Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
BIJLAGEN Bijlage I Protocol Aanvraag gebruiksvergunning Bijlage II Protocol Controles oplevering bouwwerken

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Amste 9 5. Dienst Milieu en Bouwtoezicht 2 7 JAN, Reguliere bouwvergunning adres Snijdersbergweg 97. gewaarmerkte stukken datum.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling. I Bevindingen. h2>klacht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Oriënterend onderzoek brandveiligheid Detentiecentrum Schiphol Oost

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting: Inleiding: Afweging: Advies:

Nota van B&W. Portefeuilehouder J.C.W. Nederstigt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 16 december 2015 Rapportnummer: 2015/170

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Beoordeling. h2>klacht

Overschrijdingen grenswaarden geluid Schiphol Gebruiksjaar 2007

Rapport. Een onderzoek naar een gedraging van de gemeente Meerssen. Oordeel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 16 december 2011 Betreft Beantwoording van het verzoek om brief n.a.v. het dodelijke ongeval in zwembad Tilburg

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Schoonderbeek en Partners Advies BV Postbus BJ Ede Trefwoorden: Gezondheidszorgfunctie, (sub)brandcompartimentering Datum: 7 oktober 2010

De gemeente heeft hoger beroep ingesteld. Zo nodig kan bij de Raad van State meteen worden gezegd wat u zelf precies van de aanvraag vindt.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gelet op de projectomschrijving en op artikel 2.4 van de Wabo zijn wij in dit geval het bevoegde gezag om op de aanvraag te beslissen.

Aan de commissie VROM

Concept wijziging van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol

De gemeenteraad heeft mij verzocht de gemeenteraad in de bezwaarprocedure te vertegenwoordigen en hem waar nodig nader van advies te dienen.

ONTWERP Omgevingsvergunning (uitgebreide procedure)

Portefeuillehouder Datum collegebesluit : 26 juli 2010 Corr. nr.:

Omgevingsvergunning. (uitgebreide procedure)

Toelichting op de Brandbeveiligingsverordening 2010

Rapport. Datum: 7 april 2004 Rapportnummer: 2004/118

Openbaar. Datum beslissing B & W B MT PB RE S. Akkoord Bespreken. Registratienummer

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Bouwen en wonen ONTWERPBESLUIT. Stichting Waternet T.a.v. de heer C. Voortman. Postbus GT AMSTERDAM. Geachte heer Voortman,

Datum 5 maart 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen lid Azough (GroenLinks) inzake het verlengen van beginseltoestemming bij adoptie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raadsvoorstel Inleiding: Feitelijke informatie: Afweging:

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID. Mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

VERORDENING RUIMTE- EN INRICHTINGSEISEN PEUTERSPEELZALEN HELMOND 2012

b e s l u i t : Pagina 1 van 7 Nr: De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr.

Rapport. Datum: 30 december 2004 Rapportnummer: 2004/497

Rapport. Datum: 29 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/262

Wijziging Bouwverordening Gemeente Terneuzen. De gewijzigde Bouwverordening van de gemeente Terneuzen vast te stellen.

Postadres Bezoekadres Doorkiesnummer XXXXX Datum Waar gaat het om? Ons nummer Uw brief XXXXX Uw kenmerk XXXXX Bijlagen

CVDR. Nr. CVDR442273_1. Coördinatieverordening Rotterdam 2017

Het bevel is van kracht geworden op donderdag 24 augustus 2017 om 16:30 uur en is geldig tot donderdag 31 augustus :30 uur.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

E.G.M. van den Boom / september 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 25 november 2010 Rapportnummer: 2010/335

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

beschikking omgevingsvergunning Registratienummer:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Raadsvragenuan de raadsleden de heren B. Gerard en J. Vleeshouwers over

O M G E V I N G S V E R G U N N I N G

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Omgevingsvergunning Zaaknummer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente

U ontvangt hierbij het ontwerpbesluit tot het verlenen van de door u gevraagde omgevingsvergunning.

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Registratienummer: Besluit omgevingsvergunning Elswoutshoek

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Portefeuillehouder: M.A.P. Michels Behandelend ambtenaar D.S.H. Elzinga, (t.a.v. D.S.H. Elzinga)

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

OMGEVINGSVERGUNNING Datum: 11 november 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Procedureel De aanvraag voor de onderhavige vergunning werd gedaan bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (hierna: EL&I).

U dient de apotheek aan de Pelsgrimsstraat 10 te Rotterdam gesloten te houden.

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BIJLAGE 2. Handhaving volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Rapport. inzake. de stichting FUNDASHON E HENDE. tegen. de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

Omgevingsvergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Meermuidenseweg 7 in Twello.

AANGETEKEND Rijnland Ziekenhuis last onder dwangsom. Geachte A,

VERGADERING GEMEENTERAAD 2014

Ontwerpbeschikking d.d. 6 september 2012 Omgevingvergunning L

verlening van de gevraagde omgevingsvergunning voor Fluitschiplaan 6 en 14

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling. h2>klacht

"Ik woon nu bijna 3 jaar in Wassenaar en ben zeer verbolgen over de wijze waarop u met uw burgers omgaat:

Wij hebben uw verzoek beoordeeld en besloten de gevraagde ontheffing te verlenen. Bijgaand treft u een afschrift aan van ons besluit.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Voorstel van wet. Artikel I. De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3 komt te luiden:

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 24 587 Justitiële Inrichtingen Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 december 2005 1. Inleiding Uw Kamer verzocht vrijdagmiddag 2 december 2005 om een brief over de gevolgen van het besluit van de gemeente Haarlemmermeer om de gebruiksvergunningen van het detentiecentrum Schiphol-Oost in te trekken en het centrum te sluiten, te ontvangen op maandag 5 december 2005. Bijdeze voldoe ik aan dit verzoek. Het gevraagde moment van toezending van de brief brengt met zich dat nog geen sluitend beeld kan worden gegeven van de situatie rondom de mogelijke sluiting van het detentiecentrum. Ik licht dit nader toe. De brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost die aan elf personen het leven kostte was een bijzonder aangrijpende gebeurtenis, niet alleen voor degenen die ten tijde van de brand in het detentiecentrum verbleven, maar voor eenieder die zich direct of indirect betrokken voelt bijhet detentiecentrum. De onrust over de brandveiligheid van het centrum, die is ontstaan binnen de gemeente Haarlemmermeer waarbinnen het detentiecentrum is gelegen, is dan ook alleszins begrijpelijk. Ook ik was geschokt door de tragische gevolgen van de brand; de brandveiligheid van het detentiecentrum, maar ook van alle andere justitiële inrichtingen, is voor mijdan ook van groot belang. Dat ik ten aanzien van het detentiecentrum al het nodige heb gedaan om die brandveiligheid te waarborgen, wil ik in deze brief uiteenzetten. 2. De vestiging van het detentiecentrum op Schiphol-Oost De problematiek van de bolletjesslikkers is in 2001 ontstaan en nam in korte tijd ernstige vormen aan. In reactie hierop werd in 2002 tijdelijk een faciliteit voor bolletjesslikkers ingericht in Bloemendaal, onder leiding van de Koninklijke marechaussee (KMar) en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Het vervoeren van personen die bolletjes in hun lichaam hebben, is zeer risicovol. Het was daarom van groot belang om in de onmiddellijke nabij- KST92806 0506tkkst24587-152 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 2005 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 24 587, nr. 152 1

heid van de luchthaven Schiphol een faciliteit in te richten om bolletjesslikkers verantwoord te kunnen opvangen. Daarbijwas er, in relatie tot deze problematiek, de behoefte aan een dependance van het OM en de rechtbank aldaar. Hier kon ook tegemoet worden gekomen aan de behoefte van een politiebureau met celcapaciteit ten behoeve van de KMar. Om het detentiecentrum op het luchthaventerrein te kunnen realiseren, diende door de Rijksgebouwendienst een ontheffing te worden aangevraagd van het vigerende bestemmingenplan. Deze ontheffing werd begin 2002 bijde gemeente Haarlemmermeer aangevraagd ex artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Het ging om de aanvraag voor een tijdelijke ontheffing voor de duur van vier jaar (tot 24 april 2006). Gekozen werd voor een tijdelijke ontheffing omdat de verwachting was dat de problematiek van de drugskoeriers in de omvang die deze destijds had, als gevolg van de intensieve controles op risicovluchten, in een aantal jaren substantieel zou zijn verminderd. Een tweede meer pragmatische overweging was dat een procedure ex art. 17 WRO een kortere doorlooptijd heeft dan die voor de aanvraag van een permanente ontheffing (ex art. 19 WRO). Nadat ontheffing van het bestemmingenplan was verkregen voor een periode van vier jaar, zijn voor het detentiecentrum in de periode maart 2002 tot maart 2005 in totaal vier bouwvergunningen aangevraagd voor de onderscheiden delen van het detentiecentrum en door de gemeente Haarlemmermeer verleend. Vanaf november 2002 tot april 2004 zijn drie gebruiksvergunningen aangevraagd en door de gemeente verleend. Overigens is in deze periode de functie van het complex ook uitgebreid met vreemdelingenbewaring en grenshospitium. Bijinspecties door de brandweer in 2004 en 2005 werden enkele overtredingen geconstateerd. Hierbijwas geen sprake van tekortkomingen in de bouwkundige voorzieningen maar ging het om organisatorische aspecten van de brandveiligheid, in het bijzonder om het openstaan van zgn. branddeuren. Alle geconstateerde overtredingen waren beëindigd bij hercontrole door de brandweer, meest recent in september 2005. In maart 2005 is overleg gestart tussen de Rijksgebouwendienst, het ministerie van Justitie en de gemeente Haarlemmermeer over langere vestiging van het detentiecentrum op Schiphol-Oost dan aanvankelijk beoogd, nu de problematiek van de bolletjesslikkers nog altijd omvangrijk is. Ook de overige functies van het complex zijn nauw verweven met de functie van de luchthaven Schiphol en maken voortzetting van vestiging op of nabijde luchthaven wenselijk. Daartoe is ook in maart een aanvraag ingediend voor een permanente ontheffing van het bestemmingenplan ex art. 19 WRO. Van de zijde van de gemeente Haarlemmermeer is in maart aangegeven dat een eventuele permanente ontheffing afhankelijk gesteld werd van de uitkomsten van een te verrichten locatiestudie voor wat betreft de meest wenselijke vestigingplaats van het detentiecentrum. Inmiddels is deze studie verricht; de huidige locatie kwam daaruit als tweede meest wenselijke optie naar voren. De meest wenselijke locatie is inmiddels echter niet meer beschikbaar. Daarmee is de huidige locatie van het detentiecentrum feitelijk de meest wenselijke geworden. In de berichtgeving rondom het detentiecentrum is wel de indruk gewekt dat het aanvankelijke tijdelijke karakter van het centrum zijn weerslag zou vinden in een lager niveau van brandveiligheidsvoorzieningen dan wanneer op voorhand van een permanent karakter was uitgegaan. Dit is niet juist. In de regelgeving met betrekking tot brandveiligheid wordt geen onderscheid gemaakt tussen tijdelijke en permanente vestiging. De brandveiligheidsvoorzieningen van het detentiecentrum voldeden en voldoen aan alle relevante eisen zoals die werden gesteld in het kader van de Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 24 587, nr. 152 2

verlening van de bouw- en gebruiksvergunningen alsmede op grond van de brandweerinspecties. Ook een duurzame vestiging, eventueel op een andere locatie, zal moeten voldoen aan dezelfde veiligheidseisen. Derhalve moet de discussie over een duurzame vestiging van het complex onderscheiden worden van de discussie over de veiligheid en de gebruiksvergunningen van het huidige tijdelijke complex. 3. Controles en handhaving na de brand Na het uitbreken van de brand in het detentiecentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005, zijn alle daar verblijvende gedetineerde vreemdelingen overgeplaatst, met uitzondering van de drugskoeriers (zgn. bolletjesslikkers). Voor hen was het met het oog op hun lichamelijke gezondheid niet verantwoord dat zijzouden worden verplaatst. Wel zijn zij binnen het complex overgebracht naar de nieuwbouwvleugels L en M. Deze zijn van een geheel andere constructie dan de vleugels J en K waar de brand plaatsvond. Momenteel verblijven er nog altijd drugskoeriers in het detentiecentrum, zijhet andere personen dan ten tijde van de brand. Gezien de achtergrond van de vrijheidsbeneming gaat het immers om een vlottende populatie. Sedert de brand is er regelmatig overleg gevoerd op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau tussen de gemeente Haarlemmermeer en het ministerie van Justitie. Meest recent heb ik op 28 november 2005 overleg gevoerd met de burgemeester van Haarlemmermeer. Naar aanleiding van dit overleg heb ik een tweetal brieven aan de burgemeester gezonden op respectievelijk 29 en 30 november 2005. In deze brieven heb ik de burgemeester geïnformeerd over de specifieke karakteristieken van het detineren van drugskoeriers in het detentiecentrum in afwijking van de reguliere regimevoering in huizen van bewaring. Daarnaast heb ik het proces geschetst inzake de verlening van de bouw- en gebruiksvergunningen voor het detentiecentrum, alsmede de recente inspecties door de brandweer van de gemeente Haarlemmermeer en de acties die hierop zijn ondernomen. Op basis hiervan ben ik tot de conclusie gekomen dat het detentiecentrum altijd heeft beschikt over geldige gebruiksvergunningen, en voor zover bekend steeds heeft voldaan aan de voorwaarden die hierbijwerden gesteld door de brandweer van de gemeente Haarlemmermeer ten aanzien van de brandveiligheid (met uitzondering van de overtredingen met betrekking tot de branddeuren). Dat geldt onverkort voor de inspecties van de brandweer na de brand in het detentiecentrum. Justitie is hierbijsteeds voortvarend opgetreden en heeft gevraagde maatregelen onverwijld getroffen. De bewering dat Justitie bij de uitvoering van brandveiligheidsmaatregelen dan ook traag of onwillig zou zijn, berust mijns inziens niet op feiten. Wat dat laatste betreft hecht ik eraan meer en detail aan te geven wat de gang van zaken is geweest, nadat de brandweer van Haarlemmermeer op 16 november 2005 voor het eerst na de brand een spoedcontrole in het centrum uitvoerde. Op 16 november vond voor het eerst sinds de brand een spoedcontrole plaats van de brandweer. Later op deze dag kondigde de brandweer de plaatsing aan van twee brandwachten in het detentiecentrum. Op 17 november vond een uitgebreide inspectie plaats. De conclusie van de brandweer was dat er geen acuut gevaarlijke situatie bestond. Wel waren beperkte aanpassingen op korte termijn noodzakelijk. Later op die dag stelde de brandweer per ommegaande de aanvullende eis dat tot de Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 24 587, nr. 152 3

realisatie van deze aanpassingen 10 extra BHV-opgeleide personen aanwezig moesten zijn in de nachtdienst. Op 18 november zond de gemeente een fax aan het detentiecentrum met de aanschrijving en een termijn van vier weken voor RGD om aanpassingen te realiseren. Tevens legt zijeen boete op van 2000, euro omdat de brandweer bijde inspectie twee openstaande deuren had aangetroffen. Ter toelichting: het ging hierbijom deuren van een bewaarderswacht die tevens als branddeur zijn aangewezen. Deze deuren worden gedurende de dag veelvuldig geopend vanwege het binnentreden en verlaten van de bewaarderswacht. Op 19 november vond overleg plaats tussen de gemeente, de brandweer, de RGD en justitie. De brandweer lichtte de laatste controle toe en er werd een vervolgoverleg afgesproken voor 21 november. Gelijktijdig met dit overleg bleek de brandweer opnieuw een controle uit te voeren in het detentiecentrum. Er werd een openstaande deur geconstateerd en er zouden te weinig BHV-opgeleide personen aanwezig zijn. In telefonisch overleg tussen de afdeling Handhaving van de gemeente Haarlemmermeer en de directie van het detentiecentrum bleek de brandweer, zonder dat dit Justitie bekend was, de BHV-eis te hebben uitgebreid naar de nacht- én dagdienst. De gewijzigde eis was Justitie op vrijdag 18 november zonder aankondiging per fax meegedeeld op een tijdstip dat niemand meer aanwezig was op de bureaus waar de fax binnenkwam. De brandweer besloot hierop een blusauto op het terrein te plaatsen. Deze vertrok om 18.00 u toen alsnog was voldaan aan de nieuwe BHV-eis. De BHV-eis van de gemeente Haarlemmermeer resulteerde in een totale bezetting van 21 (nacht) c.q. 27 (dag) personeelsleden op gemiddeld 25 bolletjesslikkers. Deze verhouding overtreft meermalen de personeelsinzet in een reguliere penitentiaire inrichting. Gelet evenwel op het feit dat deze aanvullende eis slechts zou gelden hangende de realisatie van de gevraagde verbeteringen is Justitie hiermee akkoord gegaan. Op 20 november voerde de brandweer opnieuw een spoedcontrole uit. Aan alle eisen was voldaan. Op 21 november vond wederom overleg plaats tussen de gemeente, de brandweer, de RGD en justitie. De discussie richtte zich op drie aspecten van de brandveiligheidsvoorzieningen: De situering van de brandwerende afscheidingen. De oorspronkelijke situering (inspringend boven de cellen t.o.v. de celdeuren) was conform de door de gemeente goedgekeurde bouwtekeningen. Niettemin stelde de brandweer na controle de eis dat de brandwerende scheidingen op gelijke hoogte met de celdeuren moesten worden geplaatst. Rookmelders in technische schachten naast de cellen. De brandweer eiste tevens het aanbrengen van deze rookmelders terwijl deze in het goedgekeurde programma van eisen voor het gebouw expliciet niet zijn geëist. De afdichting van de doorvoeropeningen van de leidingen. Bij de inspectie op 17 november constateerde de brandweer dat de afdichtingen moesten worden verbeterd. De brandweer eiste vervolgens deze verbetering, alsmede het overleggen van certificaten van het afdichtingmateriaal. In deze discussie heeft de brandweer aangegeven geen reden tot sluiting van het detentiecentrum te zien. De Rijksgebouwendienst heeft vervolgens binnen een week alle nieuw geëiste aanpassingen aan het gebouw gerealiseerd, terwijl in de aanschrijving van het college van B&W van 18 november 2005 als gezegd een termijn van vier weken was gesteld. Op 23 november werd aan de brandweer een cel gepresenteerd die aan alle eisen was aangepast. De brandweer gaf aan akkoord te gaan met de getoonde uitvoering, waarna de voorzieningen op dezelfde wijze voor het gehele centrum werden gerealiseerd. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 24 587, nr. 152 4

Op 26 november waren deze werkzaamheden afgerond. Op 28 november vond een controle door de brandweer plaats. Toen bleek dat de brandweer zijn eindoordeel moest aanhouden, omdat het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer besloten had TNO een oordeel te laten geven over de eerder door de brandweer geaccordeerde maatregelen. Het ministerie van Justitie heeft tot op heden niet de beschikking gehad over het TNO-rapport. Op dezelfde dag vond op verzoek van de minister van Justitie overleg plaats met de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer over de verdere voortgang met betrekking tot het complex. In dit overleg kwam de gemeente Haarlemmermeer met de wens om nog slechts te praten over een sluitingsscenario, op het moment waarop de tijdelijke vergunning afloopt. Tegelijk vroeg de gemeente om de 10 BHV-ers te handhaven tot dat tijdstip. Door mij is daarop aangegeven dat deze laatste eis na de verwezenlijking van de gevraagde verbeteringen niet meer gerechtvaardigd zou zijn uit een oogpunt van veiligheid, zoals voortvloeide uit de oorspronkelijke eis van de gemeente. Ook zou de extra voorziening gelet op de mogelijke uitstraling daarvan naar andere inrichtingen niet verantwoord zijn. Wat betreft de wens van de gemeente om nog slechts over sluiting van het complex te spreken, heb ik mijnerzijds gesteld dat dit nog niet aan de orde is, zeker niet zo lang de resultaten van het onderzoek door de Raad voor de Veiligheid naar de oorzaken van de brand nog niet bekend is. Daarbijheb ik gewezen op het sinds maart 2005 gevoerde overleg over een permanente vergunning en gesteld dat de discussie over de voortzetting van het centrum, op deze of een andere plaats, zo spoedig mogelijk op ambtelijk niveau zou moeten worden voortgezet. 4. Aangekondigde sluiting van het detentiecentrum Op 1 december 2005 nam ik kennis van de brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer aan de gemeenteraad, waarin het besluit werd medegedeeld om de gebruiksvergunningen voor het detentiecentrum in te trekken en het aanzeggen van bestuursdwang teneinde binnen 36 uur alle afdelingen van het centrum te sluiten. Hieruit begreep ik dat het door het college zelf gevraagde oordeel van TNO over de eindsituatie blijkbaar niet langer werd afgewacht, noch de termijn die door de gemeente was gesteld voor de realisatie van de inmiddels gerealiseerde verbeteringen. Nadat het besluit van het college van B&W aan de gemeenteraad was voorgelegd en de gemeenteraad met dit besluit instemde, heeft het college mijlater op dezelfde dag schriftelijk in kennis gesteld van het voornemen tot sluiting van het detentiecentrum. Conform de vigerende procedure in deze situatie, heeft de Landsadvocaat mijn zienswijze op het besluit van de gemeente op 2 december per brief kenbaar gemaakt aan het college. Ik voeg deze brief ter kennisneming bij 1. 1 Ter inzage gelegd bijhet Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Kort samengevat ben ik van oordeel dat de gronden voor intrekking van de gebruiksvergunningen zich niet voordoen. Zo kan niet worden gesteld dat aannemelijk is dat opnieuw overtreding zal plaatsvinden en dat als gevolg van deze verwachte overtredingen ernstige risico s zullen kunnen ontstaan. Zo vindt het onderzoek naar de oorzaak van de brand in het detentiecentrum door de Onderzoeksraad voor veiligheid nog plaats en kan dus niet nu reeds worden gesteld dat de minister van Justitie als houder van de gebruiksvergunning niet zou hebben voldaan aan de voorwaarden van de vergunning. Ook ontbreken concrete aanwijzingen dat het veronderstelde niet naleven van de vergunning de brand of de gevolgen daarvan heeft veroorzaakt. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 24 587, nr. 152 5

Ten aanzien van de mogelijke intrekkingsgronden voor de gebruiksvergunning dat een verandering van inzichten of omstandigheden heeft plaatsgevonden, gelegen buiten het bouwwerk, waaraan door nieuwe of gewijzigde voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen, herhaal ik dat het ministerie van Justitie steeds bereid is geweest om direct aan nieuwe, aanvullend gestelde brandveiligheidsvoorschriften te voldoen. Ook deze intrekkingsgrond kan zich dan naar mijn oordeel niet voordoen. Los van de bezwaren van de gegrondheid van het besluit heb ik voorts steeds duidelijk gemaakt dat sluiting op korte termijn niet wenselijk is in verband met de specifieke voorzieningen voor de bewaring van bolletjesslikkers. Naar aanleiding van enerzijds het besluit van het college van B&W van de gemeente Haarlemmermeer en anderzijds de door mij benadrukte behoefte om aldaar bolletjesslikkers op te vangen en gelet op de nevenvestiging van de rechtbank heb ik samen met de ministers van VROM, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op zaterdag 3 december besloten dat de inspecties van VROM en Openbare Orde en Veiligheid met spoed gezamenlijk een onderzoek dienen uit te voeren naar de brandveiligheid van het detentiecentrum. Dit onderzoek is verricht op zondag 4 december. Op 5 december hebben de inspecties gezamenlijk advies uitgebracht aan de betrokken bewindslieden. Naar het oordeel van de inspecties is de materiële onderbouwing voor het intrekken van de gebruiksvergunningen zwak. De eerste indruk van de brandveiligheidssituatie van de afdelingen L en M, waarin de bolletjesslikkers zijn ondergebracht, is positief met uitzondering van de brandveiligheidsinstructie van het personeel. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor knelpunten die niet op korte termijn kunnen worden opgelost. Ook de brandweer van de gemeente Haarlemmermeer komt, aldus de inspecties, niet met dergelijke knelpunten. De inspecties geven aan dat uit de TNO-rapportage mogelijk nieuwe knelpunten naar voren kunnen komen. Het ministerie van Justitie beschikt echter op dit moment nog niet over het TNO-rapport. 5. Tot slot Gelet op het voorgaande bestond, noch bestaat enige aanleiding om aan te nemen dat de Rijksgebouwendienst of het ministerie van Justitie in de toekomst de geldende brandveiligheidsvoorschriften niet onmiddellijk zal naleven. Er is dus geen sprake van een situatie waarin met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden gesteld dat door het ministerie van Justitie de aan de gebruiksvergunningen verbonden (en nog te verbinden) voorwaarden zal gaan overtreden. Op die grond bestaat dan ook geen aanleiding tot onmiddellijke staking van het gebruik van het detentiecentrum. Op verzoek van de Commissaris van de Koningin in Noord-Holland vindt heden een overleg onder zijn voorzitterschap plaats met de ministeries van Justitie en BZK en de gemeente Haarlemmermeer, teneinde te bezien of bemiddeling in deze mogelijk is. Afhankelijk van de uitkomst hiervan, en het vervolgens door de gemeente Haarlemmermeer te nemen definitieve besluit inzake de eventuele intrekking van de gebruiksvergunningen voor het detentiecentrum, zal ik mijberaden over de dan te nemen vervolgstappen, teneinde de voortzetting van het gebruik van het detentiecentrum zeker te stellen. Ik zal u over de voortgang op de hoogte houden. De Minister van Justitie, J. P. H. Donner Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 2006, 24 587, nr. 152 6