Doelgericht en persoonlijk: iedere tumor z n eigen achilleshiel Mijnheer de Rector Magnificus, geachte collega s, beste familie en vrienden, waarde toehoorders Dank voor Uw komst bij mijn oratie getiteld Doelgericht en persoonlijk: iedere tumor z n eigen achilleshiel. Ik hoop U tijdens mijn rede duidelijk te maken waarom ik voor deze titel gekozen heb. De leerstoel Preklinische en Translationele Oncologie houdt in dat ik onderzoek doe naar nieuwe antikanker therapieën in het oncologisch laboratorium. Vervolgens probeer ik deze therapieën te vertalen richting de kliniek. Daarnaast geef ik onderwijs op het gebied van de oncologie. Tijdens mijn rede zal ik dit verder toelichten, waarbij ik aansluit bij wat collega Frank Kruyt U hiervoor heeft verteld. In 2009 werd bij meer dan 90.000 mensen in Nederland de diagnose kanker gesteld. In hetzelfde jaar overleden meer dan 40.000 patiënten aan kanker. Uiteindelijk zal zelfs 1 op de 3 Nederlanders kanker krijgen. Kanker is echter niet één ziekte is. Men heeft al meer dan 100 soorten kunnen onderscheiden, die vaak nog verder opgesplitst worden in subtypen. Naast de chirurgische behandeling zijn er daarom in de loop van de tijd min of meer op de tumorsoorten afgestemde, chemotherapeutische behandelingen ontwikkeld. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 1
Hierbij worden specifieke combinaties van cytostatica toegepast eventueel samen met radiotherapie. Zowel cytostatica als radiotherapie grijpen aan op snel delende cellen, de tumorcellen. Ondanks dat sneldelende normale cellen ook worden beschadigd, vandaar bijvoorbeeld het haarverlies, is er toch een therapeutische window (ruimte). Helaas was en is het ontwikkelen van resistentie (ongevoeligheid) voor cytostatica een belangrijke reden voor het uiteindelijk falen van de behandeling. Vooral als de tumor al uitgezaaid is. Tijdens mijn promotieonderzoek bij Liesbeth de Vries en Nanno Mulder van de medische oncologie heb ik resistentiemechanismen tegen cytostatica onderzocht. Daarbij gebruikte ik tumorcellijnen afkomstig van patiëntenmateriaal. Deze waren in ons lab in kweek gebracht door Hetty Timmer-Bosscha en Coby Meijer, onze huidige labmanagers. Tumorcellen resistent maken voor cytostatica kun je goed in het lab nadoen. Door de cellen onder steeds hogere concentraties van een cytostaticum te kweken, kun je uiteindelijk een resistente cellijn creëren. Echter, in hoeverre in het lab ontdekte mechanismen nu ook relevant zijn voor de patiënt bleef een open vraag. Voor het stellen van dergelijke vragen is het goed, dat er niet alleen basale wetenschappers in het lab werkzaam zijn, maar ook dokters. Deze kunnen vanuit hun klinische expertise meer de nadruk leggen op het translationele aspect van ons onderzoek, namelijk de vertaling naar de klinische situatie. Door tumormateriaal afkomstig van patiënten als uitgangspunt te nemen, hebben we vele interessante vindingen gedaan. Maar de vraag, hoe nu de resistentie voor chemotherapie in patiënten op te heffen, konden we toen niet beantwoorden. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 2
Dat kwam vooral doordat er naast de meer klassieke cytostatica vrijwel geen specifiek op tumorkenmerken gerichte medicijnen voorhanden waren. In de afgelopen 20 jaar is veel meer bekend geworden over wat nu het verschil is tussen tumoren en normaal weefsel. In hun landmark paper in Cell van 2000 hebben Hanahan en Weinberg 6 specifieke tumorenkenmerken gedefinieerd. Ik vat ze graag voor u samen. Tumoren kenmerken zich door minder snel in apoptose (geprogrammeerde celdood) te gaan, door hun eigen groei signalen te maken, door zich te ontrekken aan groeiremmende signalen, door actief uit te zaaien, door eindeloos te blijven delen, en door de vaatgroei in de tumor te stimuleren. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 3
In 2011 hebben Hanahan en Weinberg dit schema uitgebreid met 2 potentieel nieuwe tumorkenmerken, namelijk een veranderd energie metabolisme en het voorkomen van een immuunresponse. Een heel belangrijk faciliterend kenmerk is de vergrote genoom instabiliteit en het ontstaan van mutaties in het DNA van tumorcellen. Dat leidt dan weer tot het ontstaan van de andere tumorkenmerken. Tot slot zijn er nog de tumorstimulerende ontstekingreacties. De farmaceutische industrie heeft een scala aan medicijnen ontwikkeld, die gericht zijn tegen verschillende tumorkenmerken. In het volgende deel zal ik beschrijven aan welke tumorkenmerken en bijbehorende therapieën ik onderzoek doe. Een belangrijk kenmerk van tumoren is dat ze hun eigen groeisignalen maken. Vaak wordt dit veroorzaakt door een mutatie in het DNA van de tumorcel, waardoor een bepaald eiwit nu continu groeisignalen afgeeft. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 4
Het doelgerichte medicijn imatinib remt de werking van een dergelijke continu actief eiwit. De introductie van imatinib in 2000 in de kliniek heeft bewezen dat het remmen van zo n groeisignaal een effectieve strategie kan zijn. De gemiddelde overleving van patiënten met gastrointestinale stromale tumoren (GIST) is door imatinib van 1 naar 5 jaar gebracht. In de afgelopen jaren zijn er zo vele medicijnen ontwikkeld tegen andere eiwitten, die eveneens groeisignalen kunnen afgeven. In eierstokkanker zijn wij nu ook aan het zoeken naar dergelijke groeistimulerende eiwitten. Ieder jaar worden er 1100 nieuwe gevallen van eierstokkanker ontdekt, en overlijden 800 patiënten aan eierstokkanker in Nederland. Er zijn dus nieuwe middelen voor behandeling van eierstokkanker nodig. In het meest voorkomende subtype, sereuze eierstokkanker, zijn tot nu toe vrijwel geen mutaties in eiwitten betrokken bij groeistimulering gevonden. Maar voor het subtype heldercellige eierstokkanker zijn die er mogelijk wel. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 5
Daarom ben ik, samen met Ate van der Zee en Bea Wisman van de Gynaecologische Oncologie en in een samenwerking met het Nederlands Kanker Instituut, aan het kijken in een grote groep tumoren van heldercellige eierstokkanker patiënten. Daarbij wordt gekeken of er mutaties of andere veranderingen zijn in een groep van genen, die mogelijk groeisignalen afgeven. Tumorcellijnen helpen ons daarbij te begrijpen hoe belangrijk een veranderde eiwit voor een cel is. De volgende stap is dan om een middel tegen een continu actieve eiwit te vinden en te testen op effectiviteit. Vervolgens testen we dat middel dan bij tumoren in muizen, afkomstig van ingespoten tumorcellen. Voor een betere vertaling richting de kliniek hebben wij veel tijd geïnvesteerd in modellen, die dichter bij de patiënt staan. We implanteren daarbij tumorstukjes afkomstig van patiëntentumoren in muizen. Daarna worden de muizen bloot gesteld aan middelen, die dat continue actieve eiwit remmen. Door heel goed te kijken op eiwit niveau (bv immunohistochemie) en op RNA en DNA niveau gaan we uitzoeken, waarom sommige tumoren wel en anderen niet reageren op een bepaald middel. Deze kennis kan dan later gebruikt worden voor het selecteren van patiënten met heldercellige eierstokkanker, die behandeld zouden moeten worden met dat middel. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 6
We richten ons ook op een ander tumorkenmerk, namelijk het minder in apoptose gaan van tumorcellen. Apoptose (geprogrammeerde celdood) is al uitgebreid besproken door Frank Kruyt. Het mag duidelijk zijn dat ik in dit deel van mijn onderzoek veel met Frank samenwerk. Ik wil mijn onderzoek aan apoptose in twee tumortypen met U bespreken. Tevens kan ik zo illustreren, hoe we op apoptose gerichte therapie ook daadwerkelijk vertaald hebben naar de kliniek. Het eerste voorbeeld is ons apoptose onderzoek in zaadbalkanker. Ieder jaar wordt er in Nederland bij ongeveer 400 patiënten zaadbalkanker vastgesteld. Het is de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen tussen de 20 en 45 jaar. Maar waarom zaadbalkanker bestuderen in het lab? Dit type kanker is toch goed met cisplatine bevattende chemotherapie te behandelen? Inderdaad kan ongeveer 80% van de patiënten met uitgezaaid zaadbalkanker genezen worden. Daardoor kan dit type kanker juist gezien worden als een model voor gevoeligheid voor cisplatine. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 7
Een belangrijke reden voor de gevoeligheid lijkt te zijn, dat in zaadbalkanker vrijwel altijd een normaal p53, ook wel tumorsuppressor eiwit p53 genoemd, aanwezig is. Dit in tegenstelling tot veel andere type tumoren, waarin p53 vaak gemuteerd en zo niet meer actief is. P53 is een belangrijke factor in de cel, die bepaalt of DNA schade, door cytostatica, gerepareerd moet worden of dat de cel in apoptose moet gaan bij teveel schade. In zaadbal tumorcellijnen vonden wij echter dat p53 na DNA schade door cisplatine de cel vrijwel altijd richting apoptose (dus celdood) leidt. Daarbij worden zowel de apoptose route in de cel als de apoptose route via de receptoren op de celmembraan aangeschakeld. Het mechanisme daarachter zijn we nu verder aan het uitzoeken. Toch treedt er in een deel van de patiënten met uitgezaaide zaadbalkanker resistentie voor cisplatine bevattende chemotherapie op. In het lab hebben we daarvoor een mogelijke verklaring gevonden. Het resistentie mechanisme bleek veroorzaakt te worden door een verhoogde aanwezigheid van een p53 blokkerend eiwit. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 8
We hebben vervolgens een doelgericht middel gebruikt, die aan het p53-blokkerend eiwit bindt, waardoor p53 weer actief kan worden. Als we daarna ook cisplatine geven, dus DNA schade veroorzaken, dan wordt p53 extra actief en gaan de resistente tumorcellen toch in apoptose (celdood). Dit werkt prima in het lab, maar hoe dit nu te vertalen naar de kliniek? Door de intensieve samenwerking met dokters in onze groep, zoals Jourik Gietema, is contact gelegd met een farmaceutisch bedrijf dat aan een nieuwe versie van zo n p53 activerende stof werkt. Door de combinatie van onze laboratoriumgegevens en de ervaring in de kliniek met chemotherapie-resistente patiënten is het bedrijf geïnteresseerd geraakt om de klinische fase 1 studie ook in Groningen te gaan doen. In deze studie zal ook gekeken worden of, na toediening van dit middel aan patiënten, daadwerkelijk apoptose in hun tumor afgebeeld kan worden. Hiervoor wordt een radioactieve stof in de patiënten gebruikt, die zich specifiek ophoopt in apoptotische cellen. Het uiteindelijke doel van dit project voor mij is enerzijds de tumorbiologie, de rol van p53, en de gevoeligheid voor cisplatine van zaadbalkanker verder te ontrafelen. Anderzijds wil ik verder onderzoeken op welke manier apoptose (celdood) geïnduceerd moet worden om resistentie tegen platinumbevattende chemotherapie te voorkomen. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 9
Het andere tumortype waar we apoptose onderzoek aan doen is baarmoederhalskanker. Dit type wordt veroorzaakt door het HPV virus. In Nederland wordt jaarlijks bij ongeveer 350 patiënten vergevorderde baarmoederhalskanker vastgesteld. Ongeveer 35% van de patiënten overlijdt aan de ziekte binnen 5 jaar, ondanks behandeling met bestraling en cisplatine. In het lab hebben we gekeken hoe bestraling effectiever gemaakt kan worden. We hadden al eerder gevonden dat in baarmoederhalstumoren de TRAIL receptoren hoog tot expressie komen. Verder is bekend dat alleen in tumorcellen, dus niet in normale cellen, deze TRAIL receptoren de apoptose route kunnen aanzetten. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 10
Wanneer we de tumorcellen bestralen, wordt de apoptose route in de cel aangezet en tegelijkertijd de hoeveelheid TRAIL receptoren op de celmembaan verhoogt. Daardoor kan de andere apoptose route (dus via de TRAIL receptoren op de celmembraan) nog beter aangezet kan worden. We hebben met twee verschillende soorten eiwitten deze apoptose route geactiveerd. Het molecuul TRAIL, al eerder door Frank besproken, was door de groep van Wim Quax van de Farmaceutische Biologie zodanig veranderd, dat apoptose nog effectiever zou moeten optreden. Dat hebben we inderdaad in baarmoederhalstumor cellijnen en vervolgens ook in tumoren in muizen kunnen aantonen. Helaas zijn we met dit gemodificeerde TRAIL niet tot in de kliniek gekomen. Het andere soort eiwit waren monoklonale antilichamen gemaakt door een farmaceutisch bedrijf. Deze antilichamen waren ook heel effectief in combinatie met bestraling. Door intensieve samenwerking tussen het lab, onze medisch oncologen, gynaecologisch oncologen, radiotherapeuten, en het farmaceutisch bedrijf wordt dit monoklonale antilichaam nu in combinatie met chemoradiatie in de kliniek onderzocht in patiënten met lokaal gevorderde baarmoederhalskanker. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 11
Naast het aangrijpen op de hiervoor besproken tumorkenmerken, richt mijn onderzoek zich ook op een derde tumorkenmerk. Deze is gebaseerd op de observatie van Warburg, reeds lang geleden, dat tumoren vaak meer glucose verbruiken ten opzichte van het verwante normale weefsel en dus een heel ander energiemetabolisme hebben. Ingrijpen op dit tumorspecifieke energiemetabolisme zou mogelijk een nieuwe behandelingsoptie kunnen betekenen. In het kader daarvan ga ik samen met Ate van der Zee in een onlangs verkregen subsidie van het KWF onderzoeken wat de functie van de tumor-specifieke insuline receptoren bij eierstokkanker is. In normale cellen zijn insuline receptoren betrokken bij glucoseopname. Door binding van insuline of andere verwante groeifactoren worden deze receptoren geactiveerd. De tumor-specifieke insuline receptoren hebben mogelijk extra eigenschappen zoals het stimuleren van groei of overlevingssignalen in tumorcellen. We gaan dan ook uitzoeken of deze receptoren een doelwit van therapie kunnen zijn. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 12
Een belangrijke vraag is of het remmen van één tumorkenmerk, al voldoende zal zijn om tumoren permanent te remmen of zelfs terug te dringen. Helaas is dat vaak niet het geval. Net als bij klassieke cytostatica, treedt er resistentie tegen het doelgerichte middel op. GIST patiënten behandeld met imatinib, werden in de tijd resistent voor dit medicijn. Nadere analyse van zo n groeiende imatinib-resistente tumor, toonde aan dat een tweede verandering in het groeistimulerende eiwit was opgetreden, waardoor imatinib niet meer goed kon binden. Nieuwe middelen zijn al wel gevonden, die alsnog effectief bleken te zijn tegen imatinib-resistente tumoren. Dit geeft je als onderzoeker, meer dan eens, het gevoel een deelnemer aan een wapenwedloop te zijn. Zoals al eerder besproken, een belangrijk tumorkenmerk is chromosomale instabiliteit en het ontstaan van mutaties in het DNA van tumorcellen, waarop Marcel van Vugt zich richt in ons lab. Het is goed daarbij te bedenken dat een tumorvolume van 1 cm3 al 1 miljard cellen bevat en een tumor met een diameter van 10 cm wel 500 miljard cellen. Bovendien vinden er nog steeds delingen plaats en ontstaan er dus ook telkens weer nieuwe mutaties in de tumorcellen. Het is dan niet helemaal onverwacht dat uiteindelijk een groepje van tumorcellen overblijft door selectie. Deze tumorcellen hebben dan resistentie ontwikkeld tijdens therapie of waren al ongevoelig bij start van therapie. Dit brengt mij tot de conclusie dat ook een doelgericht medicijn, dat aangrijpt op een specifiek tumorkenmerk, gecombineerd moet worden met andere therapieën om effectiviteit van de behandeling te vergroten en kans op resistentie tegen therapie te verminderen. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 13
Zo n combinatie therapie had Jorick (mijn zoon) 5 jaar geleden als 8-jarige ook bedacht. Gezien het virus had hij blijkbaar HPV bij baarmoederhalskanker voor ogen, en die dan te bestrijden met witte bloedcellen, geactiveerde T-cellen, en medicijnen. Een voorspellende gedachte, gezien recente publicaties. In ons laboratorium grijpen we met verschillende therapieën aan op veel van de door Hanahan en Weinberg genoemde tumorkenmerken. Ikzelf richt mij daarbij op combinaties van groeiremmers, remmers van overlevingssignalen en activeerders van apoptose. Het idee hierachter is, om tumoren niet alleen te remmen in hun groei maar ook definitief weg te krijgen door aan de ene kant overlevingssignalen te blokkeren en aan de andere kant meer apoptose te induceren. Grote vraag bij dit alles is, welke combinatie het meest effectief zal zijn en welke patiënten daar baat bij zullen hebben. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 14
Op dit moment kunnen we slecht voorspellen welke combinaties effectief zijn bij sommige tumoren maar juist niet bij andere tumoren. Daarvoor moeten de tumoren nog beter in kaart gebracht worden. Een nieuwe aanpak is de DNA volgorde te bepalen van het hele genoom van zowel de tumor als het normale weefsel van dezelfde patiënt. Zo kunnen dan alle tumorspecifieke genetische veranderingen, zoals mutaties, opgespoord worden. Dat is dus uitgebreider dan wat wij bij heldercellige eierstokkanker doen. Vervolgens kan dan gekeken worden of een bepaald genetisch profiel van een tumor overeenkomt met het wel of niet gevoelig zijn voor een bepaalde therapie. De kosten van het DNA sequencen waren een beperkende factor. De verwachting is dat DNA sequencen, volgend jaar, mogelijk al voor minder dan 1000 per tumor kan gebeuren. Het idee is dan ook dat in de toekomst de behandeling gebaseerd zal worden op het genetisch profiel en dat het er niet toe doet tot welk (sub)type de tumor behoort. Een complicerend en nog maar deels begrepen fenomeen hierbij is het bestaan van tumor heterogeniteit, waardoor in één patiënt tumorcellen met een verschillende genetische samenstelling kunnen voor komen. Wel lijkt het zo te zijn dat de belangrijkste drivers (aanjagers) van de tumor in alle tumorcellen van één tumor aanwezig zijn. Het vinden van een tumor specifiek genetisch profiel is een goede eerste stap. Maar de context, dus welke subset van eiwitten tot expressie komen in een tumor, zal zeker ook invloed hebben op het uiteindelijk effect van de therapie en op het wel of niet ontstaan van resistentie. Voor de meeste tumortypen zijn deze eiwitexpressie patronen niet bekend. Daarnaast is de biologische functie van veel eiwitten nog niet goed begrepen. Hiervoor is veel meer celbiologische kennis nodig. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 15
Wat ik U in het voorafgaande heb laten zien, is dat we nu veel meer weten en begrijpen van tumorcellen dan 2500 jaar terug, toen de Griekse arts Hippocrates voor het eerst over karcinoma (krabgezwel) schreef. Maar nieuw fundamenteel en translationeel kankeronderzoek, wat met name door het Nederlandse Kankerbestrijding/KWF gestimuleerd en gesubsidieerd wordt, zal moeten zorgen voor een nog betere vertaling naar de individuele patiënt. Daarvoor hebben we goede onderzoekers nodig, die geïnteresseerd zijn in fundamenteel onderzoek en anderen, die de vertaling richting de kliniek kunnen maken. Daarnaast is de samenwerking met de farmaceutische industrie belangrijk. Helaas hebben we in het Noorden een klein probleem om naast onze eigen kweek, hoog opgeleiden aan te trekken en vast te houden. De Europese Commissie heeft Nederland onlangs opnieuw geadviseerd te investeren in onderzoek, waaronder zeker ook fundamenteel onderzoek, en innovatie. Het UMCG heeft al langer ingezet op Healthy Aging, gezond ouder worden, als centraal onderzoeksthema. Voor fundamenteel onderzoek is er een nieuw onderzoeksinstituut ERIBA, the European Instituut for the Biology of Aging, opgericht. Tevens wordt er bedrijvigheid rondom het UMCG gecreëerd. Met andere woorden: er wordt een eigen onderzoeks- en economisch zwaartepunt gemaakt wat hoger opgeleiden zal aantrekken. Kankerbehandeling, en onderzoek aan kanker is een groot blok in het medisch veld, dus ook in het UMCG. Met de oprichting van het onderzoeksinstituut Oncologie in het UMCG kunnen we het oncologisch gericht onderzoek en onderwijs een duidelijker gezicht geven en zo meer wervingskracht hebben bij onderzoekers van buiten. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 16
In datzelfde kader geven wij, samen met de gynaecologische oncologie, hematologie, en de kinderoncologie, als multidisciplinair oncologisch lab, al een aantal jaren onderwijs. We proberen zo studenten Biologie, Farmacie en Medische wetenschappen voor oncologisch onderzoek te interesseren en te enthousiasmeren. Tijdens een 2-maands Oncologie project doen studenten onderzoek bij promovendi uit ons lab. Voor deze studenten is dit vaak het eerste contact met het doen van zelfstandig wetenschappelijk onderzoek. Ik vind dat een vrij laat moment om meteen daarna een bewuste keuze te kunnen maken voor de daaropvolgende masterstudie en het beroep daarachter. Eigenlijk is het ontbreken van inzicht in hoe kennis toegepast wordt, iets dat al eerder speelt, namelijk op de middelbare school. Met RUG discovery en studiestijgers worden leraren, en met de scholierenacademie de bovenbouw scholieren uit het middelbaar onderwijs door de RUG benaderd. Maar in het derde jaar moet het vakkenpakket voor de bovenbouw al gekozen worden. De maatschappelijke stage in het derde jaar, zoals Leon (mijn zoon) in het UMCG heeft meegemaakt, geeft een veel beter idee hoe (medisch) biologische kennis wordt toegepast. Om scholieren een gemotiveerde keuze voor de biomedische richting op de universiteit te kunnen laten maken, zullen we scholieren vaker het beroep achter al die basale kennis moeten laten zien, vooral door meer stages. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 17
De spinoff van onze onderwijsinspanningen is dat we veel meer masterstudenten in het lab krijgen, waaruit we potentiële promovendi kunnen selecteren. De high potentials daartussen willen we eerst goed op leiden, vervolgens uit sturen naar het buitenland en dan terug halen voor een tenuretrack positie. Om een dergelijke benadering efficiënt te laten zijn, wil ik graag vanaf deze plaats een lans breken voor een tweesporen beleid ten aanzien van promovendi. Voor die promovendi, die niet een academische carrière ambiëren, zouden we een fast-track promotietraject kunnen instellen, dat lijkt op het Angelsaksische model. Een dergelijk traject van 2-3 jaar, eventueel al beginnend tijdens de masteropleiding, resulteert dan in een proefschrift, waarbij publicaties in peer-reviewed tijdschriften niet verplicht zijn. Voor promovendi die wel een academische carrière ambiëren moet aan een langer traject gedacht worden. Deze promovendi krijgen dan tenminste 4 jaar de gelegenheid om de diepte in te gaan met risicovol onderzoek om vervolgens één of twee toppublicaties te publiceren. Dat zijn dus ook degenen, die we graag uitsturen en weer terughalen. Dit betekent dat we veel studenten en jonge onderzoekers opleiden in het lab. Dat kan alleen met gemotiveerde medewerkers. Ons lab mag zich gelukkig prijzen met een aantal al lang bij ons werkzame analisten, zoals Gert Jan Meersma, Wytske Boersma en Phuong Le. Die zorgen ervoor dat de labkennis behouden blijft en weer overgedragen wordt. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 18
Maar met goed kankeronderzoek en een goede opleiding zijn we er nog niet wat betreft het verbeteren van de behandeling van kanker. We hebben ook de juiste medicijnen nodig. Zoals eerder gezegd, speelt de farmaceutische industrie daar een essentiële rol in. In het kader van Top Instituut Pharma, was ik de coördinator van een project. Naar mijn mening is, mede door de andere Top Instituut initiatieven, de communicatie en samenwerking tussen onderzoekers van universiteiten, UMCs en farmaceutische industrie in Nederland enorm vergroot. Het ontwikkelen van één antikankermiddel kost nu ongeveer 1 miljard euro, vooral doordat vele middelen tijdens de ontwikkeling afvallen of uiteindelijk niet werkzaam blijken te zijn in de kliniek. De farmaceutische bedrijven zijn zich van dit probleem bewust en werken daarom steeds vaker samen met onderzoeksgroepen aan de universiteit en UMCs om de kosten voor het ontwikkelen van geneesmiddelen terug te dringen. Vanuit ons vorige TI Pharma project is een start-up bedrijf ontstaan, waarmee wij in een nieuw project proberen een aantal gepatenteerde antilichamen richting de kliniek te brengen. Binnen dit project zorgen wij voor de biologische en klinische kennis, waardoor sneller duidelijk wordt of het nieuwe medicijn ook daadwerkelijk een interessant drug is en voor welk tumortype. Tevens kunnen wij een belangrijk bijdrage leveren bij het ontwikkelen van een biomarker. Die maakt het mogelijk om van tevoren patiënten te selecteren, die mogelijk wel baat hebben bij behandeling met dat medicijn. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 19
Tot slot, Ik hoop U inzicht te hebben gegeven in hoe wij, als laboratoriumonderzoekers, samenwerken met clinici en farmaceuten binnen en buiten het UMCG. Dat is een unieke setting waarbij we de mogelijkheid hebben om laboratoriumonderzoek te vertalen naar de kliniek en vice versa. Als we nu inderdaad met behulp van goede onderzoekers, voorspellende kankermodellen en de juiste combinatie van doelgerichte medicijnen de achilleshiel van tumoren kunnen vinden, is mijn hoop en verwachting dat dit daadwerkelijk tot een doelgerichte behandeling van de individuele kankerpatiënt zal leiden. Of we daarbij daadwerkelijk de tumor volledig kunnen laten verdwijnen of dat kanker een chronische ziekte wordt, de tijd zal het ons leren. Ik heb gezegd. Oratie S de Jong 19 Juni 2012 20