FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren



Vergelijkbare documenten
Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2004; uitwerking derde ronde IJsselmeer en Markermeer

Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren; uitwerking tweede ronde Rijntakken

Zoete Rijkswateren in Ruud Beringen & Baudewijn Odé

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Verspreiding van doelsoorten (vaatplanten) in relatie tot de Ecologische Hoofdstructuur. Samenvatting FLORON-rapport nr. 3

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Bermenplan Assen. Definitief

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Advies betreffende de verspreiding van het kruipend moerasscherm langs de Grote Geule (Beveren-Waas)

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

Groene glazenmaker in de provincie Groningen

Uitbreiding van de landelijke floradatabank FlorBase, afname van witte hokken

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

De Staart in kaart. 4 jaar bosontwikkeling op voormalige akkers

species on the inventory forms. In that way a distinction could be made between small and large populations. The response

Floristisch meetnet oevers zoete rijkswateren 1997; uitwerking Maas en Randmeren. Baudewijn Ode Ruud Beringen Kees Groen

Libellenmonitoring in Nederland ervaringen na 16 jaar tellen

Waterbodemsanering Biesbosch

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Inhaalslag Verspreidingsonderzoek. De mossen van de Habitatrichtlijn: Geel schorpioenmos & Tonghaarmuts. BLWG Rapport

Soortskartering. Rijn/Maasmonding 2001

Natuurontwikkeling op de de Volgermeerpolder (2012)

Camping Achter Port Zélande ligt camping Port Zélande. Deze camping ligt midden in de natuur met veel ruimte en rust. (tel ).

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

Planten in bossen: beheer en biodiversiteit

Ecologische monitoring

Zuidrand te Delfland

Oeverplanten in Lelystad

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde.

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Memo. Figuur 1 Ligging Planlocatie (rode ster) (Bron: Google Maps)

Notitie Quickscan flora en fauna

3. Inventarisatie. Organisatie. Figuur 1: Grafiek met het aantal retour gezonden inventarisatieformulieren per organisatie.

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde

Quickscan natuur. Julianalaan en Frederik Hendriklaan 30. Zeist

Eindrapport DAGVLINDERS OP HET ZEEHOSPITIUMTERREIN TE KATWIJK

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Libelleninventarisatie. Natuurmonumentengebied. Hollands Ankeveen

Kleine waterteunisbloem op Tiengemeten. Astrid Withagen 12 juni 2015

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Betreft: Effectbeoordeling vogels, herbestemming Groen Ruige Ruimte te Dussen (P )

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Onderzoek naar broedvogels en vleermuizen in het plangebied Zwijssen te Tilburg

Nu geen verstuivingen in de Noordwest Natuurkern NPZK!

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

Waarnemingen. AIC te Castricum

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Trends in kritische soorten. Artikel in H2O Februari 2007 Hans van der Goes Bart Specken

Aantal gevonden legsels in 2008

niet-inheemse vaatplanten in Nederland

Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten

Huidige natuurwaarden PIP percelen Mariapeel

Heidebeheer en fauna. Verslag veldwerkplaats Droog Zandlandschap Strabrechtse Heide, 4 juni 2009

Memo. Stefan Buskermolen Liandon B.V. Sander van Rijn 2 e lezer Ellen Bults. 13 juli 2012 RLO 476-SOM

Het overzicht: Groene glazenmakers en Krabbenscheer in het Nieuwediep te Nieuwe Diep: 2008 t/m 2016.

Resultaten van 20 jaar natuurontwikkeling MeerMaas, een initiatief van Natuurmonumenten

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Planten uit de Habitatrichtlijn

Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

Project rosse sprinkhaan: monitoringverslag 2001

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Vegetatie duinen,

Groengebied Amstelland AB Agendapunt 8 Ecologische verbinding Holendrechter- en Bullewijkerpolder BIJLAGE 2: NOTA VAN UITGANGSPUNTEN

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

Gebruik van een boom door vleermuizen

Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 31 augustus - 2 september 2009

Natuurvriendelijke oevers. Droge voeten, schoon water

Quickscan natuur Mauritslaan Werkhoven

Flora van open moerassen,

Delfstofwinning langs rivieren goed voor natuur en veiligheid

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Krabbenscheer en Groene glazenmaker in de gemeente Borger-Odoorn;

Groenknolorchis op de kaart. Baudewijn Odé & Anne Bolier

Inventarisatie flora Golfbaan Grevelingenhout 2018

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Libelleninventarisatie Natuurmonumentengebied Hollands Ankeveen

Onderzoek-natuur. natuurdoeltypen

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting.

Natuurvriendelijke oevers langs de Lek

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, augustus 2008

Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers

4.2 Deelgebied 2: Ballumerduinen Verzwaring

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Vleermuisonderzoek Vlietsingel, Medemblik

voorlopig BEHEER- EN ONDERHOUDS- PLAN NATUURVRIENDELIJKE OEVERS

Transcriptie:

FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren FLORON-rapport 29: Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002 Zoete Getijdewateren

Biologische Monitoring Zoete Rijkswateren Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002; uitwerking tweede ronde Zoete Getijdewateren Haringvliet/Hollandsch Diep, Biesbosch en Volkerak-Zoommeer Baudewijn Odé Ruud Beringen RIZA Nota nr.: 2003.006 BM 03.01 FLORON-rapport 29 ISSN 1386-0143 ISBN 9036954673 2003 Dit rapport is samengesteld in opdracht van het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) Uitgevoerd door de Stichting Floristisch Onderzoek Nederland (FLORON)

Gelieve dit rapport als volgt te citeren: Odé, B. & R. Beringen. 2003. Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren 2002; uitwerking tweede ronde Zoete Getijdewateren. FLORON-rapport 29 / RIZA nota 2003.006 / BM 03.01, Stichting FLORON, Leiden. Dit rapport is te bestellen bij: Stichting FLORON Postbus 9514 2300 RA Leiden Tel. 071-5273531 Fax 071-5273511 e-mail: floron@floron.leidenuniv.nl Omslag: Slikkige oever met Rode waterereprijs langs het Haringvliet bij de Scheelhoek. Inzetjes: Rode ogentroost, gekapte griend langs het Hollandsch Diep, boskreekje in de Biesbosch en Driekantige bies. (Foto's: B. Odé)

Inhoudsopgave Dankwoord...iii Samenvatting...iv 1. Inleiding... 1 1.1 Kader... 1 1.2 Opbouw rapport... 2 2. Methode... 3 2.1 Inleiding... 3 2.2 Steekproef... 3 2.3 Veldwerk tweede ronde... 6 2.4 Digitalisering en controle... 8 3. Waarnemingen... 11 3.1 Inleiding... 11 3.2 Het jaar 2002... 11 3.3 Waarnemingen 2002... 11 3.4 Internationale en nationale status... 11 3.5 Beheer en inrichting... 14 4. Floristische Kwaliteit... 17 4.1 Inleiding... 17 4.2 Floristische Kwaliteit tweede ronde... 17 5. Milieukwaliteit... 25 5.1 Inleiding... 25 5.2 Milieukwaliteit tweede ronde... 26 6. Analyse schaduwmeetnet... 29 6.1 Inleiding... 29 6.2 Leereffect... 29 6.3 Waarnemereffect... 32 6.4 Trends... 33 7. Analyse veranderingen... 37 7.1 Inleiding... 37 7.2 Flora... 37 7.3 Floristische Kwaliteit... 43 7.4 Milieukwaliteit... 46 8. Monitoring oevervegetatie westelijke Haringvliet 2002... 47 8.1 Inleiding... 47 8.2 Methode... 47 8.3 Waarnemingen... 48 8.4 Analyse veranderingen... 49 8.5 Conclusies... 54 9. Evaluatie... 57 10. Conclusies en aanbevelingen... 59 10.1 Conclusies tweede ronde Zoete Getijdewateren... 59 10.2 Conclusies vergelijking eerste en tweede ronde... 59 10.3 Aanbevelingen voor het meetnet... 60 11. Literatuur... 61 i

Bijlagen 1: Achtergronden en berekening Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit 2: Soortenlijst Zoete Getijdewateren 2002 3: Lijst Nederlandse en wetenschappelijke namen 4: Correctiefactoren strata 5 (A-G): Verspreidingskaarten Floristische Kwaliteit 6 (A-B): Verspreidingskaarten Oevergetal en Dynamiekgetal 7: Floristische Kwaliteit schaduwmeetnet 8: Overzicht belang flora zoete rijkswateren 9: soortenlijst westelijke Haringvliet 10: Floristische Kwaliteit westelijke Haringvliet ii

Dankwoord Graag willen we een aantal mensen en organisaties te bedanken. Allereerst de terreinbeherende organisaties - Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Zeeuws Landschap, Ambachtsheerlijkheid Bijerland en Ambachtsheerlijkheid Cromstrijen - voor toestemming om de bij hen in beheer zijnde terreinen te mogen betreden voor onderzoek. De heren D. Fey en B. Weel van Staatsbosbeheer danken wij in het bijzonder voor hun ondersteuning bij het vervoer en verblijf in de Biesbosch. Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland regelde het vervoer naar de Slijkplaat. Voor determinatie van het verzamelde herbariummateriaal kregen wij deskundige hulp van Ruud van der Meijden en Wout Holverda, beiden van de afdeling PCNE, Nationaal Herbarium Nederland (Leiden Branch). Tenslotte danken wij Ingeborg van Splunder en Daphne Willems van het RIZA en Kees Groen van FLORON voor de begeleiding van het project en hun commentaar op het concept van dit rapport. Ook danken wij Henk van Bommel voor de enthousiaste begeleiding van de inventarisatie van het westelijke Haringvliet in opdracht van Rijkswaterstaat Directie Zuid- Holland. Wil Tamis heeft ons bijgestaan in de statistische beschrijving en analyse van de resultaten van het schaduwmeetnet. Baudewijn Odé Ruud Beringen iii

Samenvatting Dit rapport behandelt de resultaten van de inventarisatie van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren langs de Zoete Getijdewateren in 2002. Deze inventarisatie vormt de tweede meetronde in dit watersysteem dat het Haringvliet/Hollandsch Diep, de Biesbosch en het Volkerak-Zoommeer omvat. Het Floristisch Meetnet beslaat de grote zoete rijkswateren: IJsselmeer en Markermeer, Randmeren, Rijntakken, Maas en Zoete Getijdenwateren. Het meetnet is een onderdeel van de MWTL en heeft als doel statistisch verantwoorde uitspraken over trends van de Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit in oeverecosystemen langs de afzonderlijke rijkswateren te doen. Het meetnet is opgebouwd uit een selectie van ruim 400 kilometerhokken (km-hokken) langs deze rijkswateren. Bij het samenstellen van deze selectie is gestreefd naar een zo evenredig mogelijke verdeling over de verschillende watersystemen en over de gebruikscategorieën (agrarisch, natuur) daarbinnen: km-hokken met voornamelijk stedelijk gebied zijn buiten de selectie gehouden. Het meetnet beperkt zich tot de flora van de oeverzone: het gebied tussen het zomerbed en de kruin van de winterdijk. De oeverzone van de geselecteerde kmhokken wordt iedere vier jaar geïnventariseerd op alle voorkomende plantensoorten. Van een selectie van soorten wordt naast de presentie ook de abundantie opgenomen en van lokaal voorkomende Rode-Lijstsoorten wordt de verspreiding gedetailleerd vastgelegd. Een klein aantal km-hokken (schaduwmeetnet) wordt jaarlijks opgenomen om inzicht te krijgen in enkele variantie-componenten, nodig voor de toekomstige interpretatie van de vierjaarlijks verzamelde gegevens. De inventarisatiegegevens worden na controle opgeslagen in een database. De analyse van de gegevens gebeurt met behulp van indexen voor Floristische Kwaliteit en indexen voor Milieukwaliteit die per km-hok worden berekend. De Floristische Kwaliteit wordt voor 13 ecosysteemtypen van de oevers van zoete rijkswateren bepaald. Ieder ecosysteemtype wordt gekarakteriseerd door een aantal indicatieve soorten: de karakteristieke soorten. De Floristische Kwaliteit van een ecosysteemtype wordt bepaald aan de hand van het aantal in een km-hok aanwezige karakteristieke soorten, hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De Milieukwaliteit wordt bepaald ten behoeve van het volgen van de toestand van een aantal milieuthema's: klimaatsverandering, verzoeting/verzilting, vermesting en beheer/inrichting. Voor de eerste drie thema's worden indexen berekend op basis van de indicatiewaarde van de aanwezige soorten en hun abundantie. Beheer/inrichting van de oever kan worden gevolgd met indexen voor Floristische Kwaliteit van een aantal (grond)watergebonden ecosysteemtypen of met een index voor de Floristische Kwaliteit van alle (grond)watergebonden soorten tezamen, het Oevergetal. Aspecten van dynamiek in een watersysteem kunnen worden gevolgd met een index voor het voorkomen van pioniersoorten, het Dynamiekgetal. Tijdens het veldwerk in 2002 langs de Zoete Getijdewateren zijn 66 km-hokken geïnventariseerd. Daarbij zijn 564 soorten aangetroffen, waarvan er 34 op de Rode Lijst staan. Van de deelsystemen is het Volkerak-Zoommeer het minst soortenrijk. De soortenrijkdom van meetpunten is afhankelijk van de variatie in abiotische omstandigheden en successie binnen een deelsysteem. Inrichting en beheer spelen daarbij een grote rol. Het overgrote deel van de meetpunten is in beheer als natuurgebied. iv

De analyse van de Floristische Kwaliteit geeft inzicht in de mate van ontwikkeling van de oeverflora. Langs de Zoete Getijdewateren komt een grote variëteit aan ecosystemen tot ontwikkeling, zoals Kleine wateren, Slikkige oever, Buitendijks grasland, Zilt grasland, Getijderuigte, Vochtige ruigte, Moeras en Zachthoutooibos. De drie deelsystemen kennen ieder hun eigen accenten. De Biesbosch vormt een belangrijke kern voor het Zachthoutooibos, Getijderuigte en Vochtige ruigte, het Volkerak-Zoommeer heeft dankzij het zilte verleden een goede ontwikkeling van Zilt grasland, terwijl langs het Haringvliet/Hollandsch Diep Slikkige oever en Vochtige ruigte tot ontwikkeling komen. De milieukwaliteit laat enkele relaties met de ecologie zien. Het Zoutgetal is gerelateerd aan de (voormalige) invloed van zilt water en laag in de Biesbosch, maar hoog langs het Volkerak-Zoommeer. Door de overwegend gevarieerde oeverzone is het Oevergetal in alle deelsystemen hoog. Er komen veel pioniersituaties voor als gevolg van natuurontwikkeling, begrazing en dynamiek, hetgeen resulteert in een hoog Dynamiekgetal. Met het afronden van een tweede meetronde is het nog niet mogelijk om trends te signaleren los van toevallige fluctuaties. Wel zijn de twee meetronden langs de Zoete Getijdewateren uitgebreid met elkaar vergeleken. Er wordt geconcludeerd dat er een toename in de soortenrijkdom is opgetreden die ook tot uiting komt in de Floristische Kwaliteit. Deze ontwikkeling houdt verband met een toenemend areaal natuurontwikkeling, een toegenomen structuurdiversiteit als gevolg van extensieve begrazing, een toename van zoutmijdende soorten en ontwikkelingen als gevolg van een verbeterde waterkwaliteit. Een verdichting van het meetnet in het westelijke deel van de Haringvliet bevestigt deze conclusies. De toename van de soortenrijkdom wordt in ieder geval niet veroorzaakt door een leereffect. De gegevens van het schaduwmeetnet laten zien dat een leereffect na de eerste twee jaren van het meetnet (1996-1997) amper meer speelt. Het huidige meetnet wordt in de huidige vorm gecontinueerd. Ter verbetering van de evaluatie- en presentatiemogelijkheden wordt geadviseerd om streefbeelden voor oevervegetatie langs de zoete rijkswateren in termen van Floristische Kwaliteit te formuleren. Tevens wordt geadviseerd om bij een volgende meetronde enkele extra meetpunten in het westelijk deel van de Haringvliet op te nemen in het meetnet. v

vi

1. Inleiding 1.1 Kader De Stichting FLORON is in 1996 begonnen met de eerste meetronde in het kader van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren, dat wordt uitgevoerd als onderdeel van de Monitoring van de Waterstaatkundige Toestand des Lands (MWTL). Het wordt uitgevoerd in opdracht van het RIZA (Rijkswaterstaat). Het Floristisch Meetnet bestaat uit een selectie van ruim 400 kilometerhokken (km-hokken), waarbinnen met een meetfrequentie van eens in de vier jaar de floristische samenstelling van de oeverzone van rijkswateren wordt opgenomen (Tamis & Groen, 1996). Het doel van het meetnet is het signaleren van veranderingen in de oevervegetatie van de zoete rijkswateren en het evalueren van ecologische doelstellingen in het waterbeleid op basis van de toestand van de oevervegetatie. De hoofddoelstelling van het waterbeleid, zoals die in de Vierde Nota Waterhuishouding (Anonymus, 1998) geformuleerd is, is de volgende: Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. In de vierde Nota Waterhuishouding is het nationale waterbeleid geformuleerd. Gegevens van het Floristisch Meetnet kunnen gebruikt worden voor de evaluatie van de volgende beleidsthema's: Zuidelijke Delta natuurlijker, herstel van water - landovergangen, herstel zoet - zout overgangen en herstel van dynamische processen. Bovenstaande beleidsthema's zijn algemeen geformuleerd en zijn toepasbaar voor alle watersystemen (wel met elk hun eigen karakteristieken). Zo zal bijvoorbeeld bij een toekomstige opening van de kier in het Haringvliet de zoutinvloed toenemen en zullen meer zouttolerante soorten aangetroffen worden. Met behulp van natuurontwikkeling wordt getracht processen en abiotische condities te herstellen zodat de soorten horende bij die omstandigheden terug kunnen keren. Het effect van de maatregelen (zowel beheers - als inrichtingsmaatregelen) op het watersysteem als geheel kan met behulp van het meetnet geëvalueerd worden. In het Floristisch Meetnet wordt er naar gestreefd om statistisch verantwoorde uitspraken te doen over veranderingen in de oeverflora van afzonderlijke watersystemen. Binnen de zoete rijkswateren worden vijf watersystemen onderscheiden: Maas, Rijntakken, Randmeren, Zoete Getijdewateren en IJsselmeer en Markermeer. Mogelijk kunnen ook over delen van deze watersystemen statistisch verantwoorde uitspraken worden gedaan. Het gaat daarbij om veranderingen van deelsystemen (bijv. Biesbosch), gebruikscategorieën (natuurgebied versus agrarisch gebied) of andere onderverdelingen. De analyse vindt plaats op basis van de Floristische Kwaliteit van ecosystemen en op basis van indicaties voor Milieukwaliteit (bijvoorbeeld voedselrijkdom, saliniteit). In 2002 is de tweede ronde van het meetnet langs de oevers van de Zoete Getijdewateren en een deel van de Rijntakken uitgevoerd. De inventarisaties voor de tweede ronde langs de Rijntakken worden in 2003 afgerond en daarna gerapporteerd. In 2002 zijn met dezelfde methodiek twaalf extra meetpunten in het westelijke deel van de Haringvliet geïnventariseerd in opdracht van RWS Directie Zuid-Holland. Dit onderzoek is een goed voorbeeld van een regionale verdichting van het meetnet. 1

In dit rapport worden de resultaten van de inventarisaties langs Zoete Getijdewateren in 2002 besproken, evenals de verschillen tussen beide ronden. Op basis van de verzamelde gegevens is het nog niet mogelijk om een statistische trendanalyse uit te voeren. Onderdeel van deze rapportage vormt een bespreking van de resultaten van de extra inventarisaties in het westelijk deel van het Haringvliet. 1.2 Opbouw rapport In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de steekproef van meetpunten en de wijze van verzamelen van gegevens. In hoofdstuk 3 worden de waarnemingen in 2002 samengevat. De resultaten van de berekening van Floristische Kwaliteit en Milieukwaliteit worden in resp. hoofdstuk 4 en 5 besproken. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de resultaten van het jaarlijks opgenomen schaduwmeetnet. Hoofdstuk 7 gaat in op de veranderingen van de oevervegetatie bij vergelijking van de beide meetronden. In hoofdstuk 8 wordt apart ingegaan op de in opdracht van RWS Directie Zuid-Holland extra geïnventariseerde km-hokken. In hoofdstuk 9 wordt de meetnetopzet geëvalueerd en in hoofdstuk 10 worden de belangrijkste conclusies en aanbevelingen samengevat. 2

2. Methode 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de steekproef van meetpunten langs de Zoete Getijdewateren en het verzamelen en vastleggen van de basisgegevens tijdens het veldwerk en de gegevensverwerking na afloop van het veldseizoen. Hier wordt niet ingegaan op de in 2002 geïnventariseerde 39 km-hokken langs de Rijntakken; hierover wordt na afronding van de inventarisaties in 2003 gerapporteerd. 2.2 Steekproef Begrenzing oeverzone Het te inventariseren deel van een km-hok bestaat uit de zone tussen het zomerbed en de kruin van de (winter)dijk. Langs de Zoete Getijdewateren zijn nauwelijks problemen met de begrenzing door de aanwezigheid van een waterkerende dijk. Aan de oever bij de duinen van de Quack ligt geen dijk. Hier is in beide ronden alleen het openbaar toegankelijke deel aan de oever geïnventariseerd, het achterliggende duingebied is niet bezocht. Buitendijkse delen die in gebruik zijn als tuin, camping of jachthaven zijn niet geïnventariseerd, evenals enkele particuliere terreinen waarvoor geen toestemming kon worden verkregen. De begrenzing van het geïnventariseerde gebied wordt altijd op kaart vastgelegd, zodat in een volgende ronde hetzelfde gebied wordt geïnventariseerd. Selectie hokken Voorafgaand aan de eerste meetronde is een complete lijst samengesteld van alle kmhokken, gelegen in de oeverzone van de grote zoete rijkswateren. Deze hokken vormen het steekproefkader. Voor deze complete lijst is gebruik gemaakt van de Topografische Kaarten schaal 1:50.000, soms 1:25.000. De hokken in de oeverzone zijn in vier categorieën verdeeld: te klein, stedelijk, natuur en agrarisch (Odé et al., 1997). De uiteindelijke steekproef is getrokken uit de hokken uit de categorieën natuur en agrarisch. Door de indeling vooraf (stratificatie) is het bij het trekken van de steekproef al mogelijk om te beoordelen of beide gebruikscategorieën voldoende vertegenwoordigd zijn om later per watersysteem de ontwikkelingen per gebruikscategorie te kunnen vergelijken. De stratificatie uit 1996 is tijdens het veldwerk langs de Zoete Getijdewateren geëvalueerd. Er zijn daarbij geen veranderingen in gebruikscategorie gesignaleerd. Overigens is de toedeling van de gebruikscategorie niet opnieuw voor het hele steekproefkader beoordeeld. Steekproef tweede ronde Binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren wordt ca. 20% van de geschikte km-hokken in de steekproef betrokken (Odé & Beringen, 2000a). De ruim 400 km-hokken binnen het meetnet zijn evenredig verdeeld over de watersystemen en binnen de watersystemen evenredig verdeeld over de deelsystemen. Langs de Zoete Getijdewateren worden de volgende deelsystemen onderscheiden: Haringvliet/Hollandsch Diep, Biesbosch en Volkerak-Zoommeer. De samenstellende wateren zijn aangegeven in tabel 1. Tijdens de eerste en tweede meetronde zijn langs de Zoete Getijdewateren dezelfde 66 kmhokken bezocht (tabel 2, figuur 1). De extra in opdracht van RWS Directie Zuid-Holland geinventariseerde km-hokken langs de westelijke Haringvliet worden in hoofdstuk 8 (figuur 5) weergegeven. Opvallend langs de Zoete Getijdewateren is het grote aandeel van de gebruikscategorie "natuur". 3

Tabel 1: De deelsystemen langs de Zoete Getijdewateren, met de topografische namen van de samenstellende wateren. Deelsysteem Haringvliet/Hollandsch Diep Biesbosch Volkerak-Zoommeer samenstellende wateren Haringvliet Hollandsch Diep Biesbosch Amer Nieuwe Merwede Volkerakmeer Zoommeer Tabel 2: Het aantal geschikte km-hokken en het aantal geselecteerde km-hokken in 2002 langs de Zoete Getijdewateren, opgesplitst naar gebruikscategorie (S: geschikte hokken, totaal; S+: hokken in selectie). Bij het totaal aantal geselecteerde hokken is het percentage van het totaal aantal geschikte hokken tussen haakjes aangegeven. In de kolom Bruto staat het totaal aantal hokken met oeverzone inclusief de (niet geschikte) stedelijke en de te kleine hokken. Deelsysteem Bruto Geschikt agrarisch Geschikt natuur Geschikt totaal S S+ S S+ S S+ Haringvliet/Hollandsch 173 51 8 79 18 130 26 (20%) Diep Biesbosch 126 7 1 112 21 119 22 (19%) Volkerak-Zoommeer 105 18 4 74 14 92 18 (20%) Totaal 76 13 265 53 341 66 (19%) Figuur 1: De in 2002 opgenomen km-hokken langs de Zoete Getijdewateren met gebruikscategorie. 4

Schaduwmeetnet Het schaduwmeetnet is ingericht om de jaarvariantie en waarnemersvariantie te kwantificeren. De variantiegegevens uit dit - jaarlijks op te nemen - schaduwmeetnet zijn nodig om binnen een redelijke termijn statistisch verantwoorde uitspraken t.a.v. trends te kunnen doen over de vierjaarlijks verzamelde meetnetgegevens. Het schaduwmeetnet omvat 13 kmhokken, verspreid over vier watersystemen (tabel 3, figuur 2). Tabel 3: Verdeling schaduwmeetnet over de watersystemen. watersysteem aantal hokken IJsselmeer en Markermeer 3 Maas 3 Rijntakken 4 Randmeren 3 Figuur 2: De ligging van het schaduwmeetnet. 5

2.3 Veldwerk tweede ronde Tijdens het veldwerk worden alle voorkomende plantensoorten van de oeverzone (tussen de waterlijn en de kruin van de winterdijk) van het km-hok geïnventariseerd, waarbij de abundantie van een aantal van deze soorten wordt geschat. Tevens worden gedetailleerde gegevens van lokaal voorkomende Rode-Lijstsoorten verzameld en worden bijzondere ecosystemen, ruigten en helofytenvegetaties globaal in kaart gebracht. Voorbereiding en planning Er zijn veldkaarten gemaakt van te bezoeken km-hokken (inclusief schaduwmeetnet) en reservehokken (schaal 1:5.000) en er zijn vergunningen bij terreinbeherende instanties aangevraagd. De kaarten met de begrenzing van meetpunten worden meegenomen in het veld om tijdens de tweede ronde van het meetnet hetzelfde gebied te inventariseren. Ook de verspreidingskaarten met Rode-Lijstsoorten van de eerste ronde zijn gebruikt. Verder zijn de in het kader van het Landelijk Meetnet Flora voor Aandachtsoorten (LMF-A) gegenereerde gedetailleerde verspreidingsgegevens gebruikt. Deze laatste gegevens vormen in enkele gevallen een aanvulling op de ons uit 1997 reeds bekende verspreiding van soorten. In het veldwerk zijn drie fasen te onderscheiden: voorjaarsbezoek, hoofdbezoek en herbezoek. Bij de planning wordt ernaar gestreefd om het bezoektijdstip van een meetpunt in alle meetronden op hetzelfde moment in het seizoen te laten plaatsvinden. Voorjaarsbezoek Net als in 1998 is er langs de Zoete Getijdewateren geen aparte ronde van voorjaarsbezoeken gehouden. Het aantal echte voorjaarssoorten is gering, met uitzondering van enkele soorten van droge zandgronden zoals voorkomen in het westelijke deel van het Haringvliet. Bij een laat hoofdbezoek in een droge zomer kunnen de vroegbloeiende éénjarige soorten hier al verdwenen zijn. Ook een sporadisch en onbestendig voorkomende karakteristieke voorjaarssoort van natte biotopen, Echt lepelblad, wordt door het ontbreken van een voorjaarsronde zeker over het hoofd gezien. Deze soort is echter zo zeldzaam dat het niet de moeite is om speciaal hiervoor een voorjaarsronde te houden. Hoofdbezoek De planning van de hoofdbezoeken gaat uit van een clustergewijze inventarisatie van kmhokken. Per werkweek wordt steeds een cluster van 6-10 bij elkaar gelegen km-hokken bezocht. Deze clusters zijn in volgorde van het bezoektijdstip in 1998 bezocht. In de meeste gevallen zijn de km-hokken volgens planning bezocht, met een speling van ± twee weken rond het bezoektijdstip van 1998. Een groot deel van de Biesbosch is relatief vroeg bezocht. Later in het seizoen belemmeren Grote brandnetel en Reuzenbalsemien de inventarisatie van de bosflora en zijn de rietruigten van de Biesbosch minder gemakkelijk toegankelijk. De tevoren gemaakte clusterindeling is als richtlijn gebruikt; bij voldoende beschikbare tijd is de mogelijkheid opengelaten om hokken van een aangrenzend cluster te bezoeken. Ook het omgekeerde kan voorkomen, wanneer een cluster in de geplande week (bijvoorbeeld door slecht weer) niet helemaal is afgerond. De km-hokken zijn meestal bezocht door één veldmedewerker. In sommige gevallen was het efficiënter om beide veldmedewerkers een deel van een km-hok (bijv. noord- en zuidoever) te laten inventariseren. Afstemming tussen de veldmedewerkers is bereikt door geregeld gezamenlijk te inventariseren. Hierdoor kunnen abundantieschattingen worden afgestemd en determinatieproblemen of mogelijke inventarisatieverschillen worden besproken. De hoofdbezoeken zijn tussen begin mei en half september afgerond. 6

Herbezoek Bij het herbezoek ligt het accent op vegetaties met een late ontwikkeling, zoals sloten, slikkige oevers, strandjes en andere pioniermilieus, met name in km-hokken die vroeg in het veldseizoen zijn bezocht. Bij de herbezoeken wordt in het algemeen een hogere inventarisatiesnelheid bereikt, omdat slechts een selectie van biotopen wordt bezocht. In totaal zijn 15 km-hokken herbezocht, merendeels in de Biesbosch. Er zijn bij de herbezoeken opvallend veel waterplanten aangetroffen in de Biesbosch. De herbezoeken zijn in september afgerond. Verzamelde gegevens De volgende gegevens zijn per km-hok vastgelegd: presentiegegevens van alle voorkomende soorten abundantieschatting van een deel van de soorten kopgegevens volgens FLORON-streeplijst, met de aan veldbezoek bestede tijd omgrenzing geïnventariseerd gebied en looproute vindplaatsen + beschrijving populaties Rode-Lijstsoorten en soorten van het Landelijk Meetnet Flora Aandachtsoorten (LMF-A) globale verspreiding ruigten en helofytenvegetaties, aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de in 1998 verzamelde gegevens locaties met goed ontwikkelde ecosysteemtypen, aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de in 1998 verzamelde gegevens hokbeschrijving (biotopen, beheer, toegankelijkheid etc.), aanvullingen/wijzigingen t.o.v. de in 1998 verzamelde gegevens relevante adressen/telefoonnummers van beheerders, eigenaren etc. Ten behoeve van de oriëntatie en de kartering van Rode-Lijstsoorten is in onoverzichtelijke terreinen gebruik gemaakt van GPS voor de plaatsbepaling. De plaatsbepaling met GPS is sinds 2000 veel nauwkeuriger en is m.n. nuttig waar een nauwkeurige plaatsbepaling bij gebrek aan herkenningspunten onmogelijk is. Uitgewerkte veldkaarten en hokbeschrijvingen worden in een papieren archief opgeslagen. Soms is herbariummateriaal verzameld van bijzondere soorten, maar ook van soorten, waarvan bleek dat ze niet eenvoudig op naam te brengen waren. Een klein deel van het verzamelde materiaal belandt uiteindelijk in het herbarium van het Nationaal Herbarium Nederland, Leiden Branch (voorheen Rijksherbarium Leiden). De presentie van de waargenomen waterplanten in het zomerbed is apart genoteerd. Deze gegevens worden niet volledig verzameld en worden - conform de opzet van het meetnet - niet gebruikt binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren. Ze worden als nuttige aanvulling wel toegevoegd aan de landelijke floradatabank FlorBase. Begrenzing meetpunten Het werken met de tijdens de eerste ronde op kaart ingetekende begrenzing van meetpunten is meestal eenvoudig en dankzij de nauwkeuriger GPS ook vaak minder tijdrovend. Als er in 1998 in het veld geen voldoende harde grens is gekozen, maar bijvoorbeeld een perceelscheiding, kan het opsporen van deze grens in het veld moeilijker zijn. In dat laatste geval geeft de op kaart ingetekende begrenzing voldoende houvast. De nauwkeurigheid waarmee deze grens kan worden aangehouden wijkt dan niet af van de nauwkeurigheid waarmee de kilometergrens van een meetpunt kan worden aangehouden. Toegankelijkheid De toegankelijkheid van km-hokken is over het algemeen goed. Toegang tot natuurreservaten is na vergunningaanvraag bij de natuurbeherende instanties in principe altijd mogelijk. In 7

de vergunningen is steeds als voorwaarde opgenomen dat er aan de beheerder over de verzamelde gegevens wordt gerapporteerd. In 2002 is voor de eerste keer bij de provincies ontheffing aangevraagd voor betreding van terreinen langs de zoete rijkswateren die vallen onder de Natuurbeschermingswet. Dit heeft nogal wat tijd gevraagd, omdat begrenzing van terreinen niet altijd gemakkelijk voorhanden bleek en ieder provinciaal aanspreekpunt een eigen set van eisen heeft. Terreinen van particulieren en gemeenten zijn in principe zonder toestemming bezocht, tenzij een eigenaar eenvoudig aan te spreken was. In het geval er een hoge omheining aanwezig is, met verbodsborden, zijn terreinen niet bezocht. Tijdsinvestering Er is naar gestreefd om de tijdsinvestering per km-hok in de tweede ronde gelijk te houden aan die in de eerste ronde. Er hebben geen veranderingen in de inrichting plaatsgevonden (zoals aanleg van nieuw land) die een grotere of kleinere inspanning zouden billijken. 2.4 Digitalisering en controle Invoer Met het digitaliseren van de streeplijsten is in de veldwerkperiode begonnen. Er is gebruik gemaakt van het programma PLANTAGO 1.2 (Swolfs, 2000), dat voor het landelijk bureau en de vrijwilligers van FLORON is ontwikkeld. Het is toegesneden op het invoeren en beheren van FLORON-streeplijsten en Rode-Lijstformulieren. Streeplijsten zijn grotendeels tijdens het veldseizoen gedigitaliseerd, evenals aanvullingen op de hokbeschrijvingen uit 1998. Aan het einde van het veldseizoen zijn de kladveldkaarten omgezet naar nette kaarten en zijn de gegevens van Rode-Lijstsoorten gedigitaliseerd. Controle Planten die niet tijdens het veldbezoek op naam kunnen worden gebracht zijn verzameld. Het materiaal is daarna vers of gedroogd alsnog op naam gebracht met binoculair en determinatiewerken. Onzekere determinaties en bijzondere vondsten zijn gecontroleerd door R. van der Meijden (Nationaal Herbarium Nederland, Leiden branch). Een deel van het verzamelde materiaal is opgenomen in de collectie van het Nationaal Herbarium Nederland. De gedigitaliseerde gegevens zijn gecontroleerd met behulp van computerprogramma's die voor de landelijke floradatabank FlorBase zijn ontwikkeld (Van der Meijden et al., 1996a); de programma's zijn enigszins aangepast voor het meetnet, aangezien meer informatie is verzameld dan in FlorBase wordt vastgelegd. Het programma FLOKFLOR controleert of alle gegevens zijn ingevuld, en of alle waarden van variabelen geldig kunnen zijn. Vervolgens zijn alle soortwaarnemingen van de zeldzame helft van de Nederlandse Flora gecontroleerd met FORGET. Het programma onderzoekt of een soort al eerder is waargenomen in het kmhok of de directe omgeving. Als het een nieuwe waarneming betreft, wordt expliciet gevraagd de juistheid van de waarneming te bevestigen. Gegevensbeheer Het beheer van de gegevens van het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren valt op dit moment onder verantwoordelijkheid van FLORON. Tot en met 1998 zijn alle gegevens opgeslagen in een relationele database, beheerd met DB2 onder OS2/WARP. In 1999 is de database omgezet naar MS-access onder WindowsNT. Het door Tamis en Groen (1996) beschreven datamodel is op onderdelen aangepast aan de parameters die uiteindelijk in het veld zijn vastgelegd. Ook is in het datamodel rekening gehouden met de intensievere gegevensverzameling binnen het schaduwmeetnet. Berekende kwaliteiten en indicaties van de oevervegetatie worden binnen de database vastgelegd (Odé et al., 1997). 8

Voor derden zijn de gegevens uit de database beschikbaar als de opdrachtgever daarvoor toestemming geeft. De waarnemingen, ook de losse waarnemingen van waterplanten in het zomerbed, worden opgenomen in de landelijke floradatabank FlorBase. 9

10

3. Waarnemingen 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de vondsten en waarnemingen van 2002 langs de Zoete Getijdewateren. Het jaar 2002 wordt kort gekarakteriseerd wat betreft weer en waterstanden, twee zaken die de kwaliteit van de inventarisaties kunnen beïnvloeden. De waarnemingen van soorten worden besproken, evenals de nationale en internationale status van de aangetroffen soorten en enkele aspecten van het beheer in dit watersysteem. 3.2 Het jaar 2002 De omstandigheden voor het veldwerk in 2002 waren in het algemeen gunstig. De gemiddelde temperatuur lag tijdens de maanden van het veldseizoen (april t/m september) boven het langjarig gemiddelde. Het jaar 2002 is het op drie na warmste jaar geweest sinds het begin van de systematische temperatuurmetingen (1706). De maanden mei en september waren relatief droog. Juni was wat de neerslaghoeveelheden betrof normaal. De maanden juli en augustus waren relatief nat, met vooral in augustus lokaal hevige regen- en onweersbuien. Begin juli is het veldwerk door langdurige regenval gedurende enkele dagen vertraagd. De herbezoeken langs de rivieren zijn niet gehinderd door hoge waterstanden. Op veel meetpunten was het waterpeil zelfs recent gezakt. 3.3 Waarnemingen 2002 In de 66 bezochte km-hokken langs de Zoete Getijdewateren zijn 564 soorten waargenomen (tabel 4; bijlage 2 en 3). Tabel 4: Het aantal waargenomen soorten langs de Zoete Getijdewateren in 2002. Totaal aantal soorten (S tot ), gemiddeld aantal soorten per km-hok (S gem ) met spreiding en het totaal aantal geïnventariseerde km-hokken (n tot ). S tot S gem n tot Zoete Getijdewateren 564 144,3 (56-226) 66 Haringvliet/Hollandsch Diep 453 145,7 (56-226) 26 Biesbosch 412 162,7 (90-202) 22 Volkerak-Zoommeer 335 119,6 (82-176) 18 Zoete Getijdewateren (agrarisch e.d.) 369 132,2 (56-177) 13 Zoete Getijdewateren (natuur) 546 147,2 (82-226) 53 3.4 Internationale en nationale status De status van de flora van de Zoete Getijdewateren wordt op een aantal manieren weergegeven. Allereerst zijn er de Europese verdragen ten aanzien van de bescherming van wilde planten: de Habitatrichtlijn en de Conventie van Bern. De nationale bescherming volgt uit de Flora- en faunawet en de nationale zeldzaamheid en achteruitgang komt tot uiting in de Rode Lijst. Tenslotte is er door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij ten behoeve van het natuurbeleid een lijst met Doelsoorten opgesteld, die grotendeels overeenkomt met de Rode Lijst. Een overzicht van het belang van flora van de zoete rijkswateren wordt gegeven in bijlage 8. 11

Beschermde soorten Europa De Habitatrichtlijn en Conventie van Bern zijn de belangrijkste Europese verdragen voor bescherming van de flora. In de bijlagen van de Habitatrichtlijn worden elf soorten vaatplanten genoemd die tot de Nederlandse flora behoren. Daarvan is binnen de km-hokken van het meetnet alleen het Gewoon sneeuwklokje langs de Zoete Getijdewateren aangetroffen. Deze soort wordt vermeld in Bijlage V van de EU-Habitatrichtlijn als een soort van communautair belang waarvoor het onttrekken aan de natuur en de exploitatie aan beheersmaatregelen kunnen worden onderworpen. Beschermde soorten Nederland In de Flora- en Faunawet worden 104 wilde plantensoorten genoemd die enige vorm van bescherming genieten, meestal bescherming tegen beschadigen, plukken en uitgraven van planten. Langs de Zoete Getijdewateren zijn binnen de km-hokken van het meetnet 14 wettelijk beschermde soorten aangetroffen. Het betreft (met tussen de haakjes het aantal kmhokken waarin de soort is aangetroffen): Spindotterbloem (37), Brede wespenorchis (15), Grote kaardebol (13), Zwanenbloem (7), Moeraswespenorchis (7), Parnassia (5), Rietorchis (4), Tongvaren (3), Zwartsteel (1), Steenbreekvaren (1), Grasklokje (1), Blauwe zeedistel (1) en Wilde marjolein (1). Rode Lijst Rode-Lijstsoorten zijn soorten die op grond van hun nationale zeldzaamheid en afname extra aandacht krijgen in het natuurbeleid en natuurbeheer (Van der Meijden et al., 2000). Vooralsnog hebben de 499 Rode-Lijstsoorten geen speciale beschermingsstatus. Er zijn 34 Rode-Lijstsoorten aangetroffen langs de Zoete Getijdewateren (tabel 5 en 6). Tabel 5: Het aantal waargenomen Rode-Lijstsoorten langs de Zoete Getijdewateren in 2002. Totaal aantal Rode-Lijstsoorten (RL tot ), gemiddeld aantal Rode-Lijstsoorten per km-hok (RL gem ) met spreiding en het totaal aantal geïnventariseerde km-hokken (n tot ). RL tot RL gem n tot Zoete Getijdewateren 34 3,8 (0-9) 66 Haringvliet/Hollandsch Diep 25 4,5 (0-9) 26 Biesbosch 15 2,7 (1-7) 22 Volkerak-Zoommeer 15 4,0 (0-9) 18 Zoete Getijdewateren (agrarisch e.d.) 14 3,1 (0-6) 13 Zoete Getijdewateren (natuur) 31 3,9 (0-9) 53 Grote populaties van Dwergbloem ontdekt langs Haringvliet In 2002 zijn grote nieuwe populaties ontdekt van Dwergbloem (Anagallis minima) tijdens de inventarisaties voor het RIZA en RWS-DZH in het westelijke Haringvliet. Deze soort is in Nederland vrijwel beperkt tot natte duinvalleien. De soort groeit in zeer grote aantallen langs de oevers van het Haringvliet in natuurontwikkelingsgebieden bij de Scheelhoek op natte gronden die in de winter bij hoog water regelmatig met oppervlaktewater overstromen. Het verschijnen van deze en andere soorten van duinvalleien duidt op een goede waterkwaliteit van het oppervlaktewater, m.n. met betrekking tot de nutriëntenbelasting. 12

Doelsoorten Doelsoorten zijn alle soorten van de Rode Lijst, uitgebreid met soorten waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft, omdat een belangrijk deel van het areaal van de soort in ons land ligt (Bal et al., 2001). Het gaat in totaal om 544 soorten, waarvan er langs de Zoete Getijdewateren 44 voorkomen. Daarvan zijn (met tussen de haakjes het aantal km-hokken waarin de soort is aangetroffen) Waterkruiskruid (12), Dunstaart (7), Zacht vetkruid (6), Kwelderzegge (5), Lamsoor (3), Mierik (1), Bermooievaarsbek (1), Dubbelkelk (1) en Bosmuur (1) geen Rode Lijst- of Beschermde soorten. Tabel 6: Rode-Lijstwaarnemingen in 2002 langs de Zoete Getijdewateren (HH = Haringvliet /Hollandsch Diep, BB = Biesbosch, VZ = Volkerak-Zoommeer). De getallen verwijzen naar het aantal km-hokken waarin de soort is aangetroffen. De afkortingen in de kolom RL2000 verwijzen naar de categorieën: EB = ernstig bedreigd, BE = bedreigd, KW = kwetsbaar, GE = gevoelig. Nederlandse naam Wetenschappelijke naam RL2000 HH BB VZ Gewone agrimonie Agrimonia eupatoria GE 1 Echte heemst Althaea officinalis KW 15 2 Dwergbloem Anagallis minima BE 1 Stinkende kamille Anthemis cotula EB 3 Selderij Apium graveolens KW 8 3 Trosdravik Bromus racemosus KW 3 Spindotterbloem Caltha palustris subsp. araneosa KW 16 21 Slanke zegge Carex strigosa KW 2 Glanzige hoornbloem Cerastium fontanum subsp. holosteoides KW 2 Moerasstreepzaad Crepis paludosa KW 1 4 Kamgras Cynosurus cristatus GE 11 5 11 Brede waterpest Elodea canadensis GE 1 Moeraswespenorchis Epipactis palustris KW 1 6 Kleverige reigersbek Erodium lebelii KW 1 Stijve ogentroost Euphrasia stricta GE 1 5 Duits viltkruid Filago vulgaris EB 1 Veldgerst Hordeum secalinum GE 11 1 7 Alpenrus Juncus alpinoarticulatus subsp. alpinoarticulatus GE 1 Beemdkroon Knautia arvensis GE 4 Rijstgras Leersia oryzoides KW 1 2 Geelhartje Linum catharticum KW 2 7 Kleine kattenstaart Lythrum hyssopifolia GE 1 Rode ogentroost Odontites vernus subsp. serotinus GE 15 7 Zilt torkruid Oenanthe lachenalii KW 2 Kattendoorn Ononis repens subsp. spinosa GE 10 1 3 Parnassia Parnassia palustris KW 5 Rond wintergroen Pyrola rotundifolia KW 1 Sierlijke vetmuur Sagina nodosa KW 3 10 Driekantige bies Schoenoplectus triqueter BE 1 5 Blauw walstro Sherardia arvensis KW 1 2 3 Weidekervel Silaum silaus KW 1 Knopig doornzaad Torilis nodosa KW 6 1 Oosterse morgenster Tragopogon pratensis subsp. orientalis BE 2 Goudhaver Trisetum flavescens GE 6 2 13

Meer vindplaatsen van Slanke Zegge in de Biesbosch Slanke zegge (Carex strigosa) is een zeer zeldzame plant van bronnen en bronbeekjes, die in Nederland alleen bekend is uit de omgeving van Nijmegen en uit Zuid-Limburg. Onverwachts werd van deze kritische soort in 2001 een populatie in de Biesbosch aangetroffen door Arno Boesveld. In 2002 zijn in twee meetpunten van het Floristisch meetnet nieuwe vindplaatsen ontdekt. Slanke zegge groeit in de Biesbosch met name langs greppels en smalle kreekjes in het bos. Kennelijk zijn er ecologische overeenkomsten tussen de periodiek watervoerende greppels in de Biesbosch en bronbeken in reliëfrijk hoog Nederland. De aanwezigheid van de soort duidt in ieder geval op beweeglijk grondwater dat niet zeer voedselrijk is. 3.5 Beheer en inrichting Het Floristisch Meetnet is, middels een onderverdeling naar gebruikscategorie, gestratificeerd naar beheer en inrichting. Dit maakt het mogelijk uitspraken te doen over gebieden met een natuurfunctie versus gebieden met agrarische of andere functies. De indeling in gebruikscategorie is onvermijdelijk een generalisatie van de werkelijkheid. Vaak worden binnen km-hokken al diverse beheersvormen toegepast en zijn verschillende typen inrichting aanwezig. Het meetnet is minder goed toegerust voor een verdere detaillering naar bijvoorbeeld vormen van beheer of typen inrichting. In deze paragraaf wordt aangegeven welke factoren in beheer en inrichting van belang zijn voor de flora van de oevers van de Zoete Getijdewateren. Langs de Zoete Getijdewateren is de gebruikscategorie "natuur" sterk oververtegenwoordigd; het grootste deel van het buitendijks gebied is in beheer als natuurgebied. Begrazing In de buitendijkse gebieden langs de Zoete Getijdewateren zijn veel soorten voor hun voortbestaan afhankelijk van begrazing. Enkele voor de grasgorzen langs het Haringvliet karakteristieke soorten zoals Rode ogentroost, Veldgerst, Behaarde boterbloem, Trosdravik, Aardbeiklaver, Moeraszoutgras en Zilte rus komen uitsluitend voor in begraasde graslanden. Op de Meneersche plaat is een groeiplaats van Trosdravik verdwenen nadat het gedeelte waarin de soort in 1998 nog voorkwam uitgerasterd is. Vlakbij de oever komen gemillimeterde vegetaties voor waarin soorten als Sierlijke vetmuur, Melkkruid, Fraai duizendguldenkruid, Kleine varkenskers en Zilverschoon de boventoon voeren. Deze zeer korte vegetaties worden waarschijnlijk mede door ganzenvraat in stand gehouden. Langs het Volkerak-Zoommeer komen graslanden met zilte soorten vooral voor op intensief begraasde, relatief laaggelegen stukken. Nabij de oevers ontwikkelen zich op kort gegraasde stukken mooie duinvalleiachtige vegetaties met soorten als Moeraswespenorchis en Parnassia. Op sommige onbegraasde stukken (Plaat van de Vliet, Molenplaat) is te zien dat groeiplaatsen van deze soorten door beschaduwing van bomen en struiken worden bedreigd. Slikkige oevers worden eveneens in stand gehouden door begrazing. Als de begrazing wordt gestaakt dan ontstaan rietoevers, hoewel er ook plaatsen zijn waar slikoevers alleen door begrazing en betreding van ganzen stand lijken te houden. 14

De grotere buitendijkse terreinen worden meestal extensief beweid. Door verschillen in begrazingsintensiteit ontstaan grote verschillen in vegetatiestructuur binnen een terrein. In weinig begraasde terreindelen ontstaan ruigten, bijvoorbeeld omdat deze door natuurlijke barrières zoals brede geulen voor grazers niet of moeilijk bereikbaar zijn. In deze ruigten domineren meestal enkele soorten. Langs het Haringvliet domineren in relatief laaggelegen delen vooral Riet en in de wat hoger gelegen delen ook Echte heemst, Late guldenroede en Bramen. Langs het Volkerak-Zoommeer komen plaatselijk rietruigten voor (o.a. Hellegatsplaten en Zoommeer) en op de hogere delen domineert vooral Duinriet. Zijn deze ruigten eenmaal ontstaan, dan is de vestiging van nieuwe soorten bijna uitgesloten. Vestiging van nieuwe soorten is alleen mogelijk op open plekken die ontstaan na hoge waterstanden of door activiteiten van grazers. Ook vestiging van bomen en struiken is in hoge ruigten bijna onmogelijk. Vlak na de afsluiting is er plaatselijk (Blanke Slikken, Meneersche Plaat) veel Gewone vlier opgeslagen. De struiken beginnen nu af te takelen en verjonging treedt nauwelijks op. Langs de Zoete Getijdewateren vindt opslag van bomen en struiken vooral plaats in de vorm van vestiging van pioniersoorten als wilgen, populieren en elzen op kale grond langs oevers. De pluisvruchten van wilgen en populieren worden niet alleen door de wind verspreid maar blijven ook uitstekend drijven op het water. Na aangespoeld te zijn op kale oevers ontkiemen zij vaak in smalle evenwijdig aan de waterlijn verlopende gordels. Vestiging van besdragende, door vogels verspreide soorten vindt meestal plaats onder bomen. In rietruigten vindt vestiging van besdragende struiken vaak plaats onder solitaire wilgen. Dijken Op dijktaluds komen soorten als Knopig doornzaad en Blauw walstro vooral voor op relatief voedselarme door schapen beweide trajecten. Als de vegetatie te hoog of te dicht wordt verdwijnt Knopig doornzaad, zoals bleek op een groeiplaats bij de Beninger Slikken. Natuurontwikkeling De natuurontwikkelingsprojecten in de westelijke Haringvliet (Scheelhoek, Quackgors) zijn kort voor de eerste meetronde in 1998 ingericht. Nog steeds overwegen pioniervegetaties. Dit houdt met name verband de lage ligging en met de begrazing door ganzen. De droge delen worden af en toe door de beheerder omgeploegd of van opslag van bomen ontdaan. In hoofdstuk 8 wordt uitgebreider ingegaan op de bijzondere ontwikkelingen in deze gebieden. Vooroeververdedigingen Het aanleggen van vooroeververdedigingen zorgt voor minder dynamische oevermilieus. Dit heeft een positief effect op soorten van slikkige oevers. Recent zijn vooroeververdedigingen aangelegd bij de Hoogezandsche Gorzen. Tijdens de eerste meetronde in 1998 waren deze nog niet aanwezig. De soortenrijkdom van de pioniervegetaties op de oever is hier toegenomen, terwijl op andere plaatsen zonder vooroeververdediging weinig in de pioniervegetaties is veranderd. Een karakteristieke waterplant van het relatief rustige water achter de vooroeververdediging is Doorschijnend sterrenkroos. Steenglooingen en dijken De steenglooiingen langs de Zoete Getijdewateren zijn plaatselijk zeer rijk aan varens. In één km-hok langs het Volkerak-Zoommeer zijn maar liefst zes soorten aangetroffen (Zwartsteel, Tongvaren, Steenbreekvaren, Wijfjesvaren, Brede stekelvaren en Mannetjesvaren). Varenrijk zijn vooral oude dijktrajecten met een steenglooiing van onregelmatig gevormde natuursteen, zodat tussen de stenen diepe vochtige holten aanwezig zijn. De varens zijn in de diepe spleten tussen de stenen beschermd tegen vraat, waardoor zelfs met schapen beweide dijken zeer varenrijk kunnen zijn. 15

16

4. Floristische Kwaliteit 4.1 Inleiding Binnen het Floristisch Meetnet Oevers Zoete Rijkswateren vormen de soortenlijsten (met abundanties) per km-hok de basis voor de analyse van de ontwikkelingen in de flora. De Floristische Kwaliteit is één van de manieren om de kwaliteit en ontwikkeling van de flora van een watersysteem uit te drukken en te beoordelen. De Floristische Kwaliteit is gebaseerd op de verzamelde waarnemingen van groepen van ecologisch verwante karakteristieke soorten. Er worden 13 soortgroepen, de zogenoemde ecosysteemtypen, onderscheiden (tabel 7). Per ecosysteemtype heeft één karakteristieke soort als aansprekende representant de titel ambassadeur gekregen. Voor ieder van de 13 ecosysteemtypen wordt de Floristische Kwaliteit berekend per km-hok, op basis van het aantal in het km-hok aangetroffen karakteristieke soorten en hun abundantie, natuurwaarde en indicatiewaarde. De berekeningswijze wordt samengevat in bijlage 1. Ten behoeve van de interpretatie en de grafische presentatie wordt de Floristische Kwaliteit in vijf klassen onderverdeeld. Zo wordt het mogelijk om de mate van ontwikkeling van de ecosystemen in termen als zeer goed, goed, matig, ontoereikend of slecht uit te drukken. Tabel 7: De onderscheiden ecosysteemtypen en hun ambassadeurs (Odé et al., 1997; Odé & Beringen, 2001). Ecosysteemtype Kleine wateren Slikkige oever Zand- en grindstrand Buitendijks grasland Stroomdalgrasland Rivierduingrasland Zilt grasland Getijderuigte Vochtige ruigte Droge ruigte Moeras Zachthoutooibos Hardhoutooibos Ambassadeur Pijlkruid Moerasandijvie Late stekelnoot Rode ogentroost Kattendoorn Cipreswolfsmelk Melkkruid Spindotterbloem Moerasmelkdistel Groot warkruid Grote watereppe Zwarte populier Rode kornoelje 4.2 Floristische Kwaliteit tweede ronde Een overzicht van de Floristische Kwaliteit langs de Zoete Getijdewateren wordt weergegeven in figuur 3. Per ecosysteemtype wordt het relatieve aandeel van de meetpunten per klasse van Floristische Kwaliteit weergegeven Het aandeel van de klasse slecht wordt bijvoorbeeld aangegeven in het rode rechter deel van de figuren. De karakteristieke soorten voor dit ecosysteemtype komen in deze km-hokken niet of slechts zeer beperkt voor. Door splitsing van de steekproef in deelsystemen (Haringvliet/Hollandsch Diep, Biesbosch en Volkerak-Zoommeer) of gebruikscategorieën (agrarisch e.d., natuur) is het mogelijk om ook het aandeel binnen deze categorieën te beoordelen. De steekproefgrootte is boven de grafische weergave van iedere groep van km-hokken aangegeven. De gepresenteerde gegevens zijn gecorrigeerd voor over- of ondervertegenwoordiging van strata in de steekproef (bijlage 4). De mate van ontwikkeling van de belangrijkste 17

ecosysteemtypen langs de Zoete Getijdewateren wordt weergegeven in de kaarten in bijlage 5 (A t/m G). Wellicht ten overvloede zij vermeld dat het gaat om gegevens uit een steekproef van kmhokken. Het ontbreken van een ecosysteemtype in de figuren betekent dus alleen dat het type ontbreekt in de steekproef; langs het betreffende watersysteem kan het type toch voorkomen, zij het sporadisch. Algemeen Uit figuur 3 blijkt dat langs de Zoete Getijdewateren de ecosysteemtypen Rivierduingrasland, Droge ruigte en Hardhoutooibos nergens ontwikkeld zijn. Deze ecosysteemtypen zijn karakteristiek voor droge, bij uitzondering overstroomde, relatief voedselarme standplaatsen. Dit type standplaats is meer gebonden aan het rivierengebied en ontbreekt of is zeldzaam langs de Zoete Getijdewateren; ze worden hieronder niet besproken. Ook Zand- en grindstrand en Stroomdalgrasland zijn, zij het in mindere mate, riviergebonden ecosysteemtypen. Langs de Zoete Getijdewateren zijn vooral Slikkige oever, Buitendijks grasland, Zilt grasland, Getijderuigte, Vochtige ruigte en Zachthoutooibos plaatselijk goed tot zeer goed ontwikkeld. De Biesbosch onderscheidt zich vooral door de zeer goed ontwikkelde ecosysteemtypen Vochtige ruigte en Zachthoutooibos en het Volkerak-Zoommeer onderscheidt zich vooral door de zeer goed ontwikkelde ecosysteemtypen Buitendijks grasland en Zilt grasland. De ecosysteemtypen zijn in km-hokken met natuurgebieden in het algemeen beter ontwikkeld dan in agrarische km-hokken. Kleine wateren Dit ecosysteemtype komt langs de Zoete Getijdewateren in hoofdzaak tot ontwikkeling in kreken en sloten. De meest algemeen aangetroffen waterplanten zijn Smalle waterpest, Veelwortelig kroos, Zannichellia, Kleine watereppe, Grof hoornblad en Schedefonteinkruid. Het Volkerak-Zoommeer is relatief arm aan waterplanten. Gezien de slechte waterkwaliteit is dat niet verwonderlijk. Binnen dit deelsysteem zijn alleen Zannichellia en Schedefonteinkruid aangetroffen. Enkele soorten zijn alleen in de Biesbosch waargenomen. Het betreft Gele plomp, Watergentiaan, Rivierfonteinkruid, Kleine egelskop en Pijlkruid. Met uitzondering van de laatste soort zijn dit waterplanten die vooral in de wat bredere en diepere kreken groeien. In de Biesbosch komen in sommige kreken uitgestrekte maar soortenarme waterplantenvegetaties voor. Het ecosysteemtype Kleine wateren is mede door die soortenarmoede slechts in enkele km-hokken in de Biesbosch matig ontwikkeld. Slikkige oever (bijlage 5A) Slikkige oever komt voor op de beschutte, droogvallende plekken langs de oevers. Langs de Zoete Getijdewateren komen de karakteristieke soorten vooral voor op glooiende oevers achter de vooroeververdedigingen. Ook kunnen de karakteristieke soorten worden aangetroffen op schaars begroeide stukken in buitendijkse graslanden, in pioniervegetaties die ontstaan zijn na het uitvoeren van natuurontwikkelingsprojecten en langs ingetrapte oevers van sloten en kreekjes. Beweiding (koeien, ganzen, paarden) heeft, vooral als de van nature aanwezige dynamiek gering is, een positief effect op de ontwikkeling van dit type. De meest aangetroffen karakteristieke soorten zijn: Blaartrekkende boterbloem, Rode waterereprijs, Blauwe waterereprijs, Witte waterkers, Moeraszuring, Knikkend tandzaad en Goudzuring. Beekpunge is in hoofdzaak aangetroffen in de Biesbosch en in het oostelijk deel van het Haringvliet/Hollandsch Diep. Moerasandijvie is in hoofdzaak langs het Volkerak-Zoommeer gevonden. Langs het Volkerak-Zoommeer ontbreken enkele karakteristieke riviersoorten als Klein vlooienkruid, Liggende ganzerik, Rechte alsem en Bruin cypergras. In het algemeen is de Floristische Kwaliteit voor dit ecosysteemtype matig tot goed in kmhokken met enige oppervlakte aan beweide, beschutte oevers. Opvallend is de zeer hoge score van de Sassenplaat. Deze niet beweide (!) plaat is zeer rijk aan karakteristieke soorten. 18