Ministerie van Landbouw, en Voedselkwaliteit > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag TenneT TSO B.V. t.a.v. de heer 3. van Beek Postbus 718 6800 AS Arnhem Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Overheidsidentificatienr 00000001003214369000 Datum - 2 1 JUNI 2018 Betreft Wnb; goedkeurings- en wijzigingsbesluit Werkplan Kabels; NOZ Borssele Definitief besluit T 070 379 8911 (algemeen) www.rijksoverheid.n1/inv Behandeld door drs. P.E.C. Kelderman T 070 888 3229 p.e.c.kelderman@minez.n1 Ons kenmerk Uw kenmerk TTB-00423 Bijlage(n) Geachte heer Van Beek, Bij mail van 20 november 2017 ontving ik het Werkplan Kabels met bijbehorende bijlagen voor het project Net op zee Borssele. De antwoorden op een aantal aanvullende vragen, die bij brief van 1 december 2017 (kenmerk DGAN-NB/17186377) zijn verzonden, heb ik per mail op 3 januari 2018 ontvangen. Op die datum ontving ik tevens de tweede versie van het Werkplan Kabels (hierna: het werkplan) dat is aangepast conform mijn aanvullingsverzoek en eenzelfde verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Op 17 januari 2018 ontving ik eveneens per mail de aangepaste bijlage A-9 en de aangepaste derde versie van het werkplan. De naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen gewijzigde vierde versie van het werkplan ontving ik per mail op 18 juni 2018. Dit werkplan is ter goedkeuring voorgelegd. Tevens vraagt u om wijziging van voorschrift 27 van de aan u verleende vergunning op grond van de beschermingswet 1998 voor het hierboven genoemde project. Procedureel Op 6 juli 2016, kenmerk DGAN-NB/16091611, is aan u op grond van de beschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet 1998) onder nader genoemde voorschriften en beperkingen vergunning verleend voor het project Transmissiesysteem op Zee Borssele - thans bekend onder de naam Net op zee Borssele (hierna: NOZ Borssele) - in relatie tot de Natura 2000-gebieden Westerschelde & Saeftinghe, Voordelta, Vlakte van de Raan inclusief het Belgische deel hiervan en het Belgische Vogelrichtlijngebied SBZ3. In deze vergunning vermeldt voorschrift 25: "De wijze van het uitvoeren van de aanleg- en onderhoudswerkzaamheden aan de kabels en het uitvoeren van maatregelen om te voldoen aan de in voorschrift 32 genoemde gronddekking, moet door vergunninghouder in een aanleg- en onderhoudsplan worden vastgelegd. Dit aanleg- en onderhoudsplan moet 8 weken vóór aanvang van de Pagina 1 van 7
Directie en Biodiversiteit werkzaamheden schriftelijk of per e-mail (nbwetteam@minez.nl) ter goedkeuring aan het bevoegd gezag worden aangeleverd, t.a.v. het Nb-wetteam". Vorenbedoelde instemming met het aanleg- en onderhoudsplan - door u aangeduid als het Werkplan Kabels - is nu aan de orde. In deze vergunning vermeldt voorschrift 27: "Bij de aanlanding wordt tijdens het ingraven van de kabels gebruik gemaakt van rijplaten om effecten van betreding en vertrapping op het habitattype H1320 slijkgrasvelden te beperken. Op die locaties waar graafwerkzaamheden worden verricht, wordt het habitattype voorafgaand aan de werkzaamheden verplaatst door het bovenste gedeelte van de bodem (de wortelzone) af te graven, in depot te zetten en na afloop van de werkzaamheden weer terug te plaatsen". De wijziging van het hiervoor aangehaalde voorschrift is nu aan de orde. Coordinatie besluiten In artikel 20a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat op de besluitvorming voor dit project de rijkscoeirdinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) van toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor het project NOZ Borssele gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecotirdineerd door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro. Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor het project NOZ Borssele. Daarom is ook op dit besluit de rijkscotirdinatieregeling van toepassing. De Minister van EZK heeft een gecoiirdineerde voorbereiding van de besluiten voor het project NOZ Borssele bevorderd. Onderhavig besluit is samen met andere besluiten als volgt voorbereid: Op 8 februari 2018 is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; op 8 februari 2018 is door de Minister van EZK een ontwerp van het besluit aan TenneT TSO B.V. gezonden; het ontwerp van het besluit heeft van 9 februari tot en met 22 maart 2018 ter inzage gelegen bij het gemeentehuis Borsele, Stenevate 10, Heinkenszand. Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro worden dit besluit en de andere besluiten gelijktijdig door de Minister van EZK bekendgemaakt. Tevens doet de Minister van EZK daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs Pagina 2 van 7
Directie en Biodiversiteit elektronische weg. Eerdere insprekers en grondeigenaren en beperkt gerechtigden op die gronden worden persoonlijk geïnformeerd. Behandeling zienswijzen Naar aanleiding van de publicatie van de kennisgeving en de terinzagelegging van de ontwerpbesluiten voor Net op Zee - Borssele 2 betreffende de werkplannen kabels zijn 4 unieke zienswijzen over de ontwerpbesluiten naar voren gebracht. Zie de antwoordnota zienswijzen voor een overzicht van de behandeling van de zienswijzen. De antwoordnota bevat ook de reacties op de inhoudelijke punten uit de zienswijze die niet specifiek zijn, respectievelijk over de besluiten gaan. Ambtshalve wijzigingen Geen van de 4 zienswijzen had betrekking op het ontwerp van het onderhavige besluit. Dat betekent dat dit besluit inhoudelijk niet gewijzigd is. Wel zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze betreffen: 1. de verwijzing naar paginanummers van het werkplan waar teksten in de vierde versie van het werkplan ten opzichte van de derde versie van het werkplan zijn verplaatst naar een andere pagina; 2. de in dit besluit geciteerde passage uit het werkplan over uitvoering van de werkzaamheden in relatie tot de periode van de trek van trekvissen waarmee het besluit de inhoud van het werkplan beter weergeeft; 3. de versie van de notitie Motivatie afwijkende grondbedekking Mudflats - in het ontwerp van het voorliggende besluit aangeduid als bijlage - waarnaar in dit besluit wordt verwezen. Inhoudelijk Het aan mij voorgelegde werkplan geeft uitwerking aan de voorschriften en beperkingen die voorvloeien uit de vergunning op grond van de op dat moment nog vigerende Nb-wet 1998 aan u verleend voor het project NOZ Borssele. Ik heb het werkplan getoetst tegen de achtergrond van de voorgenoemde Nbwetvergunning in het algemeen en meer in het bijzonder de in de voorschriften 19 tot en met 24 alsmede de in voorschrift 32 opgenomen voorwaarden voor de aanleg van de onderzeese hoogspanningsverbinding tussen de te bouwen platforms op zee en het aanlandingspunt bij Borssele. Ik stel vast dat het werkplan - in casu deel 1 ervan - goede invulling geeft aan de voorschriften 19 tot en met 24 van de op 6 juli 2016 aan u verleende Nb-wetvergunning. Niet alleen met deze voorschriften houdt het werkplan rekening, maar ook met andere voorschriften van deze Nb-wetvergunning voor zover zij van belang zijn voor de aanleg van de kabels, waaronder de voorschriften 41 en 42. Ik stel verder vast dat het werkplan ook goede invulling geeft aan het gestelde in voorschrift 32 waar het gaat om de grondbedekking van de aan te leggen kabels. Waar wordt afgeweken van de voorgeschreven grondbedekking is dat gemotiveerd in de met het werkplan meegezonden notitie Motivatie afwijkende grondbedekking Mudflats 3.0 die is ingediend ter onderbouwing van een door u gewenste wijziging van voorschrift 2, lid 4, van de Watervergunning. Pagina 3 van 7
Directie en Biodiversiteit Met betrekking tot deel 1 van het door u aangeboden werkplan heb ik er met instemming kennis genomen van het op diverse plekken (zie de hoofdstukken 7 en 9) verwoorde uitgangspunt dat het inbaggeren van de kabels vanaf de wal alleen zal plaatsvinden tussen 1 september en 1 februari. Dit is geheel in overeenstemming met voorschrift 22 van de Nb-wetvergunning. Uit de met het werkplan meegezonden, gecorrigeerde versie van bijlage A-9 leid ik af dat een deel van de baggerwerkzaamheden die zijn gekoppeld aan platform Alpha (het betreft de baggerwerkzaamheden in de deelgebieden KP 0-KP 34), zullen plaatsvinden in september 2018, terwijl de werkzaamheden voor de deelgebieden KP 34-OSS (zijnde de offshore platforms) gepland zijn voor uitvoering in augustus 2018. Uit de hiervoor genoemde bijlage leid ik verder af dat de baggerwerkzaamheden in relatie tot het platform Beta waar het gaat om de deelgebieden KP 0-KP 34, worden uitgevoerd in september 2019 en de baggerwerkzaamheden voor de deelgebieden KP 34-OSS in juli 2019. Ik stel vast dat beide hiervoor genoemde uitvoeringsperioden qua uitvoeringstermijn overeenkomen met de in voorschrift 22 genoemde periode voor het inbaggeren van de kabels vanaf de wal. Het uitvoeren van de baggerwerkzaamheden voor de deelgebieden KP 34-OSS in augustus 2018 respectievelijk juli 2019 is eveneens in overeenstemming met voorschrift 22, aangezien hierin wordt gezegd dat het deel van de kabels vanaf de grens van de Vlakte van de Raan naar de kavels wel in ieder seizoen kan worden ingebaggerd. Ik heb overigens goede notie genomen van het gestelde in de laatste alinea van blz. 46 van het werkplan dat bijlage A-9 voorziet in een indicatieve planning en dat het eerder of later starten van de werkzaamheden in een deelgebied zal gebeuren binnen de voorwaarden van de Nb-wetvergunning. Hoewel dat op die plek niet expliciet benoemd is, ga ik er van uit dat hiermee bedoeld is de in voorschrift 22 van de Nb-wetvergunning genoemde werkperiode die essentieel is voor het vermijden van significant negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een groot aantal vogels in het Natura 2000- gebied Westerschelde & Saeftinghe. Eveneens in relatie tot de planning van de baggerwerkzaamheden lees ik in hoofdstuk 11 op blz. 61 van het werkplan dat de werkzaamheden worden uitgevoerd buiten de periode van de trek van de meeste trekvissen. Dit is overeenkomstig voorschrift 24 van de Nb-wetvergunning. Het werkplan vermeldt dat alleen de trek van de Rivierprik binnen dezelfde periode als de werkzaamheden plaatsvindt. Volgens het werkplan wordt de impact op de Rivierprik gemitigeerd door het baggervolume zoveel mogelijk te beperken. Ik kan mij hierin vinden. Tenslotte constateer ik dat deel 1 van het werkplan nog een aantal "open einden" bevat. Ik verwijs in dat kader vooral naar de laatste alinea van blz. 46 waar melding wordt gemaakt van mogelijke aanpassingen aan de route en, in samenhang daarmee, van de planning, alsmede op mogelijke veranderingen van de baggervolumes. Waar het gaat om aanpassing van de planning wijs ik erop dat dit alleen mogelijk is binnen de bandbreedte van de in voorschrift 22 van de Nbwetvergunning vermelde uitvoeringsperiode. Wat de baggervolumes aangaat Pagina 4 van 7
Directie en Biodiversiteit mogen de in hoofdstuk 8 op blz. 40 en 41 aangegeven baggervolumes die bovendien in het voor dit project opgestelde MER aan een maximum zijn gebonden, niet worden overschreden. Ik houd u dan ook aan het bovenaan blz. 40 van het werkplan vermelde streven om de baggervolumes zo laag mogelijk te houden. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan het gestelde in voorschrift 23 van de Nb-wetvergunning inzake het zoveel mogelijk beperken van het genereren van slib ter voorkoming van effecten van vertroebeling op vogels (met name Visdief, Dwergstern en Grote stern) en trekvissen. In het verlengde daarvan stel ik vast dat hoofdstuk 10 van het eerste deel van werkplan maatregelen noemt ter beperking van de effecten van vertroebeling van het oppervlaktewater. Ik acht de aldaar genoemde maatregelen afdoende. Voor wat betreft deel 2 van het werkplan dat gaat over het beheer en onderhoud van de kabels, stel ik vast dat de voorgeschreven grondbedekking en diepteligging van de kabels hierin goed zijn omschreven. Ik ben van mening dat één en ander goed is uitgewerkt in hoofdstuk 4 van deel 2 van het werkplan. De in hoofdstuk 2 van dit deel van het werkplan beschreven uitgangspunten voor het beheer en onderhoud van de kabels onderschrijf ik. Ik heb verder met belangstelling kennis genomen van het door u toe te passen, in hoofdstuk 3 van deel 2 beschreven signaleringssysteem en de in hoofdstuk 4 gegeven nadere uitwerking van vorenbedoeld systeem per locatie. Uit hoofdstuk 5 van deel 2 van het werkplan leid ik af dat in een drietal, op blz. 82 van het werkplan met name genoemde situaties afstemming zal plaatsvinden. Dit betreft 1. specifieke uitvoeringplannen ter beperking van hinder aan de scheepvaart bij de uitvoering van het onderhoud die in het kader van de Watervergunning en de Nb-wetvergunning worden voorgelegd; 2. sommige aspecten van het onderhoud die mogelijk in een vroeger stadium met Rijkswaterstaat, het ministerie van LNV en de nautische autoriteiten (GNA en Kustwacht) worden overlegd en afgestemd; 3. de overweging over (de inzet van) een andere methode / werktuig voor het herbegraven van de kabels die met Rijkswaterstaat en het ministerie van LNV zal worden overlegd en afgestemd. Ik acht het juist dat in voorkomende gevallen ook met LNV wordt afgestemd. Hoewel dat in het werkplan niet expliciet genoemd wordt, ga ik er van uit dat in de onder punt 2 beschreven situatie overleg met LNV ook van toepassing is indien de status rood van het signaleringssysteem zich voordoet. Voor wat betreft de door u voorgestelde wijziging van voorschrift 27 stel ik vast dat de noodzaak om af te wijken van de voorwaarden in het vorenbedoelde voorschrift goed is onderbouwd in de met het werkplan meegezonden, door Arcadis opgestelde Memo ecologische motivatie verplaatsen slijkgrasvelden. Het in vorenbedoelde memo aangedragen argument dat het omwille van het verhogen van de overlevingskansen van de uitgegraven slijkgraspollen beter is om de pollen Pagina 5 van 7
Directie en Biodiversiteit in één keer naar een gelijkwaardig habitat te verplaatsen, komt mij logisch over. Ik stem er dan ook mee in dat de slijkgraspollen niet in depot worden gezet, maar direct - dat wil zeggen nog op dezelfde dag - naar een andere locatie buiten het werkgebied worden verplaatst. Uit de memo van Arcadis leid ik af dat de exacte locatie nog niet bekend is. Het verdient derhalve aanbeveling om een plek uit te zoeken die zo dicht mogelijk is gelegen bij de oorspronkelijke locatie van de pollen. Graag word ik vooraf over de gekozen locatie geïnformeerd. Besluit Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat het voorliggende werkplan volledig voldoet aan het gestelde in voorschrift 25 van de Nb-wetvergunning. Ik verleen derhalve op grond van voorschrift 25 goedkeuring aan het Werkplan Kabels. Voorschrift 27 van de op 6 juli 2016 aan u verleende Nb-wetvergunning wordt als volgt gewijzigd: Bij de aanlanding wordt tijdens het ingraven van de kabels gebruik gemaakt van rijplaten om effecten van betreding en vertrapping op het habitattype H1320 slijkgrasvelden te beperken. Op die locaties waar graafwerkzaamheden worden verricht, wordt het habitattype voorafgaand aan de werkzaamheden verplaatst door het bovenste gedeelte van de bodem (de wortelzone) af te graven en nog op dezelfde dag op een andere, nog nader te verkennen geschikte locatie binnen het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe weer in te planten. De uiteindelijk gekozen locatie wordt uiterlijk vier weken voor de start van de werkzaamheden schriftelijk of per e-mail (wetnatuurbescherming@minez.nl) gemeld bij het bevoegd gezag, t.a. v. het Team vergunningen. De overige voorschriften van de aan u verleende Nb-wetvergunning voor het project NOZ Borssele worden niet gewijzigd, zij het dat overal waar nu staat nbwettteamrminez.n1 en Nb-wetteam dit wordt vervangen door wetnatuurbescherminq@minezmi respectievelijk Team vergunningen. De Minister van Landbouw, en Voedselkwaliteit, Namens deze, Drs. S.P. Band MT-lid Directie & Biodiversiteit Beroep Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA, Den Haag. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit ter inzage is gelegd. Een Pagina 6 van 7
Directie en Biodiversiteit belanghebbende die redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht op het ontwerp van het desbetreffende besluit kan ook beroep instellen. Op dit besluit is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat de belanghebbende in het beroepschrift moet aangeven welke beroepsgronden hij aanvoert tegen het besluit. Na afloop van de termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Het wordt aanbevolen in het beroepschrift te vermelden dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is. Pagina 7 van 7