Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat 35 13 Aan te leveren informatie 36 Artikel 62 Verplichtingen van de belanghebbenden en de aangesloten werkgever 36 14 Overige bepalingen 37 Artikel 63 Wettelijke bepalingen 37 Artikel 64 Bijzondere regelingen 37 Artikel 65 Bijzondere bepalingen 38 Artikel 66 Aanmelding 39 Pensioenreglement 2015 pagina 3 60

15 Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 40 Artikel 67 Verlening vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 40 Artikel 68 Spaarbijdragen 40 Artikel 69 Storting op spaarrekening 41 Artikel 0 Uitkeringen 41 Artikel 71 Overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer 41 Artikel 72 Intrekking vrijstelling 41 16 Aanspraken terzake van deelneming vóór 1 januari 2015 43 Artikel 73 Vervallen pensioenreglement 43 Artikel 74 Ingegane pensioenen 43 Artikel 75 Opgebouwde pensioenaanspraken en voorwaardelijke pensioenaanspraken 43 17 Inwerkingtreding 44 Artikel 76 Inwerkingtreding 44 Bijlage 1 Overgangsregeling voor deelnemers die op 31 december 2004 jonger dan 55 jaar zijn 45 Bijlage 2 Overzicht van de geldende grensbedragen en bijdragepercentages 47 Bijlage 3 Flexibiliseringsfactoren 48 Bijlage 5 Sekseneutrale afkoopfactoren 58 Pensioenreglement 2015 pagina 4 60

Definities a. Aangesloten werkgever: - de werkgever die krachtens artikel 3 van de Wet tot deelneming in het fonds verplicht is; - de werkgever die door het bestuur op een desbetreffend verzoek als zodanig is toegelaten; b. Aanspraakgerechtigde: Persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen; c. Anw: de Algemene nabestaandenwet; d. AOW-leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de Algemene Ouderdomswet e. Arbeidsongeschiktheid: - arbeidsongeschikt in de zin van de WAO. De vaststelling al dan niet met terugwerkende kracht van de mate van arbeidsongeschiktheid door het uitvoeringsorgaan van die wet is beslissend voor de toepassing van dit reglement, - arbeidsongeschikt in de zin van de WIA. De vaststelling al dan niet met terugwerkende kracht van de mate van arbeidsongeschiktheid door het uitvoeringsorgaan van die wet is beslissend voor de toepassing van dit reglement; f. Bestuur: het bestuur van het fonds; g. CAO: Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Banden- en Wielenbranche; h. Deelnemer: de werknemer die deelneemt aan de pensioenregeling van het fonds. De voorwaarden voor het deelnemerschap staan omschreven in artikelen 1 en 2; i. Fonds: de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche; j. Gepensioneerde deelnemer: degene die van het fonds een ouderdomspensioen krachtens dit pensioenreglement ontvangt; k. Gewezen deelnemer: degene die zijn of haar deelneming anders dan door overlijden of pensionering heeft beëindigd en die op grond van de bepalingen in dit pensioenreglement pensioenaanspraken jegens het fonds heeft behouden; l. Gewezen partner indien de (gewezen of gepensioneerde) deelnemer gehuwd is geweest of een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd, dan wel een geregistreerd partnerschap heeft beëindigd anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk; m. Kinderen: de kinderen die in een familierechtelijke betrekking staan tot de (gewezen of gepensioneerde) deelnemer en van de partner, alsmede de pleegkinderen en aangehuwde kinderen van de (gewezen of gepensioneerde) deelnemer, welke door betrokkene worden opgevoed en geheel of nagenoeg geheel worden onderhouden; n. Lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte; o. Maximum-uitkeringstermijn: Pensioenreglement 2015 pagina 5 60

de termijn van 104 weken, bedoeld in artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek, respectievelijk in artikel 29, vijfde lid van de Ziektewet, berekend en eventueel verlengd met inachtneming van het bepaalde in deze artikelen. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) kan op aanvraag van de verzekerde een kortere uitkeringstermijn vaststellen indien de verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt (op basis van artikel 23, zesde lid van de WIA) is. Een verkorte uitkeringstermijn bedraagt ten minste 26 weken en ten hoogste 78 weken; p. Minimumloon: het tot een jaarbedrag herleide bruto wettelijke minimumloon per maand, geldende voor werknemers van 23 jaar en ouder, inclusief vakantietoeslag; q. Werkgever: de onderneming als bedoeld in de statuten van het fonds; r. Partner: a. de vrouw of man met wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer is gehuwd; of, b. de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (gewezen of gepensioneerde) deelnemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan zoals bedoeld in artikel 80a, titel 5a, boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (staatsblad 1997; 324);of c. de ongehuwde persoon, die geen verwante in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen of gepensioneerde) deelnemer is, en die blijkens een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst onafgebroken doch ten minste een half jaar een gezamenlijke huishouding met de ongehuwde (gewezen of gepensioneerde) deelnemer voert en op hetzelfde adres en in het bevolkingsregister staat ingeschreven. Een partner dient in het notarieel verleden samenlevingscontract door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde onder herroeping van eerdere begunstiging van partnerpensioen aangewezen te zijn als begunstigde van het partnerpensioen. Als aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding geldt de datum die als zodanig in de notariële akte is vermeld. Voor de toepassing van het bepaalde in dit pensioenreglement kan slechts sprake zijn van enkelvoudig partnerschap. s. Pensioengerechtigde: de arbeidsongeschikte deelnemer, gepensioneerde deelnemer, partner of wees die van het fonds een uitkering van arbeidsongeschiktheids-, ouderdoms-, (tijdelijk) partner- of wezenpensioen ontvangt; t. Pensioeningangsdatum: de datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat. Als de gepensioneerde deelnemer niet kiest voor vervroeging of uitstel van het pensioen, is de pensioeningangsdatum gelijk aan de pensioenrichtdatum. Als de gepensioneerde deelnemer heeft gekozen voor vervroeging of uitstel van de ingang van het pensioen, is de pensioeningangsdatum de eerste dag van de maand waarin het vervroegde of uitgestelde pensioen ingaat; u. Pensioenrichtdatum: de eerste dag van de maand waarin de 67-ste verjaardag van de deelnemer of gewezen deelnemer valt; v. PW: de Pensioenwet; w. Toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet; x Uitkeringsovereenkomst: Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Voor de jaarverslaglegging van de werkgeveren wordt de pensioenregeling geclassificeerd als een Defined Contributionregeling, omdat de werkgever is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds en geen verplichting heeft tot het betalen van aanvullende bijdragen, doch slechts een verplichting tot het betalen van de doorsneepremie; y. Vervallen pensioenreglement: Het pensioenreglement dat tot 1 januari 2015 heeft gegolden. z. WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; aa. bb. WAO-loongrens: het tot een jaarbedrag herleide per 1 januari van enig jaar geldende maximum dagloon, dat geldt voor de vaststelling van de uitkeringen krachtens de WAO; Werknemer: Pensioenreglement 2015 pagina 6 60

degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in loondienst is van een aangesloten werkgever in de Banden- en Wielenbranche, met uitzondering van een directeur die tevens houder is van aandelen, welke ten minste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen; cc. dd. ee. Wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; WIA: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; ZW: de Ziektewet. Pensioenreglement 2015 pagina 7 60

1 Deelneming in de pensioenregeling Artikel 1 Aanvang deelnemerschap 1. Iedere werknemer die in loondienst van een aangesloten werkgever is, zal op de eerste dag van de maand waarin hij de 21- jarige leeftijd bereikt, of op de latere datum van indiensttreding, als deelnemer in de pensioenregeling worden opgenomen. 2. Tenzij uit de tekst anders blijkt, wordt in dit pensioenreglement onder deelneming, respectievelijk deelneming in het fonds, verstaan de deelneming die is aangevangen op of na 1 januari 2015. Voor de deelnemers die op 31 december 2014 uit hoofde van het tot die datum geldende pensioenreglement deelnamen in het fonds vangt de deelneming aan op 1 januari 2015. Artikel 2 Einde deelnemerschap 1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 43 (voortzetting van de geëindigde verplichte deelneming), 44 en 45 (voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid) eindigt het deelnemerschap: a. door het bereiken van de pensioeningangsdatum; b. door het overlijden van de deelnemer; c. door het verlies van de hoedanigheid van werknemer; d. door het eindigen van de verplichting tot deelneming; e. in geval van vrijwillige aansluiting, tevens door rechtsgeldige opzegging van de aan de aansluiting ten grondslag liggende overeenkomst door de aangesloten werkgever waarbij de deelnemer in dienst is, tenzij de deelnemer arbeidsongeschikt is; 2. Indien een deelnemer binnen 3 weken na beëindiging van het dienstverband met een aangesloten werkgever opnieuw of bij een andere aangesloten werkgever in dienst treedt en de aanspraken, op basis van de Overgangsregeling voor deelnemers die op 31 december 2004 jonger dan 55 jaar zijn, door de onderbreking in gevaar komen, kan er een beroep worden gedaan op bijzondere hardheid. Het bestuur kan besluiten om de aanspraken als gevolg van deze Overgangsregeling alsnog toe te kennen. Artikel 3 Inkomende waardeoverdracht Indien er waarden naar het fonds worden overgedragen, zullen deze worden aangewend ter verwerving van aanspraken op ouderdoms-, partner-, en wezenpensioen als bedoeld in dit pensioenreglement. De aanspraken worden berekend overeenkomstig de regels die daartoe bij of krachtens de Pensioenwet zijn gesteld. Artikel 4 Gemoedsbezwaarde De vrijstelling wegens gemoedsbezwaren is geregeld in hoofdstuk 15 van dit reglement. Pensioenreglement 2015 pagina 8 60

Artikel 5 Bijzondere voorzieningen voor werknemers jonger dan 21 jaar 1. Indien een werknemer, in dienst van een aangesloten werkgever waaraan geen vrijstelling als bedoeld in Hoofdstuk 15 is verleend, of die een zodanig verzoek heeft ingediend, overlijdt vóór het bereiken van de 21-jarige leeftijd, heeft zijn of haar partner recht op een jaarlijks levenslang en tijdelijk partnerpensioen als bedoeld in Hoofdstuk 6 dat berekend wordt alsof de werknemer wel de 21-jarige leeftijd bereikt heeft op de datum van overlijden. Tevens bestaat recht op wezenpensioen alsof de overleden werknemer wel de 21-jarige leeftijd bereikt zou hebben op het moment van overlijden. 2. Het bepaalde in de artikelen 28, 29 en 31 is van overeenkomstige toepassing. Pensioenreglement 2015 pagina 9 60

2 Uitgangspunten van de pensioenregeling Artikel 6 Karakter van de pensioenregeling Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Voor de jaarverslaglegging van de werkgever en wordt de pensioenregeling geclassificeerd als een Defined Contribution-regeling, omdat de werkgever is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds en geen verplichting heeft tot het betalen van aanvullende bijdragen, doch slechts een verplichting tot het betalen van de doorsneepremie. Artikel 7 Omschrijving van de pensioenaanspraken 1. Aan de deelnemers worden pensioenaanspraken toegekend onder de in dit reglement omschreven voorwaarden en voor zover de premie is betaald. Deze pensioenaanspraken omvatten: - ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer; - levenslang partnerpensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde deelnemer; - tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van de partner van de (gepensioneerde) deelnemer; - wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde deelnemer. 2. De gepensioneerde deelnemer verkrijgt de aanspraken op levenslang en tijdelijk partnerpensioen uitsluitend ten behoeve van de partner met wie betrokkene vóór de pensioeningangsdatum huwt, respectievelijk een geregistreerd partnerschap aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren en voldoet aan de definitie van partner zoals gedefinieerd in sub r bij definities. 3. De gepensioneerde deelnemer verkrijgt de aanspraak op wezenpensioen uitsluitend ten behoeve van de kinderen die vóór het bereiken van de pensioeningangsdatum tot diens gezin (zijn gaan) behoren. Artikel 8 Pensioengevend loon 1. Onder pensioengevend loon wordt verstaan: - 12 maal het bedrag dat tussen de aangesloten werkgever en de deelnemer als salaris per maand is overeengekomen, vermeerderd met de vakantietoeslag; dan wel - 13 maal het bedrag dat tussen de aangesloten werkgever en de deelnemer als salaris per vier weken is overeengekomen, vermeerderd met de vakantietoeslag; dan wel - 52 maal het bedrag dat tussen de aangesloten werkgever en de deelnemer als salaris per week is overeengekomen, vermeerderd met de vakantietoeslag. Voor een deelnemer, die in deeltijd werkzaam is in dienst van een aangesloten werkgever, wordt voor de vaststelling van het pensioengevende loon het overeengekomen salaris herleid naar een fictief voltijdsalaris door het overeengekomen salaris te delen door de bijbehorende deeltijdfactor als bedoeld in artikel 26. 2. Bij de berekening van de pensioengrondslag wordt als pensioengevend loon per 1 januari 2015 ten hoogste een bedrag van 100.000 in aanmerking genomen. De grootte van het maximale pensioengevende loon kan per 1 januari ven enig jaar door het bestuur worden aangepast en bedraagt maximaal het bedrag genoemd in artikel 18ga Wet op de loonbelasting 1964. Het maximale pensioengevend loon wordt in bijlage 2 van dit reglement vermeld. Pensioenreglement 2015 pagina 10 60

Artikel 9 Franchise De franchise is per 1 januari 2015 gelijk aan 11.750 -. De franchise wordt elk jaar per 1 januari, voor zover het bestuur niet anders beslist, aangepast aan de algemene loonstijgingen die op of na twee januari van het voorafgaande jaar tot en met 1 januari van het daarop volgende jaar op grond van de CAO hebben plaatsgevonden en afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van 50,-. De grootte van de franchise wordt in Bijlage 2 van dit reglement vermeld. Artikel 10 Pensioengrondslag De pensioengrondslag is gelijk aan het verschil tussen het pensioengevende loon van de deelnemer en de franchise. De vaststelling van de pensioengrondslag vindt plaats bij toetreding tot de pensioenregeling, bij wisseling van werkgever binnen de bedrijfstak en jaarlijks per 1 januari. Daarbij wordt steeds de per 1 januari van het desbetreffende jaar vastgestelde franchise in aanmerking genomen. Artikel 11 Vaststellen pensioengrondslag De pensioengrondslag van de deelnemer wordt vastgesteld of opnieuw vastgesteld: a. bij de aanvang van elk kalenderjaar; b. indien de deelneming in de loop van een kalenderjaar aanvangt of opnieuw aanvangt: bij de aanvang respectievelijk de hernieuwde aanvang van de deelneming; c. indien de deelnemer in de loop van een kalenderjaar aansluitend van dienstbetrekking verandert: bij de aanvang van de nieuwe dienstbetrekking; d. indien in de loop van een kalenderjaar een loonsverlaging plaatsvindt, anders dan door het aanvaarden van een deeltijdfunctie van minimaal 50% van een voltijdfunctie dan wel het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie (demotie) in een periode van ten hoogste tien jaar voorafgaande aan de in het in de pensioenregeling vastgestelde pensioendatum: bij aanvang van de loonsverlaging. Artikel 12 Deelnemingsjaren Het aantal jaren tussen het begin en het einde van de deelneming als bedoeld in artikel 1 en 2 zijn de deelnemingsjaren. De bepaling van het aantal deelnemingsjaren gebeurt in dagen nauwkeurig, waarbij een jaar op basis van werkelijke kalenderdagen, zijnde 365/366 dagen, wordt gesteld. Artikel 13 Voorwaardelijke toeslagverlening 1. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten is voorwaardelijk. 2. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal het in het derde lid onder a en b genoemde maatstaf. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken en pensioenrechten worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. 3. Het fonds is bevoegd bij het vaststellen van het toeslagbeleid onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voorzover dat onderscheid wettelijk is toegestaan. a. Het uitgangspunt voor de verhoging van de reeds opgebouwde aanspraken van de deelnemers op ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en wezenpensioen is 100% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex in het jaar voorafgaande aan de maand oktober gelegen vóór de desbetreffende eerste januari. Hierbij wordt het consumentenprijsindexcijfer (CPI) voor alle huishoudens afgeleid (2006 = 100), zoals deze voor de eerste maal wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), in aanmerking genomen. b. Het uitgangspunt voor de verhoging van de premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers, alsmede de ingegane pensioenen waarop de pensioengerechtigden recht dan wel aanspraak hebben is 100% van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex in het jaar voorafgaande aan de maand oktober gelegen vóór de desbetreffende eerste Pensioenreglement 2015 pagina 11 60

januari. Hierbij wordt het consumentenprijsindexcijfer (CPI) voor alle huishoudens afgeleid (2006 = 100), zoals deze voor de eerste maal wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), in aanmerking genomen. 4. Het volgende toeslagbeleid wordt als leidraad gehanteerd: a. geen toeslag wordt verleend als de beleidsdekkingsgraad van het fonds minder is dan 110%. b. Als de beleidsdekkingsgraad zich bevindt tussen 110% en 135% (de bovengrens), wordt een gedeeltelijke toeslag verleend. Deze toeslag wordt lineair vastgesteld. c. Als de beleidsdekkingsgraad zich bevindt boven de bovengrens wordt een volledige toeslag toegekend en zal het bestuur beoordelen of het mogelijk is om een inhaaltoeslag toe te kennen op de door het bestuur vastgestelde wijze. Bij het besluit voor toeslagverlening is de beleidsdekkingsgraad in principe leidend, maar kan het bestuur binnen de wettelijke kaders andere elementen in oogschouw nemen in zijn toeslagbeleid, waaronder, maar niet daartoe beperkt, de beweging en/of hoogte van de actuele dekkingsgraad. 5. Inhaaltoeslag kan worden verleend wanneer de beleidsbeleidsdekkingsgraad meer is dan 135%. De verhoging van de voorziening als gevolg van de te verlenen inhaaltoeslag mag maximaal een vijfde zijn van het vermogen van de in de vorige zin genoemde grens. Bij het verlenen van inhaaltoeslag vindt er geen onderscheid plaats tussen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De inhaaltoeslag wordt op individueel niveau gemaximeerd op de over het verleden gecumuleerde gemiste toeslag. In geval van toekenning van een inhaaltoeslag aan een pensioengerechtigde heeft deze alleen betrekking op de toekomstige uitkering. Er vindt geen aanpassing in de uitkering met terugwerkende kracht plaats. 6. Toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten met inbegrip van eerder verleende toeslagen. 7. Nadat een toeslag is verleend maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht. Artikel 14 Aanvragen en toekenning van pensioen 1. Toekenning van pensioen met een andere datum dan de pensioenrichtdatum geschiedt door het bestuur op schriftelijke aanvraag door of vanwege de belanghebbende, te richten tot de administrateur onder bijvoeging van de voor de regeling van het pensioen benodigde stukken. 2. Het bestuur is bevoegd een pensioen vanaf de pensioenrichtdatum uit eigen beweging toe te kennen. Artikel 15 Uitbetaling van pensioen en het vervallen van het recht op pensioen 1. Het jaarlijkse pensioen wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen, voor het eerst aan het einde van de kalendermaand, waarin het is ingegaan. 2. Elke maandelijkse termijn bedraagt een twaalfde van het jaarlijkse pensioen. 3. In afwijking van het voorgaande kan het bestuur bepalen, dat een pensioen in driemaandelijkse termijnen wordt uitgekeerd, indien de maandelijkse termijnen van het pensioen minder zijn dan een door het bestuur bepaald bedrag. 4. Op 1 januari 2007 nog niet verjaarde pensioentermijnen kunnen niet verjaren bij leven van de pensioengerechtigde. Een pensioentermijn waarover niet is beschikt, vervalt aan het fonds na overlijden van de pensioengerechtigde. Pensioenreglement 2015 pagina 12 60

3 Pensionering Artikel 16 Ouderdomspensioen 1. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor ieder kalenderjaar van volledige deelname aan deze regeling 1,67% van de voor dat jaar conform artikel 10 voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag. Bij begin of beëindiging van de deelneming in de loop van een kalenderjaar wordt een tijdsevenredig deel van het ouderdom over dat kalenderjaar toegekend. 2. Indien de deelnemer in deeltijd werkzaam is, dan wordt het volgens lid 1 voor een deelnemingsjaar berekende bedrag aan op te bouwen jaarlijks ouderdomspensioen vermenigvuldigd met de over dat jaar vastgestelde gemiddelde deeltijdfactor als bedoeld in artikel 26. 3. De aanspraak op ouderdomspensioen dient voor de deelnemer in elk geval steeds aan het einde van het kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig te zijn gefinancierd. Artikel 17 Flexibiliseringsmogelijkheden De (gewezen) deelnemer mag binnen bepaalde grenzen veranderingen aanbrengen in zijn pensioenaanspraken. Hiermee kan hij zijn pensioenaanspraken beter afstemmen op zijn persoonlijke situatie. De volgende mogelijkheden zijn toegestaan mits wordt voldaan aan de reglementaire voorwaarden: vervroegen (artikel 18 lid 3) / uitstellen van de pensioeningangsdatum (artikel 18 lid 5); gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen (artikel 19); het opgebouwde partnerpensioen (gedeeltelijk) omzetten in ouderdomspensioen (artikel 20); het ouderdomspensioen (gedeeltelijk) omzetten in extra partnerpensioen tot maximaal 70% van het na omzetting resulterende ouderdomspensioen (artikel 21); variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen (artikel 22 ) Ook combinaties van deze flexibiliseringsmogelijkheden zijn toegestaan. De hiervoor aangegeven volgorde wordt aangehouden ingeval van flexibilisering door de (gewezen) deelnemer. De uitruilfactoren genoemd in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. De collectieve actuariële waarde van het te verkrijgen extra en/of eerder of later ingaand pensioen is tenminste gelijkwaardig aan de collectieve actuariële waarde van de te flexibiliseren pensioenaanspraak. De op het moment van ingaan van het pensioen danwel indien uitruil eerder plaatsvindt, de op het moment van uitruil, geldende uitruilfactor is van toepassing. De tabellen waarin uitruilfactoren zijn vermeld is als bijlage bij dit reglement gevoegd en maakt daarvan onderdeel uit. Artikel 18 Ingangs- en einddatum ouderdomspensioen 1. Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer gaat in op de pensioenrichtdatum en eindigt op de laatste dag van de maand, waarin de pensioengerechtigde overlijdt. 2. Het ouderdomspensioen kan niet ingaan vóór de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 60 jaar wordt bereikt en niet nà de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 70 jaar wordt bereikt. 3. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer gaat het ouderdomspensioen in vóór de pensioenrichtdatum. In deze gevallen wordt het ouderdomspensioen verlaagd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel. De tabel met vervroegingsfactoren is opgenomen in tabel 3 van bijlage 3 bij dit reglement. Het verzoek tot vervroeging van het ouderdomspensioen moet zes maanden vóór de gewenste ingangsdatum worden ingediend bij het fonds. Vervroeging van het ouderdomspensioen heeft geen invloed op de hoogte van het opgebouwde partnerpensioen en wezenpensioen. Pensioenreglement 2015 pagina 13 60

In afwijking van de voorgaande bepaling geldt voor de arbeidsongeschikte die de deelneming premievrij voortzet overeenkomstig artikel 44 of 45 dat het ouderdomspensioen voor het arbeidsongeschikte deel niet kan ingaan voor de eerste dag van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt. 4. Voor zover betrokkene bij vervroeging van het ouderdomspensioen doorwerkt, vindt voortzetting van de pensioenopbouw plaats tot uiterlijk de pensioenrichtdatum 5. Op verzoek van de deelnemer gaat het ouderdomspensioen in nà de pensioenrichtdatum. In deze gevallen wordt het ouderdomspensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel. De tabel met verhogingsfactoren is opgenomen in tabel 4 van Bijlage 3 bij dit reglement. Het verzoek tot uitstel van het ouderdomspensioen moet zes maanden vóór de pensioenrichtdatum worden ingediend bij het fonds en wordt slechts gehonoreerd indien het dienstverband voor het fonds aantoonbaar wordt voortgezet. Zodra het dienstverband met de werkgever eindigt, gaat het ouderdomspensioen in op de eerste dag van de maand na beëindiging van de dienstbetrekking. Bij uitstel blijft het pensioenreglement van toepassing op de deelnemer met dien verstande dat geen pensioenopbouw meer plaatsvindt tenzij werkgever en werknemer hierover afzonderlijke afspraken maken, met inachtneming van het bepaalde in artikel 50, en het pensioenfonds uitdrukkelijk hiermee instemt. Uitstel van ouderdomspensioen heeft geen invloed op de hoogte van het opgebouwde partnerpensioen en wezenpensioen. 6. Indien de deelnemer er voor heeft gekozen het ouderdomspensioen vervroegd te laten ingaan en het bedrag van het verlaagde ouderdomspensioen onder de grens voor afkoop wegens geringheid zou uitkomen, dan kan het pensioen niet ingaan. In dat geval zal een vervroegde ingangsdatum zodanig moeten worden gekozen, dat het pensioen boven de afkoopgrens, genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet, blijft uitkomen. 7. Het totale ouderdomspensioen mag het fiscale maximum (100% van het laatstgenoten pensioengevend loon zoals gedefinieerd in artikel 8 ) niet overschrijden. Bij het bereiken van dit maximum gaat het pensioen in. Artikel 19 Gedeeltelijke ingang van het ouderdomspensioen 1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer gaat het ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum gedeeltelijk in. Dit gedeeltelijk ingaan wordt deelpensioen genoemd. Een verzoek tot deelpensioen dient uiterlijk zes maanden voor de ingangsdatum van het deelpensioen bij het fonds te worden ingediend. Wanneer het pensioen gedeeltelijk is ingegaan, kan éénmaal per jaar voor een hoger percentage worden gekozen. Verlaging van deelpensionering is niet mogelijk. 2. Indien deelpensioen ingaat voor de pensioenrichtdatum zijn de leden 2, 3 en 4 van artikel 18 inzake vervroeging van pensioen van toepassing voor het gedeelte van het ouderdomspensioen dat op het betreffende moment ingaat. 3. Indien deelpensioen ingaat na de pensioenrichtdatum zijn de leden 5, 6 en 7 van artikel 18 inzake uitstel van pensioen van toepassing. 4. Indien een (gewezen) deelnemer kiest voor variatie van de hoogte van het pensioen als bedoeld in artikel 22 dan is artikel 22 telkens van toepassing voor het gedeelte van het ouderdomspensioen dat op het betreffende moment ingaat. Artikel 20 Uitruil van partnerpensioen voor ouderdomspensioen 1. De (gewezen) deelnemer kan bij het bereiken van de pensioeningangsdatum zijn aanspraak op partnerpensioen geheel of gedeeltelijk uitruilen voor een hogere aanspraak op ouderdomspensioen. De keuze hiervoor kan eenmalig worden gemaakt, waarbij tegelijkertijd de partner van de (gewezen) deelnemer schriftelijk dient te verklaren in te stemmen met de keuze. Op een eenmaal gemaakte keuze kan niet worden teruggekomen. 2. Indien gekozen wordt voor de uitruil van de aanspraak op partnerpensioen, dan wordt de aanspraak op ouderdomspensioen verhoogd aan de hand van door het bestuur, gehoord de actuaris vastgestelde factoren. De factoren zijn in tabel 1 van bijlage 3 van dit reglement opgenomen en met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen vastgesteld. Pensioenreglement 2015 pagina 14 60

3. Indien artikel 47 van toepassing is, dan wordt de van toepassing zijnde factor toegepast op de aanspraak op jaarlijks partnerpensioen als bedoeld in artikel 28 verminderd met de aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 47. 4. Aanspraken op partnerpensioen die zijn opgebouwd in de periode tot 1 januari 2001 blijven bij de uitruil buiten beschouwing. 5. De keuze voor uitruil van de aanspraak op partnerpensioen heeft geen invloed op de hoogte van het verzekerde wezenpensioen en op de eventueel vóór de pensioeningangsdatum reeds verkregen aanspraken op bijzonder partnerpensioen. Artikel 21 Uitruil ouderdomspensioen voor extra partnerpensioen 1. De (gewezen) deelnemer heeft het recht een deel van zijn opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen op de pensioeningangsdatum of bij beëindiging van de deelneming uit te ruilen voor extra aanspraken op partnerpensioen. In dat geval wordt de aanspraak op partnerpensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel 1a van bijlage 3. 2. Het ouderdomspensioen dat na de scheiding op grond van artikel 46 door het fonds aan de gewezen partner moet worden uitgekeerd, kan niet worden uitgeruild in partnerpensioen. 3. Na uitruil als bedoeld in lid 1 kan het partnerpensioen (inclusief het bijzonder partnerpensioen uit hoofde van artikel 47 ) niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. 4 De deelnemer die vóór de pensioeningangsdatum (een deel van) zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor extra aanspraken op partnerpensioen heeft het recht om op de pensioenrichtdatum de extra aanspraken op partnerpensioen als hiervoor bedoeld weer uit te ruilen voor ouderdomspensioen. 5. Uitruil van het ouderdomspensioen mag niet leiden tot een ouderdomspensioen dat ligt onder de afkoopgrens. Artikel 22 Variëren van de hoogte van het ouderdomspensioen hoog/laag 1. De (gewezen) deelnemer kan ervoor kiezen om het ouderdomspensioen eerste hoger en later lager te laten zijn dan het reguliere ouderdomspensioen: a) Waarbij de hoge uitkering voor een vaste periode van vijf of tien jaar wordt uitgekeerd; of b) Waarbij de hoge uitkering tot de eerste dag van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt, wordt uitgekeerd (uitruil ouderdomspensioen voor tijdelijk pensioen); of c) Een combinatie van bovenstaande varianten. 2. De in dit artikel bedoelde keuze moet zes maanden vóór de pensioeningangsdatum aan het fonds bekend zijn gemaakt. Op een eenmaal gemaakte keuze kan niet worden teruggekomen. 3. De lagere pensioenuitkering mag niet lager zijn dan 75% van de hogere pensioenuitkering, waarbij tot de eerste dag van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt een bedrag van maximaal tweemaal de enkelvoudige gehuwden AOW inclusief vakantietoeslag buiten beschouwing mag worden gelaten. 4. Hoogte en duur van de hogere dan wel de lager uitkering worden bepaald aan de hand van de door het bestuur gehoorde de actuaris vastgestelde uitruilfactoren. Bij het vaststellen van de factoren worden de algemeen aanvaarde actuariële grondslagen in acht genomen. De uitruilfactoren zijn opgenomen in bijlage 3, tabel 2 van dit reglement. 5. De keuze heeft geen invloed op de hoogte van het aanspraak op partner- en/of wezenpensioen. Pensioenreglement 2015 pagina 15 60

4 Verlof Artikel 23 Onbetaald verlof en pensioen 1. Indien een deelnemer gedurende de volledige met zijn werkgever overeengekomen wekelijkse arbeidsduur gebruik maakt van onbetaald verlof en met instandhouding van de arbeidsovereenkomst, wordt de deelneming in het fonds voortgezet met dien verstande dat tijdens de periode van onbetaald verlof geen aanspraken op ouderdomspensioen wordt opgebouwd. 2. Indien een deelnemer gedurende een gedeelte van de met zijn werkgever overeengekomen arbeidsduur gebruik maakt van onbetaald verlof, wordt de deelneming in het fonds voortgezet met dien verstande dat er alleen opbouw van de in het eerste lid genoemde aanspraken plaatsvindt over het gedeelte van de arbeidsduur waarover arbeid wordt verricht. 3. De deelnemer die in afwijking van het vorige lid gedurende de periode van gebruikmaking van onbetaald verlof aanspraak op ouderdomspensioen wenst op te bouwen, dient binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar waarin gebruik is gemaakt van onbetaald verlof een verzoek te doen bij het fonds. Indien het fonds een zodanig verzoek inwilligt, is de deelnemer de volledige premie zoals vastgesteld conform artikel 49, lid 2 aan het fonds verschuldigd. Het fonds bepaalt op welke wijze, in welke termijnen en op welke tijdstippen de ingevolge dit lid verschuldigde premie aan het fonds moet worden voldaan. 4. Gedurende de periode dat een deelnemer volledig of gedeeltelijk gebruik maakt van onbetaald verlof als bedoeld onder het eerste en tweede lid van dit artikel, is met in achtneming van artikel 10a, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965, het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van achttien maanden niet van invloed op de dekking uit hoofde van het nabestaandenpensioen. Artikel 24 Levensloop en pensioen 1. Indien een deelnemer gebruik maakt van de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt de deelneming in het fonds voortgezet met dien verstande dat tijdens de periode van onbetaald verlof geen aanspraken op ouderdomspensioen wordt opgebouwd. 2. De deelnemer die in afwijking van het vorige lid gedurende de periode van gebruikmaking van de levensloopregeling aanspraak op ouderdomspensioen wenst op te bouwen, dient binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar waarin gebruik is gemaakt van de levensloopregeling een verzoek te doen bij het fonds. Indien het fonds een zodanig verzoek inwilligt, is de deelnemer de volledige premie zoals vastgesteld conform artikel 49, lid 2 aan het fonds verschuldigd. Het fonds bepaalt op welke wijze, in welke termijnen en op welke tijdstippen de ingevolge dit lid verschuldigde premie aan het fonds moet worden voldaan. Pensioenreglement 2015 pagina 16 60

5 Deeltijd en demotie Artikel 25 Deeltijddienstverband 1. Indien tussen de deelnemer en de aangesloten werkgever een arbeidsduur is overeengekomen die minder bedraagt dan de voor de betreffende functie geldende volledige arbeidsduur, dan wordt voor ieder jaar van deelneming een deeltijdfactor vastgesteld. Deze factor is gelijk aan het aantal overeengekomen arbeidsuren gedeeld door het voor de betreffende functie geldende volledige aantal arbeidsuren per week. Overuren beïnvloeden de deeltijdfactor niet. Meeruren worden daarentegen bij de vaststelling van de deeltijdfactor in aanmerking genomen. 2. Ingeval de deelnemer in de loop van het jaar van arbeidsduur wijzigt, dan wordt voor dat jaar een gewogen gemiddelde deeltijdfactor vastgesteld, waarbij de weging plaatsvindt aan de hand van de verschillende periodes waarin het aantal arbeidsuren ongewijzigd is gebleven. Voor nog te vervullen deelnemingsjaren wordt de laatstgeldende (gemiddelde) deeltijdfactor geacht tot de pensioeningangsdatum gelijk te blijven. 3. De deeltijdfactor wordt voor de eerste maal vastgesteld als het in het eerste lid bepaalde voor het eerst van toepassing is. Hij wordt opnieuw vastgesteld bij iedere wijziging van de overeengekomen arbeidsduur. Artikel 26 Pensioenopbouw na aanvaarding deeltijdfunctie Indien in een periode van 10 jaar direct voorafgaande aan de pensioenrichtdatum, sprake is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie van niet minder dan 50% van de oorspronkelijke arbeidstijd kan op verzoek van de werkgever en werknemer gezamenlijk en in afwijking van het bepaalde in artikel 8, eerste lid en voor wat betreft het aanvaarden van een deeltijdfunctie als bedoeld in artikel 25, een hogere pensioengrondslag worden gehanteerd. De pensioengrondslag die in dit geval in acht wordt genomen is de pensioengrondslag die gold onmiddellijk vóór ingang van de deeltijdfunctie. Bij het opnieuw vaststellen van de pensioengrondslag wordt het pensioengevend loon dat gehanteerd is bij de laatst vastgestelde pensioengrondslag verhoogd met de nadien in de CAO bepaalde loonronden. Artikel 27 Pensioenopbouw na demotie Indien in een periode van 10 jaar direct voorafgaande aan de pensioenrichtdatum, sprake is van demotie wordt op verzoek van de werkgever en werknemer gezamenlijk een hogere pensioengrondslag worden gehanteerd. De pensioengrondslag die in dit geval in acht wordt genomen is de pensioengrondslag die gold onmiddellijk vóór ingang van de demotie. Bij het opnieuw vaststellen van de pensioengrondslag wordt het pensioengevend loon dat gehanteerd is bij de laatst vastgestelde pensioengrondslag verhoogd met de nadien in de CAO bepaalde loonronden. Pensioenreglement 2015 pagina 17 60

6 Overlijden Artikel 28 Levenslang partnerpensioen 1. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16, eerste lid. 2. Indien de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum overlijdt, wordt het in het eerste lid bedoelde partnerpensioen verhoogd. De verhoging bedraagt 70% van het ouderdomspensioen, waarop ingevolge artikel 16 nog aanspraak zou zijn verkregen indien zijn deelneming vanaf het tijdstip van overlijden tot de pensioenrichtdatum onafgebroken zou hebben voortgeduurd en met handhaving van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag en deeltijdfactor, doch met uitsluiting van het bepaalde in artikel 13 ten aanzien van de verhogingen van het pensioen over onvervulde toekomstige jaren. 3. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer en wordt aan de partner uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden. 4. Het volgens de leden 1, 2 en 3 bepaalde partnerpensioen wordt verminderd met het pensioen waarop een voorgaande partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde deelnemer ingevolge het bepaalde in artikel 47 aanspraak heeft verkregen. 5. Indien na toepassing van lid 4 in verband met de scheiding van een (gewezen) deelnemer, de gewezen partner overlijdt voordat de (gewezen) deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemer. Het bepaalde in dit lid vindt geen toepassing indien de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemer voor het overlijden van de gewezen partner zijn overgedragen op grond van artikel 34, 35 of 37. Artikel 29 Tijdelijk partnerpensioen 1. Het tijdelijke partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de deelnemer of de gepensioneerde deelnemer die direct voorafgaand aan zijn pensionering deelnemer aan de pensioenregeling was, mits de partner nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Het pensioen wordt aan de partner uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin deze de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, of tot de eerste dag van de maand volgend op diens eerdere overlijden. 2. Het jaarlijkse tijdelijke partnerpensioen bedraagt voor de partner van een deelnemer 30% van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 16, eerste lid. Indien de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum overlijdt, wordt het in het eerste lid bedoelde partnerpensioen verhoogd. De verhoging bedraagt 30% van het ouderdomspensioen, waarop ingevolge artikel 16 nog aanspraak zou zijn verkregen indien zijn deelneming vanaf het tijdstip van overlijden tot de pensioenrichtdatum onafgebroken zou hebben voortgeduurd en met handhaving van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag en deeltijdfactor, doch met uitsluiting van het bepaalde in artikel 13 ten aanzien van de verhogingen van het pensioen over onvervulde toekomstige jaren. 3. Het tijdelijke partnerpensioen bedraagt niet meer dan het gezamenlijk bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantieuitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a eerste lid van de Algemene Ouderdomswet, zoals bepaald in artikel 18f, sub c Wet op de loonbelasting 1964. 4. De gewezen deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet behoudt gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op tijdelijk partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. Pensioenreglement 2015 pagina 18 60

Bij overlijden van deze deelnemer heeft de partner gedurende de hiervoor omschreven periode aanspraak op een tijdelijk partnerpensioen overeenkomstig het bepaalde in dit artikel waarbij de leden één tot en met vier van dit artikel van overeenkomstige toepassing zijn. Artikel 30 Overgangsbepaling Indien een persoon op grond van de definities, onder r, sub c niet kan worden aangemerkt als partner, is het bestuur van het fonds bevoegd om deze persoon voor de toepassing van de artikelen 28, 29 en 47 aan te merken als partner in de zin van de definities, onder r, sub c. Dit onder de voorwaarde dat de persoon op grond van de definities, onder r, sub c zoals dit luidde op 31 december 2006 werd aangemerkt als partner. Artikel 31 Wezenpensioen 1. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het jaarlijkse ouderdompensioen bedoeld in artikel 16, eerste lid. 2. Indien de deelnemer vóór de pensioeningangsdatum overlijdt, wordt het in het eerste lid bedoelde wezenpensioen verhoogd. De verhoging bedraagt 14% van het ouderdomspensioen waarop ingevolge artikel 16 nog aanspraak zou zijn verkregen indien de deelneming vanaf het tijdstip van overlijden tot de pensioenrichtdatum onafgebroken zou zijn voortgeduurd met handhaving van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag en deeltijdfactor, doch met uitsluiting van het bepaalde in artikel 16 ten aanzien van de verhogingen van het pensioen over onvervulde toekomstige jaren. 3. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde deelnemer. Het pensioen wordt aan het pensioengerechtigde kind uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgende op de 18-de verjaardag van het pensioengerechtigde kind of tot de eerste dag van de maand volgend op diens eerder overlijden. 4. Met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind volle wees wordt, vindt een verdubbeling van het uit te keren jaarlijkse wezenpensioen plaats. Artikel 32 Beperkte of geen aanspraak op partner- en/of wezenpensioen 1. Geen aanspraak op partner- en/of wezenpensioen bestaat indien de deelnemer binnen een jaar na aanvang van de deelneming overlijdt en indien het overlijden het gevolg is van een aandoening, ziekte of gebrek, waarvan het bestaan al bij de deelnemer bekend was bij de aanvang van het deelnemerschap, wordt een partnerpensioen toegekend gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden. 2. Als de partner, respectievelijk één van de kinderen, schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde deelnemer dan bestaat voor deze partner, respectievelijk één van de kinderen geen recht op partner- en/of wezenpensioen. Pensioenreglement 2015 pagina 19 60

7 Uit dienst treden Artikel 33 Aanspraken bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioeningangsdatum 1. Bij beëindiging van het deelnemerschap behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment op grond van dit pensioenreglement opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en wezenpensioen. De premievrije pensioenen gaan in op en worden uitgekeerd tot dezelfde tijdstippen als die welke voor de oorspronkelijke pensioenen van kracht waren. De aanspraken op tijdelijk partnerpensioen komen op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap te vervallen. Bovendien kunnen vanaf dat tijdstip geen aanspraken meer aan het bepaalde in hoofdstuk 8 worden ontleend. 2. De premievrije aanspraken van de gewezen deelnemer worden tijdsevenredig vastgesteld als het verschil tussen de pensioenen, die betrokkene bij ononderbroken voortzetting van de deelneming tot aan de pensioenrichtdatum bereikt zou hebben, én de pensioenen waarop betrokkene aanspraak zou hebben verkregen bij opname in de pensioenregeling op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap. 3. De aanspraken als bedoeld in het tweede lid dienen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig te zijn gefinancierd. 4. Bij beëindiging van de deelneming wordt aan de gewezen deelnemer een opgave verstrekt bevattende de premievrije aanspraken als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Artikel 34 Plicht tot waardeoverdracht 1. Bij verandering van dienstverband is de pensioenuitvoerder van de oude werkgever verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer, met uitzondering van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen, over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Ook in het geval er geen sprake is van een verandering van dienstverband, maar wel van een verandering van pensioenuitvoerder is de oude pensioenuitvoerder verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer over te dragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Vorengenoemde plicht tot waardeoverdracht is van toepassing bij een individuele waardeoverdracht. De artikelen 71, 72, 73, 74, 76, 85, 86 en 91 van de Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing. 2. De gewezen deelnemer dient de waardeoverdracht binnen 6 maanden na aanvang van de deelneming in de pensioenregeling van de nieuwe pensioenuitvoerder aan te vragen bij laatstgenoemde. 3. Voor de bepaling van de overdrachtswaarde, de extra pensioenaanspraken uit waardeoverdracht en dergelijke worden de vastgestelde wettelijke reken- en procedureregels als genoemd in Hoofdstuk 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en paragraaf 2 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling door het fonds toegepast. Voordat de overdrachtswaarde wordt berekend volgens de hiervoor genoemde rekenregels, worden de over te dragen pensioenaanspraken verlaagd voor zover in het kader van een herstelplan verlagingen zijn verwerkt in de technische voorzieningen, maar nog niet doorgevoerd in de pensioenaanspraken. 4. Bij liquidatie van het fonds is de plicht tot collectieve waardeoverdracht als genoemd in artikel 84 van de Pensioenwet van toepassing. Artikel 35 Bevoegdheid tot waardeoverdracht Bij een verzoek om inkomende of uitgaande waardeoverdracht die niet onder de plicht tot waardeoverdracht valt, is het fonds bevoegd mee te werken aan de waardeoverdracht. Het fonds is bevoegd een opslag wegens dekkingsgraad te Pensioenreglement 2015 pagina 20 60