GLUREN BIJ DE BUREN. Bestrijding van thuisloosheid Lessen uit Amsterdam



Vergelijkbare documenten
Housing First. Housing First juli 2013 Pag. 1 van 5. Wat is Housing First?

Preventie van uithuiszetting : een evaluatie van de CAW praktijk. Danny Lescrauwaet

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN RESOLUTIE. van mevrouw Ria Van Den Heuvel en de heren Jan Roegiers, Carlo Daelman en Koen Helsen

Stop thuisloosheid. Europese strategieën tegen thuisloosheid. Danny Lescrauwaet

De moeilijke oversteek. Wonen na een verblijf in bijzondere jeugdzorg, gevangenis en psychiatrie.

Begeleid Wonen. Maatschappelijke opvang en aanpak huiselijk geweld

Plan van Aanpak Maatschappelijke VAN DE STRAAT NAAR EEN THUIS

Plan van Aanpak Maatschappelijke VAN DE STRAAT NAAR EEN THUIS

BEGELEIDINGS EN OPVANGMOGELIJKHEDEN VOOR DAK- EN THUISLOZEN 29 april Véronique Vancoppenolle

Inhoudsopgave Beginpagina...1 Vragenlijst...2 Afsluitende pagina...7

Kracht.wonen Geïntegreerde zorg aan dak- en thuislozen streekforum zorg oktober Titeltekst

Synthese en strategische analyse nulmeting dak-en thuisloosheid

1. Situering. Hierbij worden volgende voorwaarden opgelegd:

Wat maakt een doorgangswoning tot een specifiek model binnen de OCMW - hulpverlening?

Wmo beleidsplan Maatschappelijke Zorg Centrumgemeenteregio Zuid-Holland Zuid

De strijd tegen dakloosheid. woongericht, intersectoraal en aanklampend

Studienamiddag Anders wonen in de toekomst? Sessie 2: Wonen aan de onderkant van de woonladder Spreker: Lotte Van Ranst, projectmedewerker dak-en

Opmerkingen en onderzoeksuggesties vanuit de discussiegroepen symposium 16/10/2013 nav de tabellen over huisuitzettingen

Balanceren tussen hoop en wanhoop

Hoe doen andere Europese landen het? Danny Lescrauwaet

Inhoudsopgave Beginpagina...1 Vragenlijst...2 Afsluitende pagina...8

Maatschappelijke opvang: trends en ontwikkelingen Verdiepingssessie Stedelijk Kompas Gemeente Eindhoven 31 maart 2015 Mathijs Tuynman

B&W. Advies. Noodopvang en woningen bijzondere doelgroepen. Zoetermeer steeds ondernemend. \u,/.,;/ 9P..\9\.\ Zocx C?.3-.l.l.--2:c.

Bijlage 1. Afwegingskader ZRM Wonen en zorg

7. PREVENTIE VAN UITHUISZETTING

HANDREIKING. Landelijke toegankelijkheid in de maatschappelijke opvang

Landelijke toegang maatschappelijke opvang

Programma LSB Bijsturingen na tussentijdse evaluatie 4 speerpunten LSB als lerend netwerk

IrisZorg. verslavingszorg. en maatschappelijke opvang. dicht bij mensen, ver in zorg

BULLETIN VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN VRAGENUURTJE VAN MEI /008 Proefproject Housing First 05/2013

Initiatiefvoorstel. Mede gezien de bestuurlijke reactie op het initiatiefvoorstel en de behandeling in de raadscommissie voor Zorg en Sport;

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 31 oktober 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

METINGEN 2014, 2015 EN Monitor opvang Enschede. A. Kruize. B. Bieleman

Opendeur bij SSeGA. opendeur bij SSeGA

Zelfstandigheidstraining. voor Jongeren. Maatschappelijke opvang en aanpak huiselijk geweld

Housing First: eerst een huis, dan de zorg. Een nieuw thuis na een zwervend bestaan

Integraal samenwerken om de behandelingskloof te bestrijden

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 5 september 2017 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

1. Inleiding. 2. Doelen en uitgangpunten van het gemeentebestuur

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf

M.Honig Coördinator Housing First Eindhoven

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Roeien met te korte riemen

Symposium woondag 6/12

Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht

Externe brochure : toelichting

Een stap verder in forensische en intensieve zorg

Datum 8 mei 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het bericht dat de politie steeds vaker te maken krijgt met verwarde en overspannen mensen

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN (050)

Handreiking Landelijke toegang maatschappelijke opvang

DE VIJF FUNCTIES BINNEN HET VERNIEUWDE MODEL GEESTELIJKE GEZONDHEID

Voor mensen die niet bestaan, maar er wel zijn.

M E M O. Aan : Commissie Samenleving Van : Eveline Tijmstra en Harry Rotgans. Datum : 20 oktober 2016 Onderwerp : Verwarde personen.

Het zou het beste zijn als maatschappelijke steunsystemen georganiseerd werden door de gemeente.

Kader subsidieaanvragen OGGZ 2018

METINGEN 2014 EN Monitor opvang Enschede. A. Kruize. B. Bieleman

Beschermd thuis wonen en opvang in de regio Utrecht

Studiedag. Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk. 27 november 2017

Mentrum SAMEN WERKEN AAN HERSTEL EN EEN WAARDEVOL LEVEN. Onderdeel van Arkin

SAM TREFDAG UITHUISZETTING. Workshop - Meldpunt voorkomen uithuiszetting

We onderscheiden drie vormen van woonbegeleiding: begeleid wonen beschermd wonen 24-uurszorg

VERBETERPLAN MAATSCHAPPELIJKE OPVANG, VERSLAVINGSZORG EN OPENBARE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

CO 15/02 Dak- en thuisloosheid in Vlaanderen

Traverse! Thuis in opvang & begeleiding. Stichting Maatschappelijke Opvang Midden-Brabant

Overlastgevende en verwarde personen Overlastgevende en verwarde personen 1

Onderwerp Dekking coalitieakkoord 2014 vanuit maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid

Recht op wonen én zorg voor iedereen?

MAATSCHAPPELIJKE OPVANG EN BESCHERMD WONEN IN DE REGIO OOST-VELUWE

1. Onderwerp Regionale afspraken vermindering en versnelde uitstroom Maatschappelijke opvang en bekostiging Gebouw C

Op 7 juni 2018 vindt het Algemeen overleg over de staat van de volkshuisvesting plaats. Ik hoop dat u onderstaande input wilt meenemen in uw bijdrage.

Monitor begeleid wonen Twente 2012

Team Bemoeizorg Wageningen. Tientallen hulpvragen, twee organisaties, één meldpunt

Wij bieden jongeren een nieuwe start

Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg

Regionaal Crisisnetwerk Zuid-West-Vlaanderen. Titeltekst

Wij verwachten gemiddeld 3 tot 5 'Catch 22' situaties per jaar in de gemeente Woerden die opgevangen kunnen worden door de 'Catch 22 aanpak'.

Dak- en thuisloosheid bij jongeren

Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching. Beschrijving

Vreemdelingenbeleid Amsterdam

Uw kenmerk. Onderwerp: Navolging onderzoek Maatschappelijke opvang reactie plan van aanpak college

PARTICIPATIERAADHAARLEM

ACTIEPLAN VERBORGEN VROUWEN

Forensisch Beschermd Wonen Het Hoogeland. informatie voor verwijzers

Aanpak: Interventieteam Gezinnen. Beschrijving

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen

Aanmelden Singelzicht

Programmabegroting

Raadsinformatiebrief Nr. :

Garanties voor hulpcontinuïteit in de overgang naar meerderjarigheid

Beloftevolle aanpak dakloosheid Eerst het huis, de rest komt later

OMGEKEERDE UITVOERINGSIMPULS. Donutdocument briefadressen

DRAAIBOEK REGIONALE SAMENWERKING KRACHT.WONEN. September 2017

Taskforce Wonen bundelt krachten voor woonnoden van kwetsbare groepen

Ontwikkelingen maatschappelijke opvang in Weert. Raadsinformatiebijeenkomst 4 september 2013

Achtergrondinformatie Groen Verbindt

Zwerfjongeren in Nederland: een heldere definitie

IVO onderzoek: Zorg voor zwerfjongeren met ernstige problematiek in Rotterdam. Van onderzoek naar praktijk

Historiek en vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg

Ambitie: de doelgroep maatschappelijke zorg woont passend en zo zelfstandig mogelijk, heeft passende ondersteuning en participeert naar vermogen.

Bijlage 11: Stellingen voor focusgroepen activering. Thema s voor de focusgroepen activering

Transcriptie:

GLUREN BIJ DE BUREN Bestrijding van thuisloosheid Lessen uit Amsterdam EVELIEN DEMAERSCHALK EN KOEN HERMANS Het Nederlandse beleid kan niet zo maar gekopieerd worden naar Vlaanderen maar bevat toch heel wat leerpunten. Steden worden geconfronteerd met dak- en thuislozen. Volgens Féantsa, de Europese federatie van organisaties die met daklozen werken, zouden in België naar schatting 17.000 mensen dak- of thuisloos zijn. Er ligt dus nog heel wat werk op de plank om die problematiek te bestrijden. De uitwisseling van ervaringen op dat terrein kunnen daarbij helpen. Op vraag van lokale Europese overheden begeleidde Féantsa in 2009 de opstart van Habitact. Dit is een forum waar Europese steden informatie over hun thuislozenzorg kunnen uitwisselen. Vertegenwoordigers van Europese steden komen samen om goede praktijken te delen en van elkaar te leren over de beste manier om dak- en thuisloosheid te bestrijden op lokaal niveau. In maart 2010 nodigde de stad Amsterdam Habitact en enkele Europese steden uit om strategieën voor te stellen en uit te wisselen. Ter voorbereiding van deze meeting beschreven we het Amsterdamse beleid. Vanuit een Vlaamse context kunnen we veel leren over deze strategie ter bestrijding van thuisloosheid die zowel een nationale als lokale component heeft. GEBREKKIGE SAMENWERKING In Nederland waren de vier grootste steden (G4) Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht al langer vragende partij om samen een strategie tegen dakloosheid te ontwikkelen. Rond die problematiek heerste een sense of urgency. Omvang en zichtbaarheid van dakloosheid nam alleen maar toe terwijl de organisatie van de thuislozenzorg op één been mankte. In 2006 beantwoordde de Nederlandse overheid de vraag voor een gemeenschappelijke aanpak en stelde samen met die steden het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang op. De eerste fase van dit plan bleek een succes: in de vier grote steden werden 9800 dak- en thuislozen van straat gehaald. Sinds 2009 probeert men ook in 39 andere centrumgemeenten de doelstellingen van het plan van aanpak te realiseren. Vooraleer we de succesfactoren van de Amsterdamse aanpak beschrijven, zetten we eerst de knelpunten op een rij waarmee de organisatie van deze zorg in Nederland te kampen heeft. Thuisloosheid is een complexe en meervoudige problematiek. Daarom is samenwerking noodzakelijk tussen verschillende disciplines. Toch wordt er nog te weinig samengewerkt tussen onder andere de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD), de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en de verslavingszorg. Nochtans staat of valt de herankering 44 WWW.ALERTONLINE.BE

van thuislozen met de samenwerking tussen voorzieningen (Davelaar, 2007). Zowel wat betreft diagnostiek als het organiseren van zorgprogramma s vinden organisaties elkaar nog te weinig. Ook de toegang is ondoorzichtig georganiseerd waardoor het voor de cliënt heel moeilijk wordt om op de juiste plaats terecht te komen. Ook in Vlaanderen kennen we gelijkaardige problemen. Heel wat actoren zoals OCMW, CAW, drughulpverlening, geestelijke gezondheidszorg, bijzondere jeugdzorg, gehandicaptenzorg en het gevangeniswezen worden geconfronteerd met thuislozen. Maar een gemeenschappelijke aanpak van het probleem is er ook bij ons nog niet. VRAGEN BIJ VRAAG EN AANBOD Door een gebrek aan instroom- en doorstroomcijfers (Heineke, 2006), heeft Nederland ook geen zicht op tekorten in het aanbod. In welke mate sluit het aanbod aan op de vraag? We weten het niet. Ook in Vlaanderen hebben we hier momenteel geen goed zicht op, al is er sprake van beterschap. Een recent federaal onderzoek werpt een licht op de OCMW hulpverlening aan dak- en thuislozen (De Boyser e.a, 2009) en het CAW brengt de laatste jaren zijn hulpverlening in kaart. Recent cijfermateriaal wijst op een tekort aan residentiële opvang (Hermans e.a., 2007; Degroof e.a. 2009), al is het voorlopig niet mogelijk om dit tekort correct in te schatten. Want ook aan de vraagzijde is troebelheid troef. Dat heeft veel te maken met de gebrekkige wijze waarop de Vlaamse thuislozenzorg registreert. Uit de registratiecijfers valt niet af te leiden of iemand die een vraag naar opvang stelt, ook een thuisloze is. We weten dus niet hoeveel thuislozen de vraag naar opvang stellen. Wel stellen we vast dat thuislozen opgevangen worden daar waar een opvangplaats beschikbaar is (Van Regenmortel e.a., 2006). Zo dreigen thuislozen opgevangen te worden in regio s die ver verwijderd liggen van hun regio van afkomst. Dit bemoeilijkt het werken aan het herankeren van de thuisloze. De eerste fase van dit plan bleek een succes: in de vier grote steden werden 9800 dak- en thuislozen van straat gehaald. Een derde Nederlands knelpunt is de duurtijd van de opvang (Heineke, 2006). De opvang verstopt doordat ze voor te veel mensen een permanente voorziening geworden is. Hierdoor ontstaan er wachtlijsten en blijven mensen aangewezen om op straat te overleven. Bovendien leidt een lang verblijf tot een vorm van institutionalisering en hospitalisatie waardoor daklozen vastraken in het beschermde milieu van de opvang. PLAN VAN AANPAK In Nederland ging in februari 2006 het Plan van aanpak maatschappelijke opvang van start in de vier grote steden. Via een gemeenschappelijke aanpak wil het afrekenen met bovenstaande knelpunten. Die strategie berust op twee pijlers. Een eerste pijler is het aanbieden van een individuele, op maat gesneden begeleiding voor elke dakloze. Voor de vier grote steden komt dit neer op een individueel trajectplan voor 21.800 daklozen. Er werd geopteerd om te beginnen met 10.150 werkelijke en residentiële daklozen. Om deze persoonlijke trajectplannen te kunnen aanbieden, is een tweede pijler noodzakelijk: een 100% naadloze samenwerking tussen alle betrokken partijen en instanties. Er werden strategische doelstellingen geformuleerd die vertaald worden in meetbare indicatoren. Zo werd er voor 2010 voor alle 10.000 dak- en thuislozen een trajectplan opgesteld. Deze mensen worden voor zover mogelijk voorzien van inkomen, passende huisvesting, effectieve ondersteuning, zorg, zinvolle dagbesteding en werk. Men wil ook een eind maken aan dakloosheid ten gevolge van uithuiszetting, ontslag uit de gevangenis of uitval uit zorginstellingen. Ook de overlast die deze groep veroorzaakt, moet naar omlaag. Niet onbelangrijk is het financiële plaatje van dit Plan. De Nederlandse overheid maakte een budget van 170.000.000 vrij opdat de G4 in 2006-2009 dit plan zouden kunnen uitvoeren. Van dit bedrag is tweederde afkomstig van de ziektekostenverzeke- Lessen uit Amsterdam POW ALERT JAARGANG 36 NUMMER 3 JULI 2010 45

BESTRIJDING VAN THUISLOOSHEID ringen en éénderde van de gemeentelijke begroting. Typisch voor dit plan is dat het een nationale en lokale component heeft. Aan de ene kant komen de vier steden met de overheid de gemeenschappelijke doelstellingen overeen. De lokale overheden zijn verplicht om deze doelen te realiseren. Over de wijze waarop ze dit doen, beslissen ze in grote lijnen zelf. EROPAF IN AMSTERDAM Vóór 2006 kenmerkte de thuislozenproblematiek in Amsterdam zich als volgt: 4000 dak- en thuislozen, geen specifieke controle op de instroom en uitstroom in de opvangcentra en regelmatig overlast in specifieke stadsdelen. Met het Plan van Aanpak moest dat veranderen. Om daar concreet werk van te maken, plakte Amsterdam cijfers op de verschillende doelstellingen van dat Plan. Voor 3600 dak- en thuislozen moest een individueel trajectplan opgestart worden. 60% van dit aantal moet een stabiele mix hebben van woon en leefomstandigheden. Amsterdam beoogde om het aantal uithuiszettingen met 30% te verminderen en de overlast met 70 terug te dringen. Een aantal nieuwe hulpverleningsprogramma s en projecten moest deze ambitieuze doelstellingen mee realiseren. Het Eropaf project wil uithuiszetting voorkomen. Het Eropaf team heeft een centraal meld- en coördinatiepunt en werkt samen met onder andere huisvestingsmaatschappijen, deurwaarders, welzijnsdiensten en energiebedrijven. Ze gaan mensen met een complexe problematiek, gaande van verslaving en psychiatrische problematiek tot vereenzaming en (zelf)vervuiling, actief benaderen. Ze zoeken die mensen op die niet uit eigen beweging de hulpverlening opzoeken. Deze blijven vaak buiten beeld. Het doel is om uithuiszetting te vermijden en de buurt voor iedereen leefbaar te maken. Sinds 2009 melden de huisvestingsmaatschappijen de huurders aan die twee maanden huurachterstand hebben bij het project. Ook de energiebedrijven melden de achterstanden in het betalen van de Typisch voor dit plan is dat het een nationale en lokale component heeft. energiefacturen. Heeft iemand twee of meer maanden achterstand met deze rekeningen dan gaat het team eropaf. Door schuldbeheer en bemiddeling proberen ze uithuiszetting te vermijden. Ze doen dit zonder hoge eisen te stellen aan de cliënt. HET INSTROOMHUIS Om de instroom van cliënten in de zorg te kunnen sturen richtte Amsterdam een centraal punt op: het Instroomhuis. In dit Instroomhuis werken de stedelijke sociale en gezondheidsdienst, het Leger des Heils, de sociale huisvestingsmaatschappijen en diensten voor geestelijke gezondheid en middelenmisbruik samen. Een multidisciplinair team bespreekt elke nieuwe cliënt op de instroomtafel. Dit doen ze op basis van het aanmelding en diagnoseformulier (ADF). Momenteel wordt dit nog op de centrale toegangspunten van de afzonderlijke instellingen voor maatschappelijke opvang ingevuld. Maar het is de bedoeling dat dit in de toekomst ook in het Instroomhuis gebeurt. Met het ADF als uitgangspunt bespreken ze of de cliënt recht heeft op opvang en welke opvang het meest geschikt is. De criteria voor opvang zijn: een geestelijke gezondheidsproblematiek hebben, de Nederlandse nationaliteit of een geldig verblijfsstatuut hebben en minstens twee jaar binding hebben met de regio Amsterdam. Mensen met een te beperkte binding met Amsterdam verwijzen ze door naar hun plaats van herkomst. Illegale immigranten kunnen niet in het Instroomhuis terecht. Aan de instroomtafel stellen de hulpverleners een trajectplan op. Dit is een individuele route uit de dakloosheid met een structurele oplossing als richtpunt. Ze kiezen de meest geschikte vorm van opvang voor de cliënt en schakelen de nodige hulpverlening in. Om de cliënt zo goed mogelijk te begeleiden en uitval zoveel mogelijk te vermijden, stellen ze een trajectbegeleider aan die het trajectplan opvolgt. Deze trajectbegeleider is een hulpverlener van de organisatie die de meeste zorg levert aan de cliënt. Vervolgens is er elke 3 maand een evaluatie van de cliënt. Wanneer een trajectbegeleider zijn cliënt geschikt 46 WWW.ALERTONLINE.BE

acht om zelfstandig alleen te wonen, draagt hij hem voor aan de uitstroomtafel. Het multidisciplinaire team zoekt een passende woonruimte en gaat na welke verdere hulp nodig is. Na de uitstroom vindt er elk half jaar een evaluatie plaats van de cliënt. Naast de intake biedt het Instroomhuis tijdelijke huisvesting aan 40 mensen. De maximumverblijfsduur is 6 weken en dit verblijf geeft de hulpverleners de mogelijkheid om een grondige intake uit te tekenen. Vooraf werd gevreesd dat de thuislozen zo n zware intake niet zouden aanvaarden en dit zouden uiten door agressief gedrag. Dit blijkt niet het geval te zijn: de tijdelijke bewoners zijn tevreden over de aanpak. Er is bovendien een bewonersvergadering zodat ze hun mening over de opvang kwijt kunnen. Essentieel is dat het Instroomhuis een gedeelde verantwoordelijkheid is van alle partners. Het bespreken van cliënten aan de instroomtafel met al deze partners is niet altijd evident, maar het zorgt er wel voor dat er na verloop van tijd een gemeenschappelijke visie groeit. EERST HUIS, DAN HULP Het Plan van aanpak stimuleerde ook de bouw van nieuwe vormen van huisvesting. Deze nieuwe huisvesting is telkens gericht op een bepaald type van thuisloze en is afhankelijk van de behoefte en mate van zelfstandigheid van de cliënt. We willen hier vooral stilstaan bij de Discus woningen die een operationalisering zijn van het uit de VS overgewaaide Housing First aanpak. Discus biedt langdurig dakloze mensen met ernstige en complexe problemen een woning aan. Het motto hierbij is: 'Eerst het huis, dan de hulp. Dit Housing First project werd in Amsterdam in 2004-2005 opgestart na een inspirerend bezoek aan New York waar deze aanpak al enkele jaren effectief blijkt. De doelgroep bestaat uit dak- en thuislozen met een meervoudige problematiek. De meeste van hen leven al enkele jaren op straat. De Housing First aanpak gaat in tegen de meer courante benadering om iemand eerst woonklaar te Essentieel is dat het Instroomhuis een gedeelde verantwoordelijkheid is van alle partners. maken. Dit woonklaar zijn omvat vaak een verslaving onder controle hebben of werk hebben. Housing First draait deze logica resoluut om. Ze bieden mensen eerst een woning aan. De rust en stabiliteit die de eigen woonst meebrengt, kan vervolgens de basis vormen om aan andere gebieden te werken. Vooral bij mensen die al jaren op straat leven kan deze aanpak nodig zijn. Door het leven op straat leren mensen vaak een overlevingsvorm aan die moeilijk past in de meer geregelde opvanginitiatieven. Hierdoor dreigt de opvang wel eens mis te lopen en zien zowel de opvanginitiatieven als de dakloze een verdere samenwerking niet meer zitten. In de Discus woningen moeten de bewoners voldoen aan twee vereisten: geen overlast veroorzaken en op tijd de huur betalen. Verder krijgen ze ook eenmaal per week bezoek van een hulpverlener van het Discus team. Het team bestaat uit woonbegeleiders en psychiatrisch verpleegkundigen en is permanent bereikbaar. Aanvullende bezoeken en begeleiding bieden ze aan, afhankelijk van de wil van de cliënt. Naast praktische hulp ligt de focus bij deze bezoeken op het gedrag en de vaardigheden van de cliënt in plaats van op stoornissen. De hulpverleners stimuleren de cliënten om hun persoonlijke drive en ambitie te vinden. Op die manier kunnen ze hun plek in de samenleving vullen met zinvolle dagelijkse activiteiten. De Discus woningen liggen verspreid over de stad. Bij de selectie van de woonst houden de medewerkers rekening met de kenmerken van de cliënt. Zo plaatsen ze geen lawaaierige cliënt in een oud en slecht geïsoleerd huis. Komen er klachten van buren dan krijgt de bewoner drie maanden de tijd om zijn gedrag te verbeteren. Indien er geen verbetering is, dan is er de mogelijkheid om aan huisruil te doen of moet de cliënt zijn woning teruggeven. Op dit moment huisvest Discus 69 mensen. De uitval is klein en 53 cliënten leiden een 'gewoon' leven. Acht personen moesten hun woning teruggeven en acht anderen verwisselden van woonst. Een eerste evaluatie van dit Discus project Lessen uit Amsterdam POW ALERT JAARGANG 36 NUMMER 3 JULI 2010 47

BESTRIJDING VAN THUISLOOSHEID is gepland voor het einde van 2010. Naast Nederland kiezen nog enkele andere landen voor de Housing First aanpak zoals Finland en Zweden. Onderzoek toont aan dat de aanpak mensen op lange termijn uit het opvangcircuit houdt en dat de aanpak tevens kosteneffectief is. Er ontstaat namelijk een win-win situatie: het geld dat de overheid besteedt aan huisvesting en begeleiding wordt terugverdiend op het niveau van politie en justitie. MARTIEN SCHAAPERHUIS Sinds eind 2008 huisvest het Martien Schaaperhuis 60 dak- en thuislozen. De cliënten zijn mannen en vrouwen van 18 tot 60 jaar met een psychiatrische problematiek. Ze kunnen er maximum drie jaar terecht. Het Martien Schaaperhuis is een trainingshuis waar mensen de vaardigheden aangeleerd krijgen die nodig zijn om zelfstandig te wonen. Deze vaardigheden zijn breed gaande van aspecten van wonen en werken tot onderwerpen gerelateerd aan de (geestelijke) gezondheid. De drie verdiepingen van het gebouw verschillen in woonvorm en de mate van begeleiding die de cliënten ontvangen van de 16 medewerkers. Het huis heeft ook enkele appartementen met een aparte hoofdingang voor zelfstandig wonen. In deze appartementen delen telkens twee personen een keuken en badkamer. Op de begane grond bieden enkele sociale ondernemers de mogelijkheid om te werken. Daarnaast herbergt het gebouw een eigen restaurant, waar cliënten goedkoop en lekker kunnen eten. Voor de geïnteresseerden zijn er ook kooklessen. De locatie van het Martien Schaperhuis is een steigereiland even buiten het centrum van Amsterdam. In de nabije buurt wonen veel gezinnen. In eerste instantie bleek vanuit deze buurt veel weerstand te komen. Maar door de inspanningen van het Martien Schaaperhuis zijn de relaties met de buurt al sterk verbeterd. Zo verkopen de bewoners kerstbomen in de buurt of helpen ze een buur wel eens bij een verhuis of bij het verzorgen van zijn tuin. En op Naast praktische hulp ligt de focus bij deze bezoeken op het gedrag en de vaardigheden van de cliënt in plaats van op stoornissen. de Open Huis dag mogen de buurtbewoners een kijkje komen nemen achter de muren van het Martien Schaaperhuis. Hoe en naar waar de bewoners van het Martien Schaperhuis doorstromen is voorlopig nog niet duidelijk omdat de organisatie nog maar een goed jaar bestaat. TUSSENTIJDS RAPPORT De realisatie van het Plan van Aanpak wordt opgevolgd door het Trimbos Instituut. Dit onafhankelijk onderzoeksinstituut heeft een nationaal monitoringsysteem ontwikkeld en de vier grote steden moeten jaarlijks hun registratiegegevens overmaken. Op basis hiervan kunnen we voor de eerste periode 2007-2009 een aantal tussentijdse resultaten op een rijtje zetten. De resultaten van 2009 tonen dat 3814 dak- en thuislozen in Amsterdam een individueel trajectplan hebben. 2679 van hen zijn in een 'stabiele mix'. Dit betekent dat zij minimum 3 maanden stabiele huisvesting hebben, een geregulariseerd inkomen, regelmatig contact hebben met de ondersteunende diensten en een vorm van dagelijkse bezigheid. In 2009 waren er in het Instroomhuis 356 nieuwe aanmeldingen. Het totaal aantal uithuiszettingen daalde met 43% ten opzichte van 2005. Deze daling komt door de goede preventieve acties van het Vroeg Eropaf team. De daling is des te opvallender omdat het totale aantal van de uithuiszettingen in de andere Nederlandse steden stijgt. Van de 356 nieuwe aanmeldingen in 2009 komen slechts 13 personen recent uit de gevangenis. Dit is het resultaat van het project Zorg na detentie. Van de 356 nieuwe aanmeldingen in 2009 komen er nog 5 uit de zorgsector. Onder de zorgsector valt hier zowel jeugdzorg, psychiatrie als ziekenhuizen en verslavingszorg. Bij de interpretatie van deze resultaten is de manier van registreren een belangrijke factor. Bij aanmelding registreert de hulpverlener namelijk de woonsituatie van de afgelopen 30 dagen. Mensen waarvan het verblijf in de gevangenis of zorginstelling meer dan een maand voor de aanmelding viel, worden dus 48 WWW.ALERTONLINE.BE

Lessen uit Amsterdam Lisa Van Damme niet geregistreerd als verlater van een instelling. Dit is een belangrijke nuancering van het positieve resultaat. Vaak vindt deze groep gedurende een aantal maanden wel een tijdelijke oplossing en stapt pas dan naar de opvang. Het antisociaal gedrag en de overlast door daklozen is sterk afgenomen. Zo getuigt de politie van 90% minder overlast in het centrum van Amsterdam. De overlast gaan ze na door het aantal mensen met een trajectplan te registreren die 5 keer of meer per jaar in aanraking komen met politie of justitie. Ook hebben de vier grote steden de opbrengsten van de investeringen proberen te berekenen. Elke euro die Nederland investeert in huisvesting voor thuislozen, is goed voor een besparing van twee euro bij politie en justitie. Door de sterke daling van de overlast kunnen politie en justitie dus andere taken opnemen die in het verleden door de Een goed plan heeft een duidelijke visie. overlast onder druk stonden. Dit soort van kosteneffectieve metingen zijn in het internationaal onderzoek relatief schaars. Deze cijfers leren dat het goed zou zijn om ook in dit soort van economische evaluaties te investeren. AMSTERDAM WIJST DE WEG? In het algemeen is de Nederlandse aanpak succesvol. Daarom bekeken we samen met Féantsa en vertegenwoordigers van vijf andere Europese steden wat we nu kunnen leren uit de Amsterdamse benadering. Typisch is dat er sprake is van een combinatie van een nationale en lokale strategie ter bestrijding van thuisloosheid. De grote steden hebben samen met de nationale overheid een gemeenschappelijk actieplan geformuleerd. Wil zo n actieplan voor thuislozen werken dan zijn enkele punten noodzakelijk. POW ALERT JAARGANG 36 NUMMER 3 JULI 2010 49

BESTRIJDING VAN THUISLOOSHEID Een goed plan heeft een duidelijke visie. Het Nederlandse Plan van Aanpak stelt duidelijk wat het probleem is, waar men naartoe wil en hoe dat zal gebeuren. Het is nodig om voldoende tijd vrij te maken om deze visie op punt te stellen. Zeker omdat er bij een dergelijk plan zoveel verschillende partijen betrokken zijn. Er is niet enkel een gemeenschappelijke visie nodig over het doel van de aanpak maar ook over de verschillende concepten. De stad Amsterdam leerde met vallen en opstaan dat het nodig is om dit alles van in het begin duidelijk te stellen. Welke organisatie doet wat en wat houdt dit concreet in? Zo kunnen de partijen de verwachtingen juist afstemmen. Een goed plan vereist ook samenwerking tussen een breed scala van diensten. Wil een plan om thuisloosheid te verminderen slagen, dan is er de actieve participatie nodig van alle diensten en sectoren die met de doelgroep in aanraking komen. Niet enkel de welzijnsdiensten, lokale overheden, geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg maar ook de sociale huisvestingsmaatschappijen, de politie en juridische diensten zijn hiervoor nodig. Om het maximale uit de samenwerking te halen, is het nodig om de verwachtingen duidelijk te stellen en misverstanden zoveel mogelijk te vermijden. Na drie jaar stelt Amsterdam vast dat dit een uitdaging blijft. Enkel goede afspraken en regelmatig evalueren en bijsturen zijn noodzakelijke ingrediënten om de samenwerking succesvol te maken en te behouden. Een goed plan is ook integraal. Dit betekent dat het plan rekening houdt met de thuisloze maar ook met de andere stadsbewoners. Voor de thuisloze omvat een goed plan acties op alle levensdomeinen die belangrijk voor hem zijn: huisvesting, (geestelijke) gezondheidszorg, inkomen, vrije tijd. Thuisloosheid kan dus enkel aangepakt worden op een integrale of transversale wijze. Ook wordt er zowel gekeken naar het voorkomen van de instroom in thuisloosheid als naar het versnellen van de uitstroom uit voorzieningen door het ontwikkelen van nieuwe en alternatieve woonvormen. Tegen de wil moeten Elke euro die Nederland investeert in huisvesting voor thuislozen, is goed voor een besparing van twee euro bij politie en justitie. buiten slapen, moet ten alle prijzen vermeden worden. Het huisvesten van thuislozen heeft tevens gevolgen voor de overige stadsbewoners. Het is nodig om hierbij stil te staan en waar mogelijk te anticiperen op negatieve reacties. Dergelijke initiatieven kunnen bij het algemene publiek bijval oogsten zolang het maar niet te dicht in hun buurt is. Dit NIMBY of Not in my backyard fenomeen kan je tegengaan door met de buurt samen te werken. Het Martien Schaaperhuis is hiervan een mooi voorbeeld. GRENZEN EN GELD Een goed plan kent ook de eigen grenzen. Het stelt duidelijk wie de doelgroep is van het project, welke de doelen zijn en hoe de realisatie ervan het best wordt gemeten. Zo is het Nederlandse Plan van Aanpak gericht op de Nederlandse dak- en thuislozen. Het aanbod is niet toegankelijk voor illegale immigranten. Deze mensen kunnen wel terecht in enkele tijdelijke opvanginitiatieven. Nederland koos resoluut om de bevoegdheid voor vluchtelingen en mensen zonder papieren toe te wijzen aan het departement Justitie. Tijdens de meeting was dit één van de thema s waarrond geanimeerd gediscussieerd werd. Het blijft onduidelijk wat de verantwoordelijkheden zijn van lokale besturen met betrekking tot deze doelgroep. Een goed plan heeft een gepaste financiering. Een visie en een stevige portie ambitie is onvoldoende voor de uitvoer van het plan. Er is voldoende financiering nodig om zo n grootschalig plan te realiseren. Financiering is nodig voor de uitbouw van nieuwe huisvesting maar ook om het personeel te trainen in deze nieuwe methodieken. De economische crisis zal zich later voelen in de komende jaren. Dit kan leiden tot bezuinigingen in overheidsuitgaven en de begrotingen van lokale overheden. Deze crisis is een extra uitdaging voor vele steden. Vooral omdat de crisis een verhoogde kwetsbaarheid voor dak- en thuisloosheid tot ge- 50 WWW.ALERTONLINE.BE

volg heeft. Tijdens de meeting wees Amsterdam op de besparingen die zij moeten doorvoeren. Langetermijnafspraken en financieringen kunnen hier soelaas bieden. Tegelijkertijd kan het succes van het plan ervoor zorgen dat het probleem minder zichtbaar wordt en dus de sense of urgency vermindert. Dit is nu het geval in Amsterdam. Omdat de overlast sterk gedaald is, zijn de lokale en nationale politici minder overtuigd dat er nog een echt probleem is op het gebied van dak- en thuisloosheid. Omdat de overlast sterk gedaald is, zijn de lokale en nationale politici minder overtuigd dat er nog een echt probleem is op het gebied van dak- en thuisloosheid. ONDERZOEK EN CONTINUÏTEIT Een goed plan steunt op wetenschappelijk onderzoek. Om een goed thuislozenbeleid te voeren, is zicht nodig op de kenmerken van thuislozen en het traject dat ze hebben afgelegd. Deze beide factoren kunnen zinvol zijn zowel voor de preventie van thuisloosheid als het voor het opvang- en begeleidingsaanbod. Opvallend is in de eerste plaats dat het gerenommeerde Trimbos Instituut de monitoring van het aanbod van en de vraag naar thuislozenzorg op zich neemt. Ook zijn de lokale beleidsmakers in Amsterdam ervan overtuigd dat onafhankelijk onderzoek een ontegensprekelijk onderdeel moet vormen van de beleidscyclus. Enkel op die manier kan de situatie op een meer objectieve wijze in kaart gebracht worden. Tijdens de meeting in Amsterdam werd een pleidooi gehouden om blijvend te investeren in onderzoek naar thuislozen. Voor de preventie van thuisloosheid is het belangrijk om een beter zicht te krijgen op de weg die mensen afleggen voordat ze in thuisloosheid terechtkomen. Enkele negatieve levensgebeurtenissen en stresssituaties blijken vaak voor te komen. Bijvoorbeeld: verliesen scheidingservaringen in de jeugd, problematische gezinssituatie, relatiebreuken, afbreken van sociale contacten, verblijf in instellingen, psychische problemen, verslavingsproblematiek. De opstapeling van verschillende risicofactoren vergroot het risico om thuisloos te worden en te blijven (Van Regenmortel, 2006). Diverse onderzoeken halen dezelfde risicofactoren aan. Het is echter veel moeilijker om een zicht te krijgen op de weg die mensen afleggen naar thuisloosheid en om een inzicht te krijgen in het moment wanneer en hoe het best wordt ingegrepen. Het is vooral efficiënt om het moment van de overgang naar thuisloosheid te bekijken. Hoe korter mensen in de thuisloosheid zitten, hoe meer kans er is op een meer succesvolle herhuisvesting. Op tijd ingrijpen, blijkt vaak meer kosteneffectief dan een algemene preventieve aanpak. Dat wordt bevestigd door Iers onderzoek dat jongeren opvolgt na hun verblijf in de jeugdzorg (Mayock & O Sullivan, 2007). Daar werd onderzocht waarom sommige jongeren in de thuisloosheid terechtkomen en anderen niet. De resultaten tonen aan dat algemene preventie hier vaak zeer duur is. Belangrijker is om zo snel mogelijk te reageren wanneer dak- en thuisloosheid dreigt. Een goed plan investeert in een zorgcontinuüm. Bij het uittekenen van een thuislozenbeleid is oog nodig voor de diversiteit in de thuislozenpopulatie. Niet elke thuisloze is gebaat met dezelfde aanpak en dezelfde vorm van huisvesting. Zo wil niet iedereen verblijven in een opvangcentrum waar ze de regels moeten volgen. Voor deze mensen kan een individuele woonst met een beperkte begeleiding zoals Housing First de ideale oplossing zijn. Anderen verkiezen juist een plek waar ze begeleiding krijgen en kunnen samenwonen met anderen. Belangrijk is er voor te zorgen dat er een breed aanbod is dat aandacht heeft voor de specificiteit van doelgroepen en dat zowel inzet op nachtopvang als op begeleid wonen, Housing First en een verhoogde toegankelijkheid van de sociale huisvestingsactoren. OPVOLGING EN BEGELEIDING Een goed plan heeft een langetermijnvisie. De eerste fase van het Plan van Aanpak is beëindigd. Die was gericht op de reële en residentiële thuislozen. De tweede fase, overeengekomen in februari 2010, zal lopen van 2010 tot 2013. In deze tweede fase richten de doelstellingen zich op de potentiële Lessen uit Amsterdam POW ALERT JAARGANG 36 NUMMER 3 JULI 2010 51

BESTRIJDING VAN THUISLOOSHEID dak- en thuislozen en het herstel van residentiële dak- en thuisloosheid. In de eerste fase lag de nadruk op kwantitatieve maatregelen zoals het aantal op maat gemaakte plannen en het verminderen van overlast. In de tweede fase staan meer kwalitatieve maatregelen centraal. In deze fase zal de nadruk liggen op het verhogen van de participatie van dak- en thuislozen aan het maatschappelijk proces. Tegelijkertijd willen de vier grote steden hun aanpak ter preventie van thuisloosheid versterken en de uitstroom uit opvangplaatsen versnellen. In Amsterdam zijn de meest dringende problemen de laatste 4 jaar opgelost: de meerderheid van de mensen is van de straat. Overlast en antisociaal gedrag namen sterk af. Nu blijft echter de uitdaging om deze resultaten te behouden. Amsterdam staat voor nog grotere uitdagingen: hoe de resultaten behouden? Hoe mensen bewegen uit de opvangcentra naar permanente huisvesting? En hoe betere resultaten bekomen bij de preventie van dakloosheid? Men wil nog meer investeren in Housing First en andere permanente woonvormen. Maar de huidige besparingen op nationaal niveau en een afnemend gevoel van politieke urgentie maakt de voortzetting en het verder uitbouwen van het strategische plan tot een uitdaging. Tot slot heeft een goed plan een duidelijke regisseur. In Nederland heeft een sterke decentralisatie van het welzijnsbeleid en van de thuislozenzorg plaatsgevonden. Dit zorgt ervoor dat voorzieningen en sectoren op het lokale niveau dienen samen te werken en hiervoor gefinancierd worden door de lokale overheid. Tegelijkertijd mag dit niet uitmonden in een sterk hiërarchische relatie. De lokale overheden beschikken vaak niet zelf over de expertise en methodieken om met deze doelgroepen te werken. Hiervoor is samenwerking met niet-gouvernementele organisaties een must. Enkel als alle partijen overtuigd zijn van de win-win situatie zal de aanpak slagen. De lokale overheden beschikken vaak niet zelf over de expertise en methodieken om met deze doelgroepen te werken. UITDAGINGEN BIJ DE VLEET Na de eerste helft van het lange termijnplan, komen een aantal nieuwe uitdagingen bovendrijven. De beslissing om de aanpak in de eerste fase te richten op mensen die op straat of in opvangvoorzieningen leven, houdt ook nadelen in. Net omdat deze groepen nu minder zichtbaar zijn in de samenleving neemt ook de beleidsaandacht af. Maar tegelijk houdt een brede strategie in dat het veel vraagt van al die voorzieningen om al die nieuwe benaderingen en methodieken te integreren in hun werking. De ambtenaren zijn er zich van bewust dat ze nog meer dan vroeger hun politici ervan moeten overtuigen dat de lange termijnplanning belangrijk blijft. Een tweede uitdaging is hoe de toegang tot de reguliere huisvestingsmarkt nog versterkt kan worden. De mensen zijn nu van straat. De woningcorporaties investeren wel in nieuwe woonvormen, maar ze blijven toch terughoudend om volmondig voor deze doelgroep te kiezen. Ook het succes van de Discus woningen plaatst de thuislozenzorg voor uitdagingen. Dit initiatief roept heel wat vragen op over de traditionele benadering in de thuislozenzorg die geïnspireerd is op de woonladder of op het staircase model. Pas als een thuisloze voldoende problemen onder controle heeft, kan hij volgens deze benadering zelfstandig gaan wonen. De Housing First benadering breekt met deze veronderstelling. De grootste uitdaging blijft de groep van mensen zonder papieren die op dit moment niet gevat worden door de nationale strategie ter bestrijding van thuisloosheid. Een meer Europese benadering van deze problematiek was voor de deelnemers aan de meeting noodzakelijk. In Vlaanderen gaan steeds meer stemmen op om een Vlaamse strategie ter bestrijding van thuisloosheid verder te ontwikkelen. Het Nederlandse beleid kan niet zomaar gekopieerd worden naar Vlaanderen maar bevat toch heel wat leerpunten. We denken hierbij aan het uitgesproken preventieve beleid om uithuiszettingen te vermijden, de bijzondere 52 WWW.ALERTONLINE.BE

aandacht voor de ex-en (ex-gevangenenen, ex-patiënten uit de psychiatrie, jongeren met een instellingsverleden, ), het belang van een onafhankelijke wetenschappelijke evaluator, de ambitieuze én meetbare doelstellingen, de bijzondere samenwerking tussen de vier steden en de landelijke overheid, de experimenten met alternatieve woonvormen, de centrale voordeur van de thuislozenzorg per stad. Tegelijkertijd wijst deze benadering op de complexiteit van de thuislozenproblematiek en de verwevenheid met het migratievraagstuk. Lessen uit Amsterdam Evelien Demaerschalk en Koen Hermans zijn verbonden aan LUCAS, Centrum voor zorgonderzoek en consultancy. Reageren kan via koen.hermans@soc.kuleuven.be. Verwijzingen Davelaar, M., van Dongen, M., Rijkschroeff, R. & Flikweert, M. (2007), Van de straat aan het werk. Dagbesteding en activering voor dak- en thuislozen in Rotterdam, Verwey- Jonker Instituut. De Boyser, K., Linchet, S., van Dijck L., Casman M.T., Dierckx D., & Vranken J. (2009), Onderzoek naar de OCMWhulpverlening aan dak- en thuislozen, Antwerpen, Universiteit Antwerpen. De Groof, M., Daems, A. en Hermans, K. (2009), Het ontwikkelen van indicatoren voor de programmatie van het algemeen welzijnswerk, Leuven, Lucas. Hermans, K., Decoster, I. en Van Audenhove, C. (2007), Bed Bad Brood. Laagdrempelige opvang voor thuislozen, Leuven, Garant. Heineke, D. (2006), Centrale voordeuren in de maatschappelijke opvang. Het verbeteren van de in- en doorstroom in de maatschappelijke opvang, Utrecht, NIZW Sociaal Beleid. Mayock, P. & O Sullivan, E. (2007). Lives in crisis: Homeless young people in Dublin, Dublin, The Liffey Press. Van Regenmortel, T., Demeyer, B., Vandenbempt, K. & Van Damme, B. (2006), Zonder (t)huis. Sociale biografieën van thuislozen getoetst aan de institutionele en maatschappelijke realiteit, Leuven, LannooCampus. Onderdak Amsterdam, www.amsterdambiedtonderdak.nl Eropaf, www.eropaf.org Habitact, www.habitact.eu Martien Schaaperhuis, http://www.martienschaaperhuis.nl Feantsa, www.feantsa.org POW ALERT JAARGANG 36 NUMMER 3 JULI 2010 53