Regel 678 nec pauper voluntas Met deze woorden wordt impliciet een tegenstelling uitgedrukt.

Vergelijkbare documenten
Latijnse taal en cultuur

Examen VWO. Latijn. tijdvak 1 donderdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

waarmee de dichter naar zijn eigen activiteit verwijst.

Examen VWO. Latijn Latijn. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn Latijn. tijdvak 1 vrijdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Latijnse taal en cultuur

Examen VWO. Latijn. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur. Vragenboekje

Examen VWO. Latijn. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 dinsdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tevens oud programma Latijn. tijdvak 1 woensdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO Grieks. tijdvak 2 woensdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 1 donderdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Vraag Antwoord Scores

Examen VWO. Latijn. tijdvak 2 woensdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 2 dinsdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 dinsdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn Latijn. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Regel 4-6 Quo t/m videre In deze zin wordt het oordeel van Plinius over de belangstelling voor de wagenrennen onderstreept door een antithese.

Deze tekst begint niet meteen met de lotgevallen van Romulus en Remus.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

1p 1 Leg uit om welke reden Seneca dit zo stellig kan beweren. Baseer je antwoord op het voorafgaande (Hodierno t/m avocavit regel 1-2).

Examen VWO. Latijn. tevens oud programma Latijn. tijdvak 2 dinsdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 vrijdag 1 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Regel bacchatur t/m deum In deze regels wordt het optreden van Lucilius vergeleken met dat van een zieneres.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 dinsdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Correctievoorschrift VWO 2019

Examen VWO. Latijn. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tevens oud programma Grieks. tijdvak 2 dinsdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Griekse taal en cultuur

Examen VWO. Grieks. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 1 donderdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 2 dinsdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Latijn. tijdvak 1 vrijdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 1 woensdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

De speech van Electra kan beschouwd worden als een afrekening.

Examen VWO. Grieks Grieks. tijdvak 1 dinsdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Grieks. tevens oud programma Grieks. tijdvak 1 maandag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Griekse taal en cultuur

a. Leerlingen kiezen de brieftypen en talige verschijnselen uit lijsten

Voor dit gedeelte van de tweede ronde heb je 75 minuten de tijd. Exitus fortunatus vobis sit!

Lesplan atheneum 5. Woensdag 16 mei 2007, 3 e uur, blok 6: literatuur, les 1

Take Home Examen. Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman. i Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

EC-planner gr klas: 1g periode 3 wk stofplanning en toetsen opdrachten 6 VOORJAARSVAKANTIE / CARNAVAL introductie

TALEN EN CULTUREN VAN GRIEKENLAND EN ROME

Hoofdstuk 3: Meerkeuzevragen

technisch verslag literatuur

Thema kinderportretten

Verwerkingsopdrachten bij boeken VMBO B/K/T Klas 2. Versie 2013/2014

Gerard Drosterij Praktische opdracht, Geschiedenis HAVO , Luzac College Dordrecht

Toets VWO Grieks. TSE 3, tijdvak 2 maandag 19 april uur. Bij deze toets hoort een bijlage.

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

beeldende vakken CSE GL en TL

Verantwoord Bijbelgebruik

FICTIEDOSSIER NEDERLANDS LEERJAAR 3 EN 4 BK

Lezen - Plaats en tijd vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 donderdag 12 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Opdrachten. Bijlage bij Lampas 48.3, 2015

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

Samenvatting Nederlands Cursus 1,2 en 3

Deel het leven Johannes 9: februari 2015 Thema 6: De last van het verleden

Nederlands CSE GL en TL. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

Mediawijsheid. Auteursrecht in geschriften. Voorbereiding. Inleiding 15 min

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 12

Vwo+ en Gymnasium WINKLER PRINS

Oriëntatie 1. Hieronder zie je de voorkant van de originele uitgave (1) en die van de lijsteruitgave (2) (afbeelding zie bijlage).

Nederlands CSE GL en TL. Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

3. In de inleiding worden verschillende woorden gebruikt om de mate van aandacht van de media weer te geven. Welke woorden zijn dit?

Examen VWO. Latijn. Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Donderdag 1 juni uur. Vragenboekje

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage

Wat mag/moet je lezen?

In het gras van Anna Enquist en Het onzichtbare labyrinth van Gerrit Komrij

Examen HAVO. Nederlands Nederlands. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage

WELKOM! Programma Welkom en opening Kennismaking en informatie ETS Historische achtergrond van het NT Pauze De vier Evangeliën

Correctievoorschrift VWO 2014

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Boekverslag Nederlands Ik en mijn speelman door Aart van der Leeuw

Cultuurparticipatie in Dordrecht.

WELKOM! Inleiding op het NT Vier getuigenissen over Jezus. NT-les 1 ETS-jaar 1

Beantwoord alle vragen en maak alle opdrachten in de uitwerkbijlage.

TOPS & FLOPS. Feedback geven en ontvangen. Inhoud

BESJALACH (Toen Hij zond) Sjemot 13:17-17:16

Klassieke Olympiaden Opgaven Latijn ronde 2

Verhalen die je niet loslaten. Opdrachten bij de verhalen

Nalatenschap van de Romeinse filosofie: gedachten over de structuur van onze wereld

Transcriptie:

Tekst 1 Regel 664-667 Ponitur t/m favilla 1p 1 Noteer de naam van het stilistisch middel waarmee in deze regels de grote hoeveelheid gerechten benadrukt wordt. Regel 668-669 eodem argento Er is gesuggereerd dat hier in plaats van eodem argento oorspronkelijk eadem argilla (argilla = pottenbakkersklei) heeft gestaan, omdat eodem argento hier inhoudelijk niet zou passen. 2p 2 a. Citeer uit het voorafgaande het Latijnse woord dat de bovenstaande suggestie ondersteunt. b. Leg uit dat eodem argento juist wél goed past bij wat Ovidius over Philemon en Baucis duidelijk wil maken in de regels 664-678 (Ponitur t/m voluntas). Regel 674 hic mixta est rugosis carica palmis 1p 3 Leg uit dat de inhoud van deze zin ondersteund wordt door de woordplaatsing. Regel 678 nec pauper voluntas Met deze woorden wordt impliciet een tegenstelling uitgedrukt. 1p 4 Beschrijf in eigen woorden deze tegenstelling. Baseer je antwoord op het voorafgaande (vanaf regel 664 Ponitur). Regel 679-680 Interea t/m vina 1p 5 Beschrijf in eigen woorden wat Philemon en Baucis op grond van de in deze regels beschreven gebeurtenis concluderen. Baseer je antwoord op de regels 681-685 (manibusque t/m parabant). Regel 684-685 Unicus t/m parabant In deze regels komt het stilistisch middel metonymia voor. 1p 6 Citeer het desbetreffende Latijnse woord en noteer wat met dit woord bedoeld wordt. Regel 686-688 ille t/m deos In deze regels komt het stilistisch middel antithese voor. 1p 7 Citeer de twee Latijnse woorden die de antithese vormen. Regel 690 impia 1p 8 Wat is de reden voor deze kwalificatie? Baseer je antwoord op het deel van het verhaal dat aan tekst 1 voorafgaat. 1

Regel 690-691 huius mali 2p 9 a. Citeer uit het voorafgaande (vanaf regel 688 Superi) het Latijnse zelfstandig naamwoord waarnaar verwezen wordt met huius mali. b. Citeer uit het vervolg (t/m regel 697 manere) het Latijnse tekstelement waarmee de concrete inhoud van huius mali weergegeven wordt. Regel 689-691 Di t/m tecta Deze regels worden door M. d Hane-Scheltema als volgt vertaald: Ja, wij zijn goden, zeggen ze, en deze streek vol zondaars krijgt straks de straf die men verdiend heeft. Jullie gaan vrijuit en blijven ongedeerd, maar moeten wel dit huis verlaten. 2p 10 a. Leg uit waarop de vertaling straks is gebaseerd en citeer daarbij het desbetreffende Latijnse woord. b. Citeer het Latijnse woord waarop de vertaling wel is gebaseerd. Regel 694 nituntur longo vestigia ponere clivo 2p 11 a. Schrijf regel 694 over en scandeer deze regel. b. Leg uit dat de inhoud van deze regel wordt ondersteund door het metrum. In het deel van het verhaal dat aan tekst 1 voorafgaat, merkt een personage op: nimiumque putas, Acheloe, potentes esse deos, si dant adimuntque figuras. Een van de andere personages reageert hierop door het verhaal over Philemon en Baucis te vertellen. 3p 12 a. Beschrijf het inhoudelijke verband tussen het verhaal over Philemon en Baucis en de opmerking nimiumque putas, Acheloe, potentes esse deos. In het vervolg op tekst 1 (niet in dit examen afgedrukt) vinden in het verhaal over Philemon en Baucis niet tegelijkertijd twee gebeurtenissen plaats die in bovenstaand citaat omschreven worden met dant adimuntque figuras. b. Beschrijf in eigen woorden de desbetreffende twee gebeurtenissen. Laat buiten beschouwing dat delen van het gebied onder water komen te staan. Baseer je antwoord op de teksten die je voor dit examen gelezen hebt. 2

Het volgende citaat is afkomstig uit een artikel over keizer Augustus in het Historisch Nieuwsblad: 1 2 3 4 5 6 7 Grootschalige publieke werken werden uitgevoerd, belangwekkende bibliotheken opgezet, en het wat architectuur betreft nog altijd wat dorpse Rome transformeerde, naar het stralende voorbeeld van Alexandrië, in een marmeren stad. Naast deze min of meer tastbare hervormingen streefde Augustus ook een morele hervorming na. Het volk moest zich weer deugdelijk leren gedragen. Regel 1-4 Grootschalige t/m marmeren stad Een beschrijving van de gedaanteverandering van het dorpse Rome in een marmeren stad zou inhoudelijk goed in Ovidius werk Metamorphoses passen. 3p 13 a. Leg uit dat deze beschrijving gezien de opbouw van de Metamorphoses het best aan het einde zou passen. Baseer je antwoord op de achtergronden bij de teksten die je voor dit examen gelezen hebt. Regel 3-4 naar het stralende voorbeeld van Alexandrië b. Beschrijf in eigen woorden een aspect van Ovidius literaire werk waarin Alexandrië ook voor hem een voorbeeld was. Baseer je antwoord op de achtergronden bij de teksten die je voor dit examen gelezen hebt. Regel 5-7 Naast t/m gedragen c. Beschrijf in eigen woorden twee verschillende aspecten uit het verhaal over Philemon en Baucis waardoor dit verhaal goed past bij Augustus politiek van morele hervorming. Baseer je antwoord op de teksten die je voor dit examen gelezen hebt. Tekst 2 Regel 56 Thalia mea 1p 14 Wat bedoelt Ovidius concreet met deze metonymia? Beantwoord de vraag in het Nederlands. Regel 63 placitura 1p 15 Citeer uit het voorafgaande (vanaf regel 57 Carmina) het Latijnse woord dat een tegenstelling vormt met placitura. Regel 67 minimo igni 1p 16 Citeer uit het voorafgaande (vanaf regel 63 Tunc) het Latijnse tekstelement dat inhoudelijk vergelijkbaar is met minimo igni. 3

Regel 75 Filia me mea bis prima fecunda iuventa 2p 17 a. Schrijf regel 75 over en scandeer deze regel. b. Met welk zelfstandig naamwoord in deze regel congrueert prima? Licht je antwoord toe op basis van het metrum. Regel 75-76 Filia t/m avum 1p 18 Om hoeveel personen gaat het in deze regels in totaal? Regel 82 poenae meae 4p 19 a. Citeer uit het voorafgaande (vanaf regel 73 Ultima) het Latijnse woord dat duidelijk maakt wat deze poena concreet inhield. b. Citeer uit het vervolg (t/m regel 92 meae) het Latijnse woord dat duidelijk maakt wat deze poena concreet inhield. c. Citeer uit het vervolg (t/m regel 92 meae) het Latijnse woord dat aanduidt wat Ovidius als reden voor de poena beschouwt. Laat crimina (regel 88) buiten beschouwing. d. Citeer uit de regels 93-100 (Iam t/m meo) het Latijnse woord dat de persoon aanduidt die de poena heeft opgelegd. Regel 83-84 Me t/m nihil Deze regels bevatten een paradox. 1p 20 Leg de paradox uit. Regel 85 aliquid 1p 21 Citeer uit het vervolg (t/m regel 90 fugae) het Latijnse woord dat duidelijk maakt wat Ovidius met aliquid bedoelt. Regel 89 nec vos mihi fallere fas est 1p 22 Beschrijf in eigen woorden wat fallere in de geschetste situatie concreet inhoudt. Regel 89 vos en regel 91 vos 2p 23 a. Tot wie richt Ovidius zich met vos in regel 89? Beantwoord de vraag in het Nederlands. b. Tot wie richt Ovidius zich met vos in regel 91? Beantwoord de vraag in het Nederlands. 4

Regel 95-96 postque t/m eques Deze regels worden door G. Luck als volgt vertaald: Tienmaal sinds mijn geboorte had een zegevierend paard bekranst met de olijftak uit Pisa de prijs behaald. De vertaler is kennelijk van een andere versie van de tekst uitgegaan dan de versie van de tekst die in dit examen is afgedrukt. Als hij namelijk uitgegaan zou zijn van de tekst die in dit examen is afgedrukt, zou één Latijns woord als verkeerd vertaald beschouwd moeten worden. 1p 24 Citeer uit de regels 95-96 (postque t/m eques) het desbetreffende Latijnse woord. Regel 98 quaerere t/m iubet 1p 25 Noteer de naam van het stilistisch middel dat Ovidius in deze regel gebruikt. Tekst 3 38p Bestudeer de inleiding en de aantekeningen bij Tekst 3. Vertaal de regels 422 t/m 438 in het Nederlands. 5