Dit document wordt u aangeboden door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid



Vergelijkbare documenten
Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

SCSZ/04/85. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 24 mei 2004; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 31 augustus 1999;

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Gelet op de aanvraag van de RVA ingediend op de Kruispuntbank op 4 juli 1997;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 25 januari 2004; A. SITUERING VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 21 augustus 2006; A. JURIDISCHE CONTEXT EN ONDERWERP VAN DE AANVRAAG

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Halftijds brugpensioen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 2 juni 2005;

De administrateur-generaal

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

OCMWCPASA036 (annulering en wijziging van multifunctioneel attest)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Model 74(93) - Verklaring over de beroepsactiviteit en de sociale uitkeringen

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 8 maart 2006;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 27 juni 2006; A. ONDERWERP VAN DE AANVRAAG EN SITUERING ERVAN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

BERAADSLAGING NR 04/022 VAN 6 JULI 2004 M.B.T.

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

Gelet op de auditoraatsrapporten van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 8 maart 2006 en 20 september 2007;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 5 december 2005;

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Tekst opgesteld door Dirk Torfs, augustus 2000, laatst aangepast in januari 2013.

TC/01/97. Gelet op de aanvraag van de Kruispuntbank; Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 17 september 2001;

Model 74(93) - Verklaring over de beroepsactiviteit en de sociale uitkeringen

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 18 oktober 2004; A. SITUERING VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 13 januari 2003;

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 4 november 2005;

IndependentActivity (mutaties van zelfstandigen) Inhoud

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Privacywet. Vlaamse Sociale Bescherming

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 22 december 2004; Gelet op de brief van de Kruispuntbank van 2 oktober 2006;

A D V I E S Nr

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Gelet op de aanvraag ingediend door de RKW bij brieven van 28 februari 1995 en 15 juni 1995;

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 5;

Inlichtingenformulier overbruggingsrecht

Als zelfstandige arbeid je belangrijkste (of enige) beroepsactiviteit is, dan ben je zelfstandige in hoofdberoep.

Dit document wordt u aangeboden door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid

Informatie over stopzetting, gelijkstelling wegens ziekte, voortgezette verzekering, overbruggingsrecht

UITKERINGSVERZEKERING VOOR ZELFSTANDIGEN VRAGENLIJST BETREFFENDE DE BEROEPSACTIVITEIT

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Infoblad - werknemers

UITKERINGSVERZEKERING VOOR ZELFSTANDIGEN VRAGENLIJST BETREFFENDE DE BEROEPSACTIVITEIT

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

SCSZ/04/26. Gelet op de aanvraag van het Vlaams Zorgfonds van 4 februari 2004;

TC/01/82. Gelet op de aanvraag van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;

Zelfstandige in bijberoep

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

R.I.Z.I.V. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

A D V I E S Nr Zitting van maandag 27 april

BERAADSLAGING NR 04/009 VAN 6 APRIL 2004 M.B.T

SCSZ/06/083. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 27 april 2006; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse.

Infoblad - werknemers U wil een overeenkomst sluiten met een activiteitencoöperatie als kandidaat-ondernemer?

Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen 1. TITEL 8. - Pensioenen. HOOFDSTUK 1. - Pensioenen van de overheidssector

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 12 juli 2007;

Inlichtingenformulier overbruggingsrecht

Gelet op de aanvraag van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van 20 juli 2007;

BIJLAGEN. Bijlage 1: Bijdragereeks en de impact op het recht op kinderbijslag I II III IV V

UITKERINGSVERZEKERING VOOR ZELFSTANDIGEN VRAGENLIJST BETREFFENDE DE BEROEPSACTIVITEIT

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 16 juli 2001;

INTERPRETATIE VAN HET BEGRIP EFFECTIEF ACTIEF

Gelet op de aanvraag van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van 20 maart 2007;

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Tijdskrediet Verklaring gezinstoestand van de werknemer

(B.Vl.Reg. 20.I.1993) (B.Vl.Reg. 19.I.1994) (B.S. 27.IV.1990, err. B.S. 11.IX.1990)1

De administrateur-generaal

INTERPRETATIE VAN HET BEGRIP EFFECTIEF ACTIEF

Wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (B.S.29.VIII.2005) 1

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Toelichtingen bij de uitbreiding van de maatregel tot de toekenning van een installatiepremie aan personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen

Transcriptie:

Dit document wordt u aangeboden door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid Het kan vrij verspreid worden op voorwaarde dat de bron en het URL vermeld worden Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid Sint-Pieterssteenweg 375 B-1040 BRUSSEL Tel: +32 2 741 83 11 Fax: +32 2 741 83 00 2003 KSZ-BCSS http://www.ksz-bcss.fgov.be

KSZ-BCSS Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid R2/R2/99006112.zea FORMULIER A301 DOORSTUREN VAN LOOPBAANGEGEVENS ALS ZELFSTANDIGE DOOR DE SECTOR VAN DE ZELFSTANDIGEN NAAR ALLE GEINTERESSEERDE INSTELLINGEN VAN SOCIALE ZEKERHEID VIA HET RSVZ EN DE KRUISPUNTBANK 2 Openbare instelling onder toezicht

Inhoudstafel 1. INLEIDING 7 2. DOELSTELLINGEN VAN DE GEGEVENSSTROOM EN VOORSTELLING VAN DE PARTNERS IN DE GEGEVENSSTROOM. 8 2.1. De verzenders van het elektronisch bericht 8 2.1.1. De Sociale verzekeringsfondsen (SVF en) via het RSVZ 8 2.1.1.1. Papieren attesten vervangen door één enkel elektronisch bericht 8 2.1.1.2. Bijdragen tot het proces van rationalisering en informatisering van de sociale zekerheid 8 2.1.1.3. Het te implementeren elektronisch bericht van de zelfstandigensector geldt als aangifte vanwege de sociaal verzekerde aan de instellingen die het bericht verwerken. 9 2.1.1.4. Signaleren van een gelijkstelling ziekte in geval van arbeidsongeschiktheid. 9 2.2. De bestemmelingen van het elektronisch bericht of de instellingen die het opvolgingsbestand zullen consulteren. 12 2.2.1. De verzekeringsinstellingen (VI) 12 2.2.1.1. Vaststellen van (uitloop)rechten als persoon ten laste in de algemene regeling 12 2.2.1.2. Vaststellen van de uitlooprechten als gerechtigde in de algemene regeling 13 2.2.1.3. Vaststellen van de intrederechten in de algemene regeling (artikel 131, 1). 14 2.2.1.4. Vaststellen van de rechten als persoon ten laste in de algemene regeling 14 2.2.1.5. Vaststellen van de rechten inzake uitkeringen 14 2.2.2. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering 15 2.2.2.1. Administratieve controle 15 2.2.3. De FOD Sociale Zekerheid, Uitkeringen aan Gehandicapten 16 2.2.3.1. Onderzoek van het inkomen en reeds toegekende rechten herzien 16 2.2.4. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers en de kinderbijslagkassen 16 2.2.4.1. Vaststelling van het prioritair stelsel 16 2.2.4.2. Vaststelling van het moment waarop een persoon overgaat van één stelsel naar een ander 16 2.2.4.3. Aanduiding van het kinderbijslagfonds belast met de storting van de kinderbijslag 17 2.2.4.4. Vaststelling van de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste 17 2.2.4.5. Voorkomen van cumul 17 2.2.4.6. Stopzetting van betalen van kinderbijslag 17 2.2.4.7. Argumentatie voor het ontvangen van de uitgebreide A301. 17 2.2.5. De FOD Financiën, Administratie der Pensioenen 18 2.2.5.1. Voorkomen van cumul 18 2.2.6. De OCMW s via de POD Maatschappelijke Integratie (SmalS-MvM) 18 2.2.6.1. Voorkomen van cumul met bestaansminimum/leefloon of maatschappelijke dienstverlening/eventueel terugvordering van de sociaal verzekerde 18 2.2.7. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de uitbetalingsinstellingen 20 2.2.7.1. De RVA - Voorkomen van cumul met Loopbaanonderbrekings-uitkeringen : 20 2.2.7.2. De RVA en de uitbetalingsinstellingen - werkloosheidsverzekering : 22 3. WAARDE VAN DE INFORMATIE DIE DOOR HET RSVZ VIA HET ELEKTRONISCH BERICHT ZAL WORDEN VERSTUURD. 25 4. INITIATIEVEN DIE GENOMEN WORDEN DOOR DE INSTELLINGEN DIE HET ATTEST VERWERKEN OM DE MELDINGSPLICHT AF TE SCHAFFEN. 27 4.1. De verzekeringsinstelling 27 4.2. Het RIZIV 27 4.3. De FOD Sociale Zekerheid, Uitkeringen aan Gehandicapten Keuze van het circuit 27 3 Openbare instelling onder toezicht

4.4. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers 27 4.5. De FOD Financiën, Administratie der Pensioenen 28 4.6. De OCMW s via de POD Maatschappelijke Integratie (SmalS-MvM) 28 4.7. De RVA 28 4.7.1. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening - loopbaanonderbreking 28 5. PREMISSEN M.B.T. DE INFORMATISERING VAN HET ELEKTRONISCH BERICHT BEGIN EN EINDE ZELFSTANDIGENACTIVITEIT AFKOMSTIG VAN HET RSVZ. 29 5.1. Keuze van het circuit 29 5.2. Functionaliteiten van de gegevensstroom 30 5.3. Volumes, frequentie en timing van het elektronisch bericht Begin en einde zelfstandigenactiviteit 31 5.4. Hoedanigheidscodes 31 5.5. Mailboxen 32 5.6. Sociale verzekeringsfondsen 33 5.7. Basisprincipes 34 5.7.1. Een attest (distributie-record) kan naar meerdere bestemmelingen verstuurd worden 34 5.7.2. Eén voorlegging = één antwoord 35 5.7.3. Een bestemmeling ontvangt een distributie-record 35 5.7.4. Een N000 of N001? 36 5.7.5. Het gebruik van de returncodes in een M of distributiestroom 37 5.7.6. N001 39 Gebruik 39 Inhoud 39 voorbeeld 1 40 voorbeeld 2 40 Samengevat 41 5.8. De concrete gegevensstroom A301 42 5.9. Voorleggingen van de afzender 43 5.10. Antwoorden van de KSZ 45 5.11. Het gegevensgedeelte 46 A. Het formulier A301 in vast formaat 46 B. Doorgaveprincipes van het formulier A301 51 C. Interpretatie van het attest A301 52 D. Speciale operaties 55 E. Voorbeelden van verstuurde attesten 56 5.12. Opvolgingsbestand bij het RSVZ 68 5.13. Consultatie van het opvolgingsbestand door de bestemmelingen 69 5.13.1. Gegevensgedeelte in vast formaat van het formulier L301 69 5.13.2. Raadpleging van het Opvolgingsbestand 71 5.13.3. Variantes A301/L301 73 4 Openbare instelling onder toezicht

Versie Datum Verspreiding Wijzigingen t.a.v. de vorige versie 9906101 19/4/99 Voorlegging in eerste vergadering van de werkgroep op 20/4/99 99006102 21/04/99 Voorlegging in plenaire werkgroep Toevoegen punten uit vergadering 19/4/99 plus bemerkingen (o.a. beschrijving voorbeelden) van mevrouw Cools (RSVZ) 99006103 08.10.99 Voorlegging in plenaire Toevoegen bemerkingen de heer werkgroep Hautekeete (LOZ). 99006104 04.01.2000 Definitieve versie Bemerkingen van de heer De Pelsmaeker (NIC) Bemerkingen van beperkte vergadering 99006105 16.10.00 Definitieve versie Kleine aanpassing vanwege RSVZ 99006106 23.10.00 Definitieve versie (op internet geplaatst) 30.10.00 - toevoegen HC s RKW. 99006107 19.03.2002 Definitieve versie Uitbreiding van de gegevensstromen A301 en L301 naar de kinderbijslagkassen. 99006108 13.09.2002 aanpassing tekst bij inproductiename van melding bijdragereeks 99006109 03.10.02 Aanpassingen na vergadering 2.10.02 99006110 23.01.2003 aanpassing tekst bij inproductiename van melding bijdragereeks 99006111 17.01.2003 aanpassingen op p. 44 en 45 op vraag van VI 99006112 05.03.2004 RVA wenst gegevensstroom ook te benutten voor de sociaal verzekerden die gerechtigd zijn op aanvullende werkloosheids- of brugpensioenuitkeringen 99006112 01.04.04 Uitbreiding van de A301 omwille van het project Stopzetting en gelijkschakeling zelfstandigenactiviteit 99006112 07.06.04 Aanpassing wettelijke basis uitbreiding A301 toevoegingen A. Cools (RSVZ) - Datum bijdragereeks wordt Datum wijziging bijdragereeks - Verfijnen wettelijke basis RVA, RIZIV, OCMW, RKW. - toevoegingen A. Cools (RSVZ) m.b.t. gebruik van de A301, speciale situaties en verklarende lijst van de bijdragereeks. toevoegingen A. Cools (RSVZ) Aanpassing wettelijke basis. Twee zones worden toegevoegd nl.: Beslissing RSVZ Identificatienummer 5 Openbare instelling onder toezicht

omwille van het project Sociaal verzekeringsfonds Voorgelegd Stopzetting en namens werkgroep aan auditoraat KSZ in gelijkschakeling functie van het opstellen van een zelfstandigenactiviteit auditoraatsverslag. 99006112 25.06.04 RSVZ wenst dat zone Sociaal verzekeringsfonds komt voor de zone Ingangsdatum van de activiteit (Mail Cools 22.06.2004) RSVZ wenst Sociaal verzekeringsfonds KBO nummer als facultatieve zone toe te voegen. (mail Cools 15.07.2004) 30.08.2004 Aanpassingen RSVZ en KSZ 6 Openbare instelling onder toezicht

1. INLEIDING In de werkgroep bijdragebons zelfstandigen is door de vertegenwoordigers van het NIC en de verzekeringsinstellingen gevraagd aan de zelfstandigensector om een elektronisch bericht te ontwikkelen dat zou worden verstuurd door de Sociale verzekeringsfondsen (SVF en), via het RSVZ en de KSZ naar het NIC en de verzekeringsinstellingen m.b.t. het begin respectievelijk einde zelfstandigenactiviteit. Vanaf 1999 kwam daarop een werkgroep samen met de bedoeling een dergelijke gegevensstroom te ontwikkelen. Vanaf 2000 werd de nieuwe gegevensstroom Begin en einde zelfstandigenactiviteit gerealiseerd en geleidelijk ter beschikking gesteld van meerdere partners (VI, RVA, RKW, OCMW s...) In het schrijven van 31.07.02 met referentie II/B/projets-BCSS/1430/BI van Administrateurgeneraal Verstraeten (RKW) aan de KSZ, vroeg deze dat in de gegevensstroom A301 en L301 de bijdragereeks zou worden toegevoegd. Deze aanpassing werd begin 2003 in productie genomen. Aansluitend ook bij de beslissing van het RSVZ om het Algemeen repertorium der Zelfstandigen (ARZA-bestand) ter consultatie aan te bieden aan het netwerk van de sociale zekerheid betekent de verrijking van de inhoudelijke gegevens van de A301 eigenlijk dat dit bericht feitelijk een mutatiebericht vormt van het ARZA-bestand m.b.t. de recente loopbaangegevens. Om die reden werd er dan ook voor gekozen ook de naam van het bericht te veranderen in Loopbaangegevens als zelfstandige. Voortvloeiend uit de afspraken in de werkgroep Stopzetting en gelijkschakeling zelfstandigenactiviteit wegens arbeidsongeschiktheid werd later in 2004 beslist nog drie zones toe te voegen aan het bericht nl.: Beslissing RSVZ inzake gelijkstelling (ziekte, militaire dienst, studie, voorlopige hechtenis) Identificatienummer Sociaal verzekeringsfonds KBO nummer Sociaal verzekeringsfonds Vanaf 2005 zal het bericht Loopbaangegevens ook benut worden om de gelijkstelling van ziekte mee te delen aan de verzekeringsinstellingen. Het meedelen van de arbeidsongeschiktheid van VI naar RSVZ zal gebeuren via het elektronisch bericht A020. Voorliggend werkdocument zal een synthesedocument zijn waarin alle werkafspraken m.b.t. het elektronisch bericht Loopbaangegevens als zelfstandige zullen worden geïnventariseerd. Het document zal voortdurend worden bijgewerkt en geactualiseerd in de werkgroep. De instellingen die het document goedkeuren in de werkgroep, gaan tegelijkertijd het engagement aan om het bericht volgens de vermelde modaliteiten te verwerken. 7 Openbare instelling onder toezicht

2. DOELSTELLINGEN VAN DE GEGEVENSSTROOM EN VOORSTELLING VAN DE PARTNERS IN DE GEGEVENSSTROOM. Hierna volgt een beschrijving van de doelstellingen die de partners met deze gegevensstroom wensen te bereiken alsook van de wettelijke basis voor het verzenden, ontvangen en verwerken van het attest. 2.1. De verzenders van het elektronisch bericht 2.1.1. De Sociale verzekeringsfondsen (SVF en) via het RSVZ 2.1.1.1. Papieren attesten vervangen door één enkel elektronisch bericht Personen die een zelfstandigenactiviteit beginnen of stopzetten dienen hiervan het bewijs te leveren o.m. aan de ziekteverzekeringssector. Ook wanneer er zich een wijziging van bijdragereeks voordoet, wordt de mutualiteit hiervan op de hoogte gebracht indien door deze verandering ook de ZIV-code wijzigt. Het afleveren van deze attesten vormt een belasting voor de Sociale verzekeringsfondsen. Het implementeren van een elektronische gegevensstroom zal het versturen van papieren attesten in principe afschaffen. 2.1.1.2. Bijdragen tot het proces van rationalisering en informatisering van de sociale zekerheid Vaak gaat het informatiseren van een gegevensstroom gepaard met het rationaliseren van de gegevensuitwisseling wat in het belang is van alle betrokken partijen (zowel verzender als ontvanger van het bericht, zie verder), ook van de sociaal verzekerden zelf. De voordelen van het implementeren van een elektronisch circuit t.o.v. een papieren circuit zijn overduidelijk: sneller gegevensverkeer, minder fouten, minder manuele arbeid nodig om de attesten aan te maken, de sociaal verzekerden kunnen het attest niet meer verliezen, geen fouten bij de encodage, goedkoper 8 Openbare instelling onder toezicht

2.1.1.3. Het te implementeren elektronisch bericht van de zelfstandigensector geldt als aangifte vanwege de sociaal verzekerde aan de instellingen die het bericht verwerken. De instellingen die belangstellen in het ontvangen en verwerken van dit elektronisch bericht of in de consultatie van het opvolgingsbestand, doen dat om verschillende redenen (zie verder): - voor het vaststellen van rechten (vb. ziekteverzekering); - controledoeleinden (vb. Riziv) of beletten van cumul (vb. pensioensector, OCMW, gehandicaptensector). Dit elektronisch bericht moet de sociaal verzekerde ontslaan van zijn aangifteplicht aan de sectoren die het elektronisch bericht verwerken. Deze sectoren mogen de sociaal verzekerde slechts lastigvallen wanneer de benodigde gegevens niet beschikbaar zijn in het netwerk van de sociale zekerheid via de Kruispuntbank. Het elektronisch bericht mag niet tot repressieve maar wel tot preventieve acties naar de sociaal verzekerde toe leiden. In een aantal gevallen kan de sector die het bericht ontvangt bijvoorbeeld het initiatief nemen om de sociaal verzekerde te adviseren over de cumulregels. Mogelijks zal om dit te bereiken soms de reglementering moeten worden aangepast. In hoofdstuk 4 worden de initiatieven beschreven die werden genomen door de instellingen die het attest verwerken om de meldingsplicht af te schaffen. 2.1.1.4. Signaleren van een gelijkstelling ziekte in geval van arbeidsongeschiktheid. In de brief van 19 december 2001 1 deelde de heer Paeme, administrateur-generaal van het RSVZ, de Kruispuntbank het bestaan mee van een belangrijke papieren gegevensstroom tussen het RSVZ en het RIZIV m.b.t. de vaststelling van de stopzetting en/of gelijkstelling van een zelfstandigenactiviteit wegens ziekte. Hij vroeg of het niet mogelijk was deze papieren gegevensstroom te vervangen door een elektronische. Na overleg tussen de zelfstandigensector, het RIZIV en de verzekeringsinstellingen werd afgesproken dat de papieren gegevensstroom tussen de SVF en en het RIZIV kon worden afgeschaft als er twee nieuwe elektronische gegevensstromentot stand zouden komen: 1. Van de VI naar de SVF s (RSVZ) inzake de arbeidsongeschiktheid en invaliditeit 1 Met referentie 21-VOB-ASO/BZD-1771 9 Openbare instelling onder toezicht

Wanneer een zelfstandige stopt met werken wegens ziekte, kan hij aan zijn ziekenfonds vragen om als arbeidsongeschikt te worden erkend met toepassing van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsuitkering ten voordele van zelfstandigen. Een van de erkenningsvoorwaarden is dat de zelfstandige elke activiteit die hij persoonlijk uitoefent, stopzet. De activiteit mag echter in zijn naam voortgezet worden (de zaak mag worden voortgezet door de kinderen, de activiteit mag voortgezet worden door de echtgenoot met de hulp van onderaannemers, enz.). Wanneer de ziekteperiode erkend wordt als een periode van arbeidsongeschiktheid of invaliditeit (na 1 jaar wordt de arbeidsongeschiktheid eventueel omgezet in invaliditeit, gecontroleerd door het RIZIV) : krijgt de zelfstandige arbeidsongeschiktheids- of de invaliditeitsuitkeringen (de eerste maand van arbeidsongeschiktheid wordt echter geen uitkering gestort); moet de zelfstandige sociale bijdragen aan zijn sociale verzekeringsfonds blijven storten en blijft hij onderworpen aan het sociaal statuut der zelfstandigen (tenzij hij zijn aansluiting laat schrappen); Deze erkenning waarvan de gegevens terug te vinden zijn in de elektronische gegevensstroom A020 - is een absolute voorwaarde opdat het RSVZ tevens een gelijkstelling wegens ziekte zou kunnen toekennen in het stelsel de zelfstandigen (zie punt 2). De gegevensstroom van de VI naar het RSVZ wordt verder besproken in de projectdocumentatie van het bericht A020. 2. Van de SVF en (RSVZ) naar de verzekeringsinstellingen: meedelen van de periodes waarvoor de zelfstandige een gelijkstelling ziekte heeft gekregen. De zelfstandige die als arbeidsongeschikt of invalide wordt erkend, kan via zijn sociaal verzekeringsfonds aan het RSVZ/dienst Verplichtingen vragen om die periode gelijk te stellen met een periode van beroepsactiviteit als zelfstandige. Dit gebeurt met toepassing van de bepalingen van artikel 14 van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen en het koninklijk besluit van 22 december 1967 (RGP), dat de gelijkstelling effectief regelt. De gelijkstelling kan verkregen worden indien er volledige stopzetting is van de zelfstandige activiteit: zowel in naam van de zelfstandige als door een tussenpersoon. (art. 28 3 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen). Tijdens de gelijkgestelde periode blijft de zelfstandige onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen en krijgt hij: verhoogde arbeidsongeschiktheids- of invaliditeitsuitkeringen; opschorting van de betaling van zijn sociale bedragen; behoud van zijn sociale rechten, dus ook van zijn pensioenrechten 10 Openbare instelling onder toezicht

Om het meedelen van deze beslissing inzake gelijkstelling ziekte aan de VI mogelijk te maken werd overeen gekomen om het bericht A301 aan te vullen met een extra zone die specificaties biedt over de gelijkstelling die de zelfstandige heeft gekregen. Op het moment dat het sociaal verzekeringsfonds aan het RSVZ meedeelt dat de sociale bijdragen effectief worden opgeschort (wat gebeurt door het wijzigen van de bijdragereeks naar de letter U) wordt dan een attest A301 aangemaakt waar de beslissing van het RSVZ inzake gelijkstelling zal ingevuld zijn. Deze extra gegevensstroom is feitengebonden, m.a.w. hij ontstaat wanneer het risico zich voordoet. Aldus beantwoordt hij wel degelijk aan een concrete behoefte: de VI dienen op de hoogte te zijn van dit feit gelijkstelling ziekte om (o.a.) verhoogde uitkeringen te kunnen uitbetalen. 11 Openbare instelling onder toezicht

2.2. De bestemmelingen van het elektronisch bericht of de instellingen die het opvolgingsbestand zullen consulteren. 2.2.1. De verzekeringsinstellingen (VI) De wettelijke basis wordt gevormd door het KB van 29 december 1997, Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. De verzekeringsinstellingen wensen het elektronisch bericht Begin en einde zelfstandigenactiviteit te gebruiken om de volgende rechten vast te stellen: 2.2.1.1. Vaststellen van (uitloop)rechten als persoon ten laste in de algemene regeling Wanneer de betrokkene tijdens de periode van behoud van recht de hoedanigheid van gerechtigde of van persoon ten laste van een zelfstandige verwerft dan wordt het recht beperkt tot het einde van het tweede kwartaal waarin hij die hoedanigheid verworven heeft. De VI dienen over het begin van de zelfstandige activiteit te beschikken om deze beperking te kunnen uitvoeren. De inhoud van artikel 127. Artikel 127 omschrijft het behoud van recht voor de persoon die de hoedanigheid van persoon ten laste verliezen. In de eerste alinea wordt als algemene regel gegeven dat een persoon ten laste die zijn hoedanigheid verliest verder geneeskundige verstrekkingen kan genieten tot 31 december van het jaar dat volgt op. In de tweede & derde alinea wordt een langere periode van behoud van recht voorzien voor de personen ten laste en de volle wezen van de algemene regeling en van de regeling der zelfstandigen die welomschreven studies hebben beëindigd of stopgezet en binnen een bepaalde termijn gerechtigde (loontrekkende of werkloze) worden. In de vierde alinea worden beperkingen voor dit behoud van recht voorzien. "Het behoud van het genot op verstrekkingen zoals dit in deze bepaling is voorzien, wordt slechts toegekend voor zover niet uit hoofde van een hoedanigheid van 12 Openbare instelling onder toezicht

gerechtigde als bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1 tot en met 12, 16 en 20 van de voormelde gecoördineerde wet," Dus niet 13 (Minder-valide), 14 (Student) of 15 (Gerechtigde ingeschreven in het Rijksregister ), (17, 18 en 19 zijn personen ten laste). "of uit hoofde van de hoedanigheid van persoon ten laste recht op verstrekkingen kan bestaan. Indien de in deze bepaling bedoelde persoon echter recht verkrijgt op geneeskundige verstrekkingen in de hoedanigheid van gerechtigde of rechthebbende als bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 tot de zelfstandigen en de leden van een kloostergemeenschap wordt verruimd, dan kan hij verder geneeskundige verstrekkingen genieten als bedoeld in artikel 34 van de gecoördineerde wet en die niet zijn voorzien in artikel 1 van het voornoemde koninklijk besluit van 29 december 1997 tot het einde van het tweede kwartaal na dat waarin hij de hoedanigheid van gerechtigde of van rechthebbende als bedoeld in artikel 4 van het vorenbedoeld koninklijk besluit van 29 december 1997 heeft verworven.» 2.2.1.2. Vaststellen van de uitlooprechten als gerechtigde in de algemene regeling Bij het verwerven van een hoedanigheid van rechthebbende als zelfstandige tijdens een periode van recht in de algemene regeling wordt het recht in de algemene regeling beperkt tot het einde van het tweede kwartaal volgend op het kwartaal waarin de hoedanigheid van rechthebbende zelfstandige verworven werd. Uitzonderingen: - Herwinnen van een hoedanigheid van gerechtigde in de algemene regeling. Wanneer de betrokkene vóór het einde van die periode van behoud van recht op de kleine risico's, een hoedanigheid van gerechtigde in de algemene regeling herwint, dan vervalt de beperking. De VI hebben bijgevolg ook de mededeling van het einde van de zelfstandige activiteit nodig. - Dubbele hoedanigheid. De beperking is niet van toepassing wanneer de betrokkene gelijktijdig een hoedanigheid van gerechtigde in de AR en een hoedanigheid van rechthebbende als zelfstandige heeft na het kwartaal waarin hij laatstgenoemde hoedanigheid van rechthebbende heeft verworven. De VI hebben bijgevolg ook de mededeling van het einde van de zelfstandige activiteit nodig. 13 Openbare instelling onder toezicht

Artikel 131 van het koninklijk van 3 juli 1996. Dit artikel stelt in paragraaf twee dat wanneer iemand een recht heeft op basis van een hoedanigheid van gerechtigde in de algemene regeling en een recht verwerft als rechthebbende in de regeling der zelfstandigen, het recht op de kleine risico's in de algemene regeling beperkt wordt. De beperking van het recht moet evenwel niet in alle gevallen worden toegepast: Indien de betrokkene voor het einde van dit beperkte behoud van recht opnieuw een hoedanigheid verwerft van gerechtigde in de zin van artikel 32 wordt de beperking niet toegepast. De beperking van het recht moet ook niet worden toegepast in de volgende situatie: zolang de (betrokkene) gelijktijdig een hoedanigheid van gerechtigde (Algemene Regeling) en een hoedanigheid van rechthebbende (Zelfstandige ) heeft na het kwartaal waarin hij zelfstandige werd. 2.2.1.3. Vaststellen van de intrederechten in de algemene regeling (artikel 131, 1). Wanneer de zelfstandige activiteit stopgezet wordt en/of een activiteit als loontrekkende aangevat wordt dienen de verplichtingen bepaald te worden die de zelfstandige moet vervullen om een recht te verwerven in de algemene regeling (bijdragebetaling). 2.2.1.4. Vaststellen van de rechten als persoon ten laste in de algemene regeling Het kind persoon ten laste in de algemene regeling verliest de hoedanigheid van kind persoon ten laste indien hij een hoofdactiviteit als zelfstandige aanvat. De VI dienen daarom de aard van de onderwerping en de wijziging van de aard van onderwerping aan het zelfstandig statuut te kennen. Artikel 124, 1, Als persoon ten laste kan evenwel niet worden beschouwd: 4 het kind dat de hoedanigheid van persoon ten laste heeft als bedoeld in artikel 123, 3, en dat een activiteit als zelfstandige aanvat waarvoor bijdragen verschuldigd zijn overeenkomstig artikel 12, 1 van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; de hoedanigheid van persoon ten laste wordt het kind ontnomen op de datum waarop de onderwerping aan het sociaal statuut uitwerking heeft. 2.2.1.5. Vaststellen van de rechten inzake uitkeringen 14 Openbare instelling onder toezicht

De VI beroepen zich op het KB van 30/7/1964 art 8, 1ste lid en KB van 20/7/1971 art 5 1 om de uitgebreide A301 (zie verder) te mogen ontvangen van de sector zelfstandigen. Het gaat ook over de gerechtigden bedoeld bij artikel 4,2 van het KB van 29 december 1997, met name de zelfstandigen die, in de voorwaarden gesteld krachtens de wetgeving betreffende het rust-en overlevingspensioen der zelfstandigen, hun beroepsbezigheid hebben onderbroken wegens ziekte of invaliditeit en als zodanig hun rechten vrijwaren bij toepassing van diezelfde wetgeving. Zij krijgen een hogere invaliditeitsuitkering in toepassing van artikel 10 van het K.B. van 20 juli 1971. Het is de beslissing van de RSVZ inzake gelijkstelling wegens ziekte dat bewijskracht heeft. Tenslotte hebben de verzekeringsinstellingen de consultatie van het Opvolgingsbestand nodig voor het goed beheer van de verwerking van de elektronische berichten, maar ook met het oog op het verlenen van gefundeerd advies aan de sociaal verzekerden ingeval van problemen. 2.2.2. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering 2.2.2.1. Administratieve controle Het elektronisch bericht Begin en einde zelfstandigenactiviteit moet het RIZIV toelaten haar verplichtingen, opgelegd bij artikel 159 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 te kunnen nakomen. In toepassing van dit artikel is de Dienst ermee belast in te staan voor de administratieve controle op de prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging, de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering alsook voor de administratieve controle op het inachtnemen van de bepalingen van deze gecoördineerde wet en van haar uitvoeringsbesluiten. Het RIZIV meent dan ook dat het alle waarden in de bijdragereeks mag ontvangen. Het bericht in verband met de begin- en einddatum van de zelfstandigenactiviteit moet het mogelijk maken na te gaan of de zelfstandige verstrekkingen die werden verleend aan de gerechtigden die van hoedanigheid veranderen correct werden terugbetaald door de verzekeringsinstellingen. Het RIZIV zal in een eerste fase geen permanente gegevensstroom verwerken, maar het zal wel het opvolgingsbestand bij het RSVZ consulteren. 15 Openbare instelling onder toezicht

2.2.3. De FOD Sociale Zekerheid, Uitkeringen aan Gehandicapten 2.2.3.1. Onderzoek van het inkomen en reeds toegekende rechten herzien Gezien de tegemoetkomingen aan gehandicapten toegekend worden na een onderzoek van het inkomen (artikel 7 van de wet van 27.02.1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten) is de in deze gegevensstroom verwerkte informatie belangrijk voor de correcte vaststelling van het recht. Zo zal de informatie betreffende het aanvatten van een beroepsactiviteit als zelfstandige het mogelijk maken de reeds toegekende rechten tijdig te herzien in toepassing van art. 10 van hogervermelde wet zodat onverschuldigde betalingen meestal kunnen vermeden worden. Hierbij moet ook worden verwezen naar de bepalingen van art. 21 en 23 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en integratietegemoetkoming, waarbij de regels worden vastgelegd inzake herziening van de verleende tegemoetkomingen. Anderzijds zal het meedelen van het einde van een activiteit eveneens belangrijk zijn bij het onderzoek naar het inkomen en laat het de dienst toe de gehandicapte te informeren over te vervullen formaliteiten om zijn rechten te vrijwaren. De dienst wenst ook het opvolgingsbestand te consulteren. De FOD wenst niet de uitgebreide A301 te ontvangen of te consulteren 2. 2.2.4. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers en de kinderbijslagkassen 2.2.4.1. Vaststelling van het prioritair stelsel Dankzij het attest kan worden bepaald welk stelsel prioritair is: dat van de loontrekkenden of dat van de zelfstandigen. Er is een verbod van cumul tussen de twee stelsels. Toepassing van de artikelen 59 en 60 van de gecoördineerde wetten m.b.t. de kinderbijslag van de werknemers. Bijvoorbeeld ook in het geval van gewaarborgde kinderbijslag die vervangen wordt door recht op kinderbijslag in de zelfstandigenregeling. 2.2.4.2. Vaststelling van het moment waarop een persoon overgaat van één stelsel naar een ander Rekening houdend met het feit dat in de werknemersregeling wordt gewerkt met trimesters (artikel 54 van de gecoördineerde wetten), laat het attest toe te bepalen wanneer er moet worden overgeschakeld. 2 D.w.z. de variante zonder de zones Beslissing RSVZ inzake gelijkstelling en Identificatienummer sociaal verzekeringsfonds 16 Openbare instelling onder toezicht

2.2.4.3. Aanduiding van het kinderbijslagfonds belast met de storting van de kinderbijslag Overeenkomstig de beschikkingen van het koninklijk besluit van 25 april 1997 m.b.t. de uitvoering van art. 71, 1bis van de gecoördineerde wetten. 2.2.4.4. Vaststelling van de hoedanigheid van rechthebbende met personen ten laste M.b.t. de beroepsactiviteit van de partner van deze laatste (echtgenoot/exechtgenoot/bijzit) overeenkomstig de beschikkingen van het koninklijk besluit van 12 april 1984 m.b.t. de uitvoering van de artikelen 42bis en 56, 2 van de gecoördineerde wetten. 2.2.4.5. Voorkomen van cumul Het werk van een leerjongen, student of kind dat een verhandeling bij het einde van de hogere studiën voorbereidt, of van de werkzoekende respectievelijk bedoeld in de artikelen 62, 3, 4, en 5 van de gecoördineerde wetten. De duur of de vergoeding van een leerjongen, student of kind dat een eindwerk van hogere studies maakt, of van een werkzoekende respectievelijk voorzien in de artikelen 62, 3, 4 en 5 van de gecoördineerde wetten, kan een beletsel vormen voor de toekenning van kinderbijslag in toepassing van de koninklijke besluiten van 6 maart 1979 voor leerjongens, van 30 december 1975 voor studenten, van 16 februari 1968 voor kinderen die een eindwerk voorbereiden in het hoger onderwijs en van 12 augustus 1985 voor de werkzoekenden. 2.2.4.6. Stopzetting van betalen van kinderbijslag Voorbeeld in het geval van een kind van een zelfstandige dat zelf zelfstandige wordt. De RKW is eveneens geïnteresseerd in de consultatie van het opvolgingsbestand omdat deze consultatie het terugvinden mogelijk maakt van elektronische berichten die ze eventueel niet zouden ontvangen hebben. 2.2.4.7. Argumentatie voor het ontvangen van de uitgebreide A301 3. Vanuit wettelijk standpunt zijn het de artikelen 59, 60 3 en 71 3 van de gecoördineerde wetten m.b.t. de kinderbijslag voor werknemers die de basis vormen voor de aanvraag. 3 Zones: beslissing RSVZ inzake gelijkstelling plus identificatienummer SVF 17 Openbare instelling onder toezicht

Wat betreft de noodzaak voor het kennen van de benaming (eventueel het identificatienummer) van het Sociaal verzekeringsfonds, om tussen te komen en eventueel een attest van rechthebbende te kunnen aanvragen of verzenden, wordt verwezen naar twee onderrichtingen van de RKW meer bepaald de omzendbrief II/C/996/25/DF van 4 juni 2002 en deze met referentie CO 1348/DF/BH van 11 februari 2004. Wanneer er een prioritair recht wordt geopend binnen één van de sectoren (zelfstandigen of werknemers) moet er reglementair een gegevensuitwisseling tot stand komen op basis van een gestandaardiseerd brevet van rechthebbende. Het spreekt dus vanzelf dat alle interveniërende partijen, van welke sector ook weet moeten hebben van welk organisme, kas of instelling aan wie de informatie moet worden gevraagd of verzonden. Tenslotte wijst de RKW ook op het Ministerieel besluit van 26 juni 2002 m.b.t. het gebruik van documenten, certificaten of brevetten voorzien in artikel 71, 3, van de gecoördineerde wetten m.b.t. de kinderbijslag voor werknemers. 2.2.5. De FOD Financiën, Administratie der Pensioenen 2.2.5.1. Voorkomen van cumul De FOD Financiën zal het elektronisch bericht Begin en einde zelfstandigenactiviteit benutten : - in het kader van de toepassing van de wet van 5 april 1994 m.b.t. de cumul van overheidspensioenen met inkomsten afkomstig van de uitoefening van een professionele activiteit of van een vervangingsinkomen. - m.b.t. de artikelen 120 en verder van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale bepalingen en diverse bepalingen en meer bepaald artikel 125, 2 dat bepaalt dat het verleende supplement op het gewaarborgd minimum aan een gehuwde gepensioneerde wordt verminderd met het bedrag van de inkomsten voortvloeiend uit een beroepsactiviteit van de echtgeno(o)te. 2.2.6. De OCMW s via de POD Maatschappelijke Integratie (SmalS-MvM) 2.2.6.1. Voorkomen van cumul met bestaansminimum/leefloon of maatschappelijke dienstverlening/eventueel terugvordering van de sociaal verzekerde De OCMW s staan in voor de toekenning van het recht op bestaansminimum 4. Daarnaast staan zij in voor de organisatie van de maatschappelijke 4 Wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op bestaansminimum. 18 Openbare instelling onder toezicht

dienstverlening 5. Het bestaansminimum geldt als kroonstuk van het bijstandsstelsel in de sociale zekerheid. Het kent uitkeringen toe aan personen die geen toereikende bestaansmiddelen hebben en die niet in staat zijn deze zelf te verwerven. Gerechtigden op bestaansminimum moeten eerst hun aanspraken laten gelden op andere sociale uitkeringen. Om gerechtigd te zijn op een bestaansminimum, moet men onvoldoende bestaansmiddelen hebben. Enkel de op het moment van de aanvraag werkelijk beschikbare inkomsten mogen in rekening gebracht worden. Als de aanvrager principieel wel recht heeft op bepaalde inkomsten, maar er tijdelijk niet over beschikt, verhindert dit zijn recht op bestaansminimum niet. De uitgekeerde bedragen zullen dan voorschotten zijn, die achteraf kunnen worden teruggevorderd. Concreet verwijzen de OCMW s naar art. 60 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 6 m.b.t. de OCMW s en naar art. 12 van de wet van 7 augustus 1974 op het bestaansminimum 7. Er wordt hier op gewezen dat de OCMW s het elektronisch bericht zullen ontvangen en verwerken hetzij via gestructureerde berichten die ze dan zelf dienen te implementeren (testen, integreren in de eigen toepassingen ), hetzij via webbrowser waarbij door het Ministerie van Sociale Zaken (SmalS-MvM) centraal een toepassing zal worden ontwikkeld die het OCMW zal mogelijk 5 Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. 6 Wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (B.S. van 5.8.1976, err. B.S. 26.XI.1976) Art. 60 1 bepaalt: De tussenkomst van het centrum is, zo nodig, voorafgegaan van een sociaal onderzoek dat besluit met een nauwkeurige diagnose nopens het bestaan en de omvang van de behoefte aan dienstverlening en de meest passende middelen voorstelt om daarin te voorzien. De betrokkene is ertoe gehouden elke nuttige inlichting nopens zijn toestand te geven, alsmede het centrum op de hoogte te brengen van elk nieuw gegeven dat een weerslag kan hebben op de hulp die hem werd verleend. ( ) 7 Wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum (B.S. 18.9.1974) Art. 12. Wanneer een persoon de beschikking krijgt over inkomsten krachtens rechten die hij bezat tijdens de periode waarvoor hem een bestaansminimum werd uitbetaald, [vordert het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de door hem uitbetaalde sommen terug] tot beloop van het bedrag waarvoor die inkomsten bij de berekening van het uitbetaalde bestaansminimum in aanmerking hadden moeten worden genomen indien de betrokkene er te dien tijde reeds de beschikking over zou gehad hebben. (K.B. 8.XI.1988) In afwijking van artikel 1410 van het Gerechtelijk Wetboek, [treedt het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van rechtswege en tot beloop van het in het eerste lid bedoelde bedrag in de rechten] die de begunstigde op de hiervoren bedoelde inkomsten, kan doen gelden. 19 Openbare instelling onder toezicht

maken om via een aansluiting op het netwerk van PubliLink de berichten aan het scherm op te roepen en te consulteren. 2.2.7. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de uitbetalingsinstellingen 2.2.7.1. De RVA - Voorkomen van cumul met Loopbaanonderbrekingsuitkeringen : Het attest Begin en einde zelfstandigenactiviteit geeft aan de RVA een signaal wanneer een persoon in loopbaanonderbreking een zelfstandigenactiviteit begint. Dit signaal laat de Rijksdienst toe de loopbaanonderbreker te contacteren zodat de uitkeringen tijdig kunnen worden stopgezet waardoor een terugvordering wordt vermeden. De cumulatie van een uitkering loopbaanonderbreking bij vermindering van prestaties met een zelfstandige activiteit is niet toegestaan. Wordt een zelfstandige activiteit aangevat tijdens de periode van vermindering van prestaties dan gaat het recht verloren. Bij een volledige onderbreking is, uitgezonderd bij de Rechterlijke Orde, cumulatie wel mogelijk maar die wordt beperkt tot het eerste jaar van de loopbaanonderbreking. Vanaf het tweede jaar is de sociaal verzekerde in loopbaanonderbreking zonder recht op uitkeringen. Om de wetgeving loopbaanonderbreking correct te kunnen toepassen moet de persoon die in loopbaanonderbreking gaat of zijn prestaties vermindert, aan de RVA meedelen dat hij een zelfstandige activiteit uitoefent. De gegevens betreffende de bijdragereeks betekenen voor de RVA een bijkomende informatie die van nut kan zijn op het ogenblik dat een sociaal verzekerde wordt aangeschreven of voor een gesprek wordt uitgenodigd, indien wordt vastgesteld dat hij ten onrechte uitkeringen heeft ontvangen of zou kunnen ontvangen. Zolang het ARZA-bestand niet toegankelijk is heeft de wijziging in deze stroom voor de RVA een belangrijke meerwaarde. Immers voor iedere persoon gekend bij de RSVZ brengt de verandering van bijdragereeks een gegevensstroom A301 opgang. Dit impliceert dat de RVA in de toekomst in meer gevallen dan voorheen op de hoogte zal worden gebracht van het bestaan van een zelfstandige activiteit. 20 Openbare instelling onder toezicht

Wettelijke basis: - K.B. van 02/01/1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen (= privé-sector en de plaatselijke en provinciale besturen) Artikel 14 en 14bis - K.B. van 28/02/1991 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en de andere diensten van de ministeries Artikel 5 - K.B. van 19/11/1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen Artikel 122 - K.B. van 07/04/1995 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de statutaire personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21/03/1991 beheersautonomie verkregen hebben Artikel 8 - K.B. van 12/08/1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medische-sociale centra Artikel 6 - K.B. van 27/02/1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan voor de personeelsleden van de Rechterlijke orde Artikel 8 - K.B. van 27/11/1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan voor de leden van het administratief, gespecialiseerd, meester-, vak- en dienstpersoneel van de universiteiten Artikel 10 Aansluitend bij de aanpassing van dit project omwille van de toevoeging van bijdragereeks is de volgende aanpassing aan de wettelijke basis gewenst: - Het stelsel van de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet wordt geregeld door de Herstelwet van 22.01.1985, Hoofdstuk IV - Het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking (zie uitvoerings-kb's in toepassing van artikel 100, 101 en 101 bis). Wordt toegevoegd en/of vervangen : - KB van 07.05.1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen (artikel 23) ; - KB van 12.12.2001 tot uitvoering van Hoofdstuk IV van de wet van 10.08.2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en 21 Openbare instelling onder toezicht

vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking (artikel 8) ; - Het KB van 27.02.1992 betreffende rechterlijke orde is vervangen door het KB van 16.03.2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan ; - Het KB van 07.04.1995 betreffende de overheidsbedrijven is vervangen door het KB van 18.06.2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21.03.1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven beheersautonomie verkregen hebben (artikel 17). Binnen de werkloosheidsreglementering is ondertussen het artikel 50 van het KB van 25.11.1991 opgeheven. Dit artikel vereiste dat een werkloze onmiddellijk aangifte deed van de samenwoonst met iemand die een zelfstandige activiteit uitoefent. De machtiging wordt voorlopig niet aangevraagd met betrekking tot de werknemers (zelfstandigen) die werkloos zijn. De situatie zal binnen de sector opnieuw worden bekeken van zodra het ARZA-bestand open wordt gesteld. Dus wel machtiging gegevensstroom A301 voor de RVA m.b.t. de loopbaanonderbreking en het tijdskrediet, niet voor de RVA en de uitbetalingsinstellingen wat betreft de werkloosheidsuitkeringen. 2.2.7.2. De RVA en de uitbetalingsinstellingen - werkloosheidsverzekering : Het attest Begin en einde zelfstandigenactiviteit kan op termijn misschien nuttig zijn om de niet-toegelaten cumulatie met werkloosheidsuitkeringen te voorkomen. De filosofie van het attest (=signaalfunctie en relatieve waarde) samen met het opheffen van de sanctionerende bepalingen in de werkloosheidsreglementering, vereist belangrijke reglementaire aanpassingen. Deze aanpassingen mogen niet overhaast gebeuren en vragen overleg binnen de sector en met de bevoegde minister. De uitbetalingsinstellingen zullen zich daarom pas bij deze stroom aansluiten van zodra de eigen reglementering toelaat de doelstellingen vooropgesteld door het RSVZ (namelijk preventief optreden i.p.v. repressief) na te leven. Eind 2003 vroeg de RVA het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid de verleende machtiging Nr. 00/014 van 01.02.2000 uit te breiden voor de sociaal verzekerden die gerechtigd zijn op werkloosheidsuitkeringen of werkloosheidsuitkeringen in het kader van het brugpensioen. Het betreft hier de personen die in het verwijzingsrepertorium van de sector bij de Kruispuntbank geïntegreerd zijn met de hoedanigheidscode 001. 22 Openbare instelling onder toezicht

Werklozen en bruggepensioneerden die een zelfstandige activiteit uitoefenen of aanvatten, dienen dit mee te delen aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Dit feit is immers bepalend voor het recht op uitkeringen of het bedrag van de uitkering. Indien de werkloze of de bruggepensioneerde niet tijdig meedeelt dat hij een zelfstandige activiteit aanvat of uitoefent, heeft dit de terugvordering van de ten onrechte ontvangen uitkeringen tot gevolg. Ontvangt de Rijksdienst dit gegeven via het bericht A301, dan kan in de gevallen waarbij de sociaal verzekerde vergeten of nagelaten heeft dit tijdig aan de RVA mee te delen, de terugvordering in tijd en omvang worden beperkt. Uit de inhoud van het ontvangen bericht A301 worden geen automatisch conclusies getrokken met betrekking tot het recht op uitkeringen van de sociaal verzekerde. De inhoud van het bericht heeft op eerste plaats een signaalwaarde. Over het recht wordt pas een uitspraak gedaan nadat de betrokkene werd gehoord. De wettelijke basis hiervoor is: In principe is de cumulatie van werkloosheidsuitkeringen en uitkeringen als bruggepensioneerde met een zelfstandige activiteit niet mogelijk, behoudens de uitzonderingen bij KB bepaald. Wettelijke basis : Artikel. 7 van de Besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. Het uitvoerend KB van 25.11.1991 houdende de werkloosheidsreglementering : - artikel 44 (principe : slechts recht op uitkeringen indien zonder arbeid en zonder loon) - artikel 45 (uitwerking principe artikel 44 : zonder arbeid) - artikel 134 3 (de werkloze is verplicht aan de RVA elke wijziging van de gegevens mee te delen die noodzakelijk zijn voor het beheren van het dossier) Artikel 2 1 van het KB van 07.12.1992 betreffende de toekenning van werkloosheids-uitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen. Bij beraadslaging Nr. 03/105 van 2 december 2003 verleende het Sectoraal Comité inderdaad een machtiging aan de RVA. Om de zones Beslissing RSVZ en Identificatienummer Sociaal verzekeringsfonds te mogen ontvangen, verwijst de RVA naar de hogervermelde reglementering. 23 Openbare instelling onder toezicht

Voor het ontvangen van de uitgebreide A301 (met de zones Beslissing RSVZ en Identificatienummer Sociaal verzekeringsfonds verwijst de RVA naar de reeds meegedeelde wettelijke basis. 24 Openbare instelling onder toezicht

3. WAARDE VAN DE INFORMATIE DIE DOOR HET RSVZ VIA HET ELEKTRONISCH BERICHT ZAL WORDEN VERSTUURD. Het elektronisch bericht waarvan sprake in dit document, gaf aanvankelijk enkel aan dat betrokkene een zelfstandige activiteit, in de zin van het K.B. nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, is begonnen of heeft stopgezet. Naderhand werd dit bericht uitgebreid met: - wijzigingen in de bijdragereeks (bijvoorbeeld van hoofd- naar bijberoep); - beslissingen RSVZ inzake gelijkstelling. Artikel 3 van bovenvermeld besluit definieert het begrip zelfstandige als volgt: Dit besluit verstaat onder zelfstandige ieder natuurlijk persoon, die in België een beroepsbezigheid uitoefent uit hoofde waarvan hij niet door een arbeidsovereenkomst of door een statuut verbonden is. Op deze algemene regel bestaan echter een hele reeks uitzonderingsbepalingen. Deze definitie verschilt ook in belangrijke mate van de begrippen welke bijvoorbeeld gehanteerd worden door het Ministerie van Financiën. Bovendien betekent het feit dat iemand zich aansluit als zelfstandige niet automatisch dat hij uit deze activiteit ook inkomsten zal verwerven. Pas drie jaar na de aansluiting als zelfstandige zal kunnen vastgesteld worden welke inkomsten betrokkene in hoofde van deze beroepsactiviteit heeft verworven. In dit verband moet er ook op gewezen worden, dat in het geval van de uitoefening van een zelfstandige activiteit in bijberoep of als gepensioneerde, betrokkenen vaak geen of slechts zeer beperkte inkomsten genieten uit hoofde van deze activiteit (ongeveer 75% van deze personen is zelf niet bijdrageplichtig in het stelsel van de zelfstandigen). Tevens dient rekening gehouden te worden met het feit dat in het merendeel van de gevallen het vrijwillige aansluitingen betreft. Betrokkenen kunnen zich vrijwillig aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen ten vroegste zes maanden voor de aanvang van de activiteit en ten laatste negentig dagen na de aanvang van hun beroepsactiviteit. Het is niet uitzonderlijk dat betrokkenen de eerste maal dat zij het vervaldagbericht tot betaling van hun bijdragen krijgen, meedelen dat zij de betreffende activiteit uiteindelijk niet zijn begonnen. Ook is het mogelijk dat de betreffende aansluiting, bijvoorbeeld na een onderzoek door de dienst verzekeringsplicht, wordt geschrapt, laattijdig wordt gerealiseerd, of de ingang- of stopzettingdatum ervan wordt gewijzigd. Al deze elementen leiden ertoe dat aan dit attest enkel een signaalwaarde kan worden toegemeten, die de ontvangers van het attest moet toelaten om betrokkene op de hoogte te brengen van zijn rechten en plichten. De verzekeringsorganismen zullen het attest echter wel gebruiken om rechten toe te kennen (zie hoger). 25 Openbare instelling onder toezicht

Het is evenmin mogelijk eenduidige conclusies inzake de reële bijdragebetaling uit het bericht af te leiden. De gegevens die in het Arza-bestand geregistreerd worden hebben alleen betrekking op de verzekeringsplicht; niet op de bijdragebetaling. Niettegenstaande dit attest dus slechts een signaalwaarde betreft, behalve voor de ziekenfondsen, is het toch belangrijk. Het laat immers toe preventief op te treden i.p.v. repressief op het ogenblik dat wordt vastgesteld dat er mogelijks inkomsten als zelfstandige verworven werden. Tenslotte moet dit attest toelaten op termijn alle meldingsplichten bij andere instellingen van de sociale zekerheid in geval van begin of einde van een zelfstandige activiteit af te schaffen en aldus te komen tot een vereenvoudiging van de in dit verband opgelegde administratieve verplichtingen. Tot besluit dient er op gewezen dat het RSVZ in het merendeel van de gevallen over niet meer gegevens beschikt dan deze welke worden doorgestuurd. Het heeft dan ook geen enkele zin het RSVZ, naar aanleiding van het doorsturen van een attest, bijkomende vragen te stellen. Inhoud van de stroom In een eerste fase (december 2000 najaar 2002) beperkte deze stroom zich tot het meedelen van gegevens in verband met de periode van aansluiting bij een Sociaal verzekeringsfonds voor Zelfstandigen. Het is de registratie van deze aansluiting (eerste vestiging als zelfstandige of een herneming van een beroepsactiviteit als zelfstandige na minimaal één kwartaal onderbreking) die doorgestuurd wordt naar de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Ook de datum van de stopzetting (schrapping bij het Sociaal verzekeringsfonds) wordt via deze stroom meegedeeld. In de tweede fase, vanaf einde januari 2003, wordt het concept - zoals oorspronkelijk voorzien - volledig in productie genomen. Naast de melding van begin en einde van een zelfstandige activiteit wordt nu ook een wijziging van de bijdragereeks tijdens een periode van zelfstandige activiteit via dezelfde stroom meegedeeld. Er dient nog opgemerkt te worden dat voor de periodes van gelijkstelling en voortgezette verzekering er geen aparte begin- of einddatum zal worden doorgestuurd. Deze periodes zijn als dusdanig volledig opgenomen in de meegedeelde aansluitingsperiode. De persoon behoudt voor deze periodes namelijk het statuut van zelfstandige, met de daaraan verbonden rechten en plichten. In principe zijn deze periodes wél terug te vinden in een wijziging van de bijdragereeks. 26 Openbare instelling onder toezicht