DE VERWERVING VAN DE RODE EN DE GROENE VOLGORDE IN VLAANDEREN

Vergelijkbare documenten

Nederlandse Samenvatting

Cover Page. Author: Scholz, Franziska Title: Tone sandhi, prosodic phrasing, and focus marking in Wenzhou Chinese Issue Date:

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp

Twee- en meerledige werkwoordsgroepen in gesproken Nederlands Stroop, J.P.A.

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Masterproef Geneesmiddelenontwikkeling

Masterproef Geneesmiddelenontwikkeling

Gids bij het opstellen van een masterproef Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Masterproef Geneesmiddelenontwikkeling

Werkwoordsvolgorde in de rechter- periferie van de Nederlandse zin: inleiding

Onderzoek naar het hulpwerkwoord OP

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen

EEN SEXTANT VOOR EEN TAALSPECIALIST

nederlandse samenvatting Dutch summary

Behorende bij het proefschrift How Politics Becomes News and News Becomes Politics geschreven

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

University of Groningen. Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

Masterproef Geneesmiddelenontwikkeling

Tellen met Taal. Het meten van variatie in zinsbouw in Nederlandse dialecten. Marco René Spruit

Taalverandering. 19. Taalverandering. Opdracht 19.1

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Regionale en stilistische effecten op de woordvolgorde in werkwoordelijke eindgroepen

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele

Profilering derde graad

Spelen in het groen. Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena van den Berg

8 Fragment 2 Groter als/dan derde graad DERDE GRAAD. Fragment 2 Taalnorm

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels:

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

Kan-beschrijvingen ERK A2

Profilering derde graad

Onderwijs- en examenregeling

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

ARTIKELEN VIERDE SOCIOLINGUISTISCHE CONFERENTIE VAN DE. bijeengebracht door Tom Koole, Jacomine Nortier en Bert Tahitu

DE HISTORISCHE WORTELS VAN VOLGORDEVARIATIE IN HET

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Praktische taalbeschouwing op de basisschool en in de eerste graad secundair onderwijs anno 2010

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 27

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

The Value of Deliberate Metaphor W.G. Reijnierse

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische

1 Sociaalwetenschappelijk onderzoek

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

DE PLAATS VAN WERKWOORDEN

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

ontspanning en iets presteren

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Eindexamen wiskunde A havo I

MWidW bij peuters en kleuters met TOS

Mense va mijne leeftijd

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Nederlandse Samenvatting

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

Person Markers in Spoken Spontaneous Israeli Hebrew. A Systematic Description and Analysis S. Cohen

We gaan het hebben over de woordvolgorde in Engelse zinnen.

SAMENVATTING (Summary in Dutch)

Docentonderzoek binnen de AOS Bijeenkomst 8 Feedbackformulier bij het onderzoeksinstrument

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

2. In functie van implementatie van onderzoekscompetenties in de lerarenopleiding

Beoordelingsrubric PWS (Mondial College)

3. De CNaVT-profielen

Onderwijs- en examenregeling

OPA-methode. Inhoud. 1. De OPA-methode maakt uw zinnen leesbaar 2. Zinnen bestaan uit zinsdelen 3

Meldpunt Vossenschade: een overzicht voor 2012

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk

Transcriptie:

DE VERWERVING VAN DE RODE EN DE GROENE VOLGORDE IN VLAANDEREN EEN EXPERIMENTELE STUDIE BIJ KINDEREN IN TIELT Aantal woorden: 14 638 Stephanie Desmet Studentennummer: 01402794 Promotor: Prof. dr. Gert De Sutter Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master of Arts in het vertalen: combinatie van ten minste twee talen: Nederlands, Engels, Duits Academiejaar: 2017-2018

2

3

4

DE VERWERVING VAN DE RODE EN DE GROENE VOLGORDE IN VLAANDEREN EEN EXPERIMENTELE STUDIE BIJ KINDEREN IN TIELT Aantal woorden: 14 638 Stephanie Desmet Studentennummer: 01402794 Promotor: Prof. dr. Gert De Sutter Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master of Arts in het vertalen: combinatie van ten minste twee talen: Nederlands, Engels, Duits Academiejaar: 2017-2018 5

6

Verklaring auteursrecht De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. 7

8

Dankwoord In de eerste plaats wil ik mijn promotor prof. dr. Gert De Sutter hartelijk bedanken. Zowel voor inhoudelijke als voor methodologische vragen kon ik altijd bij hem terecht. Bovendien zouden de statistische analyses zonder professor De Sutter waarschijnlijk niet gelukt zijn. Ten tweede wil ik mevrouw Fieke Van der Gucht bedanken voor het taalkundige en altijd zeer stipte advies. Vervolgens wil ik alle participanten bedanken om deel te nemen aan dit onderzoek. In het bijzonder richt ik mij daarbij tot de Vrije Basisschool De Heilige Familie en de Vrije ASO-school De Bron in Tielt. Bovendien wil ik mijn ouders en familie bedanken voor alle steun tijdens het afgelopen jaar. Tot slot wil ik ook nog mijn vriend Jelle bedanken voor de vele uurtjes waarin we samen aan onze masterproef hebben gewerkt onder het motto: samen thesissen is nog veel leuker dan alleen. 9

10

Abstract In de werkwoordelijke eindgroep van het Nederlands heeft de taalgebruiker verschillende mogelijkheden voor de woordvolgordevariatie van de werkwoorden. In de neerlandistiek wordt veel aandacht besteed aan de woordvolgordevariatie in een tweeledige werkwoordelijke eindgroep (de rode en de groene volgorde). Deze studie schept een beeld van de verwerving van die rode en groene volgorde bij Vlaamse kinderen, nadat Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) een gelijkaardig onderzoek hebben gevoerd bij Nederlandse kinderen. Bij zestig West-Vlaamse kinderen (leeftijd 5 tot 16 jaar), van wie de beide ouders Nederlandstalig zijn, werd een sentence repetition task en/of een production task ( afbeeldingenmethode ) uitgevoerd om na te gaan wat de invloed is van de toegepaste methode, de aangeboden volgorde, de leeftijd en het geslacht op de gekozen volgorde (rood dan wel groen). De verzamelde data werden enerzijds geanalyseerd met SPSS24 en anderzijds met RStudio 1.1.383, waarmee we een generalized linear mixed effects model gemodelleerd hebben. De invloed van het geslacht blijkt niet significant. De sentence repetition task leidt in bijna twee vijfde van de gevallen tot de groene volgorde, terwijl dat bij de afbeeldingenmethode in iets meer dan drie vijfde van de gevallen zo is, wat aantoont dat de toegepaste methode een grote invloed heeft op de gekozen volgorde. Bij de sentence repetition task werd een aangeboden groene volgorde vaker omgezet naar een rode volgorde, in plaats van omgekeerd. Jonge Vlaamse kinderen verkiezen hoofdzakelijk de groene volgorde, waarna ze tijdelijk de rode volgorde verkiezen. Naarmate Vlaamse kinderen nog ouder worden, verkiezen ze opnieuw de groene volgorde. Aantal woorden: 251 11

12

Inhoud 1. Inleiding... 17 2. Literatuurstudie... 21 2.1. Diachrone evolutie van de rode en de groene volgorde... 21 2.2. Rood en groen vandaag. Welke factoren beïnvloeden de keuze van de taalgebruiker?... 22 2.2.1. Contextuele dimensie... 23 2.2.2. Ritmische dimensie... 24 2.2.3. Semantische dimensie... 25 2.2.4. Discursieve dimensie... 26 2.3. De verwerving van de rode en de groene volgorde bij kinderen.... 26 2.3.1. De groene volgorde is de standaardvolgorde... 27 2.3.2. De rode volgorde is de standaardvolgorde... 29 2.3.3. Wanneer bereiken kinderen de volwassenen-fase?... 31 3. Methodologie... 33 3.1. Hypotheses... 33 3.2. Methode 1: SRT... 34 3.3. Methode 2: afbeeldingenmethode... 37 4. Resultaten... 43 4.1. Algemene verdeling van de rode en de groene volgorde... 43 4.2. Sentence repetition task versus afbeeldingenmethode... 44 4.3. Sentence Repetition Task... 46 4.3.1. Invloed van de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde (SRT)... 46 4.3.2. Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde (SRT)... 48 4.3.3. Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde (SRT)... 51 4.3.4. Generalized linear mixed effects model (SRT)... 52 4.4. Afbeeldingenmethode... 54 4.4.1. Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde (afbeeldingen)... 54 4.4.2. Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde (afbeeldingen)... 58 4.4.3. Generalized linear mixed effects model (afbeeldingen)... 59 5. Discussie en conclusie... 63 Bibliografie... 69 Bijlagen... 71 Bijlage 1: sentence repetition task... 71 13

Bijlage 2: afbeeldingenmethode... 76 Aantal woorden: 14 638 14

Lijst met tabellen en figuren Tabellen Tabel 1: Participanten SRT... 35 Tabel 2: Participanten afbeeldingenmethode... 38 Tabel 3: De verdeling van de groene en de rode volgorde per methode... 45 Tabel 4: Invloed van de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde (SRT)... 47 Tabel 5: Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde (SRT)... 49 Tabel 6: Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde (SRT)... 51 Tabel 7: Random effects en fixed effect van de SRT... 52 Tabel 8: Voorspellende kracht van het generalized linear mixed effects model bij de SRT... 53 Tabel 9: Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde (afbeeldingen)... 55 Tabel 10: Gemiddeldes van beide volgordes bij de jongste en de oudste groep (afbeeldingenmethode)... 58 Tabel 11: Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde (afbeeldingen)... 58 Tabel 12: Random effects en fixed effect van de afbeeldingenmethode... 59 Tabel 13: Voorspellende kracht van het generalized linear mixed effects model bij de afbeeldingenmethode... 60 Figuren Figuur 1: Algemene verdeling van de rode en de groene volgorde... 43 Figuur 2: Voorspelde probabiliteit van de rode volgorde bij leeftijdsgroepen 1 t.e.m. 3 (SRT)... 53 Figuur 3: Voorspelde probabiliteit van de rode volgorde bij een aangeboden volgorde die rood of groen is (SRT)... 54 Figuur 4: Voorspelde probabiliteit van de rode volgorde bij alle leeftijdsgroepen (afbeeldingenmethode)... 61 15

16

1. Inleiding Een vaak bestudeerd onderwerp in de neerlandistiek is de woordvolgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep. Die werkwoordelijke eindgroep kan zowel tweeledig, drieledig, vierledig, zijn en kan bovendien zowel in een hoofdzin als in een bijzin staan. Binnen die eindgroepen heeft een taalgebruiker heel wat vrijheid om de volgorde van de werkwoorden zelf te bepalen. Zowel infinitieven als deelwoorden kunnen het zelfstandig werkwoord zijn van een werkwoordelijke eindgroep. In zin (1) geven we een voorbeeld van een drieledige werkwoordelijke eindgroep die in een hoofdzin staat. Vervolgens geven we in zin (2) een voorbeeld van een vierledige werkwoordelijke eindgroep die in een bijzin staat. Bovendien tonen we ook hoe er binnen die twee zinnen gevarieerd kan worden in de woordvolgorde. - (1) Hij moet hierom gelachen hebben. (of: Hij moet hierom hebben gelachen.) - (2) Het lijkt alsof die aardappelen gekookt zullen moeten worden. (of: Het lijkt alsof die aardappelen zullen moeten gekookt worden.) (of: Het lijkt alsof die aardappelen gekookt moeten zullen worden.) (of: Het lijkt alsof die aardappelen moeten zullen worden gekookt.) Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dus dat er heel wat variatie mogelijk is. Vooral naar de woordvolgordevariatie binnen een tweeledige werkwoordelijke eindgroep is er al heel wat onderzoek verricht. In dergelijke tweeledige eindgroepen heeft de taalgebruiker in principe de keuze tussen twee mogelijkheden of volgordes. Ofwel plaatst hij de persoonsvorm voor het voltooid deelwoord of de infinitief, ofwel plaatst hij het voltooid deelwoord of de infinitief voor de persoonsvorm. Die twee verschillende volgordes worden respectievelijk ook wel de rode en de groene volgorde genoemd. In de zin (3) en zin (4) worden de beide volgordes geïllustreerd met een voorbeeld dat bestaat uit een werkwoordelijke eindgroep in een bijzin met het hulpwerkwoord hebben en een voltooid deelwoord. - (3) De straat is nat, omdat het heeft geregend. [ROOD] - (4) De straat is nat, omdat het geregend heeft. [GROEN] 17

Het gebruik van de kleuren rood en groen gaat terug op het dialectenonderzoek van Pauwels (1953). In dat onderzoek werden de kleuren rood en groen gebruikt om regio s aan te duiden op dialectkaarten. Vanaf de jaren 1950 van de 20ste eeuw zijn taalwetenschappers zich dan ook meer beginnen te interesseren in deze woordvolgordevariatie. Naast het dialectenonderzoek van Pauwels (1953), vormden vooral de onderzoeken van Van den Berg (1949) en Meeussen & Vanacker (1951) de aanleiding voor grondiger taalkundig onderzoek naar de woordvolgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep in het Nederlands. Voordien ging het meestal niet verder dan een vermelding van de mogelijkheid tot variatie. De laatste zestig jaar werd onderzoek gedaan naar verschillende aspecten van de woordvolgordevariatie. Die onderzoeken gingen onder andere over de diachrone evolutie van de rode en de groene volgorde, zoals Coussé (2008), of over de factoren die de keuze bepalen tussen beide volgordes, zoals De Sutter (2005) en Arfs (2007). Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw zijn taalwetenschappers zich ook meer beginnen te interesseren in de verwerving van de rode en de groene volgorde bij kinderen, zoals bijvoorbeeld Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016). Zowel uit het onderzoek van Zuckerman (2001) als uit de studie van Meyer & Weerman (2016) blijkt dat jonge kinderen, die zich nog in het prille begin van het verwervingsproces van het Nederlands bevinden, de groene volgorde verkiezen. Naarmate de kinderen ouder worden, domineert echter de rode volgorde. Beide onderzoeken zijn gevoerd in Nederland. Daarom is de vraag gerezen of een soortgelijk onderzoek in Vlaanderen dezelfde resultaten zou opleveren. Uit de literatuur is namelijk al meermaals gebleken dat Vlaanderen en Nederland een andere voorkeur hebben voor de groene en de rode volgorde. In Vlaanderen neemt de groene volgorde de bovenhand, terwijl de rode volgorde in Nederland het meeste voorkomt. Bovendien hebben zowel Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) gewerkt met een sentence repetition task (SRT). Dat is een methode waarbij de onderzoeker een set zinnen voorleest die het kind dan zo goed mogelijk moet proberen te herhalen. Zuckerman (2001) heeft ook een production task toegepast die overigens ongeveer dezelfde resultaten opgeleverd heeft dan met de sentence repetition task. Toch stellen wij ons de vraag of het gebruik van twee verschillende methodes in Vlaanderen wel zou kunnen leiden tot een ander resultaat. Deze masterproef probeert die vragen te beantwoorden door een onderzoek te organiseren in Vlaanderen dat gelijkaardig is aan de onderzoeken van Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016). Door enerzijds een sentence repetition task toe te passen en anderzijds een production task te hanteren, willen we ook te weten komen hoe de resultaten eventueel worden beïnvloed door de 18

toegepaste methode. Hieronder wordt de hoofdonderzoeksvraag van dit onderzoek, samen met vier deelvragen geformuleerd. Hoofdonderzoeksvraag Hebben Vlaamse kinderen een andere voorkeur dan Nederlandse kinderen wanneer het gaat over de rode en de groene volgorde? Deelvragen Wat is het effect van de toegepaste methode op de gekozen volgorde? Wat is het effect van de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde? Wat is het effect van de leeftijd op de gekozen volgorde? Wat is het effect van het geslacht op de gekozen volgorde? Deze masterproef is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 geven we een overzicht van de relevante literatuur uit het onderzoeksdomein van de woordvolgordevariatie in het Nederlands, waarbij wij ons focussen op drie thema s: de diachrone evolutie van de rode en de groene volgorde, de rode en de groene volgorde vandaag en tot slot de verwerving van de rode en de groene volgorde bij kinderen. Op basis van die literatuur formuleren we in hoofdstuk 3 enkele hypotheses. Bovendien stellen we de toegepaste methodes voor en lichten we ook bepaalde keuzes uit het onderzoeksproces toe. Daaropvolgend zetten we in hoofdstuk 4 de resultaten van deze studie nauwkeurig uiteen en interpreteren we die resultaten aan de hand van wat voorgaande literatuur ons geleerd heeft. Daarbij maken we in de eerste plaats een vergelijking tussen de twee toegepaste methodes, waarna we alle onafhankelijke variabelen per methode zullen bespreken. Tot slot formuleren we in hoofdstuk 5 een conclusie van dit onderzoek, die samengaat met een kritische reflectie waarin voorstellen worden gedaan voor mogelijk toekomstig onderzoek. 19

20

2. Literatuurstudie Voor we ingaan op het design en de resultaten van de voorliggende studie, willen we eerst stilstaan bij wat op dit moment al bekend is over de variatie in de tweeledige werkwoordelijke eindgroep, ook wel de rode en de groene volgorde genoemd. In paragraaf 2.1 staan we kort stil bij de diachrone evolutie van de rode en de groene volgorde. Dat gebeurt op basis van de studie van Coussé & De Sutter (2012). Aan deze paragraaf besteden we het minste aandacht, omdat deze masterproef zich niet focust op een diachrone evolutie, maar eerder synchroon van aard is. De historische ontwikkeling van de rode en de groene volgorde kan echter wel inzichtrijk zijn om de huidige variatie beter te begrijpen. Vervolgens gaat de aandacht in paragraaf 2.2 naar de manier waarop de beide volgordes tegenwoordig functioneren, meer bepaald: wat zijn de factoren die de keuze van een taalgebruiker mogelijkerwijs kunnen beïnvloeden? Tot slot gaan we in paragraaf 2.3 dieper in op het verwervingsproces van werkwoordclusters bij kinderen, waarbij we ons baseren op Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016). 2.1. Diachrone evolutie van de rode en de groene volgorde De manier waarop de groene en de rode volgorde ontstaan zijn en hoe ze zich hebben ontwikkeld, wordt bestudeerd in de studies van De Meersman (1990), Burridge (1993) en Coussé (2003). In deze onderzoeken werden teksten geanalyseerd die dateren van de dertiende eeuw tot en met de zeventiende eeuw, aldus Coussé & De Sutter (2012). Die teksten waren afkomstig uit drie verschillende dialectregio s, namelijk Vlaanderen, Brabant en Holland. Uit deze studies bleek dat er in de onderzochte tijdsperiode een evolutie merkbaar was in het gebruik van de rode en de groene volgorde. In de oudste teksten, die gesitueerd kunnen worden in de periode van het Middelnederlands, is er een dominantie merkbaar van de groene volgorde. Naarmate de teksten jonger worden, duikt de rode volgorde meer en meer op. Vanaf de zeventiende eeuw is de rode volgorde dan ook de dominante variant geworden. Op basis van deze studies hebben Coussé & De Sutter (2012) in hun onderzoek geprobeerd om een beter beeld te scheppen van de huidige situatie in de woordvolgordevariatie door ook teksten te analyseren die dateren van na de zeventiende eeuw. De onderzochte teksten, ambtelijke en narratieve teksten, konden ook allemaal gesitueerd worden in de regio s Vlaanderen, Brabant en Holland. Ook uit deze studie bleek dat de rode volgorde in het algemeen dominanter wordt, naarmate de onderzochte teksten jonger worden. De groene volgorde blijkt net zoals in de studies van De Meersman 21

(1990), Burridge (1993) en Coussé (2003) dominanter te zijn geweest in de periode van het Middelnederlands, alsook in de vijftiende en in het begin van de zestiende eeuw. 2.2. Rood en groen vandaag. Welke factoren beïnvloeden de keuze van de taalgebruiker? Zoals reeds vermeld, heeft de taalgebruiker van het Nederlands in principe de vrije keuze tussen de rode en de groene volgorde. In de taalwetenschappelijke literatuur van de twintigste eeuw staat heel wat interessante informatie over de variatie in de werkwoordelijke eindgroep van het Nederlands. In Stroop (1970) wordt bijvoorbeeld beweerd dat de groene volgorde in Nederland als een germanisme kan worden beschouwd en daarom minder voorkomt. De rode volgorde wordt door Sassen (1963) in de context van exogenisme geplaatst, omdat de groene volgorde voornamelijk aanwezig is in de dialecten. Ook het dialectenonderzoek van Pauwels (1953) biedt ons interessante inzichten in de verspreiding van de rode en de groene volgorde. Een duidelijk en eenduidig antwoord op de vraag wat nu eigenlijk de algemene factoren zijn die de volgordevariatie bepalen, kon echter nog niet geformuleerd worden, aldus Coussé, Arfs & De Sutter (2008). Volgens Coussé, Arfs & De Sutter (2008, p. 5) is de reden van dat ontbrekende antwoord vooral methodologisch en analytisch van aard. Daarmee bedoelen ze dat voorgaande onderzoeken allemaal erg verschillend taalmateriaal geanalyseerd hebben en bovendien ook vrij uiteenlopende methodes hebben toegepast. Daarom is het dus niet mogelijk om de verschillende resultaten van die voorgaande onderzoeken op een correcte manier te vergelijken. Uit die voorgaande onderzoeken bleek dus dat er wel degelijk factoren zijn die een invloed kunnen uitoefenen op de volgordevariatie. Wat nog niet onderzocht werd, was of deze factoren mekaar ook konden beïnvloeden en of ze buiten het geanalyseerde taalmateriaal ook echt voorkwamen in het Nederlands (Coussé, Arfs & De Sutter, 2008). De proefschriften van De Sutter (2005) en Arfs (2007), hebben geprobeerd om aan deze tekortkomingen te voldoen. Zoals vermeld staat in Coussé, Arfs & De Sutter (2008, p. 6), lag de focus in De Sutter (2005) op taalinterne en taalexterne factoren, zoals de regionale afkomst van de spreker of het soort tekststijl. In Arfs (2007) lag de nadruk vooral op ritmische factoren, wat een louter taalinterne factor is. Uit deze twee studies zijn vier grote dimensies afgeleid die een aantal factoren groeperen waarvan is aangetoond dat ze een invloed uitoefenen op de variatie tussen de groene en de rode volgorde in de Nederlandse werkwoordelijke eindgroep. Die vier dimensies, op basis van Coussé, Arfs & De Sutter (2008), ook wel factoren genoemd, worden toegelicht in de volgende subparagrafen. 22

2.2.1. Contextuele dimensie De eerste en omvangrijkste dimensie is de contextuele dimensie (Coussé, Arfs & De Sutter, 2008, p. 6). De term doet het al vermoeden: de context waarin een taalgebruiker zich bevindt, heeft een invloed op de keuze tussen de rode en de groene volgorde. Ten eerste blijkt uit het onderzoek van De Sutter (2005) dat de regionale afkomst van de taalgebruiker een bepalende factor kan zijn voor de geprefereerde volgorde in de werkwoordelijke eindgroep. De Sutter (2005) stelde een erg divers corpus samen, waardoor het mogelijk werd om Nederland en Vlaanderen met elkaar te vergelijken. Daaruit kwam duidelijk naar voren dat sprekers in het Noorden van het taalgebied vaker de rode volgorde hanteren dan sprekers in het Zuiden van het taalgebied. Ook in het artikel van De Sutter, Speelman & Geeraerts (2005) werd dit vastgesteld. In Stroop (1970) wordt bovendien vermeld dat de groene volgorde in Nederland als een germanisme kan worden beschouwd en dat daarom de rode volgorde frequenter is geworden. Coussé, Arfs & De Sutter (2008, p. 6) verklaren dat verschil door het verschil in ontwikkeling van het Nederlands. In het Noorden werd het Nederlands veel sneller gestandaardiseerd dan in het Zuiden, waar lange tijd veel dialecten de bovenhand hadden. Dat verschil in taalvariant (d.w.z. Belgisch- Nederlands vs. Nederlands-Nederlands) heeft dus geleid tot een verschil in volgorde in de werkwoordelijke eindgroep. Naast het verschil tussen Nederland en Vlaanderen, kan er in de resultaten van De Sutter (2005) ook worden vastgesteld dat taalgebruikers in Vlaanderen niet allemaal dezelfde volgorde prefereren. In Limburg, Oost- en West-Vlaanderen blijkt de groene volgorde de meest voorkomende variant, terwijl Antwerpen en Vlaams-Brabant meer geneigd zijn tot de rode volgorde. Ten tweede blijkt uit het onderzoek van De Sutter (2005) dat de communicatieomstandigheden waarin de taalgebruiker zich bevindt ook een rol spelen. Binnen die communicatieomstandigheden kan een onderscheid gemaakt worden tussen de mate van interactie, redactionele controle en productiedruk. Die drie factoren worden in de volgende alinea s besproken. In taaluitingen, waar gesprekspartners met elkaar in interactie zijn, is de groene volgorde overduidelijk in de meerderheid. Daaruit kan logischerwijs worden afgeleid dat de groene volgorde meer voorkomt in gesproken taal dan in geschreven taal. In geschreven taal is de interactie namelijk veel lager dan in gesproken taal. Dat werd onder andere ook bewezen in 23

verschillende studies (zie bv. Arfs 2007 en Stroop 2009). Arfs (2007) gebruikte een dataset die enkel bestond uit geschreven taal. Daaruit bleek dat in 72,08 % van de gevallen voor de rode volgorde werd gekozen. Stroop (2009) gebruikte data uit het CGN (Corpus Gesproken Nederlands). Dat corpus bevat hedendaags Nederlands zoals Vlamingen en Nederlanders vandaag de dag spreken. Daaruit bleek dat in 62,65 % van de gevallen werd gekozen voor de groene volgorde. Daarnaast zijn taaluitingen waarbij een lage redactionele controle wordt uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld chatberichten, ook vooral groen. Een hoge redactionele controle vindt bijvoorbeeld plaats bij krantenartikelen, persberichten enzovoort. Dergelijke teksten worden dan ook gekenmerkt door een hoger prestigieus karakter. In dat opzicht is het interessant om te vermelden dat in de sociolinguïstiek wel eens wordt beweerd dat vrouwen een meer prestigieus taalgebruik zouden hanteren dan mannen. Of vrouwen dan ook meer de rode volgorde zouden hanteren dan mannen, werd nog niet aangetoond. In het artikel van De Sutter (2005), dat onder meer onderzoek deed naar regionale effecten op de volgordevariatie, bleek dat het geslacht geen grote invloed had. Bovendien speelt de productiedruk ook een rol bij de keuze tussen rood of groen. Wanneer een spreker niet veel tijd heeft om iets te zeggen, dan gebruikt hij vaker de groene volgorde, aldus de resultaten van De Sutter (2005). Bij taaluitingen waarbij de taalgebruiker onder een hoge druk staat, zou het een logisch gevolg zijn dat taalgebruikers dan ook teruggrijpen op woorden of constructies die voor hem of haar de meest voor de hand liggende zijn. Toch wordt in De Sutter (2007) aangetoond dat taaluitingen die van de taalgebruiker een hoge cognitieve inspanning vragen, in de meeste gevallen leiden tot een groene volgorde. In dat onderzoek wordt bijvoorbeeld verwezen naar de invloed van de deelwoordfrequentie. Wanneer een deelwoord vrij frequent voorkomt in het dagdagelijks taalgebruik, zal het voor een spreker cognitief minder moeite kosten om dat deelwoord te produceren. Dat leidt dan in de meeste gevallen tot een rode volgorde. Het omgekeerde geldt dan logischerwijze ook: deelwoorden die een grotere cognitieve inspanning vragen, zullen dan vaker leiden tot een groene volgorde. 2.2.2. Ritmische dimensie De tweede dimensie is de ritmische dimensie (Coussé, Arfs & De Sutter, 2008, p. 8) of door De Sutter (2005) ook wel de prosodische dimensie genoemd. Dat kan zowel slaan op het 24

volledige zinsritme als op het ritme in de werkwoordelijke eindgroep zelf. Ten eerste wordt het zinsritme bepaald door beklemtoonde en onbeklemtoonde elementen die in de zin worden afgewisseld. Dat dit de keuze tussen de rode en de groene volgorde bepaalt, werd al bewezen door Meeussen & Vanacker (1951) en De Schutter (1996). De Sutter (2005) en Arfs (2007) stelden vervolgens in hun proefschriften twee tendensen vast. De rode volgorde wordt meer gehanteerd in zinnen waar een beklemtoond element vlak voor de eindgroep staat. De reden daarvoor is namelijk dat een persoonsvorm zelden beklemtoond is, maar de klemtoon bij het voltooid deelwoord ligt. De groene volgorde, daarentegen, wordt dan vaker gehanteerd wanneer er een onbeklemtoond element voor de eindgroep staat. Op die manier streeft de taalgebruiker naar een evenwicht in het ritme van de zin door beklemtoonde en onbeklemtoonde elementen af te wisselen. Een voorbeeld wordt gegeven in zinnen (5a) en (5b), en in zinnen (6a) en (6b). In de voorbeelden zijn de b-zinnen de geprefereerde volgordes. - (5a) Het was erg duidelijk dat die banaan opgegeten was. - (5b) Het was erg duidelijk dat die banaan was opgegeten. - (6a) Wat vreselijk dat oma was afgevallen. - (6b) Wat vreselijk dat oma afgevallen was. Ten tweede stelde Arfs (2007) in haar proefschrift ook vast dat de keuze tussen rood en groen ook bepaald kan worden door het streven naar een evenwicht van het ritme in de werkwoordelijke eindgroep zelf. Wanneer het voltooid deelwoord een intern evenwicht heeft, zoals in gereden, komen de beide volgordes even veel voor. Wanneer de laatste lettergreep van het voltooid deelwoord de klemtoon krijgt, komt de groene volgorde frequenter voor. Het omgekeerde geldt ook: wanneer de eerste lettergreep van het voltooid deelwoord de klemtoon krijgt, komt de rode volgorde dan weer frequenter voor. 2.2.3. Semantische dimensie De derde dimensie is de semantische dimensie (Coussé, Arfs & De Sutter, 2008, p. 9). Bij deze dimensie speelt de betekenis van het deelwoord een rol bij de keuze tussen rood en groen. Volgens De Sutter (2007, p. 38) gaat het dan over het onderscheid tussen een adjectivische, toestandsgerichte interpretatie van het deelwoord en een verbale 25

interpretatie van het deelwoord. Uit het proefschrift van De Sutter (2005), blijkt dat adjectivische voltooid deelwoorden meestal in de groene volgorde staan. Een voorbeeld van zo n deelwoord is bijvoorbeeld gesloten. Dat de groene volgorde de standaardvolgorde is in dergelijke constructies wordt ook in het algemeen aangenomen. Zo wordt bijvoorbeeld in Sassen (1963, p. 17) verklaard dat een adjectief dat formele gelijkenis vertoont met een voltooid deelwoord, in de verbinding met zijn achter de persoonsvorm nooit in de rode volgorde kan staan in het Nederlands. Wanneer het deelwoord echter verbaal geïnterpreteerd dient te worden, dan zijn zowel de rode als de groene volgorde een mogelijkheid. 2.2.4. Discursieve dimensie De vierde en laatste dimensie wordt de discursieve dimensie genoemd (Coussé, Arfs & De Sutter, 2008, p. 10), terwijl De Sutter (2005) deze dimensie eerder al de psycholinguïstische dimensie had genoemd in zijn proefschrift. Naast de resultaten van De Sutter (2005), wezen de resultaten van Arfs (2007) ook op deze dimensie. Daaruit bleek dat taalgebruikers teruggrijpen op de volgorde die ze in de vorige zin of zinnen gebruikt hebben. Coussé, Arfs & De Sutter (2008, p.10) noemen dat fenomeen syntactische recyclage of syntactische persistentie. 2.3. De verwerving van de rode en de groene volgorde bij kinderen. Naar de verwerving van de rode en de groene volgorde bij kinderen is er nog niet heel erg veel onderzoek gedaan. Wetenschappers die hier echter wel al onderzoek naar gedaan hebben zijn bijvoorbeeld Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016). Belangrijk om op te merken is echter dat beide onderzoeken gevoerd zijn in Nederland. Aangezien deze masterproef een beeld probeert te scheppen van de volgordevariatie bij Vlaamse kinderen, is het interessant om te weten wat gelijkaardige onderzoeken in het noordelijke deel van het taalgebied hebben opgeleverd. De methode(s) en de resultaten van Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) zijn vrij gelijklopend. Ondanks die vrij gelijklopende resultaten, zijn beide studies tot een andere conclusie gekomen. Zuckerman (2001) leidt uit zijn onderzoek af dat de standaardvolgorde in de werkwoordelijke eindgroep de groene volgorde is, terwijl Meyer & Weerman (2016) het omgekeerde besluiten, namelijk dat de rode volgorde de standaardvolgorde is in de werkwoordelijke eindgroep. In wat volgt, worden beide onderzoeken besproken en wordt een 26

poging gedaan om de redeneringen die ten grondslag liggen aan de conclusies van de beide onderzoeken, duidelijk te maken (subparagrafen 2.3.1 en 2.3.2). Bovendien schenken we ook aandacht aan de toegepaste methodes, omdat deze masterproef enerzijds gelijkaardige methodes toepast en anderzijds omdat we in ons onderzoek willen nagaan wat het effect is van de toegepaste methode. Ten slotte staan we in paragraaf 2.3.3 kort even stil bij het moment waarop een kind het Nederlands niet meer aan het verwerven is, maar zich begint te gedragen als een volwassen taalgebruiker. 2.3.1. De groene volgorde is de standaardvolgorde Zuckerman (2001) schrijft in zijn proefschrift over verschillende gevallen in verschillende talen waarbij er een keuzemogelijkheid is. Naast de volgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep in het Nederlands, heeft hij ook onderzoek verricht naar gevallen waar er sprake is van optional movement in het Frans, het Hebreeuws en het Engels. Hoewel Zuckerman (2001) veronderstelt dat optionality niet bestaat in een natuurlijke taal, stelt hij later vast dat de werkwoordelijke eindgroep in de Nederlandse bijzin een uitzondering is. Om te kunnen spreken van optionality, moet er volgens Zuckerman (2001) een verschil zijn tussen de beide opties, in dit geval de rode en de groene volgorde. Dat verschil tussen de rode en de groene volgorde is volgens hem erg klein en daaruit concludeert hij dat kinderen die de taal nog aan het verwerven zijn niet in staat zijn om dat kleine verschil in te zien (Zuckerman, 2001, p.67). Bovendien beweert hij dat er geen registerverschil zou zijn tussen beide volgordes, hoewel deze bewering in later onderzoek ontkracht werd (zie bv. De Sutter 2005 of Arfs 2007). In Zuckerman (2001) wordt beweerd dat een kind, dat de taal nog aan het leren is, geneigd is om de meest economische volgorde te kiezen. Dat betekent dat het kind de volgorde zal hanteren waar hij of zij het minst moeite moet voor doen. In zijn studie probeert hij te verklaren welke volgorde de meest economische volgorde is, aan de hand van de basisstructuur van een Nederlandse zin. Hij besluit dat die basisstructuur de SVO-structuur is. Dat betekent dat het subject (S) voor het werkwoord (V) komt, dat op zijn beurt voor het object (O) komt 1. De standaardvolgorde van het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord 1 Het Nederlands wordt door sommige taalwetenschappers beschouwd als een SOV-taal, terwijl andere taalwetenschappers het Nederlands beschouwen als een SVO-taal. De redenering die daar achter zit, heeft te maken met de oppervlaktestructuur en de dieptestructuur. Taalkundigen die het Nederlands beschouwen als een SVO-taal, vinden de oppervlaktestructuur het belangrijkst. Volgens hen wordt de structuur van een zin bepaald door de manier waarop hij gelezen wordt, bv. Hij heeft een hond. Taalkundigen die het Nederlands 27

binnen een SVO-structuur, is volgens Zuckerman de rode volgorde. Wanneer er een bijzin gevormd moet worden, veronderstelt hij dat een beweging van het voltooid deelwoord naar links verplicht is, terwijl een beweging van het hulpwerkwoord als optioneel beschouwd wordt: It is assumed that the part-aux order is achieved by a local movement of the participle to the left and that the converging aux-part order is achieved through a second movement of the auxiliary into a functional projection FP. The participle movement is assumed to be obligatory and the aux-movement, which seems to be the optional one, is assumed to be motivated by functional features located in FP. (Zuckerman, 2001, pp. 76-77) Aangezien de rode volgorde pas wordt bereikt na twee bewegingen, namelijk eerst de verplichte beweging van het voltooid deelwoord en daarna de optionele beweging van het hulpwerkwoord, beschouwt Zuckerman (2001) de groene volgorde als de meest economische volgorde in het Nederlands. Daarom verwacht hij dat kinderen de groene volgorde zullen prefereren. Die hypothese werd ook bevestigd in de resultaten van het onderzoek: kinderen tussen 3 à 4 jaar oud die zich nog in de verwervingsfase van het Nederlands bevinden, prefereren de groene volgorde. Naarmate een kind ouder wordt (vanaf het vijfde levensjaar), domineert echter de rode volgorde. Om die resultaten te bereiken, werden twee methodes toegepast: een production task en een repetition task. De production task werd uitgevoerd bij 27 kinderen, die hij in twee groepen heeft onderverdeeld. De gemiddelde leeftijd van de jongste groep was 3,4 jaar, terwijl de gemiddelde leeftijd van de oudste groep 5,5 jaar was. Aan de hand van een pop werden aan de kinderen waarom-vragen gesteld over afbeeldingen die de kinderen te zien kregen. De bedoeling van die waarom-vragen was om de kinderen te laten antwoorden met een omdatbijzin waarin ofwel een rode ofwel een groene volgorde zat. Naast 27 kinderen, ondergingen ook 19 volwassen de production task. Het experiment verliep gelijkaardig met die uitzondering dat de onderzoeker bij de volwassenen twee extra nepvragen stelde, opdat de participant zich niet zou bewust worden van het soort vragen dat de onderzoeker hem of haar stelt. als een SOV-taal beschouwen, vinden de dieptestructuur belangrijker. Dat gaat dan over de structuur zoals die in ons hoofd zit, bv. Hij een hond hebben. Pas door generatieve regels toe te passen, komt het vervoegde werkwoord op de tweede plaats in de zin, waardoor een oppervlaktestructuur bereikt wordt. 28

De repetition task werd uitgevoerd bij 8 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 3,8 jaar. De kinderen kregen 20 zinnen te horen waarin ofwel een dat- of omdat-constructie zat. Daarna werd aan de kinderen gevraagd om de zinnen zo goed mogelijk te herhalen. Om het experiment kindvriendelijk te houden en om het kind wat ondersteuning te bieden, werden de zinnen telkens vergezeld door afbeeldingen. De helft van de zinnen bevatte een rode volgorde, terwijl de andere helft van de zinnen een groene volgorde bevatte. 2.3.2. De rode volgorde is de standaardvolgorde Meyer & Weerman (2016) hebben geprobeerd om een antwoord te formuleren op de vraag: hoe worden werkwoordclusters in het Nederlands verworven? Hun hypothese daarbij is dat de standaardvolgorde van de werkwoordelijke eindgroep in het Nederlands de rode volgorde is en dat die volgorde een belangrijke rol speelt in de verwerving van werkwoordclusters (Meyer & Weerman, 2016, p. 182). Hun hypothese, dat de rode volgorde de standaardvolgorde is, proberen ze te staven aan de hand van een multistaged pathway in verb cluster acquisition (Meyer & Weerman 2016, p. 189). Een kind doorloopt dus verschillende stadia tijdens het verwervingsproces. Een kind bevindt zich in het eerste stadium wanneer hij of zij in staat is om een cluster te vormen die bestaat uit twee werkwoorden. Op basis van de resultaten van Zuckerman (2001) verwachten Meyer & Weerman dat kinderen in het eerste stadium bijna uitsluitend de groene volgorde zullen hanteren. Heel belangrijk hierbij is dat Meyer & Weerman hier nog niet willen spreken van echte werkwoordclusters, omdat ze van mening zijn dat de groene volgorde in dit eerste stadium een zuiver resultaat is van de OV-structuur van het Nederlands. Bij een OV-structuur staat het finiete werkwoord achteraan, waardoor dus een groene volgorde wordt bereikt. Voor kinderen in dat eerste stadium is de groene volgorde echter de enige mogelijkheid, omdat die volgorde overeenkomt met de OV-structuur van het Nederlands. Pas vanaf het tweede stadium, wanneer een kind ook de rode volgorde herkent in de input, wordt een kind zich bewust van het bestaan van clusters. Enkel vanaf dan kan er sprake zijn van werkwoordclusters. Dus, wanneer een kind zich bewust wordt van de rode volgorde in de input, zal hij of zij die rode volgorde verkiezen boven de groene volgorde, aldus Meyer & Weerman (2016, p. 189). Voor hun studie werkten Meyer & Weerman (2016) met drie sentence repetition tasks die ze aan 120 Noord-Nederlandse peuters (gemiddelde leeftijd: 3,7 jaar) en kleuters (gemiddelde 29

leeftijd: 5,1 jaar) hebben voorgelegd. Per kleuter werden 36 zinnen voorgelezen, terwijl er per peuter slechts 18 zinnen werden voorgelezen. In alle zinnen zat ofwel een rode ofwel een groene volgorde. De kinderen moesten de zinnen zo goed mogelijk nazeggen. Om het experiment kindvriendelijk te houden en om de kinderen context te geven, werden alle zinnen vergezeld door afbeeldingen. De eerste twee tasks bestonden uit zinnen met een tweeledige werkwoordelijke eindgroep, waarin ofwel een constructie zat met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord ofwel met een modaal werkwoord en een infinitief. De bedoeling daarvan was om te weten te komen of die verschillende constructies ook een invloed kunnen hebben op de volgorde die een kind kiest. De derde en laatste task bestond uit zinnen met een drieledige werkwoordelijke eindgroep, die allemaal bestonden uit het modale werkwoord moeten, de infinitief hebben en een voltooid deelwoord. Deze drie werkwoorden werden in zes verschillende volgordes voorgelezen, waarvan slechts twee volgordes echt grammaticaal aanvaard worden. Uit de resultaten van hun onderzoek bleek de rode volgorde dan ook de meest voorkomende volgorde te zijn bij kleuters (d.w.z. kinderen die niet meer in de beginfase van het verwervingsproces zitten). Bij peuters (d.w.z. kinderen die zich wel nog in de beginfase van het verwervingsproces bevinden) bleek de groene volgorde prominenter te zijn. Zoals reeds gezegd, hebben Meyer & Weerman (2016) een sentence repetition task toegepast om hun resultaten te bereiken. Daaruit bleek dat de rode volgorde in het algemeen vaker correct werd nagezegd. Bovendien werd de groene volgorde vaker veranderd naar de rode volgorde en traden er bij de groene volgorde vaker dubbele fouten 2 op. Bovendien bleek uit hun resultaten ook dat het soort constructie (hulpwerkwoord + voltooid deelwoord of modaal werkwoord + infinitief) ook een invloed uitoefende op de volgordevariatie: een aangeboden rode volgorde werd vaker correct nagezegd in combinatie met een modaal werkwoord en een infinitief, terwijl een aangeboden groene volgorde vaker correct werd nagezegd in combinatie met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. Uit subparagraaf 2.3.1 en 2.3.2 kunnen we dus het volgende concluderen: zowel Zuckerman (2001) als Meyer & Weerman (2016) kunnen uit de resultaten van hun onderzoek afleiden, dat kinderen die nog in de verwervingsfase zitten, hoofdzakelijk de groene volgorde hanteren. Naarmate een kind ouder wordt, wordt de rode volgorde frequenter. Beide onderzoeken hebben echter niet dezelfde redenering gevolgd om te besluiten wat nu de 2 Bijv. Is gevallen is 30

standaardvolgorde is in het Nederlands. Zuckerman (2001) redeneert dat de meest economische volgorde, de standaardvolgorde is. Meyer & Weerman (2016), daarentegen, redeneren dat de meest economische volgorde niet de standaardvolgorde kan zijn, omdat die volgorde minder frequent voorkomt naarmate kinderen zich bewust worden van het bestaan van clusters. 2.3.3. Wanneer bereiken kinderen de volwassenen-fase? Taalwetenschappers zijn het er nog niet helemaal over eens wat nu eigenlijk de meest voorkomende volgorde is bij volwassenen. De Nederlandse volwassenen die deelnamen aan het onderzoek van Zuckerman (2001) bleken bijna uitsluitend te kiezen voor de rode volgorde. De resultaten van De Sutter (2005) toonden echter het omgekeerde voor Vlaamse volwassenen, terwijl Nederlanders volgens zijn resultaten ook hoofdzakelijk voor rood kiezen. Meyer & Weerman (2016) stellen voor dat allerlei externe factoren een rol kunnen spelen bij de keuze die volwassenen maken tussen de rode en de groene volgorde. Voorbeelden van zulke factoren werden uitvoerig besproken in paragraaf 2.2 (de vier dimensies zoals voorgesteld in Coussé, Arfs en De Sutter 2008). We zouden dus kunnen stellen dat een kind het gedrag van een volwassen taalgebruiker begint te vertonen wanneer het onderhevig is aan die externe factoren. 31

32

3. Methodologie Nadat we in hoofdstuk 2 een overzicht gegeven hebben van relevante literatuur, gaan we in dit hoofdstuk dieper in op de hypotheses (3.1) en methodes die we in dit onderzoek gebruikt hebben. Omdat we in deze masterproef onder andere willen nagaan wat het effect is van de toegepaste methode op de gekozen volgorde (rood dan wel groen), hebben we voor ons onderzoek twee verschillende methodes toegepast. De bespreking van de eerste methode, de sentence repetition task (SRT), volgt in paragraaf 3.2. Vervolgens schenken we in paragraaf 3.3 aandacht aan de tweede methode, namelijk de afbeeldingenmethode. Tot slot geven we nog mee dat alle statistische analyses uitgevoerd zijn met SPSS24 en RStudio 1.1.383. 3.1. Hypotheses In de inleiding gaven we al de hoofdonderzoeksvraag en de deelvragen aan. In deze paragraaf volgen de hypotheses bij die vragen en formuleren we dus de antwoorden die we op die vragen verwachten. Hoofdonderzoeksvraag: Hebben Vlaamse kinderen een andere voorkeur dan Nederlandse kinderen wanneer het gaat over de rode en de groene volgorde? Hypothese 1: Omdat uit eerder onderzoek bleek dat Vlaamse en Nederlandse volwassenen er een andere voorkeursvolgorde op nahielden, voorspellen we dat ook Vlaamse en Nederlandse kinderen een andere volgorde verkiezen. Meer bepaald gaan we ervan uit dat Vlaamse kinderen vaker de groene dan de rode volgorde zullen hanteren. Immers: de groene volgorde komt vaker voor in de input die Vlaamse kinderen krijgen. Deelvragen: Wat is het effect van de toegepaste methode op de gekozen volgorde? Hypothese 2: De sentence repetition task zal in vergelijking met de afbeeldingenmethode leiden tot meer rode volgordes, omdat er bij deze methode bijna geen interactie is met de interviewer. Hoewel het kind de interviewer zo goed mogelijk moet nazeggen, is er geen sprake van een gesprek. Doordat de interviewer bij de afbeeldingenmethode een vraag stelt aan het kind, ontstaat er een vorm van spontane interactie. De productiedruk is zowel bij de sentence repetition task als bij de afbeeldingenmethode vrij hoog. Die hoge productiedruk 33

leidt volgens De Sutter (2005) tot de groene volgorde. Toch verwachten wij bij de sentence repetition task dat de lage mate van interactie ervoor zal zorgen dat de productiedruk afneemt waardoor de rode volgorde meer voorkomt. De hoge mate van interactie en dus ook de hogere productiedruk bij de afbeeldingenmethode, zal leiden tot de groene volgorde. Wat is het effect van de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde bij de sentence repetition task? Hypothese 3: Kinderen veranderen niet vaak van volgorde, maar als ze veranderen, dan zal dat meer in de richting van groen zijn dan in de richting van rood. Dat komt omdat al onze participanten West-Vlaamse kinderen zijn. Uit eerder onderzoek (zie bv. De Sutter, 2005) blijkt dat de groene volgorde de meest voorkomende volgorde is in Vlaanderen en daarbinnen dan vooral in West-Vlaanderen. Wat is het effect van de leeftijd op de gekozen volgorde? Hypothese 4: Wanneer een Vlaams kind zich nog in de beginfase van het verwervingsproces van het Nederlands bevindt, zal de groene volgorde de bovenhand nemen, als gevolg van de input die in Vlaanderen overwegend groen is. Naarmate de kinderen zich verder in het verwervingsproces bevinden, zullen ze in tegenstelling tot Nederlandse kinderen minder drastisch overschakelen op de rode volgorde, maar zal de groene volgorde een grote rol blijven spelen, opnieuw omdat ze de groene volgorde vaker horen in de input. Wat is het effect van het geslacht op de gekozen volgorde? Hypothese 5: Vrouwen hebben een voorkeur voor de rode volgorde, omdat vrouwen sneller geneigd zijn prestigieus taalgebruik te hanteren. Aangezien de rode volgorde vaker voorkomt in geschreven teksten en in teksten waar een grote redactionele controle wordt op uitgevoerd, is de rode volgorde de meest prestigieuze volgorde. Voor mannen geldt het omgekeerde: mannen hebben een voorkeur voor de groene volgorde, omdat het taalgebruik van mannen minder prestigieus zou zijn. 3.2. Methode 1: SRT De eerste methode die we in onze studie hebben toegepast is de sentence repetition task. Ook Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) hebben een gelijkaardige methode toegepast. Wij hebben deze methode bij dertig West-Vlaamse kinderen uitgevoerd in hun kleuter- en basisschool De Heilige Familie in Tielt. Alle deelnemende kinderen spreken thuis Nederlands. Bij 34

het onderzoek werden geen kinderen van anderstalige ouders betrokken. Aan andere specifieke criteria diende het kind niet te voldoen. Zo kwamen we tot een diverse groep participanten die representatief is voor heel Vlaanderen. De leerkrachten selecteerden zelf enkele kinderen. Daarbij hielden ze rekening met een goede mix tussen jongens en meisjes. Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende leeftijdsgroepen, leerjaren, leeftijden en het aantal kinderen (aantal jongens (M) en meisjes (V)) waarbij we de SRT hebben uitgevoerd. Leeftijdsgroep Leerjaar Leeftijd Aantal kinderen (M en V) 1 Derde kleuterklas 5-6 jaar 10 (4 M en 6 V) 2 Tweede leerjaar 7-8 jaar 10 (5 M en 5 V) 3 Vierde leerjaar 9-10 jaar 10 (6 M en 4 V) Tabel 1: Participanten SRT Het experiment vond plaats in een ontspanningslokaal van de school waarin alle deelnemende kinderen naar school gaan. We vonden het namelijk belangrijk om een setting te creëren die voor de deelnemende kinderen vertrouwd aanvoelde, opdat de participanten zo natuurlijk mogelijk zouden spreken. De kinderen werden door de onderzoeker een per een uit hun klas gehaald en begeleid naar het ontspanningslokaal. Om het kind op zijn of haar gemak te stellen, probeerde de onderzoeker een kort gesprek aan te kaarten met het kind over een alledaags onderwerp. Wanneer het kind zich op zijn of haar gemak voelde, legde de onderzoeker uit aan het kind wat de bedoeling was van de oefening. Aan ieder kind werden tien sets van drie zinnen voorgelezen. Bij die drie zinnen hoorden een aantal passende afbeeldingen om het experiment kindvriendelijk te houden en om het kind wat ondersteuning te bieden. Alle zinnen en alle afbeeldingen gingen over hetzelfde personage, namelijk Jules. Dat is een pop die heel vaak in Vlaamse kleuterscholen wordt gebruikt om verhalen te vertellen aan de kinderen. Een van de drie zinnen bevatte ofwel een rode volgorde ofwel een groene volgorde. De andere twee zinnen in elke set waren fillers. Dat zijn items die niets te maken hebben met het onderzoeksonderwerp en die de aandacht moeten afleiden van het onderzoeksonderwerp. Vijf sets bevatten een rode volgorde en vijf sets bevatten een groene volgorde. Die sets werden telkens met elkaar afgewisseld. Alle werkwoordelijke eindgroepen bestonden uit het hulpwerkwoord hebben en een voltooid deelwoord. Uit het diachrone onderzoek naar de rode en de groene volgorde van Coussé & De Sutter (2012) bleek onder andere dat constructies met het hulpwerkwoord zijn en een voltooid deelwoord in de loop van 35

de geschiedenis opvallend veel voorkomen in combinatie met de groene volgorde. Bij constructies met het hulpwerkwoord hebben en een voltooid deelwoord bleek er al altijd meer variatie te zijn geweest. Bovendien is het ook al meermaals empirisch bewezen dat een combinatie van het hulpwerkwoord zijn en een voltooid deelwoord heel vaak voorkomt in een groene volgorde (zie o.a. De Sutter, 2005). Alvorens de onderzoeker startte met de zinnen voor te lezen, werd aan het kind verteld dat hij of zij zo goed mogelijk moest proberen te onthouden wat de onderzoeker voorlas. Het kind moest namelijk na iedere set van drie zinnen, de onderzoeker zo goed mogelijk nazeggen. Doordat we ervoor gekozen hebben om telkens drie zinnen na elkaar voor te lezen, werd het voor het kind moeilijker om de onderzoeker exact na te zeggen. Indien we ervoor gekozen zouden hebben om slechts één zin voor te lezen per set, zouden we te veel exacte herhalingen krijgen van wat werd voorgelezen. Exacte herhalingen zijn moeilijk om te interpreteren omdat er dan niet achterhaald kan worden of het kind onnadenkend de onderzoeker nazegt of wel degelijk die volgorde prefereert. Hoe meer het kind dus een beroep moet doen op zijn of haar eigen grammatica, hoe relevanter de resultaten zouden zijn. Dat is ook de reden waarom we deze methode slechts hebben uitgevoerd bij kinderen tot en met tien jaar. Uit Meyer & Weerman (2016) is onder andere gebleken dat naarmate een kind ouder wordt, hij of zij de onderzoeker veel vaker exact herhaalt. De antwoorden van de participanten werden genoteerd in het tekstverwerkingsprogramma Microsoft Word op een laptop. De werkwoorden werden uit de zinnen gefilterd en enkel dat werd bijgehouden. Als een kind bijvoorbeeld zei Papa zegt dat Jules heel goed geluisterd heeft, dan noteerde de onderzoeker enkel geluisterd heeft. De andere onderdelen van de zin zijn namelijk niet relevant voor ons onderzoek. Als het kind echter een irrelevante werkwoordelijke constructie (dat wil zeggen geen groene of rode volgorde) hanteerde, werd dat wel door de onderzoeker opgeslagen. De duur van dit experiment was afhankelijk van het kind, maar ook van de leeftijdsgroep. Aangezien we met een diverse groep kinderen hebben gewerkt, waren sommige kinderen intelligenter dan andere. Sommige kinderen hadden dus wat meer tijd nodig om de opdracht te begrijpen. Daarnaast verhoogde het tempo ook naarmate de kinderen ouder werden. Gemiddeld duurde dit experiment ongeveer vijf minuten per kind. 36

Hieronder geven we een voorbeeld van een van de sets van drie zinnen, waarvan de eerste zin een groene volgorde bevat, met de bijhorende afbeeldingen. Een volledig overzicht van de sentence repetition task is terug te vinden in Bijlage 1. Voorbeeld SRT: Papa zegt dat Jules erg hard gelachen heeft. Papa zegt dat mama hem kietelde. Papa zegt dat Jules toen wegliep. 3.3. Methode 2: afbeeldingenmethode De tweede methode die we in onze studie hebben toegepast is de afbeeldingenmethode. We hebben ervoor gekozen om deze methode als tweede uit te voeren, omdat de mate van interactie bij deze methode veel hoger ligt dan bij de SRT. Door eerst een methode toe te passen met een lage mate van interactie, kan het kind eerst nog wat afstand bewaren ten opzichte van de onderzoeker. Daarna zal het kind zich meer op zijn of haar gemak voelen en is de kans veel groter dat er daarna een spontanere interactie ontstaat. In Zuckerman (2001) werd een gelijkaardige methode toegepast. In zijn studie noemt hij die methode een production task. Ook in de methode die wij hier hebben toegepast, moeten de participanten zelf iets produceren. Terwijl we de vorige methode slechts bij dertig participanten hebben uitgevoerd, hebben we de afbeeldingenmethode bij zestig participanten uitgevoerd. De kinderen werden op dezelfde manier geselecteerd als bij de SRT. Dat betekent dat hun ouders moedertaalsprekers van het Nederlands moesten zijn. Bovendien waren alle deelnemende kinderen opnieuw afkomstig uit West-Vlaanderen (Tielt). Die zestig participanten hebben we in zes leeftijdsgroepen onderverdeeld. Later hebben we die zes groepen nog eens verdeeld in twee groepen: de jongste groep (leeftijdsgroep 1, 2 en 3) en de oudste groep (leeftijdsgroep 4, 5 en 6). De dertig kinderen uit de jongste groep zijn overigens dezelfde als bij de SRT. Bij de dertig kinderen uit de oudste groep werd enkel de afbeeldingenmethode uitgevoerd. De kinderen uit leeftijdsgroep 5 en 6 37

zaten overigens al in de middelbare school (De Bron in Tielt, een ASO-school). Tabel 2 geeft een overzicht van de verschillende leeftijdsgroepen, leerjaren, leeftijden en het aantal kinderen (aantal jongens (M) en meisjes (V)) waarbij we de afbeeldingenmethode hebben uitgevoerd. Leeftijdsgroep Leerjaar Leeftijd Aantal kinderen 1 Derde kleuterklas 5-6 jaar 10 (4 M en 6 V) 2 Tweede leerjaar 7-8 jaar 10 (5 M en 5 V) 3 Vierde leerjaar 9-10 jaar 10 (6 M en 4 V) 4 Zesde leerjaar 11-12 jaar 10 (5 M en 5 V) 5 Tweede middelbaar 13-14 jaar 10 (3 M en 7 V) 6 Vierde middelbaar 15-16 jaar 10 (4 M en 6 V) Tabel 2: Participanten afbeeldingenmethode Dit experiment vond in hetzelfde lokaal plaats als de SRT, uitgezonderd voor leeftijdsgroep 5 en 6. De middelbare school bevond zich namelijk in een ander gebouw. Ook daar kregen we een ontspanningslokaal ter beschikking om ons experiment uit te voeren. Zoals reeds gezegd in paragraaf 3.2 werden de kinderen om de beurt uit de klas gehaald door de onderzoeker en begeleid naar het ontspanningslokaal van de school. Nadat de SRT was uitgevoerd (enkel bij leeftijdsgroepen 1, 2 en 3), ging de onderzoeker onmiddellijk verder met de afbeeldingenmethode. Bij leeftijdsgroepen 4, 5 en 6 startte de onderzoeker na een kort gesprekje onmiddellijk met de afbeeldingenmethode. Zowel de jongste groep als de oudste groep kregen veertien afbeeldingen te zien. Om ervoor te zorgen dat de afbeeldingen aansloten bij de leefwereld van de participanten hebben we ervoor gekozen om voor de jongste groep en de oudste groep andere afbeeldingen te gebruiken. Terwijl de afbeeldingen bij de jongste groep vooral gerelateerd waren met emoties of alledaagse situaties, waren de afbeeldingen voor de oudste groep eerder gerelateerd met verkeer, sport, relaties en ontspanning. Bij iedere afbeelding stelde de onderzoeker een vraag aan het kind die verband hield met de afbeelding. Bij zes van de veertien afbeeldingen stelde de onderzoeker een waarom-vraag aan het kind, die een constructie uitlokte met het hulpwerkwoord hebben en een voltooid deelwoord. Net zoals bij de SRT hebben we constructies met het hulpwerkwoord zijn en een voltooid deelwoord uitgesloten. Door een waarom-vraag te stellen is het heel waarschijnlijk dat het kind zal antwoorden met een omdat-bijzin. In dergelijke bijzinnen komt 38

een rode of groene volgorde heel frequent voor. Bij de andere acht afbeeldingen stelde de onderzoeker een fillervraag. Die fillervraag ontlokte de kinderen dus geen omdat-bijzin met een rode of groene volgorde. De echte vragen en de fillervragen werden met elkaar afgewisseld. Bovendien waren de eerste twee vragen ook fillervragen, opdat het kind wat vertrouwd kon geraken met het experiment zonder dat dat een invloed zou hebben op de resultaten. Door de echte vragen en de vragen met elkaar af te wisselen, wilden we voorkomen dat het kind voortdurend dezelfde volgorde zou gebruiken. Uit De Sutter (2005) en Arfs (2007) bleek namelijk dat taalgebruikers vaak teruggrijpen op een volgorde die ze in de vorige zin hebben gebruikt. In Coussé, Arfs & De Sutter (2008, p.10) wordt dat fenomeen syntactische recyclage genoemd. De algemene wetenschappelijke term hiervoor is priming. Net zoals bij de SRT, werden de antwoorden van de participanten genoteerd in het tekstverwerkingsprogramma Microsoft Word. Ook bij deze methode werd niet het volledige antwoord genoteerd, maar werden enkel de gebruikte werkwoorden bijgehouden. Bovendien werden irrelevante werkwoordconstructies (d.w.z. geen groene of rode volgorde) ook opgeslagen. De duur van dit experiment was net zoals bij de sentence repetition task afhankelijk van het kind, maar ook van de leeftijdsgroep. Niet ieder kind begreep de opdracht even snel. Bovendien duurde het experiment bij de oudste groepen minder lang dan bij de jongste groepen. Gemiddeld duurde dit experiment ook vijf minuten. Hieronder geven we een voorbeeld van een afbeelding bij de jongste groep en een afbeelding bij de oudste groep met de bijhorende vragen die de onderzoeker aan de participanten heeft gesteld. Bovendien geven we ook een voorbeeld van een afbeelding waarbij de onderzoeker een fillervraag heeft gesteld. Daarnaast geven we ook telkens de mogelijke antwoorden waarvan wij vinden dat ze de meest voor de hand liggende antwoorden zijn. Uiteraard was niet zeker of de participanten ook op die manier zouden antwoorden. Een volledig overzicht van de afbeeldingenmethode is terug te vinden in Bijlage 2. 39

Voorbeeld van een afbeelding, de bijhorende vraag en mogelijke antwoorden bij de jongste groep: Vraag: Waarom heeft deze jongen genoeg? Mogelijke antwoorden met een rode of groene volgorde: - Omdat hij te veel heeft gegeten. [rood] - Omdat hij te veel gegeten heeft. [groen] Voorbeeld van een afbeelding, de bijhorende vraag en mogelijke antwoorden bij de oudste groep: Vraag: Waarom krijgt deze bestuurder een parkeerboete? Mogelijke antwoorden met een rode of groene volgorde: - Omdat hij niet heeft betaald. [rood] - Omdat hij niet betaald heeft. [groen] Voorbeeld van een afbeelding, de bijhorende fillervraag en een mogelijk antwoord bij de jongste groep: Vraag: Waarom is dat gezichtje rood? Mogelijk antwoord: - Omdat het boos is. 40

Voorbeeld van een afbeelding, de bijhorende fillervraag en een mogelijk antwoord bij de oudste groep: Vraag: Waarom hebben deze meisjes een missverkiezing gewonnen? Mogelijk antwoord: - Omdat ze mooi zijn. 41

42

4. Resultaten Nadat we in hoofdstuk 3 enkele hypotheses geformuleerd hebben en de methodes toegelicht hebben, bespreken we in dit hoofdstuk de resultaten van ons onderzoek. We geven eerst een overzicht van de algemene verdeling van de rode en de groene volgorde in paragraaf 4.1. Vervolgens gaan we in paragraaf 4.2 na of de gebruikte methodes dezelfde dan wel andere woordvolgordevoorkeuren laten zien. Omdat zal blijken uit paragraaf 4.2 dat de toegepaste methode een grote invloed heeft op de gekozen volgorde, bespreken we het effect van alle onafhankelijke variabelen voor elke methode afzonderlijk (paragraaf 4.3 en 4.4). Naast de individuele invloed van alle onafhankelijke variabelen, zijn we ook nagegaan wat de gezamenlijke invloed van de onafhankelijke variabelen is. Dat doen we aan de hand van een generalized linear mixed effects model. 4.1. Algemene verdeling van de rode en de groene volgorde Figuur 1 toont de algemene verdeling tussen de rode en de groene volgorde van alle verzamelde data. Irrelevante items hebben we niet in de analyse betrokken. Voorbeelden van dergelijke items zijn gevallen waarin het kind niets gezegd heeft of waarin het kind iets anders dan een rode of groene volgorde hanteerde, zoals een onvoltooid verleden tijd. Figuur 1: Algemene verdeling van de rode en de groene volgorde 43

Figuur 1 toont ons dat het gebruik van de rode en de groene volgorde vrij gelijk verdeeld is. De rode volgorde wordt echter wel iets meer gehanteerd dan de groene volgorde. Wanneer we de cijfers bekijken, zien we dat de rode volgorde in het algemeen in 53,3 % van de gevallen wordt gekozen. De groene volgorde wordt in het algemeen in 46,7 % van de gevallen gekozen. Dat de groene en de rode volgorde tegenwoordig beide voorkomen, bleek al duidelijk uit de literatuur. Uit Figuur 1 blijkt nu dat er verrassend veel rode volgordes werden geproduceerd. In hypothese 2 voorspelden we dat sentence repetition task vooral zou leiden tot de rode volgorde door de lage mate van interactie. In hypothese 1 verwachtten we echter dat de groene volgorde in het algemeen bij Vlaamse kinderen meer zou voorkomen dan de rode volgorde, omdat de groene volgorde vaker voorkomt in de input die Vlaamse kinderen te horen krijgen. In de volgende paragrafen willen we achterhalen hoe het komt dat de rode volgorde toch zo prominent aanwezig is desondanks de West-Vlaamse achtergrond van de participanten. 4.2. Sentence repetition task versus afbeeldingenmethode Uit onze resultaten is gebleken dat de toegepaste methode een erg grote invloed heeft op de volgorde die de taalgebruiker hanteert. Daarom geven we eerst een overzicht van de verdeling van de volgordes per methode. Vervolgens zullen we alle onafhankelijke variabelen bespreken per methode. Voor de onderstaande analyse, die dus een vergelijking maakt tussen de twee methodes, hebben we enkel gebruik gemaakt van de data die verzameld werden tot en met het vierde leerjaar. Bij de participanten die ouder waren, hebben we namelijk de sentence repetition task niet toegepast. 44

Gekozen volgorde GROEN ROOD TOTAAL Methode AFB (aantal) 78 50 128 % 60,9% 39,1% 100,0% SRT (aantal) 97 157 254 % 38,2% 61,8% 100,0% Totaal Aantal 175 207 382 % 45,8% 54,2% 100,0% Tabel 3: De verdeling van de groene en de rode volgorde per methode Bij de methode met de afbeeldingen tellen de geanalyseerde data 128 items waarin ofwel de rode ofwel de groene volgorde gekozen werd. De irrelevante antwoorden van de participanten werden opnieuw niet in de analyse opgenomen. Tabel 3 leert ons dat in 60,9 % van de gevallen gekozen werd voor de groene volgorde. Daarentegen werd in 39,1% van de gevallen voor de rode volgorde gekozen. Bij de SRT zijn er 254 items waarin ofwel voor de groene ofwel voor de rode volgorde gekozen werd. In 38,2 % van de gevallen werd voor de groene volgorde gekozen, terwijl in 61,8 % van de gevallen voor de rode volgorde geopteerd werd. Uit deze gegevens blijkt dus dat de toegepaste methode een erg grote, significante invloed heeft op de geprefereerde volgorde (X²= 17.742, df = 1, p = 0.0001). Het grote aandeel groen bij de afbeeldingenmethode en het grote aandeel rood bij de SRT kunnen we verklaren aan de hand van de communicatieomstandigheden waarin onze participanten zich bevonden tijdens de experimenten. Zoals we reeds aangegeven hebben in hoofdstuk 2, blijkt onder andere uit de resultaten van De Sutter (2005) dat allerlei factoren een invloed kunnen hebben op de volgorde die een taalgebruiker hanteert, waaronder de mate van interactie, de redactionele controle en de productiedruk. De factor redactionele controle is niet van toepassing bij onze resultaten. De mate van interactie en productiedruk kunnen echter wel 45

factoren zijn die een invloed uitoefenen op de keuze van onze participanten. De resultaten, zoals we ze kunnen aflezen in Tabel 3, bevestigen dus hypothese 2 die we in hoofdstuk 3 geformuleerd hebben. In die hypothese gingen we ervan uit dat de SRT vooral zou leiden tot de rode volgorde, omdat er een geringe mate van interactie is waardoor de productiedruk ook vermindert. Daarnaast voorspelden we dat de afbeeldingenmethode vooral zou leiden tot de groene volgorde wegens de hoge mate van interactie en de hoge productiedruk. 4.3. Sentence Repetition Task In deze paragraaf worden de resultaten besproken die we aan de hand van de SRT hebben vastgesteld. Zoals reeds werd aangetoond in paragraaf 4.2 leidt de SRT in onze dataset vooral tot de rode volgorde. In de subparagrafen (4.3.1, 4.3.2, 4.3.3) bespreken we de invloed van drie onafhankelijke variabelen op de gekozen volgorde. Die onafhankelijke variabelen zijn: de aangeboden volgorde, de leeftijd en het geslacht. Tot slot volgt in subparagraaf 4.3.4 de bespreking van de data-analyse in een generalized linear mixed effects model. 4.3.1. Invloed van de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde (SRT) Onderstaande tabel geeft weer wat het effect is van de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde bij de SRT. Wanneer het kind dezelfde volgorde hanteert dan de volgorde die hij of zij aangeboden krijgt, kunnen we daar niet veel uit leren. Het kind zegt dan ofwel gewoon na wat hij of zij zonet gehoord heeft, ofwel komt de volgorde die het kind prefereert toevallig overeen met de aangeboden volgorde. Wat echter de reden is van die exacte herhaling, kunnen we niet achterhalen. Wel interessant zijn de items waarbij het kind geswitcht heeft van volgorde. Dat betekent namelijk dat het kind een beroep heeft gedaan op zijn of haar eigen grammatica. Wij willen dus in dat opzicht nagaan of een kind het nodig vindt, bewust of onbewust, om bij een bepaalde volgorde zijn of haar eigen grammatica toe te passen. 46

Gekozen volgorde Aangeboden volgorde GROEN (aantal) GROEN ROOD TOTAAL 64 63 127 % 50,4% 49,6% 100,0% ROOD (aantal) 33 94 127 % 26,0% 74,0% 100,0% Totaal Aantal 97 157 254 % 38,2% 61,8% 100,0% Tabel 4: Invloed van de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde (SRT) Wanneer de aangeboden volgorde groen is, is de verdeling van de gekozen volgorde vrij gelijk. In 50,4% van de gevallen kiest het kind opnieuw voor de groene volgorde. In 49,6% van de gevallen wordt er geswitcht naar de rode volgorde. Wanneer de aangeboden volgorde rood is, blijft in de meeste gevallen de gekozen volgorde ook rood. In 74 % van de gevallen kiest het kind namelijk opnieuw voor de rode volgorde. Slechts in 26 % van de gevallen wordt er geswitcht naar de groene volgorde. De chikwadraatanalyse toont ons bovendien dat deze resultaten significant zijn: X²= 16.028, df =1, p = 0.0001. Uit de tabel kunnen we dus het volgende afleiden: als een kind het nodig vindt om een andere volgorde te kiezen dan de aangeboden volgorde, is dat in de meeste gevallen wanneer er een groene volgorde wordt aangeboden. Deze resultaten komen overeen met de resultaten van Meyer & Weerman (2016). Uit hun resultaten besluiten ze dat de rode volgorde de standaardvolgorde is die kinderen prefereren. Dat besluiten ze op basis van het feit dat de rode volgorde vaker correct wordt nagezegd. Bovendien wordt er vaker geswitcht van de groene volgorde naar de rode volgorde dan omgekeerd. In hun onderzoek hechten ze ook belang aan dubbele fouten. Een voorbeeld van zo n dubbele fout is heeft gelopen heeft. Dergelijke dubbele fouten komen in hun dataset veel vaker voor wanneer de aangeboden 47

volgorde groen is. Dat wijst erop dat het kind wil switchen naar de rode volgorde, maar zich toch nog de aangeboden volgorde herinnert. Het kind maakt dan een combinatie van de beide volgordes. In onze studie hebben we echter geen aandacht besteed aan dergelijke dubbele fouten. Meyer & Weerman (2016) hebben bovendien in hun onderzoek een onderscheid gemaakt tussen constructies met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord, en constructies met een modaal werkwoord en een infinitief. Uit hun resultaten bleek dat een aangeboden rode volgorde in combinatie met een modaal werkwoord en een infinitief vaker correct wordt nagezegd dan in combinatie met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. Bij de groene volgorde geldt het omgekeerde: een aangeboden groene volgorde in combinatie met een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord wordt vaker correct nagezegd dan in combinatie met een modaal werkwoord en een infinitief. Onafhankelijk van het soort constructie, bleek de rode volgorde toch de meest geprefereerde volgorde te zijn. In ons onderzoek hebben wij geen rekening gehouden met dubbele fouten of met het soort constructie (hulpwerkwoord + voltooid deelwoord of modaal werkwoord + infinitief). Hoewel onze resultaten stroken met de resultaten van Meyer & Weerman (2016), hadden we in hypothese 3 (zie hoofdstuk 3) het tegenovergestelde voorspeld. Aangezien het feit dat al onze participanten uit West-Vlaanderen komen, gingen we ervan uit dat de kinderen vooral zouden switchen van rood naar groen in plaats van omgekeerd. We zouden dat opnieuw kunnen verklaren door de externe factoren die optreden bij de methode die hier werd toegepast, namelijk de SRT. Zoals reeds voorspeld in hypothese 2 en zoals aangetoond in paragraaf 4.2 speelt de lage mate van interactie een grote rol bij de SRT. Op basis van onze resultaten zouden we dus kunnen stellen dat de communicatieomstandigheden waarin iemand zich bevindt een grotere invloed hebben op de volgordevariatie dan de regionale afkomst van die taalgebruiker. Dat zou dus kunnen verklaren waarom onze participanten vooral switchen van de groene naar de rode volgorde, in plaats van omgekeerd. 4.3.2. Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde (SRT) De onderstaande tabel geeft weer hoe de verschillende leeftijdsgroepen omgaan met de groene en de rode volgorde bij de SRT. We willen hierbij nagaan of er een bepaalde tendens te vinden is in de volgordevariatie naarmate een kind ouder wordt en we willen bovendien te weten komen hoe onze resultaten zich verhouden ten opzichte van eerder onderzoek. 48

Gekozen volgorde GROEN ROOD TOTAAL Leeftijdsgroep 1 (aantal) 52 38 90 % 57,8% 42,2% 100,0% 2 (aantal) 28 53 81 % 34,6% 65,4% 100,0% 3 (aantal) 17 66 83 % 20,5% 79,5% 100,0% Totaal Aantal 97 157 254 % 38,2% 61,8% 100,0% Tabel 5: Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde (SRT) Deze data tonen ons dat naarmate een kind ouder wordt, hij of zij meer de rode volgorde hanteert. Aan de hand van Tabel 5 we kunnen zelfs nog meer zeggen: enkel in de jongste groep, namelijk de derde kleuterklas, is het aandeel groen groter dan het aandeel rood. In leeftijdsgroep 2 en 3, wat overeenkomt met het tweede leerjaar en het vierde leerjaar, is het aandeel rood groter dan het aandeel groen. Uit de gammatest blijkt bovendien dat er een significant lineair verband is tussen de leeftijd en de gekozen volgorde: value = 0.510, ASE = 0.084, p = 0.0001. Dat de jongste kinderen uit onze dataset (5 à 6 jaar oud) vooral de groene volgorde verkiezen, kunnen we verklaren door de input die Vlaamse kinderen krijgen. Uit de literatuur is gebleken dat Vlaanderen een vrij groene regio is, terwijl Nederland eerder rood is. Binnen Vlaanderen is West-Vlaanderen ook opvallend veel groener dan bijvoorbeeld Vlaams-Brabant of Antwerpen. Doordat Vlaamse kinderen heel veel groene volgordes tegenkomen in de input, zullen ze in het begin van het verwervingsproces hoofdzakelijk de groene volgorde 49

hanteren. Ze verkiezen dus de volgorde met de hoogste frequentie. Naarmate een kind ouder wordt, merkt hij of zij ook de rode volgordes op in de input en begint het kind te experimenteren met de beide volgordes. Zoals we kunnen zien in onze resultaten verkiezen kinderen vanaf dan zelfs de rode volgorde. Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) hebben in hun resultaten ook een groter aandeel groen aangetroffen bij jonge kinderen. Zij hebben echter een andere redenering gevolgd. Het grote aandeel groen bij jonge kinderen, verklaren zij aan de hand van de basisstructuur van het Nederlands. Hoewel Zuckerman (2001) redeneert dat het Nederlands een VO-taal is en Meyer & Weerman (2016) redeneren dat het Nederlands een OV-taal is, besluiten ze beiden dat de groene volgorde de meest logische, volgens Zuckerman (2001) de meest economische, volgorde is op basis van die basisstructuur van een Nederlandse zin. Een kind dat zich nog in de verwervingsfase van het Nederlands bevindt, zal dan ook voor de groene volgorde kiezen. Vervolgens redeneren ze dat kinderen later ook de rode volgordes zullen opmerken in de input en daardoor later meer rode volgordes verkiezen. Onze resultaten komen echter niet volledig overeen met hypothese 4 die we in hoofdstuk 3 geformuleerd hebben. Hoewel we er ook van uitgingen dat de jongste kinderen vooral de groene volgorde zouden prefereren, verwachtten we dat de voorkeur voor de rode volgorde minder groot zou zijn. Die hypothese kwam tot stand in de veronderstelling dat Vlaamse kinderen meer groene volgordes opmerken in de input. Daardoor gingen we ervan uit dat de groene volgorde prominenter aanwezig zou blijven naarmate een kind ouder wordt. Een mogelijke verklaring voor het feit dat de rode volgorde toch de meest geprefereerde volgorde blijkt te zijn naarmate een kind ouder wordt, zou de aard van de methode kunnen zijn. Zoals reeds vermeld in paragraaf 4.2 en zoals weergegeven in Tabel 3 leidt de SRT vooral tot de rode volgorde. 50

4.3.3. Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde (SRT) De onderstaande tabel geeft weer wat het effect is van het geslacht van het kind op de gekozen volgorde bij de SRT. Gekozen volgorde GROEN ROOD TOTAAL Geslacht MAN (aantal) 54 79 133 % 40,6% 59,4% 100,0% VROUW (aantal) 43 78 121 % 35,5% 64,5% 100,0% Totaal Aantal 97 157 254 % 38,2% 61,8% 100,0% Tabel 6: Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde (SRT) Uit de chikwadraatanalyse blijken deze resultaten echter niet significant te zijn: X² = 0.688, df = 1, p = 0.407. Onze resultaten stroken in dat opzicht met eerdere bevindingen: in een artikel van De Sutter (2005) bleek er ook geen significant verschil te zijn tussen mannen en vrouwen wat betreft de rode en de groene volgorde. Hieruit kunnen we dus besluiten dat de rode en de groene volgorde geen gendermarkers zijn, d.w.z. een linguïstisch fenomeen dat mannen en vrouwen gebruiken om een onderscheid aan te geven in hun taalgebruik. Op basis van deze resultaten, die volgens de chikwadraatanalyse niet significant blijken te zijn, kunnen we hypothese 5 uit hoofdstuk 3 niet bevestigen. In die hypothese gingen we ervan uit dat vrouwen meer voor de rode volgorde zouden kiezen dan mannen, omdat vrouwen volgens sociolinguïstisch onderzoek een prestigieuzer taalgebruik hanteren. 51

4.3.4. Generalized linear mixed effects model (SRT) Uit 4.3.1 en 4.3.2 blijkt de invloed van zowel de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde als de invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde significant te zijn. Uit 4.3.3 blijkt echter dat er geen significant verschil is tussen het geslacht en de gekozen volgorde. Aan de hand van een generalized linear mixed effects model zijn we nagegaan of de resultaten van de aangeboden volgorde en de leeftijd significant zouden blijven wanneer ze in eenzelfde model geanalyseerd worden. Het is namelijk mogelijk dat de invloed van een onafhankelijke variabele op een afhankelijke variabele niet meer significant is in combinatie met andere onafhankelijke variabelen. In Tabel 7 worden op basis van het generalized linear mixed effects model de random effects en de fixed effects weergegeven. Random effects Groups name Variance Std. Dev. studnr (Intercept) 0.46194 0.6797 zinsnr (Intercept) 0.04825 0.2197 Number of obs: 254, groups: studnr, 30; zinsnr, 10 Fixed effects Estimate Std. Error z value Pr(> z ) (Intercept) -2.3868 0.6399-3.730 0.000191*** leeftijdsgroep 1.0769 0.2611 4.124 3.72e-05*** aangeboden.volgorderood 1.2933 0.3421 3.781 0.000156*** geslachtv 0.6117 0.4088 1.496 0.134586 Tabel 7: Random effects en fixed effect van de SRT De waardes in de kolom Pr(> z ) geven de p-waarde weer van de onafhankelijke variabelen. Daaruit blijkt ook in dit model de invloed van de leeftijdsgroep en de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde significant te zijn. Net zoals bij de vorige analyse, blijkt ook hier de invloed van het geslacht niet significant. Het model blijkt bovendien vrij accuraat te zijn. Dat wil zeggen dat het model in staat is om goede voorspellingen te doen voor de gehele populatie. Dat blijkt uit Tabel 8. 52

Voorspeld Voorspeld Groen Rood Groen 58 39 Rood 22 135 Tabel 8: Voorspellende kracht van het generalized linear mixed effects model bij de SRT In Tabel 8 zien we dat het model in 58 gevallen correct voorspelt dat het kind een groene volgorde zal toepassen. Daarnaast zien we dat het model in 135 gevallen correct voorspelt dat het kind een rode volgorde zal gebruiken. Dat betekent dat het model in ((58+135)/(58+135+39+22)) 75,9% van de gevallen de juiste volgorde kan voorspellen. De c- score bedraagt 0.83 wat wijst op een goede voorspellende kracht (range tussen 0.5 en 1, vanaf 0.8 een goede voorspellende kracht). In Figuur 2 is de voorspelde probabiliteit afgebeeld van de rode volgorde bij leeftijdsgroepen 1 tot en met 3. Zoals we reeds konden afleiden uit de gammatest, is er in Figuur 2 een duidelijk lineair verband tussen de leeftijdsgroep en de gekozen volgorde. Daarnaast is in Figuur 3 de voorspelde probabiliteit van de rode volgorde afgebeeld wanneer de aangeboden volgorde ofwel groen of rood is. Figuur 2: Voorspelde probabiliteit van de rode volgorde bij leeftijdsgroepen 1 t.e.m. 3 (SRT) 53

Figuur 3: Voorspelde probabiliteit van de rode volgorde bij een aangeboden volgorde die rood of groen is (SRT) 4.4. Afbeeldingenmethode In deze paragraaf worden de resultaten besproken die werden vastgesteld met de afbeeldingenmethode. In tegenstelling tot de SRT, werd de methode met de afbeeldingen wel bij alle leeftijdsgroepen uitgevoerd. Zoals we reeds hebben aangetoond in paragraaf 4.2 leidt deze methode in onze dataset vooral tot de groene volgorde. In de subparagrafen bespreken we wat de invloed is van twee onafhankelijke variabelen op de gekozen volgorde. Die onafhankelijke variabelen zijn: de leeftijd en het geslacht. Bij deze methode kunnen we de onafhankelijke variabele aangeboden volgorde niet analyseren, omdat er geen volgorde werd aangeboden aan de participanten (dat was wel het geval bij de SRT). Tot slot volgt in subparagraaf 4.4.3 de bespreking van de data-analyse in een generalized linear mixed effects model. 4.4.1. Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde (afbeeldingen) De onderstaande tabel geeft weer hoe de verschillende leeftijdsgroepen omgaan met de groene en de rode volgorde bij de methode met de afbeeldingen. We willen hierbij nagaan of er een bepaalde tendens te vinden is in de volgordevariatie naarmate een kind ouder wordt en we willen bovendien te weten komen hoe onze resultaten zich verhouden ten opzichte van eerder onderzoek. Aangezien deze methode bij alle leeftijdsgroepen werd uitgevoerd, 54

zijn we in staat om een vollediger beeld te krijgen van de evolutie in leeftijd bij Vlaamse kinderen wat betreft de rode en de groene volgorde. Gekozen volgorde GROEN ROOD TOTAAL Leeftijdsgroep 1 (aantal) 33 12 45 % 73,3% 26,7% 100,0% 2 (aantal) 27 14 41 % 65,9% 34,1% 100,0% 3 (aantal) 18 24 42 % 42,9% 57,1% 100,0% 4 (aantal) 21 32 53 % 39,6% 60,4% 100,0% 5 (aantal) 20 29 49 % 40,8% 59,2% 100,0% 6 (aantal) 32 15 47 % 68,1% 31,9% 100,0% Totaal Aantal 151 126 277 % 54,5% 45,5% 100,0% Tabel 9: Invloed van de leeftijd op de gekozen volgorde (afbeeldingen) Voor we het effect van de leeftijd op de gekozen volgorde bespreken, is het belangrijk om de resultaten van de gammatest te vermelden. Daarbij zien we dat er geen significant lineair verband is tussen de leeftijd en de gekozen volgorde: value = 0.126, ASE = 0.081, p = 0.120. Daarom willen we weten of er wel een significant niet-lineair verband bestaat. Uit subparagraaf 4.4.3 zal verderop blijken dat er wel degelijk een significant niet-lineair verband is. Die significantie blijkt uit de resultaten van een generalized linear mixed effects model. 55

In het algemeen kunnen we stellen dat het aandeel rood blijft stijgen tot en met de vierde leeftijdsgroep, wat gelijk is aan het zesde leerjaar. Vanaf de vijfde leeftijdsgroep begint het aandeel rood te dalen en het aandeel groen opnieuw te stijgen. Hoewel het aandeel rood blijft stijgen tot en met de vierde leeftijdsgroep, is het aandeel groen ook altijd prominent aanwezig. Meer nog, in de eerste twee leeftijdsgroepen, wat overeenkomt met de derde kleuterklas en het tweede leerjaar, is het aandeel groen groter dan het aandeel rood. Dat de groene volgorde zo prominent aanwezig is in de data die werden verzameld bij de eerste twee leeftijdsgroepen, kunnen we net zoals bij de SRT verklaren door de input die Vlaamse kinderen krijgen. Zoals al meermaals gezegd is, is Vlaanderen een groene regio. Daarom is het mogelijk dat jonge Vlaamse kinderen de rode volgorde veel minder hanteren, omdat de groene volgorde veel frequenter in de input te vinden is. Naarmate kinderen ouder worden beginnen ze te experimenteren met de beide volgordes. In onze data zien we dat de rode volgorde bij leeftijdsgroep 3, 4 en 5 zelfs in de meerderheid is. Daarna, vanaf leeftijdsgroep 6, is de groene volgorde opnieuw de meest verkozen volgorde. We zouden kunnen zeggen dat een kind vanaf dan een volwassen taalgebruik hanteert, omdat de voorkeur van Vlaamse volwassenen volgens eerdere onderzoeken de groene volgorde is. Hoewel de rode volgorde even in de meerderheid is geweest, blijft de groene volgorde wel altijd heel prominent aanwezig. Naast de Vlaamse input, kunnen we de prominente aanwezigheid van de groene volgorde ook verklaren aan de hand van de toegepaste methode. Zoals we reeds vermeld hebben, is er bij de methode met de afbeeldingen een hogere mate van interactie en is de productiedruk hoog. Deze factoren leiden op basis van eerder onderzoek (De Sutter, 2005) vaak tot de groene volgorde. Samengevat: de groene volgorde is bij jonge kinderen de meest voorkomende volgorde. Naarmate een kind ouder wordt, krijgt de rode volgorde de meerderheid, hoewel de groene volgorde zeer goed vertegenwoordigd blijft. Wanneer een kind zich nog verder ontwikkelt, meer bepaald vanaf het tweede middelbaar, begint de voorkeur voor de rode volgorde opnieuw te dalen. Bij de oudste groep, namelijk het vierde middelbaar, is de groene volgorde dan opnieuw de meest gekozen volgorde. In tegenstelling tot bij de SRT, wordt hypothese 4 zoals geformuleerd in hoofdstuk 3 hier wel bevestigd. Wij voorspellen nu dat de groene 56

volgorde de bovenhand zou blijven nemen bij leeftijdsgroepen die nog ouder zijn dan de onderzochte leeftijdsgroepen in onze dataset, op voorwaarde dat de omstandigheden waarin die oudere leeftijdsgroepen onderzocht worden dezelfde zouden blijven. Uit eerder onderzoek weten we namelijk dat interne factoren, zoals Belgisch-Nederlands of Nederlands- Nederlands, en externe factoren, zoals de mate van interactie, een grote invloed kunnen hebben op de geprefereerde volgorde. Als we vervolgens onze resultaten vergelijken met eerder onderzoek, waar een gelijkaardige methode werd toegepast, zien we toch een opmerkelijk verschil. Zuckerman (2001) heeft in zijn onderzoek naar de volgordevariatie in de werkwoordelijke eindgroep in het Nederlands een gelijkaardige methode toegepast. Met behulp van een pop stelde hij waarom-vragen aan zijn participanten, die hij in twee groepen opdeelde. De jongste groep bestond uit kinderen die 3 à 4 jaar oud waren, terwijl de oudste groep 5 à 6 jaar oud was. Terwijl de rode volgorde al in de meerderheid is bij Zuckerman vanaf 5 à 6 jaar, is de rode volgorde pas in de meerderheid in onze dataset vanaf het vierde leerjaar, wat overeenkomt met 9 à 10 jaar. De groene volgorde blijft bij Vlaamse kinderen dus veel langer de geprefereerde volgorde voor er wordt overgeschakeld op de rode volgorde. Dat zouden we opnieuw kunnen verklaren door de input die kinderen krijgen. Nederlandse kinderen zullen veel vaker de rode volgorde horen in hun input, waardoor ze zich ook veel sneller bewust worden van die rode volgorde. Vlaamse kinderen, daarentegen, zullen meer de groene volgorde horen in de input, waardoor het langer duurt alvorens ze vertrouwd geraken met de rode volgorde. Tot slot kunnen we ook niet uitsluiten dat het gebruik van andere afbeeldingen bij de oudste groep (leeftijdsgroep 4, 5 en 6) een invloed heeft gehad op de uiteindelijke resultaten. Zoals we in hoofdstuk 3 vermeld hebben, hebben we voor de oudste groep andere afbeeldingen gebruikt dan voor de jongste groep. We wilden namelijk de afbeeldingen zo goed mogelijk laten aansluiten op de leefwereld van onze participanten. Om te weten te komen of de verschillende stimuli een invloed hebben gehad op de resultaten, hebben we het gemiddelde berekend van de groene volgorde bij de jongste groep (leeftijdsgroep 1, 2 en 3) en de oudste groep (leeftijdsgroep 4, 5 en 6). Daarnaast hebben we ook het gemiddelde berekend van de rode volgorde bij de jongste groep en de oudste groep. Tabel 10 geeft die gemiddeldes weer. 57

Gemiddelde GROEN Gemiddelde ROOD Jongste groep (leeftijdsgroep 1, 60,94% 39,06% 2 en 3) Oudste groep (leeftijdsgroep 4, 5 en 6) 48,99% 51,01% Tabel 10: Gemiddeldes van beide volgordes bij de jongste en de oudste groep (afbeeldingenmethode) Indien de gemiddeldes bij beide groepen ongeveer hetzelfde waren geweest, zouden we gezegd kunnen hebben dat het soort afbeelding niet doorslaggevend is geweest, maar wel de interne keuze van de kinderen zelf. In Tabel 10 zien we nu dat er een verschil is van 11,95% tussen beide groepen. Dat verschil kan er dus op wijzen dat het soort afbeelding een invloed heeft gehad op de gekozen volgorde. 4.4.2. Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde (afbeeldingen) De onderstaande tabel geeft weer wat het effect is van het geslacht van het kind op de gekozen volgorde bij de afbeeldingenmethode. Gekozen volgorde GROEN ROOD TOTAAL Geslacht MAN (aantal) 73 56 129 % 56,6% 43,4% 100,0% VROUW (aantal) 78 70 148 % 52,7% 47,3% 100,0% Totaal Aantal 151 126 277 % 54,5% 45,5% 100,0% Tabel 11: Invloed van het geslacht op de gekozen volgorde (afbeeldingen) 58

Uit de chikwadraatanalyse blijken deze resultaten echter niet significant te zijn: X²= 0.420, df = 1, p = 0.517. Net zoals bij de sentence repetition task kunnen we dus besluiten dat de rode en de groene volgorde geen gendermarkers zijn, dat wil zeggen een linguïstisch fenomeen dat mannen en vrouwen gebruiken om een onderscheid aan te geven in hun taalgebruik. Net zoals in 4.3.3 kunnen we hypothese 5 uit hoofdstuk 3 niet bevestigen. In die hypothese gingen we ervan uit dat vrouwen meer voor de rode volgorde zouden kiezen dan mannen, omdat vrouwen vanuit de sociolinguïstiek gekenmerkt worden door een prestigieuzer taalgebruik. 4.4.3. Generalized linear mixed effects model (afbeeldingen) Zoals we reeds hebben aangegeven in paragraaf 4.4.1 is er op basis van de gammatest geen significant lineair verband tussen de leeftijd en de gekozen volgorde bij de afbeeldingenmethode. Aan de hand van een generalized linear mixed effects model zijn we nagegaan of er wel een significant niet-lineair verband bestaat tussen de leeftijd en de aangeboden volgorde. Bovendien kan het generalized linear mixed effects model ons ook vertellen of de invloed van het geslacht in combinatie met de andere onafhankelijke variabele (namelijk de leeftijdsgroep) toch significant wordt of niet significant blijft. Tabel 12 toont ons de random effects en de fixed effects op basis van het generalized linear mixed effects model. Random effects Groups name Variance Std. Dev. Studnr (Intercept) 0.7573 0.8702 Number of obs: 277, groups: studnr, 60 Fixed effects Estimate Std. Error z value Pr(> z ) (Intercept) -0.3776 0.2619-1.442 0.149380 poly(leeftijdsgroep, 2)1 4.4383 3.0176 1.471 0.141340 poly(leeftijdsgroep, 2)2-10.5316 3.0783-3.421 0.000623 *** geslachtv 0.3168 0.3597 0.881 0.378524 Tabel 12: Random effects en fixed effect van de afbeeldingenmethode 59

De niet-lineaire significantie van het effect van de leeftijd op de gekozen volgorde blijkt uit de p-waarde 0.000623 in de kolom Pr(> z ). Bovendien blijkt de invloed van het geslacht op de gekozen volgorde in dit model nog steeds niet significant te zijn (p=0.378524). Het model blijkt bovendien vrij accuraat te zijn. Dat wil zeggen dat het model in staat is om goede voorspellingen te doen voor de gehele populatie. Dat blijkt uit Tabel 13. Voorspeld Voorspeld Groen Rood Groen 129 22 Rood 42 84 Tabel 13: Voorspellende kracht van het generalized linear mixed effects model bij de afbeeldingenmethode In Tabel 13 zien we dat het model in 129 gevallen correct voorspelt dat het kind een groene volgorde zal toepassen. Daarnaast zien we dat het model in 84 gevallen correct voorspelt dat het kind een rode volgorde gaat gebruiken. Dat betekent dat het model in ((129+84)/(129+84+22+42)) 76% van de gevallen de juiste volgorde kan voorspellen. De c- score bedraagt 0.86 wat wijst op een goede voorspellende kracht (range tussen 0.5 en 1, vanaf 0.8 een goede voorspellende kracht). De knik in de lijn in onderstaande Figuur 4 toont nog maar eens dat er geen significant lineair verband kan zijn tussen de leeftijd en de gekozen volgorde, maar wel een significant nietlineair verband. 60

Figuur 4: Voorspelde probabiliteit van de rode volgorde bij alle leeftijdsgroepen (afbeeldingenmethode). 61

62

5. Discussie en conclusie In dit hoofdstuk vatten we de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek samen. We beantwoorden zowel de hoofdonderzoeksvraag als de afzonderlijke deelvragen op basis van de resultaten uit hoofdstuk 4. Aan het einde van dit hoofdstuk reflecteren we kritisch over het gevoerde onderzoek en reiken we suggesties voor verder onderzoek aan. In deze masterproef wilden we een beeld te scheppen van de voorkeur van Vlaamse kinderen wat betreft de rode en de groene volgorde. Na de onderzoeken van Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016), waarin onderzoek verricht werd naar de variatie tussen de rode en de groene volgorde bij Nederlandse kinderen, is de vraag gerezen welke resultaten een gelijkaardig onderzoek in Vlaanderen zou opleveren. Uit de literatuur weten we namelijk dat Vlaanderen en Nederland andere volgordevoorkeuren hebben. Terwijl Vlaanderen eerder de groene volgorde verkiest, komt de rode volgorde veel meer voor in Nederland. Bovendien wilden we te weten komen of de methode waarmee we de resultaten verzameld hebben een invloed kan hebben op de volgorde die de participanten hanteren. Daarom hebben we ervoor gekozen om voor ons onderzoek twee verschillende methodes te hanteren. Enerzijds hebben we aan onze participanten een sentence repetition task voorgelegd. Anderzijds hebben we ook een production task (in ons onderzoek de afbeeldingenmethode genoemd) toegepast. In wat volgt beantwoorden we de hoofdonderzoeksvraag en de deelvragen afzonderlijk op basis van de resultaten uit hoofdstuk 4. Dankzij de antwoorden op de deelvragen, die peilen naar de invloed van enkele specifieke onafhankelijke variabelen op de gekozen volgorde, kunnen we een antwoord formuleren op de hoofdonderzoeksvraag. Zo kunnen we een algemeen en breed beeld scheppen van de voorkeur van Vlaamse kinderen voor de rode en de groene volgorde. Deelvragen Wat is het effect van de toegepaste methode op de gekozen volgorde? Op basis van onze resultaten kunnen we stellen dat de toegepaste methode een zeer grote invloed heeft op de volgorde die een taalgebruiker hanteert. De sentence repetition task leidt in onze dataset in de meeste gevallen tot de rode volgorde, terwijl de participanten bij de afbeeldingenmethode vooral een beroep hebben gedaan op de groene volgorde. Uit De Sutter (2005) is onder andere gebleken dat de communicatieomstandigheden waarin een taalgebruiker zich 63

bevindt een rol kunnen spelen bij de keuze tussen de rode en de groene volgorde. Onder andere de mate van interactie zou een invloed kunnen hebben: een hoge mate van interactie leidt vooral tot de groene volgorde. De spontane vorm van interactie die bij de afbeeldingenmethode is ontstaan tussen de interviewer en de participanten verklaart waarom de afbeeldingenmethode vooral heeft geleid tot de groene volgorde. Bovendien gaat een hoge mate van interactie meestal gepaard met een grote productiedruk, wat op zijn beurt leidt tot een groene volgorde (De Sutter, 2005). Het omgekeerde geldt bij de sentence repetition task: de lage mate van interactie en de lagere productiedruk hebben vooral geleid tot de rode volgorde. Uit deze resultaten blijkt dus dat allerlei externe factoren (de vier dimensies zoals besproken in hoofdstuk 2) niet alleen van toepassing zijn bij volwassen taalgebruikers, maar ook op het taalgebruik van kinderen. Wat is het effect van de aangeboden volgorde op de gekozen volgorde? Wanneer een kind een andere volgorde hanteert dan de aangeboden volgorde is dat in de meeste gevallen wanneer er een groene volgorde wordt aangeboden. In hypothese 3 (zie hoofdstuk 3) hadden we echter het tegenovergestelde voorspeld. We verwachtten namelijk dat Vlaamse kinderen vaker een aangeboden rode volgorde zouden veranderen naar een groene volgorde omdat de groene volgorde veel meer voorkomt in de Vlaamse input. Dat onze participanten toch meer veranderd hebben van groen naar rood, verklaren we door de toegepaste methode, namelijk de sentence repetition task. Zoals we al meermaals gezegd hebben, leidt die methode heel vaak tot de rode volgorde (lage mate van interactie en lagere productiedruk). Wat is het effect van de leeftijd op de gekozen volgorde? Zowel bij de sentence repetition task als bij de afbeeldingenmethode zien we in onze dataset dat de groene volgorde bij de jonge kinderen in de meerderheid is. In hypothese 4 hadden we dat ook voorspeld omdat we weten dat Vlaamse kinderen veel groene volgordes tegenkomen in de input. Die hoge frequentie van de groene volgorde heeft dus tot gevolg dat kinderen die zich nog in het beginstadium van het taalverwervingsproces bevinden hoofdzakelijk voor de groene volgorde kiezen. Bij de afbeeldingenmethode blijft de groene volgorde zelf nog iets langer de meest geprefereerde volgorde dan bij de SRT. De lage mate van interactie en de lagere productiedruk zouden dus bij de SRT sneller kunnen leiden tot de rode volgorde. Bij de SRT verkiezen kinderen tot en met 6 jaar de groene volgorde boven de rode volgorde, terwijl dat bij de afbeeldingenmethode het geval blijft bij 64

kinderen tot en met 8 jaar. Naarmate kinderen ouder worden, beginnen ze toch meer te experimenteren met beide volgordes. Hoewel de groene volgorde de meest frequente volgorde is in de Vlaamse input, is de rode volgorde ook in die input te vinden. In onze dataset hebben we gezien dat kinderen op een bepaald moment zelfs de rode volgorde beginnen te verkiezen boven de groene volgorde. Een precieze verklaring voor die plotse stijging van de rode volgorde is er echter nog niet. Bij de afbeeldingenmethode zien we dat de voorkeur voor de rode volgorde een piek bereikt op de leeftijd van 11-12 jaar. Daarna daalt die voorkeur voor de rode volgorde opnieuw en verkiest het kind opnieuw de groene volgorde. Ook bij de SRT is er een stijging waarneembaar van de rode volgorde naarmate kinderen ouder worden. Bij deze methode bereikt de rode volgorde een piek op de leeftijd van 9-10 jaar. Aangezien we de SRT slechts hebben uitgevoerd bij kinderen tot en met 10 jaar, kunnen we geen beeld scheppen van de voorkeur van oudere kinderen wanneer ze zich in communicatieomstandigheden bevinden waarin er een lage mate van interactie en een lagere productiedruk heersen. Wat is het effect van het geslacht op de gekozen volgorde? In hypothese 5 hadden we voorspeld dat vrouwen een grotere voorkeur zouden hebben voor de rode volgorde omdat vrouwen volgens sociolinguïstisch onderzoek een prestigieuzer taalgebruik hanteren. Het omgekeerde geldt dan voor mannen. Uit de statistische analyse van onze data is echter gebleken dat er zowel bij de SRT als bij de afbeeldingenmethode geen significante invloed is van het geslacht op de gekozen volgorde. Dat betekent dat de variatie tussen de rode en de groene volgorde geen taalkundig instrument is waarmee mannen en vrouwen zich van elkaar onderscheiden. Hoofdonderzoeksvraag Hebben Vlaamse kinderen een andere voorkeur dan Nederlandse kinderen wanneer het gaat over de rode en de groene volgorde? Op basis van onze resultaten en op basis van de resultaten van Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) kunnen we zeggen dat Vlaamse kinderen wel degelijk een andere voorkeur hebben voor de rode en de groene volgorde dan Nederlandse kinderen. Zodra Nederlandse kinderen zijn overgeschakeld op de rode volgorde blijven ze ook die rode volgorde prefereren naarmate ze ouder worden. Bij Vlaamse kinderen zou die voorkeur voor de rode volgorde slechts tijdelijk zijn aangezien 65

we in onze dataset opnieuw een daling zien van de rode volgorde vanaf 11-12 jaar. Daarna stijgt het gebruik van de groene volgorde opnieuw. Vanaf dan bevindt het kind zich in een volwassen stadium waarbij de groene volgorde de meest frequente volgorde is. Wij voorspellen dan ook dat oudere kinderen (12 jaar en ouder) hoofdzakelijk die groene volgorde blijven prefereren. Toch zijn er ook enkele gelijkenissen tussen het gedrag van Vlaamse kinderen en Nederlandse kinderen op het gebied van de rode en de groene volgorde. Ten eerste is de groene volgorde zowel in Nederland als in Vlaanderen de meest verkozen volgorde bij jonge kinderen. Dat die groene volgorde in Nederland bij jonge kinderen de bovenhand neemt, ondanks de rode input, verklaren Zuckerman (2001) en Meyer & Weerman (2016) met de basisstructuur van het Nederlands. Terwijl Zuckerman beweert dat het Nederlands een VO-taal is, beweren Meyer & Weerman dat het Nederlands een OV-taal is. Toch besluiten ze allebei dat de groene volgorde de meest logische, volgens Zuckerman (2001) de meest economische volgorde is. De tweede gelijkenis tussen Vlaanderen en Nederland is de plotse stijging van de rode volgorde. Zowel in Nederland als in Vlaanderen verkiezen kinderen op een bepaald moment de rode volgorde. In Nederland gebeurt dat echter iets vroeger dan in Vlaanderen. Zowel bij Zuckerman (2001) als bij Meyer & Weerman (2016) prefereerden kinderen die ongeveer 5 jaar oud waren al de rode volgorde. Bij onze Vlaamse participanten was dat pas het geval vanaf 7 à 8 jaar. Een precieze verklaring voor die plotse stijging van de rode volgorde is er echter nog niet. Hoewel dit onderzoek een duidelijk beeld schept over de voorkeur voor de rode of de groene volgorde bij Vlaamse kinderen, is er verder onderzoek vereist om dat beeld nog verder te verfijnen. Vooral methodologisch zijn er aan dit onderzoek enkele beperkingen. Ten eerste hebben we de sentence repetition task slechts uitgevoerd bij kinderen tot en met het vierde leerjaar (9-10 jaar), terwijl we de afbeeldingenmethode toegepast hebben bij kinderen tot en met het vierde middelbaar (15-16 jaar). In verder onderzoek zou een sentence repetition task bij oudere kinderen een vollediger beeld kunnen geven van de leeftijdsevolutie van Vlaamse kinderen wanneer ze zich in communicatieomstandigheden bevinden met een lage mate van interactie en een lagere productiedruk. Uiteraard zouden er aan de inhoud en de moeilijkheidsgraad van onze sentence repetition task enkele aanpassingen vereist zijn om nog voldoende relevante antwoorden te krijgen van de participanten. Ten tweede hebben wij in ons onderzoek geen rekening gehouden met irrelevante items, dat wil zeggen items waarbij de participanten iets anders dan de rode of de groene volgorde hanteren. Het is interessant om na te gaan wat die irrelevante items precies inhouden en wat de oorzaak ervan is. Een derde methodologische beperking van ons onderzoek betreft de 66

afbeeldingenmethode, meer bepaald de verschillende afbeeldingen die we gebruikt hebben bij de jongste groep (leeftijdsgroep 1, 2 en 3) en de oudste groep (leeftijdsgroep 3, 4 en 5). Toekomstig onderzoek zou bijgevolg een juistere leeftijdsevolutie kunnen aantonen wanneer er voor alle participanten dezelfde afbeeldingen gebruikt zouden worden. In hoofdstuk 4 hebben we het namelijk niet uitgesloten dat er een kleine invloed zou kunnen zijn van de verschillende stimuli bij beide groepen. Naast de methodologische beperkingen, zijn er aan dit onderzoek ook nog theoretische beperkingen. Zo is het bijvoorbeeld nog niet helemaal duidelijk waarom de voorkeursvolgorde verandert naarmate kinderen ouder worden. Nadat een kind in het beginstadium van het verwervingsproces een lange tijd de groene volgorde gehanteerd heeft, zien we een plotse stijging van de rode volgorde, waarna de voorkeur voor de groene volgorde opnieuw begint te stijgen. De aanwezigheid van de groene volgorde bij jonge kinderen hebben we verklaard door de Vlaamse input (dus groene input). Wat de precieze oorzaak is van die plotse stijging van de rode volgorde is echter nog onduidelijk gebleven. Tot slot dienen we nog te vermelden dat we naast de sentence repetition task en de afbeeldingenmethode nog een derde methode hebben uitgeprobeerd. In die methode probeerden we met de participanten uit de oudste groep (leeftijdsgroep 4, 5 en 6) een gesprek aan te kaarten over een alledaags onderwerp. Tijdens dat gesprek probeerde de interviewer waarom-vragen te stellen die net zoals bij de afbeeldingenmethode zinnen uitlokten waarin een rode of groene volgorde zat. Het bleek echter zeer moeilijk te zijn om de participanten zo ver te krijgen dat ze een groene en rode volgorde hanteerden. Bijgevolg leverde deze derde methode niet genoeg relevante antwoorden op, waardoor we beslist hebben om deze resultaten niet op te nemen in onze bespreking. 67

68

Bibliografie Arfs, M. (2007). Rood of groen? De interne woordvolgorde in tweeledige werkwoordelijke eindgroepen met een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord in bijzinnen in het hedendaags Nederlands. Göteborger germanistische Forschungen/Acta Universitatis Gothoburgensis nr 49. Coussé, E. (2008). Motivaties voor volgordevariatie. Een diachrone studie van werkwoordvolgorde in het Nederlands. Ongepubliceerd proefschrift. Universiteit Gent. Coussé, E., Arfs, M., & De Sutter, G. (2008). Variabele werkwoordsvolgorde in de Nederlandse werkwoordelijke eindgroep: een taalgebruiksgebaseerd perspectief op de synchronie en diachronie van de zgn. rode en groene woordvolgorde. In Taal aan den lijve: het gebruik van corpora in taalkundig onderzoek en taalonderwijs. (pp. 29-47). Gent: Academia Press. Coussé, E., & De Sutter, G. (2012). De historische wortels van de rode en groene volgorde in het Nederlands. Taal en Tongval, 64(1), 73-101. De Sutter, G. (2005). Rood, groen, corpus! Een taalgebruiksgebaseerde analyse van woordvolgordevariatie in tweeledige werkwoordelijke eindgroepen. Ongepubliceerd proefschrift. Katholieke Universiteit Leuven. De Sutter, G. (2007). Naar een corpusgebaseerde, cognitief-functionele verklaring van de woordvolgordevariatie in tweeledige werkwoordelijke eindgroepen. Nederlandse taalkunde (Groningen) 12(4), 302 330. De Sutter, G., Speelman, D., & Geeraerts, D. (2005). Regionale en stilistische effecten op de woordvolgorde in werkwoordelijke eindgroepen. Nederlandse taalkunde (Groningen), 10(2), 97 128. Meeussen, A. E. & Vanacker, V. F. (1951). De dubbele werkwoordgroep. De nieuwe taalgids, 44, 36-50. Meyer, C. & Weerman, F. (2016). Cracking the cluster. Nederlandse Taalkunde, 21(2), 181-212. 69

Pauwels, A. (1953). De plaats van hulpwerkwoord verleden deelwoord en infinitief in de Nederlandse bijzin. Leuven: Symons. Sassen, A. (1963). Endogeen en exogeen taalgebruik. De nieuwe taalgids, 56, 10-21. Stroop, J. (1970). Systeem in gesproken werkwoordsgroepen. Taal en tongval, 22, 128-147. Stroop, J. (2009). Twee- en meerledige werkwoordsgroepen in gesproken Nederlands. In E. Beijk, L. Colman, M. Göbel, F. Heyvaert, T. Schoonheim, R. Tempelaars, & V. Waszink (editors), Fons verborum: feestbundel voor prof. dr. A.M.F.J. (Fons) Moerdijk aangeboden door vrienden en collega's bij zijn afscheid van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (pp. 459-469). Leiden: Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Zuckerman, S. (2001). The acquisition of "optional" movement. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. 70

Bijlagen Bijlage 1: sentence repetition task 1 Papa zegt dat Jules erg hard gelachen heeft. Papa zegt dat mama hem kietelde. Papa zegt dat Jules toen wegliep. 2 Mama zegt dat Jules deze morgen met veel boeken aankwam. Mama zegt dat Jules erna een boek heeft gelezen. Mama zegt dat Jules de boeken terug in de kast moest zetten. 71

3 Mama zegt dat Marie een verhaaltje heeft verteld. Mama zegt dat Marie wou buitenspelen. Mama zegt dat Marie dan warme kledij moet aandoen. 4 Papa zegt dat Jules naar met de fiets naar school mag. Papa zegt dat Jules nu wel echt naar school moet. Papa zegt dat Jules heel goed geluisterd heeft. 72

5 Papa zegt dat Jules met opa naar de speeltuin is. Papa zegt dat Jules op de speeltuin speelt. Papa zegt dat Jules heel flink heeft gespeeld. 6 Papa zegt dat Jules naar Marie wou gaan. Papa zegt dat Jules Marie gezien heeft. Papa zegt dat Jules toen in het water viel. 73

7 Papa zegt dat Jules altijd een fietshelm moet dragen. Papa zegt dat Jules op de stoep heeft gereden. Papa zegt dat Jules op het fietspad moet rijden. 8 Mama zegt dat Jules naar de dokter moest. Mama zegt dat Jules een verkoudheid had. Mama zegt dat Jules geen dikke trui aangedaan heeft. 74

9 Jules zegt dat de heks een poes bij had. Jules zegt dat het een lieve heks was. Jules zegt dat de heks op haar bezem heeft gezeten. 10 Mama zegt dat Jules zijn bandjes ging halen. Mama zegt dat Jules naar de overkant zwemt. Mama zegt dat hij zijn zwembril toen opgezet heeft. 75

Bijlage 2: afbeeldingenmethode JONGSTE GROEP (leeftijdsgroep 1,2 en 3) Afbeelding Vraag (Filler) - Waarom rinkelt deze telefoon? (Filler) - Wat is de brandweer aan het doen? - Waarom is de straat nat? 76

(Filler) - Waarom geeuwt dat kindje? - Waarom heeft deze jongen genoeg? (Filler) - Waarom ligt dit meisje in haar bedje? 77

- Waarom heeft dat kindje traantjes op zijn gezicht? (Filler) - Waarom is dat gezichtje rood? - Waarom maken deze kindjes een sneeuwman? 78

(Filler) - Waarom denk je dat deze meneer aan het eten is? -. Waarom zit deze meneer zijn been in het gips? (Filler) - Waarom ligt deze meneer op het strand? 79

- Waarom is dat meisje boos? (Filler) - Waarom knijpt deze jongen in zijn neus? OUDSTE GROEP (leeftijdsgroep 4, 5 en 6) Afbeelding Vraag (Filler) - Wat zijn deze mensen aan het doen? 80

(Filler) - Welke sport wordt hier beoefend? - Waarom krijgt deze bestuurder een parkeerboete? (Filler) - Waarom gooien deze studenten met hun hoedje? - Waarom is deze man dronken? 81

(Filler) - Waarom heeft deze hond een muilband aan? - Waarom zouden deze meisjes blij zijn? (Filler) - Waarom hebben deze dames een missverkiezing gewonnen? - Waarom is die helikopter daar? 82

(Filler) - Waarom zijn deze mensen aan het kussen? - Waarom krijg je een snelheidsboete in je brievenbus? (Filler) - Wat doet deze vrouw verkeerd? - Waarom is deze weg glad? 83

(Filler) - Waarom heeft deze man een witte stok? 84