Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en het visstandbeheer onderzoeksprogramma visserij 2011

Vergelijkbare documenten
Visschade door vijzel- en schroefpompgemalen:

Schieraalmigratie vanuit de Zwarte Sluispolder naar de Westerschelde. Johan Coeck, David Buysse, Ans Mouton

De weg naar visvriendelijke pompgemalen in Vlaanderen. Koen Martens Vlaamse Milieumaatschappij

Berekening van het ontsnappingspercentage van zilverpaling in Vlaanderen

M (2009) 1. Het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie,

Wetenschappelijke ondersteuning van de uitvoering van het palingbeheerplan.

Advies betreffende het vismigratieknelpunt aan het pompstation Rode Weel in Antwerpen

Advies betreffende de ontsluiting van de Noordschotepolder in functie van paling

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

Advies betreffende de invloed van de fuikvisserij in de Beneden-Zeeschelde op paling

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Optimalisatie van glasaalmigratie vanuit de Noordzee naar de IJzer in de Ganzepoot te Nieuwpoort

Oplossingen voor vismigratie bij gemalen

Vismonitoring in grote rivieren

Advies betreffende vismigratie bij een noodpompgemaal aan het Camerlinckxcomplex te Oostende

Onderzoek naar de verwondingen bij vissen veroorzaakt door een gemaal met schroefpompen. Spiedamgemaal (Rieme).

Advies betreffende de werking van de vistrap 'Dalemse molen' op de Velpe te Tienen

Het verbeteren van de ecologische toestand van de oppervlaktewaterlichamen op basis van rivierecosysteemontwikkeling en biodiversiteit

Advies betreffende de vismigratie tussen Berlare Broek, Donkmeer (Berlare) en de Schelde

Advies over de werking van de vismigratieklep aan het nieuwe pompgemaal van de Prosperpolder

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018

Advies betreffende vrije vismigratie op de Kasteelbeek, West-Vlaanderen

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2015

Herstel van longitudinale connectiviteit in stroomgebieden

Advies over de jaaropbrengst van palingfuiken in typische West- Vlaamse polderwaterlopen

Evaluatie van een de Wit -aanpassing bij een conventioneel vijzelgemaal: Isabellagemaal (Boekhoute)

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Onderzoek naar de visstand in de polders van Kruibeke

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk

Door paling over de dijk naar een versneld herstel en een duurzame palingstand in Nederland. Alex Koelewijn, Voorzitter Stichting DUPAN

2. Hoeveel keer komen zij gemiddeld samen per jaar? Waar zijn de verslagen van deze vergaderingen raadpleegbaar?

Experimentele inventarisatie van visschade bij gemalen

Werkprotocol onderzoeken vismigratie

Innovatief visonderzoek: Tussen fuik en digitaal.

Visbestandopnames op de Noordede en de Blankenbergsevaart (2009)

Publicatieblad van de Europese Unie L 248/17

P7_TA-PROV(2013)0358 Maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal ***I

Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen. Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck

Vismigratie binnen Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Visbestandsopnames op het spaarbekken Kluizen I ( 2001).

Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas

NATIONALE AAL MANAGEMENTSPLANNEN BINNEN DE EU

Factsheet Paling. Factsheet, december

Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013

Monitoring vispassages gemaal Aalkeet. Monitoring van de vishevel en Meybergpassages bij gemaal Aalkeet in het voorjaar van 2018

RWE Power. Aalbescherming INITIATIEF TER BESCHERMING VAN ALEN IN RHEINLAND-PFALZ / RWE POWER AG

Door bundeling van krachten naar een duurzame palingstand in Nederland. Han Walder Combinatie van Beroepsvissers / Stichting DUPAN

Onderzoek naar visbeschermende maatregelen bij waterkrachtcentrales in de Maas

Advies betreffende het effect van een turbinerende Archimedesvijzel op stroomafwaartse vismigratie

het beheer van de waterlopen in Oost-Vlaanderen

Alain Dillen Klaar Meulebrouck Agentschap voor Natuur en Bos

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

Code goede natuurpraktijk

Migratiemogelijkheden voor trekvissen

Masterplan Vis. samenvatting

Dinsdag 1 mei Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR. Inhuldiging visdoorgang Poekebeek - Nevele

Friese Vis met Beleid

Bijlage XXXIV. Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel , 1, f), en , derde lid, van het decreet

Rapportage meldingen everzwijn Limburg Thomas Scheppers & Jim Casaer

2 Materiaal en methode

Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen. Tom Buijse

Advies betreffende de sanering van het migratieknelpunt bij het pompgemaal op de Stenensluisvaart te Woumen

Visbestandopnames op het Kanaal van Gent naar Terneuzen (2008)

Advies betreffende de jacht op houtduiven in het Vlaamse gewest

Jan Kemper (VisAdvies) Sterfte zalmsmolts en schieraal bij stroomafwaartse migratie over stuw en WKC Linne

Verslag bijeenkomst Innovatieve monitoringsmethoden

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Melsenbeek te Merelbeke

Waalse overheid tegen bouw WKC Borgharen

V.V: 25 juni 2008 Datum 13 mei 2008 Agendapuntnr. 8.9 Bijlagen 4 Onderwerp kredietvoorstel planstudies naar oplossingen enkele vismigratieknelpunten

Vissen op reis. Over de problemen van migrerende vissen

Verbindingen voor vis

Waterkwaliteit KRW, 2015

Vismigratie waterschap Brabantse Delta. Reinier van Nispen

Visbestandopnames op de Zwalm en zijbeken 2012-Bemonsteringsverslag

INSTITUUT NATUUR- EN BOSONDERZOEK

Migratie door een temporele nevengeul en habitatgebruik door vissen in de Itterbeek. Arthur de Bruin

Shortcuts voor paling

Advies betreffende vismigratie bij de bouw van een stuwsluis op de Leie te Harelbeke

Visbestandopnames op het Kanaal van Beverlo 2011-Bemonsteringsverslag

Wetenschappelijke onderbouwing van een strategische prioriteitenkaart vismigratie voor Vlaanderen (Benelux Beschikking M(2009)01)

Fish Based Assessment Method for the Ecological Status of European Rivers (FAME)

Reguleringsimpactanalyse voor het besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de

3.2 Effecten van onbemande snelheidshandhaving op autosnelwegen in Vlaanderen

v a n b r o n t o t m o n d i n g

Trekvissen in het Scheldeestuarium: een natuurlijke zoet-zout gradient

Toestand van het watersysteem januari 2019

Optimalisatie van omgekeerd spuibeheer voor glasaalmigratie vanuit de Ganzepoot te Nieuwpoort naar de IJzer

Vissen zwemmen weer heen en weer

Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma s. kwabaal en beekforel in 2008

Het effect van waterkrachtcentrales op migrerende paling

Ondersteuningsproject bij de uitvoering van de reemonitoring in het Zoniënwoud

Advies betreffende het voorstel tot wijziging van de regelgeving met betrekking tot het hengelen in de gesloten tijd en s nachts

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Molenbeek- Graadbeek te Aalst

Advies betreffende de plaatsing van visafweersystemen bij de oppervlaktewaterwinning vanuit de IJzer en omliggende kanalen

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en het visstandbeheer

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Datum 1 oktober 2010 Onderwerp Vragen over de vergunningverlening Waterkrachtcentrale Borgharen

Visvangst in de Noordzee,

Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2009

Transcriptie:

Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en het visstandbeheer onderzoeksprogramma visserij 2011 Luik: Wetenschappelijk onderzoek en ondersteuning van de implementatie en opvolging van het Palingbeheerplan Tussentijds verslag Ans Mouton, Maarten Stevens, Tom Van den Neucker, David Buysse, Emilie Gelaude, Seth Martens, Raf Baeyens, Yves Jacobs, Nico De Maerteleire, Johan Coeck INBO.IR.2012.26 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Agentschap Natuur en Bos en het Visserijfonds

Inhoud 1 Inleiding en probleemstelling... 5 1.1 Palingverordening... 5 1.2 Beneluxbeschikking en Decreet integraal waterbeheer... 5 1.3 Probleemstelling... 7 1.4 Onderzoeksvragen... 8 1.4.1 Luik schade en mortaliteit van paling door een pompgemaal... 8 1.4.2 Luik belang van het poldergebied voor paling... 8 2 Methoden... 9 2.1 Schade en mortaliteit door pompgemalen... 9 2.1.1 Fuikbemonstering... 9 2.1.2 Vaststellen van de visschade... 10 2.1.3 Schieraalkenmerken... 11 2.1.4 Merken... 12 2.1.5 Uitgestelde sterfte... 13 2.2 Belang van het poldergebied voor paling... 14 2.2.1 Uittrek van zilverpaling (schieraal) uit het gebied... 14 2.2.1.1 Uittrek over de stuw in Sint-Laureins... 14 2.2.1.2 Uittrek door het pompgemaal te Boekhoute... 14 2.2.1.3 Uittrek via de De Wit vistrap te Boekhoute... 14 2.2.2 Intrek van paling in het gebied... 16 2.2.2.1 Intrek via een tijdelijke aalgoot ter hoogte van de stuw van Sint-Laureins... 16 2.2.2.2 Intrek via een tijdelijke aalgoot ter hoogte van het pompgemaal in Boekhoute... 17 2.2.2.3 Intrek via de De Wit vistrap... 17 2.2.3 Densiteit van (zilver)paling in het gebied... 18 3 Resultaten... 19 3.1 Schade en mortaliteit door pompgemalen... 19 3.2 Belang van het poldergebied voor paling... 19 3.2.1 Uittrek van zilverpaling (schieraal) uit het gebied... 19 3.2.2 Intrek van paling in het gebied... 19 3.2.3 Densiteit van (zilver)paling in het gebied... 19 4 Tijdschema... 20 5 Literatuurlijst... 21 4 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

1 Inleiding en probleemstelling 1.1 Palingverordening Om de dramatische achteruitgang van de bestanden van de Europese paling (Anguilla anguilla) te stoppen, heeft de Europese ministerraad in 2007 de palingverordening uitgevaardigd (EG/1100/2007). De verordening verplicht alle lidstaten om tegen eind 2008 voor elk stroomgebied een beheerplan op te maken voor de bescherming en het herstel van de palingbestanden. De verordening stelt dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat op termijn minstens 40% van de volwassen zilverpaling (t.o.v. een natuurlijke referentiesituatie zonder menselijke impact) de open zee kan bereiken om zich voort te planten. De beheerplannen voor de Belgische stroombekkens werden in 2008 opgemaakt door het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), waarbij de wetenschappelijke onderbouwing werd aangeleverd door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) (Stevens et al., 2009). Het beheerplan geeft een overzicht van de toestand van paling in Vlaanderen en geeft een schatting van de productie en ontsnapping van zilverpaling uit onze stroombekkens. Het ontsnappingspercentage van zilverpaling bedraagt slechts 25% van het streefbeeld. Dit lage percentage weerspiegelt in de eerste plaats de lage rekrutering van glasaal, waardoor slechts een fractie van de oorspronkelijke hoeveelheid glasalen onze kusten bereikt. De slechte waterkwaliteit in een groot deel van de waterlopen is een van de oorzaken voor de lage productie, maar ook de onbereikbaarheid van habitatten door migratiebarrières speelt een belangrijke rol. Naast de lage productie in de (potentiële) opgroeigebieden, ligt ook een verhoogde mortaliteit van zilverpaling aan de basis van het lage ontsnappingspercentage. Hierbij is vooral vermaling door pompgemalen en hydroturbines een belangrijke mortaliteitsfactor. Maatregelen die de mortaliteit door pompgemalen verminderen betreffen een uitvoering van artikel 2, 10 van de Palingverordening EG/1100/2007 die stelt dat de lidstaten zo spoedig mogelijk passende maatregelen toepassen ter vermindering van de palingsterfte als gevolg van onder meer pompen, tenzij dit niet nodig is voor het bereiken van de doelstelling van de plannen. 1.2 Beneluxbeschikking en Decreet integraal waterbeheer Op 16 juni 2009 werd een nieuwe Benelux-beschikking (M (2009) 1) inzake de vrije vismigratie in de hydrografische stroomgebieden van de Beneluxlanden goedgekeurd. Deze beschikking vervangt de Beschikking M (96) 5 van 26 april 1996. De nieuwe Benelux Beschikking wil het beleid inzake de vrije vismigratie afstemmen op de Europese regelgeving. Meer specifiek worden hiermee de uitvoeringstermijnen van het beleid afgestemd op de KRW (Richtlijn 2000/60/EG). De nieuwe Benelux Beschikking M (2009) 1 legt de lidstaten o.a. op om: de tot dusver met succes geleverde inspanningen voort te zetten teneinde de knelpunten, voor de vrije migratie in de ecologisch belangrijke waterlopen met inbegrip van de verbindingswaterlopen, weg te werken; binnen de 12 maanden na de inwerkingtreding van deze Beschikking een strategische prioriteitenkaart op te maken die de ecologisch belangrijke waterlopen met inbegrip van de verbindingswaterlopen omvat en dit ten minste voor de door Europese regelingen beschermde soorten; voorrang te geven aan de hindernissen op de strategische prioriteitenkaart; Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 5

90% van de hindernissen van eerste prioriteit weg te werken voor 31 december 2015 en de rest van deze hindernissen voor 31 december 2021; 50 % van de hindernissen van tweede prioriteit weg te werken voor 31 december 2015 en de rest van deze hindernissen in twee delen van telkens 25%, het eerste deel voor 31 december 2021 en het tweede deel voor 31 december 2027; binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van deze Beschikking, speciale aandacht te besteden aan de grensoverschrijdende trajecten in termen van een betere grensoverschrijdende afstemming. Dit omvat concrete realisaties voor het saneren van de knelpunten en zo nodig de verhoging van de efficiëntie van bestaande vispassages. Dit moet gebeuren volgens een gemeenschappelijk uitvoeringsprogramma op basis van de nationale c.q. regionale strategische prioriteitenkaarten, waarop de tegen 2015, 2021 en 2027 af te stemmen grensoverschrijdende trajecten zijn gespecificeerd; bij de uitvoering van werken aan kunstwerken die een hindernis opleveren de hindernissen voor vissen passeerbaar te maken; niet meer toe te staan dat nieuwe hindernissen zoals stuwen, waterkracht-turbines, pompen en gemalen worden opgeworpen zonder dat een oplossing wordt voorzien voor de vrije migratie. Herstel van vrije vismigratie staat ook centraal in de Vlaamse wetgeving. In het Decreet betreffende het Integraal Waterbeleid van 9 juli 2003 werd vooropgesteld dat vrije vismigratie voor alle vissoorten vóór 1 januari 2010 in alle Vlaamse stroomgebieden mogelijk moet zijn, nieuwe migratieknelpunten moeten voorkomen worden en natuurlijke watersystemen moeten behouden en hersteld worden. De doelenstelling met betrekking tot vrije vismigratie in het decreet Integraal waterbeheer werden echter nog niet afgestemd met de recente nieuwe Benelux Beschikking terzake. Het is wel de bedoeling dat aan het Vlaams Parlement voorgesteld zal worden om het decreet Integraal Waterbeleid in die zin aan te passen (www.natuurindicatoren.be). 6 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

1.3 Probleemstelling Eén van de belangrijkste mortaliteitsfactoren bij zilverpaling is vermaling of beschadiging door pompgemalen. Pompgemalen zijn meestal geïnstalleerd om de waterhuishouding van polders te controleren. Hierbij wordt het water uit de polders naar hoger gelegen waterlopen gepompt, die op hun beurt gravitair afwateren. Polderlopen zijn belangrijke opgroeigebieden voor paling (Lafaille et al., 2004; Lasne et al., 2008). Ze liggen dicht bij zee en zijn bijgevolg gemakkelijk koloniseerbaar, ze hebben een hoge productiviteit en een relatief goede structuurkwaliteit. Volwassen paling metamorfoseert tot zilverpaling en migreert in het najaar naar zee. De stroomafwaartse migratie wordt meestal op gang gebracht door een verhoogde waterafvoer (Durif & Elie, 2008). Deze periodes vallen echter samen met een verhoogde werking van de pompgemalen, waardoor de mortaliteit van zilverpalingen die uit de polders migreren onevenredig hoog is. De schade door pompgemalen is ook afhankelijk van het pomptype. Zo zijn sneldraaiende schroefpompen schadelijker dan vijzelpompen, die op hun beurt schadelijker zijn dan centrifugaalpompen (Buysse et al., in prep.; Germonpré et al., 1994). Uit een recente inventarisatie blijkt dat er in Vlaanderen 172 pompgemalen aanwezig zijn (Stevens et al., 2011). Op basis van het type pomp, het bemalingsgebied en de pompwerking werd een inschatting gemaakt van de totale mortaliteit van zilverpaling door pompgemalen. Hieruit blijkt dat onder natuurlijke omstandigheden jaarlijks tussen 3 en 10.5 ton zilverpaling gedood wordt bij passage door een pompgemaal. Bij de berekening van de totale mortaliteit door pompgemalen werd uitgegaan van een aantal assumpties over de densiteit van paling in de Vlaamse waterlopen en over de productie van zilverpaling onder natuurlijke omstandigheden. Eén van de belangrijkste bronnen van onzekerheid in de mortaliteitsschattingen is het ontbreken van betrouwbare schattingen over de huidige palingdensiteit. De huidige schattingen zijn gebaseerd op eenmalige afvissingen. Om betrouwbare densiteitschattingen te bekomen moeten aangepaste bevissingsmethoden gebruikt worden. Tijdens het voorliggende onderzoeksproject zal de palingdensiteit bepaald worden op een aantal selectief gekozen locaties in het bemalingsgebied van het pompgemaal van Boekhoute (provincie Oost- Vlaanderen). Ter hoogte van het vijzelpompgemaal van Boekhoute werd door het INBO in 2009 in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) een onderzoek uitgevoerd naar de schade en de mortaliteit van paling (en andere vissoorten) door het pompgemaal (Baeyens et al., 2011). Hieruit blijkt dat de mortaliteit van paling bij passage door de vijzel 17% bedraagt. Intussen heeft de bevoegde beheerder van dit pompgemaal (VMM) op advies van INBO enkele technische aanpassingen aan het pompgemaal aangebracht. Hierbij werden de conventionele vijzels vervangen door vijzels met een conische top (De Witvijzels). Deze aanpassingen zullen in het volgende onderzoek geëvalueerd worden. Voor de evaluatie van de maatregelen uit de palingbeheerplannen moet het jaarlijks aantal wegtrekkende zilverpalingen aan Europa gerapporteerd worden. Voor Vlaanderen zijn hierover geen gegevens bekend. Tijdens het onderzoek zal de productie van zilverpaling in het bemalingsgebied van het pompgemaal van Boekhoute bepaald worden. De resultaten geven een eerste schatting van de productie van zilverpaling in polderwaterlopen, die een belangrijk aandeel van het opgroeigebied van paling in Vlaanderen vertegenwoordigen. Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 7

1.4 Onderzoeksvragen 1.4.1 Luik schade en mortaliteit van paling door een pompgemaal - Welke schade en mortaliteit van paling treedt op bij passage door een pompgemaal gedurende de periode van de schieraalmigratie in het najaar (maximum vier opeenvolgende maanden)? - Is de schade en mortaliteit van paling significant afgenomen na aanpassingen aan het pompgemaal? (indien niet: welke bijkomende aanpassingen of verbeteringen zijn nodig en mogelijk) - Hoeveel schieraal kan effectief via het pompgemaal wegtrekken zonder schade of mortaliteit in het najaar? 1.4.2 Luik belang van het poldergebied voor paling - Hoe belangrijk is het poldergebied dat door het pompgemaal van Boekhoute wordt afgewaterd voor paling? M.a.w. hoeveel paling bevat het poldergebied werkelijk? - Welke verdere opvolging is mogelijk met betrekking tot het uitwerken van een gestandaardiseerde methodiek om de densiteit van paling en de schieraaltrek in andere poldergebieden te bepalen? 8 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

2 Methoden 2.1 Schade en mortaliteit door pompgemalen 2.1.1 Fuikbemonstering Om de schade op te meten van het pompgemaal aan de vissen die het gemaal passeerden na te gaan, worden stroomafwaarts (i.e. aan de Nederlandse zijde) van 2 pompen fuiken met Noorse leefnetten geplaatst. Het gaat hier om één kleine pomp op linkeroever (pomp 1) en één grote pomp, pomp 3. Hierbij worden de pompen genummerd van 1 tem 5 van linkernaar rechteroever, waarbij de linkeroever de oever is waarlangs het gemaal toegankelijk is (Fig. 1). Fig. 1. De verschillende pompen van het Isabellagemaal. Pompen 1 en 2 zijn kleine vijzels, de andere 3 pompen zijn grote vijzels. Pompen 1 en 3 worden bemonsterd mbv. fuiken en een Noors leefnet (vierkante vangstconstructie tussen de vier oranje boeien). De witte pijl duidt de stroomrichting aan; RECHTER = rechteroever;linker = linkeroever. Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 9

2.1.2 Vaststellen van de visschade De vangsten van de twee types vijzels worden apart verwerkt. Naast meten (vorklengte) en wegen worden volgende schadeklassen beoordeeld: decapitatie of doorsnijding snijwonde duidelijke vinschade of vinknip duidelijk schubverlies of ontschubbing; schubverlies tussen 0-25%, schubverlies tussen 25-50%, schubverlies tussen 50-75%, schubverlies tussen 75-100% zwelling/kneuzing of bloeding niet zichtbaar beschadigd 10 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

2.1.3 Schieraalkenmerken De uittrek van (zilver)paling is een aandachtspunt. Bij het vangen van paling worden bijgevolg naast de klassieke biometrische gegevens ook nog gemeten (met digitale schuifpasser): kleur buik (zilver/wit of geel/groen) zijlijnkenmerken lengte borstvin oogdiameter horizontaal oogdiameter verticaal Paling wordt verdoofd voor deze metingen met kruidnagelolie. De schieraalkenmerken worden ingegeven in de Excelfile op de veldlaptop en vervolgens wordt het schieraalstadium bepaald. Alle palingen die in stadium FIII, FIV, FV en MII vallen (respectievelijk pre-migrant females, migrant females (2x) en migrant males), worden hierna als schieraal beschouwd. De schieraalkenmerken worden opgemeten voor alle palingen langer dan 30 cm. Fig. 2. Opmeting van de verschillende schieraalkenmerken: lengte (A), lengte van de borstvin (B) en oogdiameter horizontaal (C). Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 11

Fig. 3. Opmeting van de verschillende schieraalkenmerken: puntjes op de zijlijn (bovenaan + onderaan aangeduid met Nm) + opmeten oogdiameter. 2.1.4 Merken Alle verpompte palingen (maar ook degene gevangen in De Wit vistrapfuik gravitaire fuik Wolf trap) worden voorzien van een floy tag. Verpompte schieraal wordt voorlopig niet gezenderd (herevaluatie in september op basis van aantal gevangen schieraal op dat moment). 12 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

2.1.5 Uitgestelde sterfte Om de uitgestelde sterfte bij paling na te gaan, worden de verpompte palingen (al dan niet gezenderd) in leefnetten geplaatst. Deze netten worden bij de volgende bemonstering (maw. bijv. plaatsing op maandag volgende bemonstering op woensdag) geleegd en wordt de conditie (dood/levend) en de opgelopen schade opnieuw opgemeten. Ook het nummer van de floy tag en het uur van de lediging van de fuik wordt genoteerd. Alle gevangen palingen worden uiteindelijk stroomafwaarts van het gemaal terug uitgezet (richting Nederland). Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 13

2.2 Belang van het poldergebied voor paling 2.2.1 Uittrek van zilverpaling (schieraal) uit het gebied De zeewaartse uittrek van schieraal uit het stroomgebied zal worden geëvalueerd door het bemonsteren van alle mogelijke uitstromen van schieraal: uittrek over de stuw in Sint- Laureins (richting Zeebrugge), uittrek doorheen het pompgemaal in Boekhoute, uittrek via de De Wit vistrap te Boekhoute. Van alle gevangen palingen zullen de schieraalkenmerken worden vastgesteld (zoals hierboven beschreven). Verder worden alle palingen gemeten en gewogen, van een floy tag voorzien en de schieralen uitgerust met een acoustische zender. 2.2.1.1 Uittrek over de stuw in Sint-Laureins Om de uittrek van schieraal over de stuw van Sint-Laureins (zeewaarts in de richting van Zeebrugge) na te gaan, zal de passage van deze stuw door schieraal worden geanalyseerd met acoustische telemetrie. 2.2.1.2 Uittrek door het pompgemaal te Boekhoute Hiervoor verwijzen we naar bovenstaande beschrijving van de gemaalbemonsteringen. 2.2.1.3 Uittrek via de De Wit vistrap te Boekhoute Paling kan het gebied verlaten (en binnenzwemmen) via de De Wit vistrap te Boekhoute. Om de paling die (in beide richtingen) gebruik maakt van de vistrap te onderscheppen, worden vistrapfuiken geplaatst in 2 compartimenten van de vistrap (Fig. 4; Fig. 5). Op die manier worden de stroomop- en afwaarts trekkende soorten bemonsterd. De fuiken worden driemaal per week geleegd en de gevangen palingen worden geanalyseerd en getagd zoals eerder vermeld en uitgezet stroomafwaarts (stroomafwaarts trekkende palingen) en stroomopwaarts (stroomopwaarts trekkende palingen) van de De Wit vistrap. 14 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

Fig. 4. De compartimenten van de De Wit vistrap waarin een fuik wordt geplaatst. De fuiken bemonsteren de stroomopwaarts (compartiment 2) en stroomafwaarts (compartiment 1) migrerende vissen). De witte pijl duidt de stroomrichting aan; RECHTER = rechteroever;linker = linkeroever. Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 15

Fig. 5. De vistrapfuik die in een compartiment van de De Wit vistrap wordt geplaatst met de fuikopening tegen de opening van de vistrap. 2.2.2 Intrek van paling in het gebied Er zijn 3 mogelijke intrekroutes in het gebied: via een tijdelijke aalgoot ter hoogte van de stuw van Sint-Laureins, via een tijdelijke aalgoot in de pompkom te Boekhoute en via de De Wit vistrap te Boekhoute. Van alle gevangen palingen zullen de schieraalkenmerken worden vastgesteld (zoals hierboven beschreven). Verder worden alle palingen van een floy tag voorzien en de schieralen uitgerust met een acoustische zender. 2.2.2.1 Intrek via een tijdelijke aalgoot ter hoogte van de stuw van Sint-Laureins Ter hoogte van de stuw van Sint-Laureins zal stroomafwaarts van de stuw op rechteroever (overkant van Fred s café) een palinggoot worden geplaatst (Fig. 6). Deze goot zal de stroomopwaarts migrerende paling toelaten om via de goot omhoog te kruipen. De palingen zullen in een opvangbak worden opgevangen die minstens wekelijks zal worden geledigd. Alle palingen worden gewogen, gemeten en geteld. 16 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

Fig. 6. De geplande locatie voor de aalgoot ter hoogte van de stuw te Sint-Laureins. De stroomopwaarts migrerende paling zullen de groene pijl volgen. De witte pijl duidt de stroomrichting aan; RECHTER = rechteroever;linker = linkeroever. 2.2.2.2 Intrek via een tijdelijke aalgoot ter hoogte van het pompgemaal in Boekhoute Deze goot zal stroomafwaarts van het gemaal worden geplaatst in de pompkom op linkeroever (de oever waarlangs het pompgemaal toegankelijk is). De goot zal analoog als hierboven worden geleegd. 2.2.2.3 Intrek via de De Wit vistrap De stroomopwaarts migrerende paling door de De Wit vistrap zal worden bemonsterd zoals hierboven beschreven. Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 17

2.2.3 Densiteit van (zilver)paling in het gebied In het bemalingsgebied liggen 16 punten van het meetnet zoetwatervis die elektrisch bevist worden (VIS databank). Deze locaties worden bij een bemonstering slechts één keer bevist, waardoor geen densiteit berekend kan worden. Voor de berekeningen van de schade door een pompgemaal werden de densiteiten geschat op basis van deze abundanties. Om de densiteiten correcter in te schatten zal op een aantal locaties in het bemalingsgebied de densiteit bepaald worden via depletie en vangst-hervangst bevissingen. Hierbij worden zoveel mogelijk VIS-locaties bevist om een vergelijking te kunnen maken tussen densiteiten en de abundanties (CPUE) uit de VIS databank. De locaties die bevist worden moeten een representatief beeld geven van de aanwezige habitattypes in het bemalingsgebied. Het waterlopenstelsel in het bemalingsgebied bestaat uit kanalen (o.a. Leopoldkanaal, Zwartesluisbeek, Isabellawatering), polderlopen (geklasseerd cat 2 en 3 en niet geklasseerd) en kreken. Op de doorwaadbare locaties wordt de densiteit bepaald via de depletiemethode (drie elektrische afvissingen). Op de diepere locaties wordt de merk-hervangst methode met fuiken gebruikt. Hierbij worden op elke locatie zes fuiken geplaatst die vier opeenvolgende dagen gecontroleerd worden. Telkens wordt een zone van 100 m afgezet met afsluitnetten. Bij elke controle worden de gemerkte en niet gemerkte palingen geteld en weer vrijgelaten. Voor ze vrij gelaten worden, krijgen niet gemerkte palingen een apart merkteken. Er worden 5 diepe locaties (3 kanaallocaties en 2 kreken), 5 grotere polderlopen (breedte > 5 m) en 5 kleinere polderlopen (breedte < 3 m) bemonsterd. Afhankelijk van de tijdsbesteding kunnen bijkomende trajecten bemonsterd worden. Bij voorkeur worden bijkomende kleine polderlopen bemonsterd omdat de habitatvariabiliteit hier hoger is. 18 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

3 Resultaten 3.1 Schade en mortaliteit door pompgemalen Het onderzoek naar de schade en mortaliteit van paling door pompgemalen loopt sinds oktober 2011 (einde bemonsteringen in december 2011). Aangezien de schieraaltrek op dat moment al voorbij was, zal dit jaar de periode juli oktober bemonsterd worden. Schieraal is immers door zijn afmetingen de meest gevoelige leeftijdsklasse voor schade en mortaliteit door pompgemalen. De verpompte debieten worden genoteerd om zo een inschatting te kunnen maken van het totaal aantal uittrekkende palingen. In de periode oktober 2011 december 2011 werden 20 palingen gevangen, (waarvan 5 gemerkt), geclassificeerd in een bepaald schieraalstadium en terug vrijgelaten stroomafwaarts het pompgemaal. In tegenstelling tot de vorige evaluatie van het vijzelgemaal, waar nog een palingmortaliteit van 17 % werd waargenomen, passeerden alle 20 palingen in dit onderzoek levend en onbeschadigd. De uitgestelde sterfte werd tot nu toe nog niet gemeten maar zal vanaf juli 2012 worden gemeten. 3.2 Belang van het poldergebied voor paling 3.2.1 Uittrek van zilverpaling (schieraal) uit het gebied De uittrek van zilverpaling door het pompgemaal en door de De Wit vistrap wordt respectievelijk bemonsterd sinds oktober 2011 (discontinu; vanaf mei 2012 permanent). De metingen zullen vanaf juli 2012 continu worden verdergezet tot en met oktober 2012. De uittrek over de stuw van Sint-Laureins zal gemonitord worden met behulp van acoustische telemetrie 3.2.2 Intrek van paling in het gebied De intrek via de De Wit vistrap in Boekhoute wordt gemonitord sinds mei 2012. De palinggoten zullen geïnstalleerd worden in de loop van juni. 3.2.3 Densiteit van (zilver)paling in het gebied Een eerste test van verschillende fuikbemonsteringsmethodes gaf aan dat een merkhervangst fuikbemonstering zonder acclimatisatie de beste resultaten gaf. Bijgevolg zullen de aanwezige diepere locaties (kanalen en kreken) en grotere polderlopen in de loop van juli en augustus bemonsterd worden met deze methode. Een eerste elektrische afvissing van de kleine polderlopen leverde geen palingvangsten op. Dit toont aan dat de palingdensiteiten in de kleine polderlopen ofwel bijzonder laag zijn, of dat de gebruikte bemonsteringstechniek niet geschikt is voor deze habitats. Om hier uitsluitsel te geven zullen de kleine polderwaterlopen (en eventueel een aantal andere kleine polderwaterlopen) opnieuw elektrisch bevist worden (om onder andere ook na te gaan of de nulvangste te wijten zijn aan temporele veranderingen of milieucondities) en zal het versnipperingsprofiel worden geanalyseerd om na te gaan of deze kleine polderwaterlopen vrij optrekbaar zijn. Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 19

4 Tijdschema 1. Evaluatie pompgemaal voorbereiding metingen schade uittrek zilverpaling 2. Densiteitsbepalingen afvissingen 3. Telemetrie plaatsen ontvangers zenderen paling 4. Verwerking & rapportage visschade pompgemaal uittrek zilverpaling densiteit paling 2012 2013 J F M A M J J A S O N D J F 20 Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en

5 Literatuurlijst Bruijs, M.C.M. and Durif, C.M.F. (2009). Silver eel migration and behaviour, in: van de Thillart, G. et al. (Ed.) (2009). Spawning migration of the European eel: reproduction index, a useful tool for conservation management. Fish and Fisheries Series, 30: pp. 65-95. Buysse D., Gelaude E, Jacobs Y, Martens S, Baeyens R, Mouton A en Coeck J. (in prep). Onderzoek naar visschade door een gemaal met schroefpompen. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Brussel. Durif, C.M.F. and Elie, P. (2008). Prediction of downstream migration of silver eels in a large river catchment based on commercial fishery data. Fisheries Management and Ecology 15, 127 137. Germonpré, E., Denayer, B., Belpaire, C. en Ollevier, F. (1994). Inventarisatie van pompgemalen in het vlaamse gewest en preliminair onderzoek naar schade van diverse pomptypes op vissen na gedwongen blootstelling. Rapporten van het instituut voor bosbouw en wildbeheer - sectie visserij, 1994(021). Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer: Groenendaal: Belgium. 63 pp. Laffaille, P., A. Baisez, C. Rigaud en E. Feunteun (2004). Habitat preferences of different european Eel size classes in a reclaimed Marsh: a contribution to species and ecosystem conservation. Wetlands 24, 642-651. Lasne, E., Acou, A., Vila-Gispert, A. en Laffaille, P. (2008). European eel distribution and body condition in a river floodplain: effect of longitudinal and lateral connectivity. Ecology Of Freshwater Fish 17, 567 576. Mouton, A., Stevens, M., Buysse, D., Van den Neucker, T., Gelaude, E., Baeyens, R., Martens, S., Jacobs, Y., Coeck, J. (2009). Glasaalmigratie ter hoogte van het Ganzepootcomplex in Nieuwpoort. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Brussel. INBO.R.2009.62. Stevens, M., Coeck, J., van Vessem, F. (2009). Wetenschappelijke onderbouwing van de palingbeheerplannen voor Vlaanderen. Rapport van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.R.2009.40. Brussel. 85 pp. Wetenschappelijke onderbouwing en ondersteuning van het visserijbeleid en 21